Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvertalingTekst die resulteert uit de omzetting (herschrijven, transfer) in een andere taal dan waarin hij oorspronkelijk werd geschreven, waarbij op een of andere manier datgene wat als belangrijk gezien wordt in de brontekst (intentie, betekenis, effect, inhoud, stijl, etc.) in de doeltekst wordt overgezet of gereproduceerd, zodat men de doeltekst kan beschouwen als ‘equivalent’ of evenwaardig aan de brontekst. Wijkt een herschrijving af van deze ideaaldefinitie, spreekt men van een vrije vertaling of zelfs van bewerking of adaptatie. Doorgaans spreekt men over tolken voor de verschillende mondelinge vormen van vertaling; naast de vertaalwetenschap is zich parallel daarmee een semi-autonome tolkwetenschap aan het ontwikkelen. Vertaling is dan de geschreven tegenhanger van het tolken. Toch wordt de term vertaling ook vaak in de overkoepelende betekenis gebruikt, los van het gebruikte medium of type. R. Jakobson (afkomstig uit de Praagse school) onderscheidt drie soorten vertalingen:
De meeste beoefenaars van de vertaalwetenschap spitsen hun onderzoek toe op interlinguale vertaling, die geldt als de ‘normale’ betekenis van de term vertalen, zodat de intralinguale en intersemiotische vormen veeleer als metaforische uitbreidingen worden ervaren. Duidelijk zijn de grenzen overigens niet. Neem het geval van een moderne versie van een niet langer begrijpelijke middeleeuwse tekst in ‘dezelfde’ taal: intralinguaal of interlinguaal? De normatieve vertaalkritiek en -didactiek werkt met een duidelijk begrip van wat van een ‘echte’ of een ‘goede’ vertaling verwacht kan worden. Historisch onderzoek in de traditie van een meer descriptief georiënteerde vertaalstudie laat echter zien dat er geen enkel absoluut ideaal van vertaling kan bestaan: men vindt variatie en evolutie binnen eenzelfde cultuur en aanzienlijke verschillen tussen culturen. Principieel kan men daarbij twee soorten vertalingen onderscheiden: enerzijds vertalingen van het zgn. adequate, brontekstgerichte type, die zich zo strikt mogelijk aan de brontekst houden (‘letterlijke vertaling’); anderzijds vertalingen van het zgn. acceptabele, doelsysteemgerichte type (‘vrije vertaling’), waarbij de brontekst qua inhoud, vorm en/of effect in mindere of meerdere mate wordt aangepast aan (acceptabel gemaakt voor) het doelsysteem (traditie, smaak van het publiek, socioculturele context, enz.). De belles infidèles zijn bekende voorbeelden van het tweede type. Overigens impliceren de termen ‘adequaat’ en ‘acceptabel’ geen stellingname t.a.v. beide types, die, afhankelijk van de situatie, elk op hun manier kunnen beantwoorden aan de functionele noden van de betrokken culturen. De meeste vertalingen blijken trouwens op een of andere manier een compromis te zijn tussen beide extreme posities. Het belang van een flexibel vertaalconcept blijkt duidelijk uit het historisch onderzoek. Bij Middelnederlandse vertalingen van Oudfranse teksten bijv. kan de volgende driedeling gemaakt worden. Is er sprake van een getrouwe vertaling, dan kan het resultaat beschouwd worden als een redactie-2, zij het in een vreemde taal. Is de plot dezelfde, maar is er bijv. met gebruikmaking van de ars poetica (poetica) en met name door middel van abbreviatio en amplificatio-1 doelbewust ingegrepen, dan spreekt men van een bewerking. Het resultaat is dan een versie. Wordt echter het gehele verhaalgebeuren veranderd, dan spreekt men van een omwerking of remaniement. Voorbeelden van een getrouwe vertaling zijn de zgn. Limburgse Aiol en het eerste stuk van Ferguut (vs. 1-2592), van een bewerking de zgn. Vlaamse Ayoel en het tweede stuk van Ferguut (vs. 2593-slot). Als omwerking kan onze Reinaert worden aangemerkt. Ook in de renaissance lagen de grenzen tussen vertaling en bewerking niet duidelijk vast. In de praktijk sprak men van ‘navolging’ of ‘Nae ‘s landts gheleghenheyt verduytschet’. In navolging van de klassieke retorica werd de vertaling of translatio gezien als oefening voor de aankomende