| |
| |
| |
| |
Brief No. 51.
13 October 1679.
Gericht aan: Robert Hooke.
Manuscript: Onderteekende, eigenhandige brief te Londen, Royal Society. MS. 1874. L l. 45. Eén foliobladzijde.
| |
Gepubliceerd in:
Geen publicatie bekend.
| |
Korte inhoud:
Verzoek om inlichtingen aangaande de ontvangst van vorige, door Leeuwenhoeck verzonden brieven. Bericht over het bezoek van den hertog van York, wien Leeuwenhoeck spermatozoïden van den hond liet zien. Beschouwing over het voorkomen van blaassteenen bij oude menschen en jonge kinderen.
| |
Opmerkingen:
Bij dezen brief heeft Leeuwenhoeck gevoegd het extract van de ‘Missive’ van 11 Juli 1679, gericht aan Lambert van Velthuijsen (zie onder ‘Opmerkingen’ aldaar).
| |
| |
| |
Letter No. 51.
October 13th 1679.
Addressed to: Robert Hooke.
Manuscript: Signed autograph; London, Royal Society. MS. 1874. L l. 45. One folio page.
| |
Published in:
No publication is known.
| |
Summary:
A request for information concerning the receipt of previous letters sent by Leeuwenhoeck. Mentions the visit of the Duke of York, who was shown spermatozoids of a dog. Considerations on the occurrence of vesical calculi in old people and in young children.
| |
Remarks:
The extract from the ‘Missive’ of July 11th 1679, addressed to Lambert van Velthuysen, accompanied this letter (see p. 85: Remarks).
| |
| |
| |
Robert Hooke.
Delft den 13e Octobr. 1679.
Wel Edele Heer Saluijt.
Jck heb aen UEd: Comfrater d'Heer Nehemias Grew drie distincte missiven geschrevenGa naar voetnoot1) vande welcke ick geen antwoort en heb becomen, waer over ick verwondert ben, en mij de eene tijt de oorsaeck daer van imagineer de groote occupatie vande selvige Heer, de andere tijt beelt ick mij in, off het door sieckte mochte toe comen,Ga naar voetnoot2) en weder off in eenigen tijt de Conincl. Societeit, niet en hadde vergadert geweest,Ga naar voetnoot3) dese mijne gedachten mij verscheijde mael voedende,Ga naar voetnoot4) heb ick de vrijheijt genomen, om desen aen UEd: te addresseren, met bij gevoegt off UEd: mij gelieft te adviserenGa naar voetnoot5) off mijne laeste missive van dato den 25 April 1679. is te recht gecomen,Ga naar voetnoot6) als mede off UEd: de dierkens int Mannelijck saet medeGa naar voetnoot7) hebt gesien, als mijne toe gesondene figueren vermelden,
Ga naar margenoot+De Heere Hertogh van IJorck weijnich dagen voor sijn laeste vertreck uijt dese landen,Ga naar voetnoot8) dede mij de eer aen beneffens andere Hoogh Edele Personagien, van mij te comen besoecken, omme mijne eenvoudige speculatienGa naar voetnoot9) te aenschouwen, en alsdoen toonde ick onder andere sijn Elustre Personagie, de dierkens in het Manne-
| |
| |
| |
Robert Hooke.
Delft, October 13th 1679.
Sir,
I have sent three several lettersGa naar voetnoot1) to your colleague, Mr. Nehemiah Grew, without receiving a reply, to my great surprise. At one time I think the reason must be this Gentleman's many occupations, at another time I wonder whether illness may not be the cause, and then again I think the Royal Society may not have metGa naar voetnoot2). These ideas repeatedly entering my mind, I take the liberty to address this letter to you, requesting you to inform me whether my last letter, dated April 25th 1679, has come to handGa naar voetnoot3); also whether you have seen the little animals in male semen just as I represented them in the figures sent by me.
