Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2338. 1635 november 4. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heere, Beyde de legers, soowel van den cardinael-infanteGa naar voetnoot4 als desen staet, sijn in garnisoen getrocken, het onse meest in de naeste steden van Gelderlant. Sijn Ex.tieGa naar voetnoot5 weet men niet, off wat te Beuren sal verblijven off hier commen. Van AlcaeusGa naar voetnoot6 wert noch gesproocken. Limburch is belegert, daer over drie hondert man niet binnen is; over drie, vier maenden meent men niet het is voorsien. Dat den hartoch van BouillonGa naar voetnoot7 papist is geworden, wert gelooft. De conynck van PolenGa naar voetnoot8 heeft ront tegens de ambassadeurs van desen staetGa naar voetnoot9 verclaert, genegen te sijn tot het huwelijck van de princesse van BohemenGa naar voetnoot10; op de naeste diëte te Warsou, die alle dage gehouden wert, sal daervan werden gehandelt. Sonder oppositie van veele sal het niet worden geconsenteert, maer men meent, die het favoriseren sullen prevaleren. Den conynck is recommandabel, naer ons wert gerelateert, van seer veel goede qualiteyten, waeronder de minste niet en sijn, dat het een prins is, die wt sijn eygen oogen siet ende hem niet laet leyden naer de interesten van Romen oft Oostenrijck. Den hartoch van SaxenGa naar voetnoot11 is tegens Sweden al in hostiliteyt gecommen. | |
Wij verlangen naer tijdingen van daer, soo van het oorloch als van handelynge. Mergen gaen ick naer Rotterdam, hoewel niet garen, om niet in uEd. saecken, nu ick alle de heeren meene te huys te vinden, te versuymen. Bidde om mijn gebiedenisse. Desen 4 Nov. 1635. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Ambassadeur van de coninginne ende croone van Sweden bij den Alderchristelijckste conynck Tot Paris. In dorso schreef Grotius: 4 Nov. 1635 N. Reig. |
|