Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdambiguïteitEtym: Lat. ambigere < amb(o) agere = iets naar twee kanten drijven, in twee richtingen denken; vandaar dubbelzinnigheid; Gr. amfibolie < amfi = beide, aan twee kanten; ballein = werpen, vandaar twijfel, dubbelzinnigheid. Dubbelzinnigheid, meerduidigheid of veelzinnigheid, d.w.z. het verschijnsel dat een tekst of gedeelte daarvan (woord, woordgroep, passage e.d.) op meer dan één manier gelezen of geïnterpreteerd kan worden; men spreekt daarom ook wel van pluri-interpretabiliteit of polyinterpretabiliteit. Oorspronkelijk werd de term gebruikt in pejoratieve betekenis voor vaagheid of dubbelzinnigheid van taalgebruik waar helderheid verlangd wordt. Maar vanaf de romantiek, en zeker in moderne en postmoderne poetica’s, werd ambiguïteit als een verdienste gezien, omdat het de schrijver in staat stelt in gecondenseerde vorm ‘veelzeggend’ te zijn. Volgens het New Criticism (bijv. W. Empson, Seven types of ambiguity, 1930) is ambiguïteit zelfs het essentiële kenmerk van poëzie. De stilistiek heeft de vele wijzen onderzocht waarop ambiguïteit kan resulteren uit bepaalde vormen van taalgebruik. Zo kan de metafoor een zekere ambiguïteit voortbrengen (aarzeling tussen letterlijke en figuurlijke lezing); auteurs kunnen gebruik maken van homonymie, polysemie of woord(en)spel; ze kunnen behalve de denotatie (letterlijke betekenis) van woorden ook de connotaties (associatieve betekenisverbanden) ervan activeren; enz. Ook allerlei vormen van grammaticale ambiguïteit zijn mogelijk, zoals in het volgende voorbeeld: Want ik wist door een keuze verloren waarin de positie van het woord ‘verloren’ de regels ambigu maakt (apokoinou). Behalve lexicaal-semantische en syntactische vormen, kennen we ook pragmatisch bepaalde vormen van ambiguïteit, zoals in het geval van ironie. Ook het verhalend proza kent eigen vormen van ambiguïteit. Op het niveau van de vertelinstantie treft men bijv. soms ambiguïteit aan in die zin dat de tekst twee lecturen toelaat: één waarbij de verteller wordt geacht een ‘correcte’ versie van de fictionele werkelijkheid te bieden (betrouwbare verteller), een andere waarbij de lezer doorheeft dat de verteller (bewust of onbewust) een misleidend relaas geeft. Door het handig doseren en plaatsen van aanduidingen kan een auteur een dergelijke dubbele lectuur gaande houden door de hele tekst heen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de novelle The turn of the screw van Henry James (1898). Ook in het geval van vrije indirecte rede of m.b.t. focalisatie kan een vorm van ambiguïteit ontstaan: aan wie moeten de woorden of gedachten weergegeven in het fragment worden toegeschreven? Op weer andere wijze kan ook de actantiële logica van een verhaal tot dubbelzinnigheid aanleiding geven: bijv. is een bepaald personage te vertrouwen, of niet? Een bijzondere vorm van ambiguïteit is quiproquo, een term die vooral gebruikt wordt voor dubbelzinnigheid op het toneel. Ambiguïteit is hoe dan ook steeds een contextgebonden fenomeen: de context van een uiting kan de potentiële ambiguïteit ervan uitsluiten, en, omgekeerd, een uiting of een situatie die eerst eenduidig werd geïnterpreteerd, kan door wat erop volgt alsnog een ambigu effect krijgen. Lit: W. Empson, Seven types of ambiguity (1930) C. Brooks, Modern poetry and the tradition (1939) J.G. Kooij, Ambiguity in natural language: an investigation of certain problems in its linguistic description (1971) S. Rimmon, The concept of ambiguity. The example of James (1977) J.v.d. Sluis & D. Vellinga, Als je begrijpt wat ik bedoel: lezingencyclus over ambiguïteit (1988) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 436-444 S.P. Su, Lexical ambiguity in poetry (1993) C. Fuchs, Les ambiguïtés du français (1996) Ambiguité et fiction,themanummer van Littérature (1998) F. Berndt, Amphibolie - Ambiguität - Ambivalenz (2009) W. Klein, Ambiguität (2010) D.D. Oaks, Structural ambiguity in English (2010).
|