Ga naar margenoot+His Highness the Duke of York honoured me a few days before his departure from this country by a visitGa naar voetnoot4), accompanied by several high personages. He wished to see my simple observations and so I showed His Highness among other things, the little animals
| |
| |
| |
lijck saet van een Hont, door een gemeen microscope,Ga naar voetnoot10) aen welcke dierkens sijn Hoogh Persoon most bekennen,Ga naar voetnoot11) deselvige niet alleen te konnen sien leven, maer selfs de staert vande selve perfect te sien,
Ga naar margenoot+Hier nevens gaet een extract uijt een missive die ick aende seer verstandigeGa naar voetnoot12) Heer Velthuijsen heb geschreven,Ga naar voetnoot13) die ick wil hoopen, dat UEd: niet onaengenaem sal sijn. Jck heb eenige speculatien gehadtGa naar voetnoot14) waerom in oude Luijden, en onder de jonge kinderen die van arme Ouders gebooren worden, meestGa naar voetnoot15) met de steen gequelt sijn,Ga naar voetnoot16) namentlijck om dat sodanige seer veel leggen,
| |
| |
| |
in the male sperm of a dog through an ordinary microscopeGa naar voetnoot5). His Highness admitted that he not only saw that they lived, but that he even could clearly distinguish their tails.
Ga naar margenoot+Enclosed I send an extract from a letter to the very learned Mr. VelthuysenGa naar voetnoot6), which I hope will be welcome to you. I have often reflected upon the question why old people and young children of poor parents are most troubled by stoneGa naar voetnoot7), and believe the reason to be that these are lying down most of the time and
| |
| |
| |
en soo leggende meest doorgaens haer urine loosen, waer door dan comt te geschieden, dat de stoff swareGa naar voetnoot17) materie die inde urine is, niet na de kropGa naar voetnoot18) vande blaes en kan sacken, maer blijft op de gront vande blaes leggen, en stremtGa naar voetnoot19) alsoo, als tot een lichaem, dat een begin van een steen maeckt, dogh ick geeff dese mijne speculatien aen UEd: Hooge Wijsheijt over.Ga naar voetnoot20) Jck heb afgeteijckent het Eijcken, Olm, Vuijeren, Boecken, Swart Mauritius ebben,Ga naar voetnoot21) en Palmen Hout,Ga naar voetnoot22) met desselfs opgaende en horisontale vaaten, Soo ick UEd: ende de geleerde Heeren Philosophen dienst kan doen, omme die beneffens eenige andere observatien te communiceren, ick sal die UEd: laten toe comen.Ga naar voetnoot23)
Mijn Heer mijn seriues versoeck is off UEd: mij gelieft te adviseren vande ontfangh ende daer beneffens gelieft te adverteren,Ga naar voetnoot5) off de Heer N. Grew, noch in goede gesontheijt is, ende deselvige beneffens de Heeren Philosophen, seer onderdanigh te groeten. Jck sal onder des na presentatie van mijn geringen dienst blijven.
Mijn Heer
UEdts onderdanige dienaer.
Antonj Leeuwenhoeck
To Mr
Mr Robert Hooke
Secretarij off the Roijall
Societij
London.
| |
| |
| |
thus mostly pass their urine in this position which prevents matter of high specific weight in the urine from reaching the neck of the bladder; it will remain on the bottom of the bladder and thus coagulatesGa naar voetnoot8) to a mass that forms the beginnings of a stone. But I commit these speculations to your discrimination. I have made drawings of oak-, elm-, beech- and boxwoodGa naar voetnoot9). of deal and black Mauritius ebonyGa naar voetnoot10), with the vertical and horizontal vessels. I will forward these to youGa naar voetnoot11) together with some other observations if they should be of any service to you and the Learned Philosophers.
I earnestly request you, Sir, kindly to acknowledge receipt and to let me know if Mr. N. Grew is still in good health; also to give him and the Philosophers my humble greetings. Offering my slight services I meanwhile remain
Your obedient servant
Antonj Leeuwenhoeck.
