Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2355. 1635 november 19. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Den negenthienden arriveerde hier uEd. soonGa naar voetnoot2, die mij heeft behandycht drie van uwe brieven, die mij alle toonen, dat uEd. mij souckt van alles wel te informeren, waerover ick uEd. ten hoochsten bedancke. Dan het is mij leet, dat de traecheyt ende d'onseeckerheyt van degene, die de brieven vanhier soude bestellen, mij benemen het middel, daerwt uEd. soude connen speuren, soo alle de mijne op haer tijt overquamen, dat ick alle occasiën waernemen om uEd. vanhier niet schuldych te blijven. Daer hope ick in te continueren, hoewel het peryckel, dat de brieven onderwege lopen, weynych lust geeft tot correspondentiën, want de tijdi[n]gen deurgaens ontijdelijck commen, als sij al ter hant geraecken. Dat eenygen tijt herrewaerts bij CimonGa naar voetnoot3 van ClodiusGa naar voetnoot4 aengaende AlcaeusGa naar voetnoot5 is gesproocken, heb ick nu vier, vijffmael successivelijck FelixGa naar voetnoot6 doen verstaen met de particulariteyten daertoe horende. Het wert oock noch gecontinueert, met hope, naer CoriolanusGa naar voetnoot7 mij desen dach heeft laten weten, van aequitable conditiënGa naar voetnoot8. IovinianusGa naar voetnoot9 vint daer grote difficulteyt in, alsoo veele SaturninusGa naar voetnoot10 te veel estimeren, andere VindexGa naar voetnoot11 sullen soucken contentement te geven. Zosimus' neeffGa naar voetnoot12 is van TerentiusGa naar voetnoot13 in vier dagen gecomenGa naar voetnoot14; wat hij brengt sal men haest horen; den tweeëntwinticsteGa naar voetnoot15 comt CimonGa naar voetnoot16 tot ThemistoclesGa naar voetnoot17 bijeenGa naar voetnoot18. | |
Aen de defaite van de Saxische door BannierGa naar voetnoot1 gedaen, daer ick in mijnen lesten van hebbe vermaentGa naar voetnoot2, wert niet getwijfelt: drie duysent sijn ondergeseth, vier duysent nederge ... ende gedissipeert alle voetvolck. De Sweetsche vervolchden de victorie. Het Pruysische secours hielt men in Pomeren gearriveert. Desen morgen hebben wij tijdyngen, dat het huys te Billant, liggende over Schenckenschans op de Cleeffsche sijde, bij de onse is ingenomen, dat men hoopt tot het recouvreren van het fort sal connen helpen. Men meent St. ChaumontGa naar voetnoot3 den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot4, die niet garen het bisdom van Bremen soude quiteren ende den keyserGa naar voetnoot5 nochtans voor sijn soonGa naar voetnoot6 begeert, in de Unie souckt te trecken. Somyge gaen soo verde gelijck off sijne M.teyt, om tot veltoverste te gebruycken, graeff Henderick van den BerchGa naar voetnoot7 hadde ontboden; dat is seecker, dat graeff Hendrick door Bremen is gereyst. Den lantgraveGa naar voetnoot8, die men heeft gelooft sijn accort met den keyser al hadde gesloten, seyt men nu, dat sijn troupes tegens den keyser aenhout. Engelant soude veel connen geven, alwaer den ceurvorstGa naar voetnoot9 noch niet en is gearriveert, maer door contrari wint, naerdat hij t'seyl is geweest, wederom in Zeelant gecommen. D'ambassade, die van hier naer Engelant was gedestineert, wert noch gesecreteert ende seyt SpartacusGa naar voetnoot10 den tijt daertoe noch niet rijp te sijn. Aen mijn devoiren bij CaesarGa naar voetnoot11 sal het niet ontbreecken, dan kan noyt die luyden gesamentlijck thuys vinden, sijnde nu een van de hare onder de 18 rechters over de iudicatuyre van de gevangen cappitainen gestelt. QuastGa naar voetnoot12 is op saterdach oock verseeckert, hoewel geoordeelt wert, selffs bij die sijn apprehensie nodych hebben geoordeelt, dat hij ende meer andere hare iustificatie licht sullen connen doen. Limburg is verloren bij faulte van volck, vijff compangiën lagen daerbinnen, 230 mannen sijn daer maer wtgecommen. Vandage is het weer ende de wint goet geweest om van Amsterdam te vertrecken. Godt wil hem bewarenGa naar voetnoot13. Soo wederom hier comt, sal ick sien, off ick hem eenyge kennisse kan doen maecken, mogelijck waertoe kan dienen. Desen 19 Nov. 1635.
Wt het bijgaendeGa naar voetnoot14 sal uEd. sien, waertoe de menschen vervallen. | |
Adres: Mijnheer (Mijnheer) De Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende crone van Sweden bij den Alderchristelijcsten Conynck. In dorso schreef Grotius: 19 Nov. 1635 N. Reig. |
|