Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdInleidingIn deel XIV van Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek zijn 21 brieven van Van Leeuwenhoek en twee aan hem opgenomen, alle geschreven in de periode augustus 1701 tot en met maart 1704. De brieven werden aan acht verschillende adressanten geschreven. Het merendeel was gericht aan de Royal Society in Londen (twaalf brieven) of aan personen uit de directe omgeving ervan: Hans Sloane (230 en 242), John Somers (231 [142]), en John Chamberlayne (238). De overige brieven zijn gericht aan twee oude bekenden: Frederik Adriaan van Reede van Renswoude (229 [141]) en Hendrik van Bleyswijk (233 [144]; dit is Van Leeuwenhoeks laatste brief aan hem). Nieuwe adressanten zijn landgraaf Karl van Hessen-Kassel (235 [146] en 236 [146]), en Petrus Valckenier (247). Van laatstgenoemde brief is alleen bekend dat hij geschreven is; de tekst is niet teruggevonden. Er zijn twee brieven aan Van Leeuwenhoek opgenomen, afkomstig van Sloane (16 september 1701 en 17 november 1701); hierin wordt Van Leeuwenhoek bedankt voor het legaat van 26 microscopen, die de Royal Society na zijn dood zou ontvangen en tevens aangespoord verder onderzoek te doen. Ook de in dit deel bijeengebrachte correspondentie laat dus de hernieuwde belangstelling zien van de Royal Society voor Van Leeuwenhoeks werkGa naar voetnoot1. Acht van de hier afgedrukte brieven zijn in Van Leeuwenhoeks tijd al gepubliceerd in het Nederlands en het Latijn. Deze brieven, met de eigentijdse nummers 140 tot en met 146, zijn alle verschenen in het Sevende Vervolg Der Brieven... van 1702 en de Epistolae Ad Societatem Regiam Anglicam... van 1719. De brief met het eigentijdse nummer 146 bestaat eigenlijk uit twee afzonderlijke missives en is daarom hier gesplitst opgenomen. Van de overige 13 brieven werden er negen min of meer volledig in Engelse vertaling in het tijdschrift van de Royal Society, de Philosophical Transactions, gepubliceerd. Van deze brieven is nu voor het eerst de Nederlandse tekst in een gedrukte uitgave beschikbaar. Van de overige vier worden er hier drie voor het eerst gepubliceerd: twee korte begeleidende briefjes aan Sloane (230 en 242) en een contemporaine Engelse vertaling van een brief aan Chamberlayne waarvan de Nederlandse tekst verloren is gegaan (238). De brief aan Valckenier is niet teruggevonden. De grote variatie aan onderwerpen die Van Leeuwenhoek bestudeerde, blijkt uit de inhoud van de hier gepubliceerde brieven. In Brief 228 [140] schrijft hij aan de Royal Society dat hij bij testament 26 van zijn microscopen aan het Londense genootschap heeft nagelaten. Dit legaat is inderdaad in Londen aangekomen, maar in het begin van de vorige eeuw zoekgeraakt. Instrumenten komen verder in twee brieven aan de orde. In Brief 229 [141] beschrijft hij het verval van water en een door hem bedachte waterpas om dat te meten. In Brief 234 is een ontwerp te vinden van een instrument om damp of rook in de longen te inhaleren ter bestrijding van longkwalen. | |
IntroductionIn Volume XIV of The Collected Letters of Antoni van Leeuwenhoek 21 letters from Van Leeuwenhoek are included, as well as two addressed to him, all of them written in the period from August 1701 up to and including March 1704. The letters were written to eight addressees. Most of them were addressed to the Royal Society in London (twelve letters) or to persons in its immediate circle: Hans Sloane (230 and 242), John Somers (231 [142]), and John Chamberlayne (238). The remaining letters are addressed to two old acquaintances: Frederik Adriaan van Reede van Renswoude (229 [141]) and Hendrik van Bleyswijk (233 [144]; this is Leeuwenhoek's last letter to Van Bleyswijk). New addressees are landgrave Karl of Hessen-Kassel (235 [146] and 236 [146]), and Petrus Valckenier (247). Of the letter last named it is only known that it was written; the text has not been found. Two letters addressed to Van Leeuwenhoek have been included, sent by Sloane (16 September 1701 and 17 November 1701); in those Leeuwenhoek is thanked for the legacy of 26 microscopes, which the Royal Society was to receive after his death, and also urged to make further investigations. The correspondence collected in this volume, then, again demonstrates the revived interest on the part of the Royal Society in the work of Van LeeuwenhoekGa naar voetnoot1. Eight of the letters printed here have already been published in Leeuwenhoek's time in Dutch and Latin. All these letters, with the contemporary numbers 140 up to and including 146, have appeared in the Sevende Vervolg Der Brieven... of 1702 and the Epistolae Ad Societatem Regiam Anglicam... of 1719. The letter with the contemporary number 146 actually consists of two separate missives, and for that reason it has been presented here in separate