Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 225
| ||
Gepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Over zoutkristallen in regenwater en schaarden in een mes. | ||
Opmerkingen:In het manuscript is het cijfer van de datum met een andere kleur inkt ingevuld. Ook de zin aan het einde van de negende alinea is met andere inkt geschreven. Een eigentijdse, Engelse vertaling bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 1997, Early Letters L.3.32; 4 foliobladzijden. Op deze vertaling staat geschreven: Entered in to Letterbook 13, pag 116. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 9 juli 1701, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 224). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) aant. 2 bij Brief 216 [130] van 27 juli 1700, in dit deel. | ||
Letter No. 225
| ||
Published in:
| ||
Summary:On salt crystals in rain-water and notches in a knife. | ||
Remarks:In the MS the figure of the date has been filled in with ink in a different colour. The sentence at the end of the ninth paragraph is written with different ink as well. A contemporary English translation in manuscript is to be found in London, Royal Society, MS 1997, Early Letters L.3.32; four folios. On this translation has been written: Entered into Letterbook 13, pag. 116. The letter was read out in the meeting of the Royal Society of 9 July 1701, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 224). See for the Old Style (O.S.) note 2 to Letter 216 [130] of 27 July 1700, in this volume. | ||
D'Hr John ChamberlaijneGa naar voetnoot1 Delft in Holland den 21e junij 1701.
Wel Edele Heer.
Ik hebbe UEd: aangename vanden 13e April 1701. ontfangen de welke in geslooten was, inde brief vande Ed: Heer Hans SloaneGa naar voetnoot2, waar in UEd: versoekt van mij te weten, Ga naar margenoot+Of ik het gekookt water, dat seer verandert van smaak, na dat menGa naar voetnoot3 meer of minder laat kookenGa naar voetnoot4, ende dat UEdt: ditGa naar voetnoot5 hebt eerst geobserveert doenGa naar voetnoot6 in Holland woonde, daar sij sig veel dienen van regen water, voornamentlijk om The te drinken. Het is onmogelijk te seggen, (soo spreekt UEd:) wat onderscheijt ik heb ondervondenGa naar voetnoot7, tusschen het selve water, een quartier (bij exempel) of een half ure gekookt, het geene sonder twijffel komt vande geesteGa naar voetnoot8 of zoute (gelijk gij 't welGa naar voetnoot9 noemt) vant water, ende de verandering vande smaak, komt vande verandering vande gedaante, of te figuurGa naar voetnoot10 van het selve zoute, die de oorspronk van alle smaak is, want anders alle wateren souden even eens smakenGa naar voetnoot11. Ga naar margenoot+Ik moet hier op tot UEd: seggen, dat ik verscheijde malen het Regen water hebbe beschouwtGa naar voetnoot12, maar noijt en sijn mijn gedagten gekomen, om te ondersoeken offer eenig verschil is, inde souten van water, dat weijnig gekooktGa naar voetnoot13, ofte aan het kooken komt, ende het geene dat eenige tijd gekookt is, hoe wel ikGa naar voetnoot14 verscheijde malen en meer als mij lief was, de The te drinken is gegeven, die met water getrokken was, dat niet genoeg gekookt was, te meer om dat het The drinken des naarmiddaags mijn gewoonte isGa naar voetnoot15. | ||
Mr. John ChamberlaijneGa naar voetnoot1 Delft in Holland, the 21st of June 1701.
