Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdactantEtym: Fr. wie handelt, spreker, redenaar, toneelspeler < Lat. agere = handelen. In de vertel- en dramatheorie de instantie die een handeling verricht of een gebeurtenis veroorzaakt of ondergaat. De acteurs die in een verhaal- of dramageschiedenis zo’n rol vervullen, kunnen worden ingedeeld in klassen op grond van het feit dat ze gemeenschappelijke kenmerken (functies) vertonen in het handelingsverloop. Die klassen worden in het Franse structuralisme aangeduid met de term actants en daarbinnen onderscheidt men doorgaans subject en object, begunstiger (destinateur) en begunstigde (destinataire), helper (adjuvant) en tegenstander (opposant). Samen vormen deze actants het actantieel model dat als volgt kan worden weergegeven: begunstiger → object → begunstigde ↑ helper → subject ← tegenstander Binnen dit actantieel model kan één actantenrol door meerdere acteurs 'gespeeld' worden en kunnen anderzijds verschillende actantenrollen door één actant worden uitgebeeld: bijv. die van subject en begunstigde in een verhaal waarin acteur A (= subject) streeft naar het bezit van B (= object) voor zichzelf (A = begunstigde). Men spreekt in dit verband ook wel over de ‘ondernemer’ en het ‘doel’. Zo wil bijv. Max Havelaar in Multatuli’s boek bekendmaken welke misdaden er in naam van de koning in Indië worden bedreven. Havelaar fungeert als subject-actant (de zogenaamde ‘ondernemer’) en het bekendmaken van de misdaden vormt de object-actant (het doel) in de Max Havelaar. De onderlinge relaties tussen de dragers van de handeling in een geschiedenis wordt de ‘actantiële syntaxis’ genoemd in onderscheid van de ‘functionele syntaxis’, waarbij het gaat om de relaties tussen de (belangrijkste) gebeurtenissen van de geschiedenis. Lit: A.J. Greimas, Sémantique structurale (1966, reprint 1986) R. Gaugreauit, ‘Renouvellement du modèle actantiel’ in Poétique (1966), p. 355-368 A.J. Greimas, ‘Les actants, les acteurs et les figures’ in C. Chabrol (red.), Sémiotique narrative et textuelle (1973), p. 161-176 M. Bal, De theorie van vertellen en verhalen. Inleiding in de narratologie (1980; 19905), p. 147-159 J. van Luxemburg, M. Bal & W.G. Weststeijn, Inleiding in de literatuurwetenschap (1981; 19927), p. 161-163.
|
|