Alle de brieven. Deel 15: 1704-1707
(1999)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Beschrijving van kristallen van calciet, gips, bergkristal en enkele insluitsels zoals chloriet en toermalijn. Experimenten met oplossen en weer doen uitkristalliseren van kristallen. Onjuiste waarneming van een gefossiliseerde rups in bergkristal. | |||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. | |||
Opmerkingen:In Vandevelde is deze brief abusievelijk gedateerd op april 1705. Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2048, Early Letters L.3.82; 11 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 3 juli 1705 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 74). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 249 van 22 juli 1704, in dit deel. | |||
Letter No. 259
| |||
Published in:
| |||
Summary:Description of crystals from calcite, gypsum, rock-crystal, and some few inclusions, such as chlorite and tourmaline. Experimenting with dissolving crystals and making them crystallize again. Wrong observation of a fossilized caterpillar in rock-crystal. | |||
Figures:The original drawings are lost. | |||
Remarks:In Vandevelde this letter has been wrongly dated in April 1705. A contemporary English translation of the letter in manuscript is to be found in London, Royal Society, MS 2048, Early Letters L.3.82; 11 folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 3 July 1705 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 74). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 249 of 22 July 1704, in this volume. | |||
Delft in Holland den 25e Meij 1705.
Aan de Hoog Edele Heeren.
Mijn laasten onderdanigsten, aan Hare Hoog Edele Heeren is geweest den 24e AprilGa naar voetnoot1, die ik niet en twijfel ofte sal welGa naar voetnoot2 bestelt sijn. Ik neme de vrijheijt, dese mijne volgende aan teekeningen, UE. Hoog Edele Heeren te laten toe komen, met die gedagten dat ze niet on aan genaam sullen sijn. Ga naar margenoot+In laaste vande Maant Maart laastleden, komt mij de Heer Petrus ValkenierGa naar voetnoot3 weder besoeken, die bij sig hadde eenige Cristallen, die nog op de steenenGa naar voetnoot4 saaten, om mij deselve te laten sien, die seer verwonders waardigGa naar voetnoot5 waren; en onder anderen hadde deselve Heer een kleijne vuijst groote, alsGa naar voetnoot6 op een gepakte, ofte te samen gevoegde kleijne Keij-steentjens, die als een klomp te samen gehegt waren, door seer heldere deeltjens, die men den naam van wilt CristalGa naar voetnoot7 geeft, en als men de soo genoemde Cristal deeltjens, waar vande grootste verhevene puncten, niet grooter waren als groote sandenGa naar voetnoot8 door het Vergroot-glasGa naar voetnoot9, scheen ons toe, dat mede veele ses zijdig waren, over een komende met het Berg CristalGa naar voetnoot10. | |||
Delft in Holland, the 25th of May 1705.
To the Very Noble Sirs,
My last humble letter to Your Honours was that of the 24th of AprilGa naar voetnoot1, which I do not doubt will have duly reached you. I take the liberty to send Your Honours these my following notes, thinking they will not be unwelcome. Ga naar margenoot+At the end of the past month of March Mr Petrus ValkenierGa naar voetnoot2 came to visit me again; he had with him some crystals, which were still attached to the stones, to show them to me; they were very admirable. Among others, the said gentleman had a fragment the size of a small fist, consisting as it were of small packed-together or joined stones, which were fastened together in a lump by very clear particles, which is given the name of wild crystalGa naar voetnoot3. And when one contemplated the so-called crystal particles, the largest elevated points of which were no larger than large grains of sandGa naar voetnoot4 when viewed through the magnifying glass, it seemed to us that many of them were six-sided and resembled rock crystalGa naar voetnoot5. | |||
Ga naar margenoot+De geseijde Heer seijde verder, dat men in Switserland, vande hoogste BergenGa naar voetnoot11 vond, die niet anders alsGa naar voetnoot12 uijt groote en kleijne steenen, vermengt ofte te samen gevoegt, met het wilt Cristal, en welke Bergen, men aldaar noemt, NagelfelsenGa naar voetnoot13, even alsof men seijde Spijker Bergen, om dat deselve veele verhevene, ofte uijtstekende puncten hebben. Alsoo mij over boodigGa naar voetnoot14 gepresenteerd wierde, vande te samen gevoegde steentjens, eenig deel daar van te nemen, omme mijne observatien daar ontrent te konnen nemen, soo sloeg ik met een sluetel, vier â. vijf, keijsteentjens van het groote stuk af, in welk doen ook af vielen, veel vande soo genoemde wilt Cristal deeltjens. Ga naar margenoot+Dese geseijde Cristal deeltjens, voor het Vergroot-glas brengende, sag ik dat ijder bij na van een ander maaksel was, schoon veele haar opperste, ofte punct, ses zijdig was toe loopende, ende dat van bijsondere groot hedenGa naar voetnoot15, want int breeken van den anderenGa naar voetnoot16, namen de zijden een bij sondereGa naar voetnoot17 gedaante aan, en het was, als ofGa naar voetnoot18 niet dan uijt lange deeltjens waren te samen gestelt, ende daar bij soo helder als eenig Cristal soude konnen wesen, uijt gesondert daar de selve aan de steentjensGa naar voetnoot19 waren vereenigt geweest, ende die Cristal deeltjens lagen eenige dikte op malkanderen, ende deselve waren ook soo kleijn, dat hondert, en meer, geen groot Cristal deeltjen konde uijt maken, en onder andere sag ik ook wel Cristal deeltjens, niet grooter als een grof zandGa naar voetnoot8 is, die wel uijt hondert Cristal deeltjensGa naar voetnoot20, die alle seer helder waren, ende als een bergje Cristal waren te samen gevoegt, dat geen on aan genaam gesigtGa naar voetnoot21 verwekte. Ook mede sag ik eenige Cristal deeltjens, in plaats dat andere haar opperste een ses zijdige punct was, dat dese haar oppersteGa naar voetnoot22 uijt veel scharpe punctjens waren bestaande, waar van de eene in hoogte, en dikte, veel vanden anderen waren verschillende, dat het gevoelen verstrekteGa naar voetnoot23, hier in bestaandeGa naar voetnoot24, dat ze uijt lange deeltjens waren te samen gestremtGa naar voetnoot25. | |||
