Alle de brieven. Deel 3: 1679-1683
(1948)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:Geen publicatie bekend. | |
Korte inhoud:Onderzoek van de tophi van een jichtlijder, waarin Leeuwenhoeck spitse kristallen (van natriumuraat) ontdekt. Onderzoek van blaassteenen en gedachten over het ontstaan daarvan. | |
Opmerkingen:Een extract van dezen brief, eigenhandig door Leeuwenhoeck geschreven, en met een begeleidenden brief, gedateerd 13 October 1679, aan Robert Hooke gezonden, bevindt zich te Londen, Royal Society. MS. 1872. L l. 44. Het beslaat twee foliobladzijden. | |
Letter No. 50.
| |
Published in:No publication is known. | |
Summary:Tophi of a patient suffering from gout, in which Leeuwenhoeck discovers needle-shaped crystals (of sodium urate). Experiments on vesical calculi, and considerations as to their origin. | |
Remarks:An extract of this letter in Leeuwenhoeck's own handwriting, and sent to Robert Hooke together with a covering note dated October 13th 1679, is present in the archives of the Royal Society, MS. 1872, L l. 44. It covers two folio pages. | |
D'Heer Lambert van Velthuijsen
Delft den 11e Julij 1679.
Seer geleerde Heer.
Jn UEd: seer aengenamen vanden 17e JunijGa naar voetnoot1) heb ick gesien, de sustenueGa naar voetnoot2) van eenige geleerde lieden, omtrent de generatie van planten en gedierte, dat deselvige niet op nieuw en soude geschieden,Ga naar voetnoot3) en t'vervolgh daer van haelt UEd: soo verre, en soo subtijl, dat ick mij niet bequaem en kan om mij daer over te uijten.Ga naar voetnoot4) Ga naar margenoot+Jn UEd: voorgaende missive, versoeckt UEd: mij omme te examineren de kalck, die de jichtige op de gewrichten sit, off uijt comt, en alhoewel ick seer gemeen ben, bijGa naar voetnoot5) die geene die seer swaer met de jicht gequelt sijn, en welckers gewrichten vande vingers seer dick sijn, enGa naar voetnoot6) die nochtans niet op en breecken,Ga naar voetnoot7) soo heb ick doorgaens in gedachten gehadt, dat ick inde kalckachtige materie, nietGa naar voetnoot8) en soude konnen sien het geene noterens waerdich was, want ick imagineerde mij, dat de kalck maerGa naar voetnoot9) soude bestaen uijt globulen, om redenen, dat bij aldien het scharpe delen mochten sijn, de jichtige alsdan noeijt sonder pijn souden sijn,Ga naar voetnoot10) daermen het ter contrarie siet. | |
Delft, July 11th 1679.
To Mr. Lambert van Velthuysen.