To Mr. Robert Hooke
Secretary of the Royal Society London.
|
-
voetnoot3)
- Hoewel, blijkens Th. Birch The History of the Royal Society of London (1756/7), de Royal Society in het jaar 1679 regelmatig iedere week vergaderde, wordt alleen melding gemaakt van L.'s brief van 25 April 1679. Deze werd op 10 Juli van dat jaar door Hooke voorgelezen in een door hem zelf gemaakte Engelsche vertaling (l.c. III. blz. 494). [M.]
-
voetnoot4)
- Dese mijne gedachten mij verscheijde mael voedende - omdat deze gedachten telkens bij mij opkomen. [M.]
-
voetnoot6)
- De ‘laeste missive’ is eigenlijk van 13 Juni 1679, maar deze bevat slechts een verzoek om antwoord op vroeger verzonden brieven en wordt dus niet belangrijk geacht. [M.]
-
voetnoot8)
- De Katholieke Hertog van York (de latere koning Jacobus II) verliet op raad van zijn broeder Karel II in het najaar van 1679 Engeland, aangezien daar een sterk anti-Katholieke stemming heerschte, welke leidde tot het aannemen van de Exclusion Bill door het Lagerhuis. Hierdoor kon ook de Hertog van York van den troon worden uitgesloten. Korten tijd vertoefde hij in den Haag bij zijn schoonzoon, stadhouder Willem III. Spoedig daarna vertrok hij naar Brussel, en in het voorjaar van 1680 keerde hij naar zijn vaderland terug. [Br.]
-
voetnoot2)
- Though the Royal Society met regularly once a week in 1679 (Th. Birch, The history of the Royal Society of London, 1756/7) L.'s letter of 25 April 1679 is the only one mentioned. It was read on the 10th of July of that year by Hooke, in an English translation made by him (l.c. III, p. 494). [M.]
-
voetnoot3)
- Actually the ‘last letter’ is that of 13 June 1679, but it is only a request for a reply to earlier letters, and hence is neglected. [M.]
-
voetnoot4)
- After the Exclusion Bill (1679) the Duke of York resided for some time with his son-in-law, the stadholder William III, at the Hague. He left soon after for Brussels and returned to his native country in the spring of 1680. [Br.]
-
voetnoot10)
- L. bewaarde zijn sterk vergrootende microscopen voor eigen onderzoek. De bezoekers mochten alleen door de ‘gemeene’ vergrootglazen kijken. Zie o.a. den brief van 23 Maart 1677 (Alle de Brieven II. blz. 200 en 204), waar L. dit zelf meedeelt. [M.]
-
voetnoot11)
- Aen welcke dierkens sijn Hoogh Persoon most bekennen - van welke diertjes Zijne Edele moest getuigen. [M.]
-
voetnoot14)
- Jck heb eenige speculatien gehadt - ik heb erover nagedacht.
-
voetnoot16)
- Vgl. voor deze meening van L.o.a.D. d'Escherny, die schrijft in zijn Verhandeling van de oorzaken en toevallen van het graveel en den steen (1774) blz. 12, dat ‘kinderen eerder dan Personen inde kracht van hunne jaren; Mans eerder dan Vrouwen, bijzonderlijk oude menschen’ door blaassteenen gekweld worden. [M.]
De blaassteenen van kinderen en oude menschen (meestal mannen) bestaan bijna altijd uit calciumphosphaat. Het schijnt dat deze steenen vroeger veel vaker voorkwamen dan thans. Volgens de tegenwoordige opvatting ontstaan deze steenen door samenwerking van een aantal omstandigheden, waarvan sommige reeds door L. worden genoemd. Aan de steenvorming dragen namelijk bij:
a. Een gebrek aan vitamine A in het voedsel. Dit kwam vroeger vooral in de wintermaanden veel voor, wanneer eieren schaarsch waren, de boter weinig vitamine A bevatte en groenten maandenlang aan de voeding ontbraken. Het is zeer waarschijnlijk, dat deze avitaminose A speciaal ‘onder de jonge kinderen die van arme Ouders gebooren worden’ voorkwam; ook de voeding van de ouden van dagen liet ‘onder arme luijden’ veel te wenschen over.
b. Bedrust leidt tot een atrophie van het skelet. Het uit de botten vrij komende calciumphosphaat wordt met de urine uitgescheiden en kan in de urinewegen (indien andere omstandigheden meewerken) steenen vormen.
c. Onvolledige lediging van de blaas bevordert den groei van bacteriën in de urinewegen. Blaasontstekingen komen vaak bij kinderen en bij ouden van dagen voor. Sommige bacteriën, die bij deze ontsteking een rol spelen, speciaal staphylococcen, bevorderen de vorming van steenen.
