Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdgebarenpoëzieGebarenpoëzie is poëzie die gecreëerd wordt in een gebarentaal en die – zoals andere poëzie – de specifieke eigenschappen van de gebruikte taal exploiteert. Zo kan er bijv. gespeeld worden met de handvormen en kunnen gebaren die na elkaar komen allemaal dezelfde handvorm vertonen. Dit type poëzie kan zowel door dove als horende mensen worden gemaakt en gewaardeerd, maar is vooral populair binnen de dovengemeenschap. Soms wordt gebarenpoëzie gecombineerd met gesproken, gezongen of geschreven tekst, waardoor een meertalig kunstwerk ontstaat. Men spreekt ook van ‘poëzie in gebarentaal’, waarbij men eventueel de gebruikte taal kan onderscheiden: poëzie in Nederlandse Gebarentaal (NGT), in Vlaamse Gebarentaal (VGT), in Britse Gebarentaal (BSL = British Sign Language), in Frans-Belgische Gebarentaal (LSFB = langue des signes belge francophone), enz. In tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, is er inderdaad een veelheid aan gebarentalen, die doorgaans overeenkomen met bepaalde landen of regio’s, en bestaat er niet één enkele, universele gebarentaal. Zoals gesproken talen, ontstaan en evolueren gebarentalen in bepaalde gemeenschappen volgens de communicatieve behoeften van de gebruikers en spelen ze een belangrijke rol in de bepaling en de beleving van de identiteit van de gemeenschap. Net als gesproken talen hebben gebarentalen een lexicon-1 (men spreekt over een ‘gebarenschat’ eerder dan ‘woordenschat’) en een eigen grammatica. Gebaren zijn geen ondeelbare gehelen maar bestaan uit kleinere onderdelen, vaak ‘parameters’ genoemd. Deze zijn: de plaats waar het handgebaar wordt gemaakt (bijv. voor of op het lichaam); de handvorm (de selectie van vingers en de combinatie en positie waarin ze verschijnen); de richting waarin handpalm en vingers wijzen (bijv. omhoog of omlaag, links of rechts); en de beweging die de handen maken (bijv. draaiend, heen en weer, slaand of strijkend). Bij sommige gebaren hoort ook een niet-manueel deel, bijv. een bepaalde beweging van de mond of een bepaalde expressie. In de grammatica is onder meer de lokalisatie belangrijk, d.w.z. de manier waarop men bepaalde referenten (personen, voorwerpen, gebeurtenissen, ideeën, enz.) ‘plaatst’ en met elkaar in verband brengt in de beschikbare gebarenruimte vóór het lichaam. De precieze gebarenruimte wordt onder meer bepaald door de lengte van de armen van de gebarendichter en door eventuele situationele beperkingen (bijv. communicatie in een enge ruimte dan wel op een groot podium). Deze betekenismechanismen zijn niet minder complex, maar heel anders dan deze waarop gesproken talen gebaseerd zijn. Dat verklaart de grote verschillen tussen gebarenpoëzie en de poëzie zoals we die kennen in orale literatuur en in onze schriftcultuur. Toch bespeurt men opmerkelijke overeenkomsten als men nagaat hoe gebarenpoëzie, op haar eigen visueel-manuele manier, typisch poëtische procedés als rijm, ritme, ambiguïteit, beeldspraak, iconiciteit, enz. ter beschikking heeft om complexe betekenissen te bouwen en esthetische ervaringen te produceren. De erkenning van gebarentalen als volwaardige talen in allerlei (maatschappelijke, politieke, educatieve, wetenschappelijk-taalkundige, enz.) contexten is van vrij recente datum; ze werden gedurende lange tijd gezien als een soort ‘primitieve communicatieve hulpmiddelen’. De ontwikkeling van gebarenpoëzie – en, in bredere zin, het groeiende aanbod van theatervoorstellingen, vertalingen, verhalen, jeugdliteratuur en humor in gebarentalen – heeft daardoor een erg late start gekend en moet gesitueerd worden in de context van de emancipatie van de dovengemeenschappen en de valorisatie van hun talen en culturen gedurende laatste decennia. Pioniers voor de Lage Landen zijn Wim Emmerik (1940-2015) en de Stichting Handtheater. Bij wijze van voorbeeld vindt men hier twee stadsgedichten in VGT door gebarendichteres Hilde Verhelst. Gebarenpoëzie heeft een sterk performatief karakter (performance-2), waarbij de precisie, ritmiek en intensiteit van de lichamelijke expressie essentieel zijn. Daardoor zijn de rollen van dichter en vertolker moeilijker te onderscheiden dan in het geval van op papier gepubliceerde gedichten die voorgedragen worden (declamatie); dit aspect deelt de gebarenpoëzie met de orale literatuur. Publicatie van gebarenpoëzie neemt doorgaans de vorm aan van video opnames; vandaar dat soms de term ‘filmgedicht’ gebruikt wordt: bijv. W. Emmerik & G. Meijer, Bewogen. Filmgedichten in gebarentaal [boek met DVD] (2005). Naast gebarenpoëzie kan men hier ook denken aan de creatieve praktijk van het tolken van concerten. Een populair voorbeeld in een Nederlandstalige context was de tolk van Joost Klein voor het lied ‘Europapa’ (de Nederlandse inzending voor het Eurovisiesongfestival 2024), maar er zijn wel meer voorbeelden van gebarentolken die ‘viraal gaan’ met hun poëtische performatieve interpretatie van liederen. Ondanks de fundamentele, taalgebaseerde verschillen creëren de visuele, lichamelijk-expressieve, ruimtelijk bepaalde en performatieve aspecten van gebarenpoëzie een raakvlak met andere woordeloze genres als ballet, choreografie, en pantomime. De groeiende theorievorming i.v.m. de multimodaliteit van menselijke communicatie biedt een kader dat zinvolle vergelijkingen tussen deze en andere hierboven vermelde genres mogelijk maakt. Lit: R. Sutton-Spence & R. Müller de Quadros, ‘“I am the book” – Deaf poets’ views on signed poetry’ in The journal of deaf studies and deaf education 19 (2014), p. 546–558 R. Sutton-Spence & M. Kaneko, Introducing sign language literature: Creativity and folklore (2016) P. Novak, ‘Signing Shakespeare’ in B. Smith (red.), The Cambridge guide to the worlds of Shakespeare. Volume two: The world’s Shakespeare, 1660-present, p. 1357-1362 M. McDonnell, ‘Signing Shakespeare: Staging American Sign Language in Cymbeline’ in Shakespeare bulletin 35 (2017), p. 37-64.
|