Most learned Sir,
I find in your welcome letter of June 17thGa naar voetnoot1) the assertion of some learned gentlemen concerning the generation of plants and animals, according to which procreation does not take place anewGa naar voetnoot2); but in your further discussion you enter so deeply into the subject and are so abstruse that I do not judge myself competent to give an opinionGa naar voetnoot3). Ga naar margenoot+In your previous letter you ask me to examine the chalk which gouty persons have on their joints or which will break out. Now, althoughGa naar voetnoot4) I am familiar with many people suffering severely from gout, the joints of whose fingers are very thick, I never observed a perforation. Consequently I always thought that I could not discover anything worth noting in the chalky matter, imagining that the chalk would consist only of globules, because, if it should contain pointed particles, the gouty patient would never be free from painGa naar voetnoot5), whereas we observe the contrary to be the fact. | |
Seecker Heer mij in Maeghschap bestaende,Ga naar voetnoot11) die ongemeen swaer met de jicht gequelt is, en die omtrent drie jaer geleden verstaen hebbende dat ick Moxa hadde, en dat ick mijn selven uijt speculatieGa naar voetnoot12) daer mede gebrant hadde,Ga naar voetnoot13) versoght een weijnich van mij, om hem daer mede te branden, dat ick hem gaerne toe stont, en is daer na tot Utrecht gegaen, en heeft hem aldaer verscheijde mael laten branden. maer geen hulpGa naar voetnoot14) gevonden. en na dat den selven Heer eenigen tijt uijt de stadt gewoont hadde, en alhier metter woon weder was gecomen, verstont ick dat hij schielijck een swaer overval hadde gekregen,Ga naar voetnoot15) deselvige Hr eenige dagen daer na voor bij mijn huijs comende, vraeghde ick hem na desselfs gesontheijt, die mij sijn laeste sieckte verhaelde, en die ick hier sal stellen, om off UEd: eenich licht daer uijt konde trecken.Ga naar voetnoot16) Hij had twee dagen achter een seer veel gangenGa naar voetnoot17) gehadt, en wiert daer op soo slap, dat hij ordonneerde om een doctor te gaen, en viel daer op in een Flaeute, met treckinge van senuwen, soo dat hem niet geordonneertGa naar voetnoot18) wiert als hert sterckende middelen, alsoo men geen andere staet en maeckte,Ga naar voetnoot19) off sijn leven soude kort sijn; en daer na de kramp in veel leden, soo dat hij mij klaeghde, dat als hij arm off been quam te roeren, om de plaets daer de kramp was wat te vrijven, weder aenstonts, de kramp in het bewegende arm, off been kreegh, De gangen hielden van selfs op, en alle sijn ledenGa naar voetnoot20) waren soo dun geworden, even als off alle | |
A certain gentleman who is related to me and who is severely affected by goutGa naar voetnoot6), having heard about three years ago that I had some Moxa and that I had burnt myself with it for researchGa naar voetnoot7), asked me for some of it in order to burn himself with it. I was glad to give it him, after which he went to Utrecht where he caused himself to be burnt several times, but obtained no relief from it. When this gentleman returned to this place after having lived in another town for some time, I was told that he had had a sudden and severe attack. This gentleman passing my house a few days afterwards, I inquired after his health upon which he told me about his last illness, which I will now describe for your information. For two days consecutively he had gone to stool many times, after which he felt so weak that he had a doctor sent for. After this he fainted and had nervous twitches, reason why only cordials were prescribed, because it was supposed that his life would last but a short time. He next was seized with cramp in many limbs, so that, as he complained to me, if he moved a limb in order to rub the cramped part he was at once seized again with cramp in the arm or leg which he moved. The stools ceased spontaneously and all | |