Ga naar margenoot+The said gentleman further said that in Switzerland there were found very high mountains, which consist of nothing but large and small stones, mixed or joined with the wild crystal, which mountains are there called NagelfelsenGa naar voetnoot6, as if one said nail mountains, because they have many elevated or protruding points. Since I was offered very readily to take some part of the small joined stones in order that I might make observations about them, with a key I struck off four or five small stones from the large fragment, in doing which there also fell off many of the particles of so-called wild crystal. Ga naar margenoot+When I put the said crystal particles before the magnifying glass, I saw that nearly each of them had a different structure, though the tap or point of many of them tapered from six sides and they had different sizes, for in breaking them apart from each other the sides took their own form, and it was as if they were composed of none but long particlesGa naar voetnoot7, and besides as transparent as any crystal could be, except where they had been joined to the small stones. And those crystal particles lay in rather thick layers upon each other, and they were also so small that one hundred and more of them could not form a large crystal particle. Among others I also saw crystal particles no larger than a coarse grain of sandGa naar voetnoot4, which were composed of at least a hundred crystal particles, which were all very transparent and formed as it were a small heap of crystal which produced a very nice spectacle. I also saw some crystal particles whose top, instead of being a six-sided point, consisted of many sharp points, the height and thickness of one of which differed much from those of another, which evoked the idea that they had crystallized from long particlesGa naar voetnoot8. | |||
Ik vernamGa naar voetnoot26 ook, dat daar de keij-steentjens, niet digt bij den anderenGa naar voetnoot16 hadden gelegen, datGa naar voetnoot27 die spatieGa naar voetnoota soo als het in ons bloote oog scheen, mede gans vervult hadde geweest, met het geseijde soo genaamde Cristal; maar als wij met meerder toe sigtGa naar voetnoot28, beschouwde, soo konden wij sien, dat soo danige Cristal deelen wel aan de keijtjens waren vereenigt, maar datter tussen die Cristal deelen, eenige kleijne holligheden waren, waar uijt ik een besluijt maakteGa naar voetnoot29, dat de keij-steenen, soo op malkanderen hebbende gelegenGa naar voetnoot30, als men die nu vind, een vloeijbare stoffe tussen de keij-steenen is gekomen, die soo een Cristallige stoffe in heeft gehad, waar uijt alle de Cristallen sijn gestremtGa naar voetnoot31 ende dat daarGa naar voetnoot32 de steentjens wat verre van een hebben gelegen, isserGa naar voetnoot33 soo veel Cristal deelen niet geweest, dat ze de plaats niet hebben konnen vervullen, ende dusGa naar voetnoot34 een opening hebben veroorsaaktGa naar voetnoot35. Ik hebbe goet gedagt, twee vande soo genoemde Cristal deeltjens van eenige weijnige die ik voor Vergroot-glasen hadde staan aan te wijsen, van die geene welkers opperste met punctjens sijn versien. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEF. vertoont een geseijt Cristallig deeltje aan het welke met ABC. ende voor een gedeelte tussen DF. af gebeeld is, waar vanGa naar voetnoot36 het van andere Cristallige deeltjens is af gebrooke, ende vereenigt is geweestGa naar voetnoot37, ende tussen DEF. is het geene waar mede het buijten andere deelen was uijt stekende, ende aan welk deel, seer veel uijt stekende punctjens waren, die hier soo veel als in den Teijkenaar sijn vermogen was, sijn af gebeeltGa naar voetnoot38. Ga naar margenoot+Fig: 2. GHIKLMN. verbeelt een grooter Cristallig deeltje, dat aan sijn nevens leggende deeltje is vereenigt geweest, als GHIKO. werd aan gewesenGa naar voetnoot39. Dat gedeelte dat van het geseijdeGa naar voetnoot40 dat niet vereenigt is geweest, en waar aan soo veel doenlijk was, de uijt stekende, ofte verhevene punctjens werden aan gewesen, met LMNGOGa naar voetnoot41. | |||
I also observed that, where the small stones had not been close together, that space, as it appeared to the naked eye, had also been filled entirely with the so-called crystal. But when we looked more attentively, we could see that these crystal parts were indeed joined to the small stones, but that between those crystal parts there were some small cavities, from which I drew the conclusion that, when the stones lay upon each other as they are now found, between the stones there came a liquid substance, which contained a crystalline substance from which all the crystals crystallized, and where the small stones were somewhat far from each other, there had not been so many crystal parts that they could not fill the place and thus they caused an openingGa naar voetnoot9. I thought fit to designate two of the so-called crystal particles among the few which I had standing before magnifying glasses, of those whose tops are provided with points. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEF shows one of the said crystal particles on which it is depicted between ABC, and partly between DF, where it has been broken off from and has been joined to other crystalline particles, and between DEF is the part by which it over-topped other parts on which part there were very many protruding points, which have here been depicted as well as was possible for the draughtsmanGa naar voetnoot10. Ga naar margenoot+Fig. 2. GHIKLMN represents a larger crystalline particle, which has been joined to the adjacent particle, as designated by GHIKOGa naar voetnoot11. That part of the said particle which has not been joined to other particles and on which the protruding or elevated points are shown as well as possible is designated by LMNGO. | |||
Int handelenGa naar voetnoot42 vande geseijde Cristal deeltjens, vernamGa naar voetnoot26 ik, dat deselve sig met weijnig moeijte van een lieten scheijden, ende dese sagtigheijt verder ten proeve stellende, sag ik datGa naar voetnoot43 wanneer ik een zand grooteGa naar voetnoot44, op een glas plaaste, ikGa naar voetnoot45 soo danig deel met mijn nagel was drukkende, wel inGa naar voetnoot46 duijsent kleijne stukjens verbrijselde, dat mij vreemt voor quam, om dat wij weten, hoe hard het Berg Cristal isGa naar voetnoot47. Uijt dese waar neminge beelde ik mij inGa naar voetnoot48, dat het geene men wilt Cristal noemt, veel zout is, soo het andersGa naar voetnoot49 niet al te maal zout isGa naar voetnoot50. Ga naar margenoot+Om hier van een proef te nemen, nam ik ontrent een Ert groote, van het soo genoemde Cristal, dat ik vande keij-steenen af brak, en ik leijde het op een silversmits Houts-koolGa naar voetnoot51, en ik bragt het soo heetGa naar voetnoot52, dat het gloeijende was, en dusGa naar voetnoot53 liet ik het in suijverGa naar voetnoot54 regen water vallen, als wanneerGa naar voetnoot55 het aan stonts in een wit poeijer van een separeerde, dog als ik het selvige door het Vergroot-glas beschouwde, sag ik datter nog eenige zand grooteGa naar voetnoot44 deeltjens in lagenGa naar voetnoot56. | |||