parts. Nine of the 13 remaining letters were published more or less complete in an English translation in the periodical of the Royal Society, the Philosophical Transactions. The Dutch text of these letters is now for the first time available in a printed edition. Three of the other four are published here for the first time: two short accompanying letters to Sloane (230 and 242) and a contemporary English translation of a letter to Chamberlayne the Dutch text of which has been lost (238). The letter to Valckenier has not been recovered. The great variation as to subjects studied by Leeuwenhoek, is apparent from the contents of the letters published here. In Letter 228 [140] he writes to the Royal Society that he has legated 26 of his microscopes to the London Society. The legacy has actually arrived in London, but in the beginning of the preceding century it has got lost. Instruments are also mentioned in two more letters. In Letter 229 [141] he describes the fall of water and a level he has invented to measure it. In Letter 234 the design is to be found of an instrument to inhale vapour or smoke into the lungs for to combat pulmonary diseases. | |
Experimenten over het oplossen van goud en zilver zijn te vinden in Brief 240, terwijl hij in Brief 246 nogmaals over goud schrijft. Zoutkristallen uit regenwater worden beschreven in Brief 245 en de vorm van zandkorrels in de Brieven 244 en 246. In Brief 244 is een van de weinige voorbeelden te vinden uit Van Leeuwenhoeks werk van een fantastische interpretatie van diens waarnemingen. In de beschreven zandkorrels meent hij figuren en bouwwerken te zien, die ook in de illustraties terug te vinden zijn. Botanische onderwerpen zijn opmerkingen over eendekroos in de Brieven 239 en 240, en een uitgebreid verslag van de ontkieming van sinaasappelpitten in Brief 241. Beschrijvingen van protozoën zijn te vinden in de Brieven 233 [144] en 237 over organismen uit water uit een regengoot, Brief 239 over protozoën afkomstig van de worteltjes van kroos en over de zoetwaterpoliep Hydra (de eerste beschrijving van dit dier), Brief 240 over de flagellaat Anthophysa vegetans en Brief 243 over raderdiertjes. Over ongewervelde dieren schrijft Van Leeuwenhoek in Brief 236 [146] (waarin een uitgebreide beschrijving van de draad, de organen die de zijdedraad maken, en het verpoppen van de zijderups), Brief 243 (over de leverbot) en Brief 248 (waarin verslag gedaan wordt van onderzoek naar de cochenille). Over bloed, de kleur ervan en bloedvaten van een jonge paling schrijft Van Leeuwenhoek in de Brieven 228 [140] en 237. Spermatozoën worden beschreven in Brief 231 [142] (van de haan), Brief 232 [143] (van de spin) en Brief 236 [146] (van de zijderups). Opvattingen over ziekte en gezondheid, tenslotte, zijn te vinden in Brief 234 [145] over de werking van balsem en longziekten bij schapen, en Brief 238 over het reinigen van tanden en kiezen en de schadelijkheid van thee en koffie.
Utrecht, 1 maart 1995. L.C. Palm. | |
Experiments relating to the solution of gold and silver are to be found in Letter 240, whereas in Letter 246 he writes once again about gold. Salt crystals deriving from rainwater are described in Letter 245, and the forms of grains of sand in the Letters 244 and 246. In Letter 244 one comes across one of the few specimens to be found in Van Leeuwenhoek's work of a fantastic interpretation of his observations. In the grains of sand described he thinks to discern figures and buildings, which are also to be traced in the illustrations. Botanical subjects are remarks on duckweed in the Letters 239 and 240, and a detailed account of the germination of the pips of oranges in Letter 241. Descriptions of protozoa are to be found in the Letters 233 [144] and 237, on organisms from water out of a gutter, Letter 239 on protozoa deriving from the little roots of duckweed, and on the freshwater polyp Hydra (the first description of this animal), Letter 240 on the flagellate Anthophysa vegetans, and Letter 243 on rotifers. Leeuwenhoek writes on invertebrate animals in Letter 236 [146] (in which one finds a detailed account of the thread, the organs which fashion the silk thread, and the pupation of the silk worm), Letter 243 (on the liver fluke) and Letter 248 (in which an account is given of an investigation of cochineal). On blood, its colour, and the blood vessels of a young eel Leeuwenhoek writes in the Letters 228 [140] and 237. Spermatozoa are described in Letter 231 [142] (of the cock), Letter 232 [143] (of the spider) and Letter 236 [146] (of the silk worm). Finally, opinions on sickness and health are to be found in Letter 234 [145] on the effects of balsam and pulmonary diseases among sheep, and Letter 238 on cleaning teeth and molars, and the harmfulness of tea and coffee.
Utrecht, 1 March 1995. L.C. Palm. |
|