Honoured Sir,
I have received your welcome letter of the 13th of April 1701, which was enclosed with the letter of Mr. Hans SloaneGa naar voetnoot2, in which you request me to let you know Ga naar margenoot+whether you have remarked the same thing as I did about the boiled water, the taste of which changes very much according as it is boiled longer or shorter, and that you observed this for the first time when you were in Holland, where they often use rain-water, in particular for drinking tea. It is impossible to tell (you say) what difference I have found between this water when it has been boiled (for instance) for a quarter of an hour or half an hour, which is no doubt due to the spirit or salt (as you rightly call it) of the water; and the change of the taste is caused by the change of the form of the crystals of the said salt, which is the origin of every taste, for otherwise all kinds of water would taste the sameGa naar voetnoot3. Ga naar margenoot+To this I have to say to you that I have observed rain-water several timesGa naar voetnoot4, but it has never occurred to me to examine whether there is any difference in the salts of water that has been boiled for a short time, or which is beginning to boil, and that which has been boiled for some time, although several times, and more often than cared, I have been given to drink the tea which had been brewn with water that had not been boiled long enough, the more so because it is my custom to drink tea in the afternoonGa naar voetnoot5. | ||
Ik hebbe dan het Regen water genomen, dat in dese tijdGa naar voetnoot16 een quartier van een ure gekookt hadde, om dat wanneer het soo lang gekookt heeft, men seijt de raeuwigheitGa naar voetnoot17 is dan weg, dusGa naar voetnoot18 noemt men de quade of onaangename smaak, die het niet wel gekookte water heeft. Dog inde winter als de sneeuw gesmolten is, moet het langer kooken, sal het aangenaam zijn. Alsmen nu 't mijnen Huijse twijffelt, of het water genoeg gekookt is, soo proeft men het water, eer men het inde trek-pot bij de The doet, of anders weet......Ga naar voetnoot19 uijt de ruek van het kokende water al seer naGa naar voetnoot20 te oordeelen, of het genoeg gekookt is. Gelijk men nu met het The water doet, soo handelt men ook met het Coffeé water, dog met het Coffeé drinken, en hebbe ik noijt konnen oordeelen, dat het water te weijnig gekookt hadde. Om UEd: te voldoen, soo veel in mijn vermogen is, hebbe ik een droppel regen water genomen, dat men seijde dat genoeg gekookt was, en waar aan ik int The drinken, most oordeelen dat welGa naar voetnoot21 gekookt was. Dit water wort door gaansGa naar voetnoot22 gekookt, in een vertinde water ketel met een deksel op het selve, die daar wel op sluijt, op dat geen rook smaak het waterGa naar voetnoot23 soude aan nemen, welke ketel tot geen ander gebruijk gehouden werd, als om het regenwater daar in te kooken. Dit water meestGa naar voetnoot24 weg gewasemt sijnde, hebbe ik op de buijtekant daar de eerste weg waseminge geschiede, sien leggen veel zout deeltgens, die men welGa naar voetnoot25 voor langwerpige vierzijdige zout deeltgens soude aan sien, welkers dikte ontrent met der selver breete over een quam, waar vanGa naar voetnoot26 veele haar opperste punctig was, over een komende met punctige gesleepe Cristalle, maar als men het naeuwkeurig beschoude sag men klaarGa naar voetnoot27 dat uijt ijder hoek, een puntigheijt was uijtstekende. Wijders waren veel duijsenden van kleijne deeltgens die niet weg gewasemt waren, om welkers kleijnheijt, geen figuur aan de meeste te bekennen was. Ga naar margenoot+Fig: 1: A. en B. vertoonen twee vande sout deeltgens, waar aan men geen punctigeGa naar margenoot+ deelen komt te sien, alsGa naar voetnoot28 aan die geene die met fig: 2. tusschen C.D. en E. werdenGa naar margenoot+ aan gewesen, en welke deelen seer veel sijn, in vergelijkinge van die van fig: 1. AB. | ||