When handling the said crystal particles, I observed that they could be separated from each other with little difficulty, and when I tested this softness further, I saw that when I put an amount of one grain of sandGa naar voetnoot12 on a glass and I pressed such a part with my nail, it broke into a thousand small pieces, which appeared strange to me because we know how hard rock crystal isGa naar voetnoot13. On the ground of this observation I assume that what is called wild crystal consists largely of salt, at least if it is not all salt. Ga naar margenoot+In order to test this, I took a piece the size of a pea of the said crystal, which I broke from the stones, and I put it on a piece of silversmith's charcoalGa naar voetnoot14 and I heated it to such a temperature that it was glowing-hot, and then dropped it into pure rain-water, upon which it separated at once into a white powder. But when I observed it through the magnifying glass, I saw that there were still some particles the size of a grain of sandGa naar voetnoot12 in itGa naar voetnoot15. | |||
Ga naar margenoot+Het weijnige water, dat ontrent een kleijne vinger hoet soude uijt maken waar in het soo genoemde Cristal lag, ontrent een vierde van een ure gestaan hebbende, sag ik dat een dun vlies op de oppervlakte van het water quam, dat ik voor een kleijn gedeelte daar af nam, als mede wanneer het Vlies na verloop van twee, drie, ofte vier uren, in dikte was toe genomen, ende het selvige door het Vergroot-glas beschouwende, sag ik datGa naar voetnoot57 behalven seer kleijne deelen, die voor een gedeelte het vlies waren uijt makende, een onbedenkelijkeGa naar voetnoot58 menigte van zout deelen leggen, en dat van veele bijsondereGa naar voetnoot59 maaksels, datGa naar voetnoot60 die niet te beschrijven sijn, soo lang werpige, viersijdige enGa naar voetnoot61 ses zijdige figuuren, hebben alle een blocks gewijse gedaanteGa naar voetnoot62, als ze groot waren, ende daar benevens liepen haare langste zijden veeleGa naar voetnoot63 parallelGa naar voetnoot64, en wanneer ik dese te samen gestremde zout deelen vande superfitie van het water, als ook die op de gront gesonken lagen, beschouwde, sag ik dat ze niet alleen grooter waren geworden, maar ijder van de selve hadde verscheijde ommetrekken, ofte krappenGa naar voetnoot65. Vorders lagen daar het water was weg gewasemt, soo een onbedenkelijke groote menigte van kleijne zout deelen, dat die bij na het gesigt waren ontwijkende, soo dat men aan eenige naeuwlijks de figuur konde bekennen, ende die nog kleijnder waren, daar aan konde men niet anders sien, als een uijt nemende dunte en langte, even als of wij fijne kort gekapteGa naar voetnoot66 wol deeltjens voor ons bloote oog sagen leggen, uijt welke waarneminge ik in gedagten nam, dat bij aldien ik het water, daar het nu soo dun op het glas hadde gelegen, als het mij doenlijk was, wat meer bij een hadde geleijt, de zout deelen, in groote, en dikte souden toe genomen hebben, ende dat dese seer dunne lange deeltjens, veeleGa naar voetnoot67 soo danige figuur al hadden, als ik aan de grooter quam te sien; int kort, de zout deelen waren soo veel, dat het het voor geen Mens en is te begrijpen, die het gesigt daar van niet en heeft. Wanneer nu veele vande geseijde, seer heldere int OogGa naar voetnoot68 Cristallige zout deelen, seer droog waren geworden, was de helderheijt als verdwenen, en ze waren tot een duijster lighaam geworden, waar aan geen de minste door schijnentheijt te bekennen was, en ze schenen een witte stoffe te sijnGa naar voetnoot69. | |||
Ga naar margenoot+When the small amount of water about the size of a small thimble in which the said crystal lay had stood about the quarter of an hour, I saw that a thin film had formed on the surface of the water, a small part of which I removed from it. And when after two, three, or four hours the thickness of the film had increased and I observed it through the magnifying glass, I also saw, besides very small parts forming a part of the film, an inconceivable number of salt parts, and those of many different forms, so that they could not be namedGa naar voetnoot16, and oblong, four-sided, and six-sided figures, all having a block-like formGa naar voetnoot17 when they were large, and further in many crystals the longest sides ran parallelGa naar voetnoot18. When I observed these crystallized salt parts from the surface of the water as well as those which had sunk to the bottom, I saw that not only had they become larger, but each of them had different contours or indentationsGa naar voetnoot19. Further, where the water had evaporated, there were such an inconceivable number of small salt parts that they almost escaped the sight, so that on some of them one could hardly discern the form; and on those which were smaller still one could see nothing but extreme thinness and length, as if we saw fine cropped wool particles before the naked eye, from which observation I considered that if I had put the water, where it had now been on the glass as thinly as possible, somewhat nearer together, the size and thickness of these salt parts would have increased; and many of these very thin, long particles already had the same form as I saw on the larger particles. Briefly, these salt parts were so numerous that no one can understand it who does not see it. Now when many of the said crystalline salt parts which were very transparent to the sight had become very dry, the transparency had disappeared as it were and they had become an opaque body, on which not the least transparency was to be discerned, and they seemed to be a white substanceGa naar voetnoot20. | |||