auteur, die vervolgens via imitatio moest trachten te komen tot aemulatio, of het overtreffen van het gekozen voorbeeld. Maar ook in de 19de eeuw zijn de grenzen tussen vertaling en bewerking niet scherp te trekken. Onder de veelvuldig gebruikte aanduiding ‘Naar het Engels’ (Frans, Duits, etc.) publiceerde men zowel vertalingen als in eigen woorden navertelde teksten uit vreemde talen. Daarnaast kent men heel wat voorbeelden van pseudovertaling, waarbij originele teksten toch als vertaling worden aangediend. Zie ook tradaptation. Lange tijd was vertalen het werk van auteurs die op die manier een bijverdienste hadden, maar daarvoor geen speciale opleiding hadden genoten. In de tweede helft van de 20ste eeuw ontstonden aan een aantal universiteiten en hogescholen speciale opleidingen voor tolk of vertaler. Voor de promotie van vertalingen uit het Nederlands werd in 1954 de ‘Foundation for the promotion of the translation of Dutch literary works’ in het leven geroepen. Van de vertalingen van Nederlands werk bestaan bibliografieën: P.M. Morel, Bibliographica Neerlandica II (1962) over de periode 1900-1957, en vanaf 1957 van E. van Raan Het Nederlandse boek in vertaling (1974 e.v.), telkens aangevuld in het tijdschrift Ons Erfdeel. Voorts kwamen er speciale tijdschriften voor vertalers, zoals Babel, De Tweede Ronde en het tijdschrift van het Nederlands Genootschap van Vertalers en Tolken Van taal tot taal. De reeks Vertaalhistorie (7 dln., 1991-2002) brengt in diverse delen Nederlandse beschouwingen over vertalen vanaf de middeleeuwen tot 1940. Sinds 1994 houdt het tijdschrift Filter de vinger aan de pols van de vertaalactualiteit in het Nederlandse taalgebied. Het Expertisecentrum Literair Vertalen (Utrecht/Antwerpen) biedt vorming en coaching aan literaire vertalers die werken in en uit het Nederlands en in 2011-2012 werd een Master Literair Vertalen opgericht met de Universiteit Utrecht als coördinerende instelling. Lit: J.D.P. Warners, ‘Translatio-imitatio-aemulatio’ in De nieuwe taalgids 49 (1956), p. 289-295 en 50 (1957), p. 82-88, 193-201 R. Jakobson, ‘On linguistic aspects of translation’ in R.A. Brower (red.), On translation (1959), p. 232-239 W.P. Gerritsen, ‘Les relations littéraires entre la France et les Pays-Bas au Moyen Age. Quelques observations sur la technique des traducteurs’ in Actes du septième congrès national de la Sociéte française de littérature comparée (Poitiers 1965) (1967), p. 28-46 C. Buridant, ‘Translatio medievalis. Théorie et pratique de la traduction médiévale’ in Travaux de linguistique et de littérature 21 (1983), p. 81-136 G. Toury, ‘Translation. A cultural-semiotic perspective’ in T.A. Sebeok (red.), Encyclopedic dictionary of semiotics (1986), p. 1111-1124 R. Ellis (red.), The medieval translator. The theory and practice of translation in the Middle Ages (1989) W.P. Gerritsen, ‘Vertalingen van Oudfranse litteraire werken in het Middelnederlands’ in Franse literatuur van de middeleeuwen (1988), p. 184-207 Th. Hermans, Studies over Nederlandse vertalingen. Een bibliografische lijst (1991) L. Korpel, Over het nut en de wijze der vertalingen. Nederlandse vertaalreflectie (1750-1820) in een Westeuropees kader (1992) Filter (1994-) J. Delisle & J. Woodsworth (red.), Translators through history (1995) J. Delisle e.a., Terminologie van de vertaling (vert. en bewerkt door H. Bloemen & W. Segers) (2003) J. Delisle e.a., Terminologie van het tolken (vert. en bewerkt door H. Salaets, H. Bloemen & W. Segers) (2008) D. Delabastita, ‘Status, origins, features: translation and beyond’ in A. Pym e.a. (red.) Beyond descriptive translation studies. Investigations in homage to Gideon Toury (2008), p. 233-246 T. Naaijkens e.a. (red.), Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap (2010²) E. van der Knaap & C. Koster (red.), Teksten in beweging. Over vertaling, vertalers en literatuur (2019) D. Schoenaers, Th. Hermans, I. Leemans, C. Koster & T. Naaijkens (eindredactie C. Meijer), Vertalen in de Nederlanden. Een cultuurgeschiedenis (2021).
|