I then took the rain-water that had boiled in this season for a quarter of an hour, because it is said that, when it has boiled so long, the raw taste has then disappeared; that is how the bad or unpleasant taste is called which the water has got which has not been boiled properly. But in winter, when the snow has melted, it must boil longer if the taste is to be pleasant. Now if we doubt at my home whether the water has boiled long enough, the water is tasted before it is added to the tea in the tea pot, or otherwise......Ga naar voetnoot6 knows by the smell of the boiling water with fairly great accuracy whether it has boiled long enough. The same method by which the tea-water is treated is also applied to the coffee-water, but in drinking coffee I have never been able to judge that the water had boiled too short a time. In order to satisfy you as much as I could, I took a drop of rain-water which was said to have boiled long enough and which, as I drank tea, I was bound to judge had boiled properly. This water is always boiled in a tin-coated water-kettle with a lid on it, which fits very well, in order that the water should not assume a taste of smoke. This kettle was not kept for any other use but that of boiling the rain-water therein. When the greater part of this water had evaporated, on the outside, where the first evaporation took place, I saw many salt particles, which might no doubt be taken to be oblong quadrilateral salt particles, whose thickness was about equal to their breadth; the top of many of them was pointed, similar to pointed polished crystals, but if they were observed closely, it was clear that from each corner a point stuck out. Further there were many thousands of small particles which had not evaporated, because of whose smallness no form could be detected on most of them. Ga naar margenoot+Fig. 1 A and B designate two of the salt particles, on which no pointed partsGa naar margenoot+ can be seen, as in the case of those designated in Fig. 2 between C, D, and E, and ofGa naar margenoot+ which parts there are a great many as compared with those of Fig. 1: A, B. | ||
Wijders hebbe ik genomen het Regen water, eer dat het hart kookte, en alleen tot soo verre gekomen was, dat onder op de gront vande water ketel, kleijne lugt belletgens gemaakt wierden, en soo een gerugt veroorsaakte, dat tot onse ooren quam. In dit weg wasemde waterGa naar voetnoot29, hebbe ik mede de verhaalde zout deeltgens in soo een groote menigte gevonden, als in het water dat genoeg gekookt was. ende daarGa naar margenoot+ benevens eenige weijnige zout deeltgens als fig: 3. F.G. en H. welke zout deeltgens ik in het genoeg gekookte water niet en hebbe konnen ontdekken, waar uijt ik een besluijt maakte, of niet welGa naar voetnoot30 de zout deelen, die het ongekookte water een onaangenaame smaak aan brengen, niet die zout deelen zijn, die men Vlug ZoutGa naar voetnoot31 noemt, en welke deelen door het kooken van het water tot inde lugGa naar voetnoot32 werden opgeheven, of uijt het water (om soo te spreeken) verhuijsen. Ga naar margenoot+UEd: gelieft mij ook te vragen, of ik oijt op de scharpteGa naar voetnoot33 van een Scheer-mes hebbe gelet, en datGa naar voetnoot34 de maaksels daar van moete seer besonderlijk wesen, want hoe wel het van louter staal is (segt UEd.) gemaakt, even wel is het met groote koude, of met groote hitte te gelijkGa naar voetnoot35 bedorven, soo dat het teene maalGa naar voetnoot36 niet en snijdt, en men weet daar van geen natuurlijke redenen te geven: enz: Ik moet tot UEd: seggen dat ik veel malen de scharpte van een Scheer-mes hebbe beschout, te meer, om dat ik al overGa naar voetnoot37 veel jaren vijf Scheermessen hebbe beseten, die ik op een Olij-steen selfsGa naar voetnoot38 aan set, en tot mijn gebruijk weet scharp te houden, en onder die isser een dat wel gemonteert, en veel jaren bij mij in geen gebruijkGa naar voetnoot39 is geweest, om dat het hard, en vol scharenGa naar voetnoot40 was. Dit mes laat ik een Messeslijper, die wel eer een Messemaker heeft geweest, sien, dese het Scheermes toetsende, oordeelde dat hij het selve tot een bequaamheijt soude brengenGa naar voetnoot41, met bij voeginge dat hij het selvige sonder water soude slijpen, en het daar door tot sulken hitte te brengen, dat het sagter en getempertGa naar voetnoot42 soude wesen. | ||