Dese ontdekkinge deden mij in gedagten nemen, dat gelijkGa naar voetnoot70 soo een verhaalt zout deelGa naar voetnoota, ten tijde dat het eenige vogt om sig hadde, door gaans in grootheijt van onbedenkelijke kleijne zout deelen was te samen gestremtGa naar voetnoot71, die alle soo vast aan een waren vereenigt, dat ze een Cristallig wesen verbeeldenGa naar voetnoot72, ende de vogtigheijt gans weg gewasemt sijnde, dese te samen gestremde deelen, weder van een scheijde, dog egter soo niet, dat ze vande figuur die ze hadden, verlieten, maar alleen vande vaste vereeninge, een weijnig waren ontdaanGa naar voetnoot73, en dusGa naar voetnoot74 in plaats van een door schijnent lighaam, tot lighaame waren geworden, die geen ligt door lieten, en in ons oog wit schenenGa naar voetnoot75, en ik nam ook wel in gedagten, dat op het laaste, dat het water weg wasemde, de seer kleijne zout deelen, welkers maaksel om der selver kleijnheijt, voor mijn gesigtGa naar voetnoot76 sal verborgen blijven, niet op de groote zout deelen waren gestremt, ende dus ook de helderheijt waren benomenGa naar voetnoot77 daarGa naar voetnoot78 de door schijnende zout deelen, die dun waren te samen gestremt, hare door schijnentheijt waren behoudende, dog dese waren seer weijnig. Na dat het geseijde water eenige dagen, op het geseijde soo genoemde wilt Cristal, dat gloeijende int selvige was geworpen, hadde gestaan, nam ik in een suijverGa naar voetnoot54 glas, een kleijn gedeelte van het selvige, en ik plaaste het water soo danig, datter seer weijnig lugt bij quam, en in welk water seer weijnig te samen stremminge van zout deelen quam, maar wanneer ik soo danig water, met kleijne deelen inde lugt stelde, soo sag ik dat nog veele zout deelen wierden te samen gestremt. Int kort, de zout deelen, ende de menigte van onbegrijpelijke kleijne deelen waren in soo een groote menigte, ende dat in een Ert groote water, dat het geen Mens en is te doen gelooven. | |||
This discovery caused me to consider that while such a salt part at the time it was surrounded by some moisture had always acquired its volume by the assemblage of inconceivably small salt parts, all of which were so firmly united that they resembled a crystal, these assembled parts fell apart again when the moisture had evaporated altogetherGa naar voetnoot21, but not in such a way that they lost the form they had, but their firm union was only released a little, and thus, instead of transparent bodies, they had become opaque bodies which appeared white to our sightGa naar voetnoot22. And I also considered that, at the last moment when the water evaporated, the very small salt parts, whose form will remain hidden from my sight because of their smallness, had not attached to the large salt parts and thus had also become opaque, while the transparent salt parts which had thinly assembled together kept their transparency; but these were very few. After the said water had stood for some days on the said wild crystal, which had been thrown into it while glowing-hot, I took in a clean glass a small part of it, and I placed the water in such a way that very little air could reach it, while there took place very little crystallization of salt parts in the said water, but when I put this water with small parts in the air, I saw that many more salt parts crystallized. Briefly, the salt parts and the multitude of inconceivably small parts were so numerous, and that in an amount of water the size of a pea, that no one can be made to believe it. | |||
Vorders nam ik de zout deelen van de oppervlakte van het water, na dat het ontrent agt dagen hadde gestaan, en ik sag doen dat de selve niet alleen veel grooter waren te samen gestremt, maar dat daar deselve, seer netGa naar voetnoot79, en veele met gladde zijden, en opper vlakten hadden geweest, deselve niet in breete en lengte, maar ook in dikte waren toe genomen, en met soo veel kleijnder waren te samen gestremt, dat ze als blok Cristallen voor quameGa naar voetnoot80, en gelijk ik in der selver kleijnheijt na veel zout deelen sag, welkers maaksel een ende deselve figuur haddeGa naar voetnoot81, soo en konde ik geen twee zout deelen, onder een groote menigte bekennen, die na malkanderen waren gelijkendeGa naar voetnoot82. Ga naar margenoot+Wanneer ik nu sag, dat soo een onbedenkelijke menigte van zout deelen, van het soo geseijde wilt Cristal, wanneer het gloeijende was gemaakt, tot het water waren over gegaanGa naar voetnoot83, nam ik een kleijn kooper kommetje, welkers holte, een half klootze ronteGa naar voetnoot84 was, ende het selfde welGa naar voetnoot85 gereijnigt hebbende, dede ik in het selve een weijnig water, en een weijnig van het geseijde Cristal, en ik stelde het op een Houts kool, en ik bragt bij het selve soo een hitte, dat in de tijd van een menuit, het stond en kookteGa naar voetnoot86, datGa naar voetnoot87 het water seer naGa naar voetnoot88 was weg gewasemt, als wanneer ik weder het overige water, met regenwater vermengdeGa naar voetnoot89, en van dit water op verscheijde suijvereGa naar voetnoot54 glasen plaatsendeGa naar voetnoot90, om te vernemenGa naar voetnoot91, of door de geseijde kookinge, mede geen zout deelen, tot het water souden over gaanGa naar voetnoot92 Als dit water, ten meerendeel was weg gewasemt, sag ik mede verscheijde zout deelen, die met het maaksel vande eerst geseijde zout figuuren ten deele over een quamen; Maar gelijkGa naar voetnoot70 het water daar de gloeijende wilt Cristal in gevallen was, gans weg wasemde, soo waren de laaste glasen door gaansGa naar voetnoot93 met vogt beset, en wel meest om de zout deelen, dat ik mij in beelde seer sagte zout deelen te sijnGa naar voetnoot94, als mede lag over de zout deelen een dun VliesGa naar voetnoot95. | |||
Furthermore I took the salt parts from the surface of the water after it had stood for about eight days, and then I saw that not only had they grown to much larger particles, but that where they had been very nicely shaped, and many of them with smooth sides and surfaces, not only their breadth and length, but also their thickness, had increased and they had crystallized with so many smaller ones that they looked like blocks of crystal, and although when they were small I looked for many salt parts which had one and the same form, among a large quantity of them I could not perceive two salt parts which resembled each otherGa naar voetnoot23. Ga naar margenoot+When I now saw that such an inconceivable multitude of salt parts of the said wild crystal, when it had been made glowing-hot, had dissolved in the water, I took a small copper cup, whose cavity was a semi-sphere, and after I had cleaned it thoroughly, I put some water in it and a small amount of the said crystal, and I put it on a piece of charcoal. And I applied such heat to it that in the time of a minute it was boiling, so that the water had practically evaporated. I then mixed the remaining water again with rain-water and placed some of this water on several clean glasses in order to observe whether no salt parts would also dissolve in the water as a result of the said boiling processGa naar voetnoot24. When the greater part of this water had evaporated, I also saw several salt parts which partly resembled the form of the first-mentioned salt parts, but while the water into which the glowing-hot wild crystal had fallen evaporated altogether, the last-mentioned glasses were always covered with moisture, and that mostly around the salt parts which I assumed to be very soft salt parts, while also a thin membrane lay on the salt partsGa naar voetnoot25. | |||