de jichtachtige verheveltheden,Ga naar voetnoot21) met de gangen waren af gesonden.Ga naar voetnoot22) Maer datGa naar voetnoot23) deselvige nu al weder aen groeijden, weijnich dagen daer na vraegh ick den selven heer, off hem niet wel overgecomen was, dat de kalck hem de gewrichten uijt quam; Hij verhaelde mij,Ga naar voetnoot11) dat eenigen tijt geleden, de kalck aende hiel van sijn voet, daer een groot gat in wasGa naar voetnoot24) met soo een menichte uijt quam, dat hij bij na een geheele nieuwe hiel kreegh,Ga naar voetnoot25) en datter noch een gath aen sijn arm, op sijn elleboogh was, daer de kalck wel 6. maenden langh achter den anderenGa naar voetnoot26) was uijt gecomen, dogh op verre na soo veel, noch soo dick niet, als uijt sijn hiel quam. Jck versogt vande kalck te hebben, dat hij mij gaerne toe stont, en stelde mij de tijt wanneer hij sijn arm verbinde soude, en ick nam tot dien eijnde mede twee kleijne glaesjens, waer in noeijt eenige materie had geweest, om de kalck daer in te doen; de materie die uijt de arm quam was niet alleen kalckachtigh, maer het was vermengt met etter en een weijnich bloet, en een taije vochticheijt, vermengt met veel witachtige pleckjens, dieGa naar voetnoot27) eenige soo kleijn waren, dat die naeulijcx met het bloote oogh te bekennen | |
his joints had become so thin as if all the gouty swellingsGa naar voetnoot8) had been carried off in the stoolsGa naar voetnoot9). But he complained that they already began to grow again. A few days later I asked this gentleman if it had ever happened to him that the chalk came out of his joints; he told meGa naar voetnoot6) that some time ago the chalk in the heel of his foot, in which there was a large hole, came out in such a quantity that he formed almost a new heelGa naar voetnoot10), and that there was also a hole in his arm on his elbow from which the chalk had come during quite six months on end, but not so much by far, nor so thick as from his heel. I asked him to let me have some of the chalk, which he willingly granted me, mentioning the time when he would bandage his arm. For this purpose I brought two small glasses in which there had never been anything, to put the chalk in; the substance which issued from the arm was not only chalk but was mixed with some pus and a little blood, as also with a viscous fluid in which there were many whitish spots, some of which were so small that | |
waren,Ga naar voetnoot28) alle welcke materie, ick met de punct van een mes, soo veel van den anderenGa naar voetnoot26) separeerde, als t mij doenlijck was, omme des te beter het onderscheijt daer in te connen sien; Jck heb dan eerst gaen observeren, de vaste materie, die in ons oogh de kalck gelijck is, en met verwonderingh gesien, dat ick in mijn meninge bedrogen was, want het waren niet dan langeGa naar voetnoot29) doorschijnende figuertgens, veele aen beijde de eijndenen spits toe lopende, en van ontrent de lengte van 4. axen, vande globulen van ons bloet, andere weder korter, en eenige weijnige maer half soo langh, en de proportie van haer dickte tegen haer lengte, en kan ick niet beter vergelijcken, dan off wij met ons bloote oogh aenschouden, stuckjens hair uijt de staert van een paert, op de lengte van een sesde van een duijm gesneden.Ga naar voetnoot30) Dese lange figuertgens waren eenige duijsent, inde quantiteit materie, van een groff sant groote, leggende vermengt met een weijnich vochticheijt, en rontom dese kalck vloeijden eenige dunne vochticheijt, die ick oordeelde, de waterachtige vochticheijt van het bloet te sijn, vermengt met globulen bloet, en globulen die seer wit waren, dat ick oordeelde mede bloed te sijn,Ga naar voetnoot31) en datmen meest met den naem van etter noemt; op eenige plaetsen lagen dese verhaelde lange deeltgens | |
they could hardly be seen by the naked eyeGa naar voetnoot11). All this substance I separated as well as I could with the point of a knife, in order to be able to distinguish it all the better. First of all I observed the solid matter which to our eyes resembles chalk, and saw to my great astonishment that I was mistaken in my opinion, for it consisted of nothing but long, transparent little particles, many pointed at both ends and about 4 ‘axes’ of the globules of our blood in length, others shorter and a few only half as long. And the proportion of their thickness as compared to their length, I cannot better describe than by supposing that we saw with our naked eye pieces from a horse-tail cut to a length of one sixth part of an inchGa naar voetnoot12). In a quantity of matter of the size of a coarse grain of sand, there lay some thousands of these long figures, mixed with a small quantity of fluid. And roundabout this chalk there flowed a small quantity of a thin fluid which I judged to be the watery fluid of our blood, mixed with globules of blood and globules which were very white, which I judged to be also bloodGa naar voetnoot13) and which is generally called pus. In some places the above-mentioned | |