Further I took the rain-water before it boiled hard and had only got to the point that underneath, on the bottom of the water-kettle, small air bubbles were formed, which made such a noise that it reached our ears. When this water had evaporated, I also found the said salt particles in such large numbers as in the water that had boiled long enough, and in addition someGa naar margenoot+ salt particles such as in Fig. 3: F, G, and H, which salt particles I was not able to detect in the water that had boiled long enough. From this I concluded whether perhaps the salt particles which impart an unpleasant taste to the unboiled water are not those salt particles which are called volatile saltGa naar voetnoot7 and which, as a result of the boiling of the water, are raised into the air or leave the water (as it were). Ga naar margenoot+You were also pleased to ask me whether I have ever paid attention to the edge of a razor, and whether its construction must be very special, for although it is made of pure steel (you say), still in great cold and in great heat it is spoiled, so that it does not cut at all; and no natural reasons can be given for this. I have to tell you that I have observed several times the edge of a razor, the more so because I have possessed for many years five razors, which I myself ground on a hone and succeed in keeping sharp for my use, and among them there is one which is well mounted and for many years has not been used by me because it was hard and full of notches. I showed this razor to a knife-grinder, who was formerly a cutler. When he tested the razor, he was of opinion that he could make it suitable for use, adding that he would grind it without water and thus heat it so much that it would be softer and less brittle. | ||
Dit ScheermesGa naar voetnoot43 schoon het redelijk wel snijt, en daar ik dienst van hebbe, is egter met seer veel kleijne Schaartgens, en eenige die in groote uijt steeken, en selfs Schuertgens, datGa naar voetnoot44 men sig te verwonderen heeft, hoe dat het op het hair, soo een snee kan te weeg brengen, sonder smert te genietenGa naar voetnoot45, en soo is het ook met eenige andereGa naar voetnoot46 gelegen. Om mij verder te voldoen, laat ik de geseijde Messeslijper, die ook Messe verkoopt, vijf distincteGa naar voetnoot47 nieuwe Engelze Messe tot mij brengen, daar (soo men tot mij seijde) noijt een Baard mede geschooren was, en waar van mij de slijper wilde verseekeren, dat ik in alle geen eene Schaar soude vinden. Ik beschouwde de gemelte Scheermesse, en bevond inde selve seer veel kleijne Scharen, en eenige die grooter waren, dog de grooste waren ontrent de punct vant Mes, en ik sag in een vande selve, digte bij de snee, een kleijn gaatge, dat door gingGa naar voetnoot48, en waar doorGa naar voetnoot49 men klaar konde sien, en ten ware dese Scheermesse niet gans suijver sonder eenige de minste roest, en daar bij met Olij waren gesmeert geweest, ik soude mij in gebeeld hebben, dat het door een weijnig roest was veroorsaakt. Ik verkoos uijt de vijf geseijde Scheermesse, het geene in mijn oog de minste Scharen hadde, en ik liet mij met dat Mes raseeren, dat int eerst sagt af nam, en int laaste was het schrappen onsagter als ik wel gewoon was. Dit verrigt sijnde, beschouwde ik weder het Scheer-mes, en ik bevond datter veel meer kleijne Scharen in waren, dan ik voor de Rasering hadde ontdekt. Een van mijne Scheermesse, dat ik niet en agteGa naar voetnoot50, en lang buijten gebruijk hadde gelegen, en weijnig ofte niet gebesigt was, sedert dat ik het hadde laten slijpen, was ontrent de rugge vrij roestig, dog bij de snee, seer weijnig. Ik schrapte de roest af, en sleep dat mes op een wet steen, om datGa naar voetnoot51 de roestige deelen ontrent de snee, soude af gesleepen werden, en doen sleep ik het met water op een sagte Olij steen, op dat de kleijne Scharen, die het vande eerste steen behouden hadde, soude uijt gesleepen werden, en naderhand, sleep ik het eens ende andermaal met olij, op dat ik een goede snee, in het selvige soude brengen; en doen beschouwde ik het selvige door het Vergroot glas en ik sag doen op ses distincteGa naar voetnoot47 plaatsen, datter gaatgens in waren, en datGa naar voetnoot52 digte bij de snee, die door gingenGa naar voetnoot48, en schoon men soude oordeelen, dat maar op eene plaats en dat digte bij de snee, een weijnig roest was, soo bevond ik nogtans, dat op alle de plaatsen daar de gaatgens waren, seer kleijne deelen roest was, die selfs door het Scheermes gingen, ende de gaatgens veroorsaakten. | ||