Ga naar margenoot+Om mijn selven, ontrent de laaste waar nemingen, verder te voldoenGa naar voetnoot96, soo bragt ik het glas, waar op het geseijde was leggende, bij een weijnig warmte, als wanneerGa naar voetnoot97 de waterige vogt weg wasemde, en doen sag ik veel kleijne zout deeltjens, die ik te vooren niet gesien hadde, dog op verre na soo veel niet, als uijt het eerst geseijde nat waren voort gekomen, en na verloop van ontrent een ure tijts, alsoo het vogtig weer was, beschouwde ik het glas weder, en ik vond de waterige vogt, soo om de zout deelen leggen, als offer geen weg waseminge en was geweestGa naar voetnoot98. Vorders hebbe ik goet gedagt, eenige weijnige zout deeltjens, die in het water waren gestremtGa naar voetnoot99, waar in het gloeijent gemaakt Cristal was geblust, en uijtGa naar voetnoot100 seer weijnig water waren voort gekomen, op dat deselve des te naakterGa naar voetnoot101 soude konnen besien werden, laten af beeldenGa naar voetnoot102. Ga naar margenoot+Fig: 3. werd tussen P ende Q. een zout figuurtje aan gewesen in het welke een diergelijke zout deeltje lag, dat na alle aparentie, eerst te samen gestremt sal sijn, ende daar na tot die groote is gekomen, doen het water was weg gewasemt. Ga naar margenoot+Fig: 4. werd tussen R ende S. mede een zout deeltje aan gewesen, dat in sig beslooten heeft, mede een eerst gestremt zout deeltje, dat aan R twee regte hoeken heeft, ende aan S een scharpen hoek, ende loopende beijde de langste zijden evenwijdig, ende welke figuure seer veel waren. Ga naar margenoot+Met fig: 5. werd tussen T en V een ses zijdig, figuurtje aan gewesen, daar mede een kleijnder ses sijdig figuurtjen in lag, en welke in leggende figuurtje in dikte was uijt stekende. Ga naar margenoot+Fig: 6. werd tussen WX. een zout deeltje aan gewesen welkers oppervlakte met een gelijk zijdige figuur over een quam, en welke figuure mij seer weijnig voor quamen, voor namentlijk daar het water wat dik hadde gelegen. Ga naar margenoot+Met fig: 7. werd tussen IJZ. een figuur aangewesen, welkers maaksel uijt nemende veel te bekennen waren, schoon deselve van uijt nemende dunte waren. Ga naar margenoot+Fig: 8. tussen A ende B verbeelt mede een zout deeltje, die onbegrijpelijk veel int water gestremt waren. | |||
Ga naar margenoot+In order to gain more certainty about the last observations, I brought the glass on which the said salt parts lay near some heat, upon which the watery moisture evaporated, and then I saw many small salt particles which I had not seen before, but by no means as many as had come from the first-mentioned moisture; and after about one hour, because it was wet weather, I again observed the glass and I found the watery moisture lying around the salt parts as if there had been no evaporationGa naar voetnoot26. Further I thought fit to have drawn a few salt particles which had crystallized in the water in which the crystal that had been made glowing-hot had been extinguished, and which had come from very little water, in order that they might be observed the more clearlyGa naar voetnoot27. Ga naar margenoot+In Fig. 3. is designated between P and Q a salt figure in which there lay a similar salt particle, which to all appearances will first have crystallized and thereafter reached that size, when the water had evaporated. Ga naar margenoot+In Fig. 4. is also designated between R and S a salt particle, which also contains a salt particle that had first crystallized, which has two right angles at R and an acute angle at S, while the two longest sides run parallel; there were very many of those figures. Ga naar margenoot+In Fig. 5. is designated between T and V a six-sided figure, which also contained a smaller six-sided figure, whose thickness was greater. Ga naar margenoot+In Fig. 6. is designated between W and X a salt particle whose surface resembled an equilateral figure; I saw very few of those figures, mainly where the water had lain in a rather thick layer. Ga naar margenoot+In Fig. 7. is designated between IJ and Z a figure of the form of which extremely many could be discerned, although they were extremely thin. Ga naar margenoot+In Fig. 8. is also represented between A and B a salt particle, of which inconceivably many had crystallized in the water. | |||
Alsoo ik veel waarneminge, ontrent het laast geseijde water hadde gedaan, waar door alle het water weg was, en tot twee maal toe nieuw water op het soo genoemde wilt Cristal hadde gegooten, sag ik tot mijn verwondering, dat telkens op de oppervlakte van het water, nieuweGa naar voetnoota zout deelen gestremt lagen, dog meest alleGa naar voetnoot103 van soo danige kleijnheijt, datGa naar voetnoot104 door het Vergroot glas te besienGa naar voetnoot105, als grof zandGa naar voetnoot8 in ons bloote OogGa naar voetnoot106, en egterGa naar voetnoot107 konde men der selver figuur, seer klaar bekennen, te meer, om dat ze alle seer door schijnende waren, en gelijkGa naar voetnoot70 veele zout figuuren soo sagt sijn, en met vogtig weer, in een waterige vogt smelten, soo waren dese zout deelen soo hard, en geen de minste vogt om haar, als of het zout deelen uijt de kalk hadden geweest, en selfs verlieten, met een weijnig beweginge, die men aan het glas dede het selvigeGa naar voetnoot108, en wel voor namentlijk, daar de zout deelen wat groot waren gestremtGa naar voetnoot109. Na dese mijne waarneminge, hebbe ik door het Vergroot-glas weder beschouwt, verscheijde stukken van mijn Berg, ofte Rots, Cristal soo als die vande steenen waren af geslagen, daar in ik voor desen onder andere, wel in het Cristal leggende de figuurGa naar margenoot+ als met 5. tussen TV, aan gewesen hebbe ontdektGa