Der fielen, rabauwen, oft der schalcken vocabulaer(1563)–Anoniem Der fielen, rabauwen, oft der schalcken vocabulaer– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Prologhe. Tot den Leser. Dat Eerste Boeck. ¶ Het tweede deel des Boecks. Vanden Bregeren. Vanden Stabulieren. Vanden Loseneeren. Vanden klinckeneeren die ghemeynlijc cleyne clocxkens clincken. Van die Debisseren oft Dofferen. Vanden Kammesieren. Vanden Vagieren. Vanden Grantneeren. Vanden Dutseren. Vanden Schlepperen. Vanden Zickissen. Vanden Schwanfelderen, oft blicslaeren. Vanden Vopperen ende Vopperinnen. Vanden Dallingheren. Vanden Dutsbetteren, oft Dutsbetterinnen. Vanden sonden Wegheren. Vanden sonden wegherinnen. Vanden Bultdragherinnen. Vanden Jonffrouwen. Vanden Mommen oft Momsen. Vanden Soentsen gaen. Vanden Kandieren. Vanden Veranieren. Vanden Cristianieren, oft Kalmieren. Vanden Zeeperen. Vanden Sweygheren. Vanden Burckaerten. Vanden Platschiereren. ¶ Het derde deel des Boecx. ¶ Het vierde deel des Boecx. Die meester vanden gasthuyse. ¶ Hier worden gebannen wt den houe des Gasthuys, al die contrarie doen deser voorseyder ordinancien.