in geschickte ordreGa naar voetnoot32) nevens den anderen, en niet te samen als off deselve een lichaem maeckten, maer op die manier als de klieren leggen.Ga naar voetnoot33) DeGa naar voetnoot34) heldere materie, die was soo taeij en starck, dat ick niet en hadde gedacht, dat soo een vochtige materie, in ons lichaem soude gevonden werden, te meer om dat ick na verscheijde observatien, niet anders en konde oordelen, off deselvige bestont uijt seer vast aen een gevoeghde globulen, vermengt op veel plaetsen, met de voor verhaelde lange figuertgens, die op de eene plaets, seer dick op den anderen lagen, en op een andere plaets seer dun verspreijt,Ga naar voetnoot35) en dit waren de witachtige pleckjens die ick met het bloote oogh inde heldere materie hadde gesien, en daer die dickst op den anderen lagen, witst waren.Ga naar voetnoot36) Want alle door schijnende delen op den anderen leggende, sonder dat deselve seer vast aen een sijn vereenigt, vertoonen wit, als sneeuw, gestooteGa naar voetnoot37) glas, gestoote hars, suijcker, papier etc. Hier van breder in mijn missive van dato den 1e Junij 1674: geschreven aende Roijale Societeit tot LondenGa naar voetnoot38) Ga naar margenoot+Ick en kan niet begrijpen waerom dat het bloet inde Baermoeder, (alhoewel daer geen klieren en sijn gelijck inden hals,Ga naar voetnoot39) en inde | |
long particles lay in regular order, one next to the other, and not in a mass as if they formed one body, but in the manner in which glands lieGa naar voetnoot14). The clear matter was so viscous and tough that I could not have thought that such a humid matter could be found in our body, the more so because after several observations I could not but judge that it consisted of closely joined globules, in many places mixed with the above-mentioned long figures which in one place lay very close together and in another place lay widely scattered. These were the whitish spots that I had observed with my naked eye in the clear matter, and which were whitest where they lay closest togetherGa naar voetnoot15). For all transparent parts, lying one upon the other without being closely united, look white, such as snow, pounded glass or resin, sugar, paper, etc. More about this in my letter dated June 1st 1674, addressed to the Royal Society in LondonGa naar voetnoot16). Ga naar margenoot+I cannot make out why the blood in the uterus (although there are no glands in it like those in the throatGa naar voetnoot17) and in the chest) yet | |
borst) echterGa naar voetnoot40) niet een witte couluer soude konnen aen nemen,Ga naar voetnoot41) nademael wij daeghlijcx sien, dat veel bloet, dat wij materie, off etter noemen, dat uijt de wonden comt, wit is.Ga naar voetnoot31) Ga naar margenoot+Eenigen tijt geleden was ick in redenen met een doctorGa naar voetnoot42) omtrent de steenen die inde blaes van menschen sijn, welcke doctor sustineerde geen onderscheijt te wesen tusschen de kalckachtige substantie die de jichtige op de gewrichten sit,Ga naar voetnoot43) ende de substantie vande gemelte steenen, ende dat deselvige alle uijt het bloet gemaeckt wierden.Ga naar voetnoot44) Dit selvige heeft mij doen ondersoecken, eenige steenen die uijt de blaes gesneden waren, maer ick heb daer in geen scharpe delen, die ick geseijt heb daer uijt dat de kalck vande jichtige bestont, konnen ontdecken. Maer wel gesien dat de steenen buijten mijn vermoeden, schoon die effenGa naar voetnoot45) in ons oogh schenen, echter haer gansch rouw en spontiues, door het microscope vertoonden, en dat de substantie, waer uijt deselve bestonden, niet van een ende deselve stoffe en bestont, maer uijt verscheijde substantien was te samen geset, want ick sagh deeltgens die helder, off doorschijnende waren, verschelende d'een van dander in figuer en groote, gelijck het eene sant van het ander doet; dese waren meest omtrent 1000. mael kleijnder dan een gemeen sant, andere weder grooter, ende deselvige schenen weder te bestaen uijt deeltjens, andere deeltgens van omtrent deselvige groote waren duijster; Jck heb oock de steenen een geruijmen tijt in schoon regenwater geleijt, en als ick de steenen uijt het water hadde genomen, en bij na droogh waren, deselve seer sagt, tegen een ander seerGa naar voetnoot46) suijver lichaem gevreven, ende dese weijnige materie, die van dese | |