naar voetnoot110, en nu weder een ses zijdig stukGa naar margenoot+ Cristal, welkers punct mede ses zijdig was toe loopende, en meer als een duijmGa naar voetnoot111 dikGa naar margenoot+ was, beschouwende, ontdektenGa naar voetnoot112 in het selvige, eenige punctige blaeuwe Cristalletjens als hier met fig: 9. tussen C ende D werd aan gewesen, ende dat van verscheijde grootheden, sijnde de eene van een schoonder Blaeuw, als de andereGa naar voetnoot113. Als mede ontdekten ik in een ander stuk Cristal, wel diergelijke figuuren, maar geene die een Blaeuwe Couluur hadden, waar van eenige soo helder waren als Cristal, en andere weder soo duijster als of het niet dan een swartagtige aarde was, leggende de een dieper, als de andere int CristalGa naar voetnoot114. Ik hadde een stuk Cristal, daar in ik meer dan dertig Blaeuwe figuurtjens als fig:Ga naar margenoot+ 9. in telde, ende dat eenigeGa naar voetnoot115 van soo danige kleijnheijt, datze door het Vergroot-glas, als grof zandGa naar voetnoot8 in ons oog scheen, en soo veel als ik konde oordeelen, waren deselve ses zijdig, en onder die sag ikker die de nette volmaaktheijt niet en haddeGa naar voetnoot116, en welkersGa naar margenoot+ eene punct grooter was als de andere, als met fig: 10. tussen EF werd aan gewesen. | |||
Because I had made many observations about the last-mentioned water, as a result of which all the water was gone, and I had poured twice new water on the said wild crystal, I saw to my astonishment that each time on the surface of the water new salt parts lay which had crystallized, but most of them were so small that, when viewed through the magnifying glass, they appeared as coarse grains of sandGa naar voetnoot4 to the naked eye, and yet one could discern their form very clearly, the more so because they were all very transparent; and while many salt figures are so soft and melt to a watery moisture in wet weather, these salt parts were so hard, and there was not the least moisture around them, as if they had been salt parts from lime, and, if some motion was imparted to the glass, they were even detached from the latter, and this mainly where the salt parts had crystallized to large figuresGa naar voetnoot28. After these my observations I again observed through the magnifying glass several fragments of my rock crystal such as they had been struck off from the stones, in whichGa naar margenoot+ I previously discovered among others the figure lying in the crystal as designated in Fig.Ga naar margenoot+ 5 between T and V, and as I now observed again a six-sided fragment of crystal, whoseGa naar margenoot+ point also tapered from six planes and which was more than an inchGa naar voetnoot29 thick, I discerned therein some small, pointed, blue crystals, as designated here in Fig. 9 between C and D, and those of different sizes, one being a more beautiful blue than the otherGa naar voetnoot30. I also discovered in another fragment of crystal similar figures, but none which had a blue colour; some of these were as transparent as crystal, and others again so opaque as if they were nothing but blackish earth, one lying at a greater depth in the crystal than anotherGa naar voetnoot31. I had one fragment of crystal in which I counted more than thirty small blue figuresGa naar margenoot+ like that in Fig. 9, some of them so small that, when viewed through the magnifying glass, they appeared like a coarse grain of sandGa naar voetnoot4 to the sight, and as far as I could judge they were six-sided, and among those I saw some which were not perfectlyGa naar margenoot+ formed and whose one point was larger than the other, as designated in Fig. 10 between E and F. | |||
Ik sag ook een figuurtje leggen, dat een seer net gelijk zijdige figuur was, welkers vier zijden wat schuijns waren toe loopende, ende de oppervlakte het selve, bestond mede uijt een net vier zijdige figuur, en het was daar bij soo helder als Cristal, over een komende, als of wij met ons bloote Oog, een diamant van een gemeneGa naar voetnoot117 soort sagen, die men een dik-steenGa naar voetnoot118 noemtGa naar voetnoot119. Moeten wij niet verbaast staan, als wij sien, dat de verhaalde figuuren, in soo een harde stoffe ingelijft sijn, den eenen dieper, ende den anderen weder seer naGa naar voetnoot120 aan de oppervlakte van het Cristal. Ga naar margenoot+Ik hebbe stukGa naar voetnoot121 Berg Cristal, dat ses zijdig is, met een ses zijdige punct, van ontrent een vinger dik, en een duijmGa naar voetnoot111 breet lang, welk Cristal op een vande ses zijden, in het bloote oog te sien, met puttjens was, ter groote van een halve Nagel, en dese puttjens schenen voor het meerendeel gevolt te sijn, met een aardagtige stoffe, en wanneer ik dat Cristal voor het Vergroot glas bragt, beelde ik mij inGa naar voetnoot122, dat ten tijde dat het Cristal in grootheijt was toe genomen, ofte gestremt, dat als doen eenige Rijpjens, anders Ruspen geseijt, op het Cristal hadden geloopen, ende deselve vande Cristal deelen waren omvangen geworden, te meer, om dat andere deelen, dieper int Cristal lagen, ende dus gans en al, vande Cristal omvangen waren, de lighame van dese Ruspjens, bestonden, uijt seer kleijne of dunne Rings gewijse deelen, gelijk ik in soo danige schepseltjens wel hadde waar genomenGa naar voetnoot123. Ik hadde het geseijde stuk Cristal, voor een Vergroot glas gestelt, ende een gedeelteGa naar margenoot+ van een Ruspje dat wat diep int Cristal lag, laten af teijkenen, als hier met fig: 11: GHIK. werd aan gewesen. Dit deel en quam men niet verder te sien, om dat de eijnden van het selvige, als van G en I. van andere diergelijke deelen bedekt was, en dit was ook het grootste lighaam dat ik quam te sien, want andere deelen waren maar kleijnder stukken, en brokken, en onder alle die ik ontdekten, was maar een deeltje dat wat spits toe liep, en welk deel ik oordeelde dat van het agterlijf was, en aan een ander deel oordeelde ik dat het een hooft hadde geweest, en ik sag ook twee kleijne deeltjens leggen, die een schoon ligt groen hadde, en ook mede waren eenige stukjens vande dierkens, een weijnig na den groenen hellendeGa naar voetnoot124. | |||
