Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2329. 1635 oktober 31. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot8.Mijn heer, In mijne laesteGa naar voetnoot9 heb ick vergeten te vermaenen, dat ick oock uE. brief van den 6 OctoberGa naar voetnoot10 door Van SorgenGa naar voetnoot11 wel hadde ontfangen. Nu verstae ick, dat | |
alle de brieven uit Hollant hier comende in zee bij de vijant sijn genomen. Soo daer in de uwen iet is geweest, daerin mij was gelegen, ick bidde uE. de moeite andermael te nemen om hetselve mij te doen weten. Hier en gaet niet sonderling, sedert den coningGa naar voetnoot1 is wedergecomen, den ban ende arrièreban t'huis gegaen ende den graef van CramailGa naar voetnoot2 over oude wrocken gestelt in de Bastille. ArnautGa naar voetnoot3, die Philipsburg verloren heeft, daeruit gelaeten. GallasGa naar voetnoot4 is met hertogh CarelGa naar voetnoot5, vougt ende retrencheert hem niet verre van Dieuse; des hebben oock moeten haer tesaemen vougen ValetteGa naar voetnoot6, AngoulesmeGa naar voetnoot7, La ForceGa naar voetnoot8, met hertogh BernhardGa naar voetnoot9, aen dewelcken den coning door MillerayGa naar voetnoot10 heeft doen weten sijne meninge, dat men een slagh soude wagen; deselve generaels waeren den 23 Oct. vergadert niet verre van Amance. Galas, soo lang hij te eten heeft - ende ick hoor hij veel heeft uit de oegsten van Franckenlant, Wirtenberg ende andere plaetsen over Rijn - sal tot geen slagh comen. Den coning evenwel, oft den slagh aenging ende qualijck geluckte, treckt sooveel hij can nae Champaigne, tot defensie van de frontière. God geve ons beter geluck dan wij dit jaer hebben gehadt. Den hertogh van SavoyeGa naar voetnoot11 is in 't laeste gecomen voor Valence; off het niet wat te laet [is], alsoo den tijdt aencomt van het deborderen van de rivieren, twijffelen eenigen. Wij moeten syn. De Spaensche vloot, hoewel die dagelijcx opgesterct werdt, heeft niet uitgerecht, sedert het nemen van de twee eilandenGa naar voetnoot12. Wij hebben hier een edelman, genaemt BonicaGa naar voetnoot13, vanwegen hertogh BernhardGa naar voetnoot14, aen denwelcke den coning belooft een groote assistentie van vier millioenen, dat is immers veel om te onderhouden ses duisent paerden, twaelff duisent man te voet, onder den naem van 't leger der geconfedereerden. Maer sal inderdaet staen onder 't gebiet van Vrancrijck, alsoo de geconfedereerde niet te vinden en sijn. Straesberg selff niet en contribueert. Den Spaegnaerd presenteert conditiën apart aen MantueGa naar voetnoot15 ende ModeneGa naar voetnoot16 ende doet ParmaGa naar voetnoot17 verschricken, door des pausGa naar voetnoot18 dreigementen. Wie de ambassadeurs sullen sijn van Spagne ende den keiserGa naar voetnoot19 tot de vrede, weten wij noch niet. | |
't Schijnt acht duisent man uit Duitschlant gaen nae 't lant van Milaen, om 'tselve te defenderen, de r. catholycke Switsers den pas toelatende. Men geeft ons noch hoop van eenige brieven, die wij uit Nederlant souden becomen. Maer alsoo S.r SatijnGa naar voetnoot1, neef van den heer CromonGa naar voetnoot2 vertreckt, die mij gepresenteert heeft desen brief haest ende seecker te bestellen, soo moet ick daeruit scheiden, mij gebiedende aen alle de vrunden, insonderheit aen die van Rotterdam om expeditie ende uE. 't senden van de boecken ende papieren, die ick seer van doen heb. XXXI Oct. 1635.
Mijn soon DiderickGa naar voetnoot3 sal ick wachten. | |
Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder De Groot, den XXXI Octob. 1635 wt Paris. |
|