Naast deze drie factoren, die L. reeds volkomen juist herkend heeft, nemen wij thans nog aan, dat er in het normale voedsel stoffen aanwezig zijn, welke bij uitscheiding met urine het neerslaan van zouten voorkomen. Deze kennis begint echter pas in den allerlaatsten tijd tot ons door te dringen! [G.]
-
voetnoot5)
- L. kept his strong microscopes for his private investigations. His visitors were only allowed to look through the ordinary magnifying glasses! See for instance the letter of 23 March 1677 (Collected Letters, II, pp. 201 and 205) in which L. himself informs us of this. [M.]
-
voetnoot7)
- Cf. D. d'Escherny, Treatise of the causes and symptoms of the stone (1755), p. 3: ‘Children sooner than Persons in the Vigour of their Age; Men Sooner than Women, but especially old People are most subject to it’. [M.]
Vesical calculi of children and old people (mostly men) nearly always consist of calcium phosphate. It would seem that these stones were formerly much more common than at present; the modern view is that they originate owing to a concourse of circumstances, some of which are already mentioned by L. The formation of these stones is promoted by:
a. A deficiency of vitamin A in the food. Formerly this was common especially in winter, when eggs were scarce and butter contained only little vitamin A, while vegetables were not supplied for months. It is very probable that this absence of vitamin A was especially frequent in the case of ‘children of poor parents’, while the food-supply of old people among the indigent left much to be desired. b. Atrophy of the skeleton promoted by lying in bed. The calcium phosphate liberated from the bones is excreted with the urine and can form stones in the urinary ducts (when other circumstances cooperate). c. Incomplete voiding of the bladder. This promotes the growth of bacteria in the urinary ducts. Inflammation of the bladder is frequent among children and old people. Certain bacteria, especially staphylococci, which play a part in this inflammation, promote the formation of stones. Besides these three factors, correctly recognized by L., we now assume that there are substances in normal food which, when secreted with the urine, prevent the precipitation of salts. This piece of knowledge has only recently begun to penetrate. [G.]
-
voetnoot19)
- Stremmen - samenkleven. Zie verder voor de beteekenis van dit woord aant. 49 bij den brief van 11 Juli 1679, blz. 98.
-
voetnoot20)
- Ick geeff dese mijne speculatien aen UEd: Hooge Wijsheijt over - ik laat deze beschouwingen verder aan Uw oordeel over. (‘Hooge Wijsheijt’ - ongemeen verstand.) [M.]
-
voetnoot21)
- ‘Swart Mauritius ebben hout’ is volgens J. von Wiesner Die Rohstoffe des Pflanzenreichs (4de druk) 1928, blz. 1269 en 1561, afkomstig van de op het eiland Mauritius voorkomende Diospyros tesselaria Poir. [J-s.]
-
voetnoot22)
- Zie voor het gebruik van ‘Palmen Hout’ (= het hout van Buxus sempervirens L.) aant. 16 bij den brief van 29 Mei 1679 (Alle de Brieven II. blz. 30).
-
voetnoot9)
- For the use of box-wood (the wood of Buxus sempervirens L.) see note 8 to the letter of 29 May 1679 (Collected Letters, II, p. 31).
-
voetnoot10)
- Obtained from Diospyros tesselaria Poir., growing in the Isle of Mauritius. See J. von Wiesner, Die Rohstoffe des Pflanzenreichs, 4th ed. (1928), pp. 1269 and 1561. [J-s.]
|