I also saw a small figure whose form was very perfectly equilateral, whose four sides tapered somewhat obliquely, and the surface of which also consisted of a perfectly four-sided figureGa naar voetnoot32; and this was as transparent as crystal, resembling to the naked eye a diamond of a common type, which is called a dik-steenGa naar voetnoot33. Must we not be astonished when we see that the said figures are embedded in such a hard substance, one at a greater depth and another again almost at the surface of the crystal? Ga naar margenoot+I have got a fragment of rock crystal which is six-sided, with a six-sided point, about one finger thick and an inchGa naar voetnoot29 long, which crystal was provided on one of the six sides, as viewed by the naked eye, with small pits the size of half a nail; and these pits seemed to be filled for the greater part with an earth-like substance. And when I put that crystal before the magnifying glass, I thought that at the time when the crystal had grown in size or crystallized, some caterpillars had moved on the crystal and that they had been encapsulated in the crystal parts, the more so because other parts lay at a greater depth in the crystal and were therefore completely encapsulated in the crystal; the bodies of these caterpillars consisted of very small or thin ring-like parts, as I had sometimes observed them in such creaturesGa naar voetnoot34. I had put the said fragment of crystal before a magnifying glass and ordered a part of a caterpillar to be drawn, which lay at some depth in the crystal, as is designatedGa naar margenoot+ here in Fig. 11 by GHIK. This part was not visible any further, because the ends of it, to wit G and I, were covered by other similar parts, and this was also the largest body I saw, for other parts were merely smaller fragments and lumps, and among all those I discovered there was only one particle which tapered somewhat and which I thought to be the abdomen, and another part I judged to be a head, and I also saw two small particles which were a beautiful pale green, and there were also some pieces of the little animals which were greenishGa naar voetnoot35. | |||
Ga naar margenoot+Ik hadde twee stukken Cristal, waar van het kleijnste meer als een duijmGa naar voetnoot111 dik, ende ses zijdig was, in het welke ik seve lange deeltjens ontdekten, sijnde het dikste als een hair van ons hooftGa naar voetnoot125, van een donker graeuwe Couluur, en hebbende aan het eene eijnde, verscheijde dunder uijt stekende dunne deeltjens, of striemtjensGa naar voetnoot126, andere waren dunder, en eenige van uijt nemende dunte. In een ander dikker Cristal, sag ik meer als 25 soo danige lange deeltjens, en hoeGa naar voetnoot127 ik dit Cristal aan stukken kloofde, om te ontdekken wat voor stoffe dat het mogte sijn, soo en hebbe ik tot mijn oogmerk niet konnen komen, als alleen dat ik sag, dat een vande selveGa naar voetnoot128 een holligheijt hadde, en rond was, en een ander dat het plat was, sonder dat ik eenige de minste holligheijt aan het selve konde bekennen, en in een ander af geslagen stuk Cristal, ontdekten ik een drizijdig lang deeltje, dat een holligheijt hadde, dit laaste quam mij seer net int oogGa naar voetnoot129, ter wijl ik het op sijn eijnde konde beschouwen, en nog een ander konde ik mede seer naakt sien, dat drie zijdig was, waar van de twee zijden, ijder wel een derde deel breeder was, als de derde zijde, dog ik konde mijn selven, niet ten vollen versekeren, dat het selve hol wasGa naar voetnoot130, als mede sag ik een lang deeltje, dat vierzijdig was, waar van de twee tegen over den anderenGa naar voetnoot16 staande wel twee maal soo breet waren, als de twee andere zijden, en alsoo ik mij versekerde, dat het geen hair of wolletjens waren, en geen gewas oijt hadde gesien, dat soo dunne deelen voortbragt, soo en konde ik geen de minste besluijt makenGa naar voetnoot131, wat het voor een stoffe was, en veel minder hoe deselve int Cristal waren gekomen, daar in deselve als kruijsGa naar voetnoot132, en dwars over malkanderen lagenGa naar voetnoot133. Ga naar margenoot+Ik hebbe voor desen waar genomen, dat wanneer ik het Berg Cristal int vuijr bragt, dat het dan aan veel stukken sprong, waar uijt ik een besluijt maakte, dat in het selvige beslooten moste wesen, eenige vogt, ofte zout deelen, die soo danige groote ontstukken springinge veroorsaakte, en om sulks na te vorssen, bragt ik in een glaasje eenige ontstukken geslage Cristal deeltjens, en ik nam waar, dat door het vuijr een seer weijnige vogt, ende zout, van het selvige wierde af gedreven, en wanneer ik eenige Cristal deelen, soo gloeijende als ik die maken konde, int water liet vallen, en konde ik niet gewaar worden, dat eenige zout deelen gelijk ik in andere saaken hadde gesien, op de oppervlakte van het water gestremt wierde. | |||
Ga naar margenoot+I had two fragments of crystal, the smaller of which was more than an inchGa naar voetnoot29 thick and six-sided, in which I discovered seven long particles, the thickest having the thickness of a hair from our headGa naar voetnoot36, of a dark grey colour, and having at one end several tapering thin particles or striations; others were thinner, and some extremely thinGa naar voetnoot37. In another thicker crystal I saw more than 25 such long particles and in whatever way I cleft this crystal to pieces in order to discover what kind of substance it might be, I have not been able to achieve my purpose; I only saw that one of them had a cavity and was round, and another was flat, and I could not discern the least cavity in it. And in another fragment of crystal that had been struck off I discovered a three-sided long particle which had a cavityGa naar voetnoot38; I could see the latter very precisely, because I could observe it at its end, and yet another I could also see very clearly; this was three-sided, each of the two sides of them being one third broader than the third side, but I could not gain full certainty that it was hollow. I also saw a long particle that was four-sided, the two opposed sides of which were at least twice broader than the two other sides; and since I made certain that they were not hairs or threads of wool, and I had never seen any plant which produced such thin parts, I could not reach the least conclusion as to the question what kind of substance it was, and much less so how they had got into the crystal, where they lay as it were crosswise on each otherGa naar voetnoot39. Ga naar margenoot+I previously observed that when I put the rock crystal into the fire, it burst into many fragments, from which I concluded that some moisture or salt parts must be contained in it, which caused such a great bursting-to-pieces, and in order to investigate this, I put in a glass some crystal particles that had been struck to pieces, and observed that by the fire a very small amount of moisture and salt was expelled from it. And when I dropped some crystal parts, as glowing-hot as I could make them, into the water, I could not discern that some salt particles crystallized on the surface of the water, as I had seen in other cases. | |||
