Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2403. 1635 december 20. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, Op eenen tijdt, te weten den 17 deser, heb ick veele van uE. brieven door Sr. AbbesteegGa naar voetnoot8 ontfangen, als van den 4, 6, 12, 14, 19, 22 ende 24 Novem- | |
berGa naar voetnoot1; van alle dewelcken ende van de advysen daerbij gegeven, soo het publyck als ons particulier raeckende, ick ende mijn huisvrouw uE. bedancken biddende te continueren, gelijck wij mede sullen doen. Nopende 't bestellen van de brieven, heb ick mijn bedencken overgeschreven, doch soo uE. meent, dat geen andere verhindering en is geweest als van de wint ende schepen, can als de saecken niet al te groot ofte haestig en sijn, sijne voet continueren. ThucydidesGa naar voetnoot2 schrijft aen den gesel van TatianusGa naar voetnoot3, dat hij hoopt alles te beleiden tot StesichorusGa naar voetnoot4 in 't gemeen. Daerom waer het goed een cloeck ende vertrouwt man van CimonsGa naar voetnoot5 wegen bij hem waer, tenminste als hij wederGa naar voetnoot6 bij VespasianusGa naar voetnoot7 sijn sal. Men spreect hier van groote preparaten tegen den voorsomer ende men wil remedieren in de fauten, gecommitteert door de verdeelde bevelen, waerom den hertogh van AngoulesmeGa naar voetnoot8 hier werdt gehouden. Den coningGa naar voetnoot9 sal in 't parlement edicten brengen met menichte van nieuwe officiën, om gelt te vinden. De belastinge apprehendeert de gemeente minst, die nochtans de alderbeswaerlijcste is. Die van Marseille doen groote clachten tegen de verhooging van 't sout. De clergé heeft veele poincten van den coning versocht tot nadeel van die van de gereformeerde religie. Ende den heer guarde des seaux SeguierGa naar voetnoot10, die door de doot van AligreGa naar voetnoot11 nu cancellier is geworden, is haer vrundt gantsch niet. Sij apprehenderen seer de generale vrede als een beginsel van persecutie tegens haer. Eene PelletierGa naar voetnoot12, afgevallen over lang van de religie, heeft een vertroosting ende vermaening uitgegeven aen mevrouw van BouillonGa naar voetnoot13, de moeder over de conversie, soo hij 't noemt, van haer soonGa naar voetnoot14, stellende die als ongetwijffelt. Dat van ClaudiusGa naar voetnoot15 met Tibullus'Ga naar voetnoot16 susterGa naar voetnoot17 wordt hier gelooft. Evenwel vind ick geen cracht bij de LelieGa naar voetnoot18; den tijd sal leeren. | |
De advysen uit Turckie geven ons apparentie van paix met den PersiaenGa naar voetnoot1, 't welck dan 't huis van Oostenrijck tot alle redelijcke dingen behoort te disponeren. De consideratie bij uE. gemoveert, waerom de saecke bij CaesarGa naar voetnoot2 in alle manieren dient gevordert, is goedt ende daer connen veele andere werden bijgevoucht. Wij dancken uE. van de diligentie ende bidden te doen wat mogelijck sal sijn, om tot een goedt einde te geraecken. Ick hoope de coude de sterfte wat sal doen ophouden. Bidde oock terwijl op de boecken ordre gestelt is, te willen arbeiden, dat ick alle mijne papieren magh becomen. Van de victoriën van den marescal BannierGa naar voetnoot3 ende RidwijnGa naar voetnoot4 heb ick particulariteiten wat laet uit die quartieren becomen ende medegedeelt daer het behoorde. Wij verwachten meer andere goede successen, insonderheit soo de heer landgraefGa naar voetnoot5 goedt hout. Van hier crijght mijnheer de rijcxcancellierGa naar voetnoot6 gelt. Hoope oock uit uE. quartieren, opdat men noch dese winter wat goeds can doen. In die tijdt van 't jaer placht den coning van SwedenGa naar voetnoot7 sijne beste exploicten te doen. Van de discoursen van Limburg aen het huis van den Pals, in recompense van haer verloren goed te geven, heb ick voor desen geadviseertGa naar voetnoot8: D'heer CamerariusGa naar voetnoot9 gelooft daer niet van. Wij sullen garen verstaen, wat voorts passeren sal bij SchenckenschansGa naar voetnoot10 ende van AlcaeusGa naar voetnoot11. Nopende de zeecapiteinenGa naar voetnoot12 dunct mij, dat men beter soude hebben gedaen haer te laeten rechten bij den Raed van State om niet te comen in de manier van commissarissen. Dat mons.r de St. ChaudmontGa naar voetnoot13 soo laet gesonden is, en is niet excusabel, insonderheit alsoo den heer cancellier was belooft terstont een nae te senden ende ick gestaedigh heb aengehouden. Des conincx saecken sijn daerdoor niet gevordert. Maer dat volck, die oorsaeck sijn van de escapade van de gevangenen uit MaestrichtGa naar voetnoot14, sijn ons overal in de wege ende bederven de pottage. 't Veranderen van de magistraten in Vrieslant staet mij niet aen, hoewel ick wel weet, dat [in] die staet meer populair is dan van andere provinciën. | |
De Engelschen sijn niet wel tevrede, dat de Fransche ambassadeursGa naar voetnoot1 aldaer aen den palsgraefGa naar voetnoot2 geen keurvorstelijcke titulen en geven. Josias CasparsoonGa naar voetnoot3, sie ick wel, maect het heil van de geck. 't Waer om te lachen, soo hij Godt ende sijn H. woord daerbuiten liet. XenocratesGa naar voetnoot4 schrijft aen JustinusGa naar voetnoot5, dat hij hem goed bescheid van de AerdbezieGa naar voetnoot6 sal doen hebben ende soo op de eer als op SimonidesGa naar voetnoot7 vaste ordre stellen. Dat uE. meent dat LatouGa naar voetnoot8 sal soecken bij NeefGa naar voetnoot9 claer te gaen, houde ick mede, hoewel den grontGa naar voetnoot10 niet al te goed en is. Van 't overvallen van Gustaefburg hebben wij hier niet, maer wel van eenigh volck daerontrent geslagen. Dat Cimon om de saeck van Tibullus, naeverwant aen 't volck van Claudius schrijft, vinde ick wat vremd. Want sij sijn voogden. Van Xenocrates' dochterGa naar voetnoot11 heb ick wel meer hooren spreecken, maer vinde daerin geen apparentie. Vindex' manGa naar voetnoot12, die bij AnnibalGa naar voetnoot13 is, spreect seer van Stesichorus. BloemcoolGa naar voetnoot14 seit oock daertoe te trachten, maer in 't generael. Vaert wel met de vrunden. UE. bekende. | |
Den 20 Dec. 1635.
Mijn soonGa naar voetnoot15 en was niet principalijck gegaen om Simonides, maer om brieven te brengen ende om te sien, off hij eenigen dienst conde doen. 't Ander was accessoir. Ende nae sijn vertreck heb ick een vierendeel jaers ontfangen, soodat men daervan geen gewach en dient te maecken, waerop uE. ende de vrunden gelieven te letten. Van hetgunt huiden in het parlement is gepasseert, schrijf ick niet, alsoo neef ReigersbergGa naar voetnoot16 sulck beter can doen als oculair getuich sijnde geweest. | |
Adres: Mijn Heer Mijnheer Reigersberg raet in den Hogen Raet in Hollant in Den Hage. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 20 Decemb. 1638 Tot Paris. |
|