cannot take a white colourGa naar voetnoot18), seeing that we daily observe that much blood, issuing from wounds and called by us matter or pus, is whiteGa naar voetnoot13). Ga naar margenoot+Some time ago I had a discussion with a physician about the stones found in human bladders. This doctor maintained that there is no difference between the chalky substance on the joints of gouty patientsGa naar voetnoot19) and the substance of the stones referred to, and that both are made from the bloodGa naar voetnoot20). This induced me to examine some stones cut from the bladder, but I have not been able to detect in them any of the sharp particles of which I said that gouty chalk consists; but I did observe that the stones, contrary to my expectation and although they appeared to be smooth, were quite rough and porous when seen through the microscope; also that the substance of which they consisted was not of one and the same nature, but that it was composed of several substances; for I saw particles that were clear or transparent, differing in form and size, as one grain of sand differs from another. Most of these were about a thousand times smaller than an ordinary grain of sand; others again were larger, and these appeared to consist of particles; other particles of about the same size were dark. I also put the stones for a considerable time in clear rain-water, and, after taking them from it, rubbed them, when they were nearly dry, very softly against another very pure body. I observed very accurately what | |
steen af quam, seer naeuwkeurigh geobserveert, en gesien een groote menichte van seer kleijne rontachtige irreguliere deeltgens,Ga naar voetnoot47) vande groote, waer uijt ick voor desen geseijt heb, dat de ses globulen, een globule bloet uijt maecken,Ga naar voetnoot48) en welckers deeltgens inde urine in seer groote menichte sijn, dese figuertgens imagineerde ick mij dat globulen bloet waren geweest. Alsmede sagh ick figuertgens, die in groote en gedaente over een quamen, met de afschilferende deeltgens vande binnenste delen van ons lichaemGa naar voetnoot*) en die ick mede in menichte inde urine en speecksel heb gesien. Jn somma ick oordeelde dat de steen der blasen niet en bestont uijt een enckelde materie, gelijck ick hier vooren heb geseijt, maer uijt alle de substantie, die van ons lichaem, door de urine wort afgesonden, ende dat die delen maer te samen coaguleren,Ga naar voetnoot49) op die manier gelijck mij dickmaels is te vooren gecomen, dat aen het warm gevijlt ijser, het vijlsel van van (!) het ijser aenkleeft. Uijt dese mijne verhaelde observatien omtrent de steen, heb ick mijn selven ingebeelt,Ga naar voetnoot50) dat de steenGa naar voetnoot51) sijn begin | |
little matter was rubbed from the stone and saw a great number of very small, roundish, irregular particlesGa naar voetnoot21). Their size was such as I have mentioned before, six globules equalling one globule of bloodGa naar voetnoot22), and these particles occur in great numbers in urine. I imagined that these little figures were globules of blood. I also saw little figures agreeing in size and form with the particles scaling from the interior parts of our bodyGa naar voetnoot*) and which I have also observed in great quantities in urine and saliva. In short, I concluded that the stones in bladders do not consist of one single substance, as I said at one time, but of all the substances which are excreted from our body in the urine, and that those particles simply coagulateGa naar voetnoot23) in the manner in which I often noticed that filings cling to the hot filed iron. From the above observations I have concluded that the stoneGa naar voetnoot24) | |