Ik hebbe egter op nieuw, eenige Cristal deelen op een Houts kool geleijt, ende het weijnig, dat door de hitte niet weg was gesprongen, in schoon regenwater laten vallen, en schoon ik geen zout deelen, op de oppervlakte van het water konde gewaar werden, soo hebbe ik niet te min, verscheijde malen van dit water genomen, ende dat geplaast op de suijversteGa naar voetnoot54 glasen die men bedenken konde, en na dat dit water eenige tijd, nu in vogtig, en dan in droog weer hadde gestaan, beschoude ik het selve veel maal, en ik sag door gaansGa naar voetnoot134, datter seer veel zout deelen, ende dat van verscheijde figuuren lagen gestremt, waar van de meeste haar nette maaksel, niet te bekennen warenGa naar voetnoot135, om dat het water niet weg wasemde, dat ik mij inbeeldeGa naar voetnoot136, dat tweederleij zout was, namentlijk, het zout dat al rede gestremt was, ende het zout dat nog int water was, dat rontom de te samen gestremde zout deelen was leggende. Als ik op de na middag in helder weer (in April) de zout deelen klaarder sag, als ik daar te vooren hadde gedaan, waren deselve des anderen daags smergens de klok ses uren, weder met soo veel int Oog water deelenGa naar voetnoot137 besetGa naar voetnoot138, dat men sig daar over te verwonderen hadde. Onder de geseijde zout figuuren, als ik die op het klaarste sag, quam het selvigeGa naar voetnoot139 met de figuur over een die het Cristal heeft, namentlijk ses zijdig, en gelijkGa naar voetnoot70 ons Berg Cristal ses zijdig is, met een ses zijdige punct soo hadde de gestremde zout deeltjens,Ga naar margenoot+ twee ses zijdige puncten, welk zout figuurtje, fig: 12. tussen L en M werd aan gewesenGa naar voetnoot140. Ik hebbe mijn selven in gebeeldGa naar voetnoot141, dat bij aldien de Berg Cristallen, soo danig in hare te samen stremminge, hadden gelegen, dat ze aan geen van beijde de eijndenGa naar voetnoot142, maar int midden waren vast gehegt, dat ze als dan, twee ses zijdige puncten zouden hebbenGa naar voetnoot143, gelijk wij sien, dat de sal peterGa naar voetnoot144 int water stremmende, ende op zijde aan eenig deel vast sittende, niet alleen ses zijdig zijn, maar de eijnden van deselve, dieGa naar voetnoot145 sijn scharp toe loopende, niet ses zijdig gelijk de Cristallen, maar veeltijts Beijtels gewijseGa naar voetnoot146. | |||
However, I again put some crystal parts on a piece of charcoal and dropped the small amount which had not sprung away through the heat into clear rain-water, and although I could not discern any salt parts on the surface of the water, still I took several times some of this water and put it on the cleanest glasses one could imagine. And after this water had stood for some time, now in wet weather and then in dry weather, I observed it many times and I saw each time that very many salt parts of different forms had crystallized, the precise form of most of which could not be discerned because the water did not evaporate, so that I thought that there were two kinds of salt to wit, the salt which had already crystallized and the salt which was still in the water, lying around the crystallized salt parts. When in the afternoon, in clear weather (in April), I saw the salt parts more clearly than I had done before, the next morning at six o'clock they were surrounded again with so many parts which looked like water parts that one could not but marvel at it. Among the said salt figures, when I saw them most clearly, this one resembled the figure which the crystal has, to wit, a six-sided one, and while our rock crystal is six-sided with one six-sided point, the crystallized salt particles had two six-sided points;Ga naar margenoot+ this salt particle is designated in Fig. 12 between L and MGa naar voetnoot40. I assume that if the rock crystals, when crystallized, had lain in such a way that they were not attached at the two ends, but in the middle, they would then have two six-sided pointsGa naar voetnoot41, while we see that saltpetre parts, when crystallizing in the water and being attached on the side to some part, are not only six-sided, but their ends taper sharply, not with six sides like the crystals, but often in the form of chiselsGa naar voetnoot42. | |||
Ook sag ik een Cristal deeltje, hoe wel seer kleijn, dat met een drie hoek over eenGa naar margenoot+ quam, welkers twee hoeken, een weijnig grooter waren, als hier met fig: 13. tussen N en O. werd aan gewesenGa naar voetnoot147. Ga naar margenoot+Als mede sag ik zout figuurtjens leggen, als fig: 8. tussen A en B werd aan gewesen, dog deselve hadden een dikte die men bekennen kondeGa naar voetnoot148, en vorders seer veel irreguliere zout deelen, en het getal was soo groot, die uijt een kleijne quantiteit water voort quamen, dat ik daar over verstelt stont. Ik liet het water dat meest door gaansGa naar voetnoot149 om de sout deelen lag, door de warmte van een kaars, langsaam weg wasemen, en doen vernam ik nog veel te samen gestremde kleijne zout deelen, daar aan geen figuur te bekennen was. Dus verre sijn mijne aantekeninge die ik de vrijheijt neme Hare Hoog Edele Heeren te laten toe komen, ende sal onder des blijvenGa naar voetnoot150.
Hare Hoog Edele Heere Onderdanige Dienaar
| |||
I also saw a crystal particle, though a very small one, which resembled a triangle,Ga naar margenoot+ whose two angles were a little larger, as designated here in Fig. 13 between N and OGa naar voetnoot43. Ga naar margenoot+I also saw some salt particles as designated in Fig. 8 between A and B, but these had a perceptible thickness; and further I saw very many irregular salt parts coming from a small quantity of water, whose number was so large that I was dumbfounded by it. I caused the water generally lying around the salt parts to evaporate slowly through the heat of a candle, and then I also observed many small crystallized salt parts on which no form was to be discerned. These are my notes which I take the liberty to send to Your Honours, and meanwhile I remainGa naar voetnoot44,
Very Noble Sirs, your obedient servant
|
|