This razor, though it cuts reasonably well and is of use to me, has however very many small notches, and some which are very large, and even clefts, so that one cannot but wonder how it can make such a cut on the hair without one's feeling any pain, and the same applies to some other razors. In order to satisfy myself further, I ordered the said cutler, who also sells razors, to bring me five different new English razors, with which (as I was told) never a beard had been shaved, and in which the cutler assumed me that I should not find a single notch. I observed the said razors and found in them a great many small notches, and some which were larger, but the largest were those around the point of the razor. And in one of them, close to the edge, I saw a small hole which went all through, and through which one could see clearly. And if these razors had not been quite clean, without any rust at all, and moreover had been greased with oil, I should have imagined that this had been caused by some rust. From the said five razors I chose the one which in my opinion had fewest notches and I caused myself to be shaved with that razor, which at first shaved softly, but in the end the scraping was rougher than I was used to. When this had been done, I again observed the razor and I found that there were many more notches in it than I had detected before the shaving. One of my razors, by which I set little store and which had long been out of use, and used little or not since I had had it ground, was rather rusty near the back, but very little near the edge. I scraped off the rust and ground that razor on a hone in order that the rusty parts near the edge should be removed, and then I ground it with water on a soft hone, in order that the small notches which it had kept from the first stone should be ground out, and afterwards I ground it once or twice with oil in order to produce a good edge in it. Then I observed it through the magnifying glass, and saw in six different places that there were holes in it, and that close to the edge, which went all through, and although one might think that in only one place, and that close to the edge, there was some rust, still I found that in all the places where the holes were present there were very small parts of rust, which even ate through the razor and caused the holes. | ||
Ik maakte de rugge van mijn hand, met gemeen water nat, en doen nam ik het geseijde Scheermes, om de hairtgens vande hand af te schrabben, en ik beschouwde doen weder het Scheermes, en bevond, dat daar eenige gaatgens int Mes hadde geweest, nuGa naar voetnoota tot Scharen waren geworden, ende datter kleijne stukjens van het Mes waren uijt gevallen. Seker ChirurgijnGa naar voetnoot53, vertoont mij verscheijde Scheer messe, en onder andere een, dat in een andere stad was geslepen, en na het slijpen niet en was gebruijkt, in welk Mes ik mede verscheijde Scharen ontdekten, en nog meer in een Scheermes, dat hij in gebruijk hadde, en groote dienst dede. IntGa naar voetnootb kort mijn Heer ik oordeel, dat bij aldien het staal te sagt is, dat het voor het hair buijgt, ende te hart sijnde, dat het hair seer veele Schaartgens verwekt, en nog meer, wanneer het Scheer-mes swaar hair ontmoet, dat niet wel gewassenGa naar voetnoot54 is, soo dat mij tot nog toe geen Scheermes inde hand is gekomen, dat sonder Scharen is. Ga naar margenoot+Dit is het geene ik voor dees tijd van het Scheer-mes weet te seggen, en ben dankbaar, dat UEd: mij gedagtig zijd, en wensche bequaamheijt te hebben, om UEd: te konnen dienen, te meer, om dat de Heer Hans Sloane aan mij schrijft, dat UEd: die geene zijd, die mijne brieven inde Engelze Taal over set, en sal onder des blijvenGa naar voetnoot55.
Wel Edele Heer. UEdts Ootmoedige Dienaar
| ||
I washed the back of my hand with plain water, and then I took the said razor in order to scrape the small hairs off the hand; and I again observed the razor and found that there had been some holes in the razor, which had now become notches, and that small parts had dropped out of the razor. A certain surgeonGa naar voetnoot8 showed me several razors, among others one which had been ground in another town and had not been used after the grinding. In this razor I detected several notches, and even more in a razor which he used and which was very useful. Briefly, dear Sir, I am of opinion that if the steel is too soft, it yields to the hair, and if it is too hard, the hair produces a great many notches. And especially when the razor meets with heavy hair which has not grown well, so that hitherto no razor has come into my hands which is without notches. Ga naar margenoot+This is what I can say at present about the razor, and I am grateful that you remember me and I wish to be able to serve you, the more so because Mr. Hans Sloane writes to me that you are the person who translates my letters into the English languageGa naar voetnoot9. And meanwhile I remain,
Honoured Sir, Your humble servant
|
|