niet, off seer selden inde blaes is, maer dat deselve inde nieren eerst gemaeckt wort, ende aldaer seer langhsaem in groote toe neemtGa naar voetnoot52) om dat daer meestGa naar voetnoot53) van alle kanten omvangen wort, maer door de waterpesenGa naar voetnoot54) gebracht sijnde tot inde blaes, ende niet geloost werdende, kan aldaer seer schielijck in groote toe nemen, om dat wanneer maer eenige urine inde blaes is, daer als in een open velt leijt, en van alle kanten kan toe nemen, want een welgesteldeGa naar voetnoot55) blaes, stel ick vast, en behout geen urine int loosen vande selve in hem, maer al de urine gaet uijt de blaes, en eenige kleijne steenachtige deeltgens uijt de nieren gecomen sijnde,Ga naar voetnoot56) moeten na de kropGa naar voetnoot57) vande blaes sacken, om dat deselve stoff swaerderGa naar voetnoot58) sijn dan de urine, ende alsoo met de urine geloost worden, en wel voornamentlijck als het water al staende gemaeckt wort.Ga naar voetnoot59) Mijn HeerGa naar voetnoot60) hier hebt ghij mijne geringe observatien, en consideratien, omtrent de kalck vande jichtige, en de steen; waer van ick niet en weet, offr ijets in is, Het gene dat nieuw, ofte aen merckens waerdich is, En na de mael ick in meer dan 6. maenden geen schrijvens vande Conincl. Societeit van Engelant heb ont- | |
does not or very rarely originate in the bladder, but is first formed in the kidneys where it very slowly grows in size because it is enclosed there almost on all sides; but having been carried through the ureter into the bladder and not being voided, it can rapidly grow in size thereGa naar voetnoot24a), because if there is only a little urine in the bladder, it lies there as it were in an open space and can increase on all sides. For I state that a healthy bladder does not retain any urine after voiding, but that all the urine leaves the bladder, and a number of small stony particles coming from the kidneys, must sink to the neck of the bladder because their specific weight is greater than that of urine. Consequently they are voided together with the urine especially if the urine is voided when one stands. These, SirGa naar voetnoot25), are my slight observations and considerations concerning the chalk of gouty persons and the stone. Whether there is anything new or worth notice in them I do not know. Not having had any letters from the Royal Society of England for more than six months (apparently owing to the disturbed conditions | |
fangen, (aparent door den verwarden toe stant aldaer)Ga naar voetnoot61) aen wien ick sedert 6. jaren, het nieuw dat ick ontdeckte heb toe gesonden, die het selvige aldaer met den druck gemeen maeckten, soo en weet ick nu niet tot wien ick mij voortaen sal keren, met het gene ick alrede ontdeckt heb, ofte in toe comende sal comen te ontdecken, op dat een ander met mijn veeren niet en pronckt, gelijck mij meermael is te vooren gecomen;Ga naar voetnoot62) tsal mij lief sijn te verstaen, hoe dese mijne verhaelde observatien UEd: bevallen, en wat tegenwerpingen mij daer op werden gedaen, sullen mij aengenaem sijn, soo sullen oock sijn alle voorstellen, die mij van UEd: toe comen, afbreeckende blijve na presentatie van mijn geringen dienst
Mijn Heer
UEd: Onderdanighste Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck
*) Nota.Ga naar voetnoot63) ick heb voor desen geschreven hoe dat ick mij imagineerde, dat onse opperste huijtge continuelijck boven afschilfert, en van onderen weder aengroeijt,Ga naar voetnoot64) en dat het insgelijcx toegaet met de binnenste delen van ons lichaem,Ga naar voetnoot65) als slockdarm, maegh, doorgangen vande urine etc. ende dat dat de platte schilfertgens waren die ick inde urine en speecksel sagh. | |
thereGa naar voetnoot26), and having sent to this Society for the last six years my new discoveries, which were there communicated in print, I do not know to whom to turn in future with what I have already discovered or may discover hereafter, lest another should adorn himself with my feathers as has happened to me several times. I shall be glad to hear how you like these observations as also of any objections that may be made, and of any proposals made by you. Breaking off I remain, offering you my slight services, Sir,
Your obedient Servant
Antonj Leeuwenhoeck.
*) NoteGa naar voetnoot27). On a former occasion I wrote to you how I imagined that our upper skin continually scales at the top and grows on the undersideGa naar voetnoot28), and that this also takes place in the interior parts of our bodyGa naar voetnoot29), such as the oesophagus, the stomach, the urinary passages, etc., and that this accounts for the flat little scales that I saw in urine and saliva. |
|