Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2347. 1635 november 12. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijn Heere, Ick heb in acht of thien dagen tijts verscheyde van uEd. brieven ontfangen, | |
gedateert den sestenGa naar voetnoot1, twaelffdenGa naar voetnoot2, negenthiendenGa naar voetnoot3 ende sessentwintychsten OctobrisGa naar voetnoot4, van dewelcke ick uEd. ten hoochsten bedancke, ende voornemelijck van die van den sessentwintychsten, die mij wat wijtlopyger als veele voorgaende heeft geïnstrueert ende het geluck heeft gehadt van over Amsterdam spoedych over te commen, ende op een tijt, dat ick niet en weet, dat yemant hier brieven hadde ontfangen. Bidde uEd. hem de moyte niet gelieve te laten verveelen van dickwels ende punctuelijck te schrijven, bijsonder soo wanneer ons NeeffGa naar voetnoot5 bij mij sal sijn, die ick soo veel daervan sal mededeelen, gelijck ook NumerianusGa naar voetnoot6 ende andere, als uEd. goet sal vinden, meerder niet, alsoo mijn oogemerck is FelixGa naar voetnoot7, ist mogelijck, daermede dienst te doen, mogelijck waertoe het te passe comt. Dat mijne brieven traech overcommen verwonder ick mij niet, alsoo den wint, voor die van hier naer Vranckerijck varen, ordinaris contrari is. Maer dat wij, daer den wint deurgaens van Calis goet is, in drie weecken over zee niet en hebben gecregen, soude vremt wesen, soo wij niet en wisten, datter niet altijt occasie en is van oorloochscepen. Desen naermiddach arriveert monsieur GraeffGa naar voetnoot8, die twintych dagen op commoditeyt van een oorlochschip tot Calis heeft gewacht. Ick volge noch mijn ouden train ende bestelle mijne brieven door mons.r BillantGa naar voetnoot9, doch wil wel tenteren, off den wech van Amsterdam corter ende seeckerder is. Wat ick bij CaesarGa naar voetnoot10 hebbe wtgerecht, heb ick over vier dagen geschrevenGa naar voetnoot11. Tsedert heb ick een ander van sijn voochden gesproocken, die mij deselffde toeseggynge heeft gedaen van, soo haest mogelijck is, het werck bij de hant te nemen. Sal voorts daerop aenhouden, omdat ick meene, den tijt dient waergenomen; want hoe het tusschen den AertbesieGa naar voetnoot12 ende LatouGa naar voetnoot13 mettertijt sal gaen, is qualijk te weten. De croon Sweden ende den hartoch van SaxenGa naar voetnoot14 sijn gecommen tot hostiliteyt. Dat eenyge troupes wt Pruyssen tot Wismar waren aengecomen, is hier geschreven. Den lantgrave van HessenGa naar voetnoot15 is wel in stilstant van wapenen met den keyserGa naar voetnoot16, maer noch niet volcomentlijck verdragen. | |
Den palsgraveGa naar voetnoot1 is naer Engelant, daer hij wel eenyge inclinatie tot hulp sal vinden, maer weynych effecten. Den prins-cardinaelGa naar voetnoot2 heeft gelaten ses duysent man binnen Cleeff tot secours van die binnen Schenckenschans sijn, doende de stat van Cleeff fortificeren. Met de reste van sijn leger was hij gegaen naer Peen, ende PicoliminiGa naar voetnoot3 met sijn Croaten lach ontrent Reurmonde. Sijn Ex.tieGa naar voetnoot4 was selffs binnen Aernhem, het leger bij heele regimenten, om subitelijck het weder bij den anderen te connen rucken, in de naeste steden daerontrent geleyt. Vindex'Ga naar voetnoot5 volck was noch meest in het velt, dispuyt vallende op het servitieGa naar voetnoot6, dat men CimonGa naar voetnoot7 sustineert te moeten betalen. Wederom nieuwe materie van miscontentementGa naar voetnoot8, hetwelck dagelijcx is geschapen niet te minderen, bijsonder nu men continueert met AlcaeusGa naar voetnoot9 te spreecken. CatilinaGa naar voetnoot10 is naer TuurnnoutGa naar voetnoot11, sal daerGa naar voetnoot12 Virginius' broedersGa naar voetnoot13 secretaris vinden. ZosimusGa naar voetnoot14 hout hem niet gecontenteert met de communicatie, die men hem doet, alsoo men die kan appropriëren naer men goet vint; meent VerusGa naar voetnoot15 een van de sijne over ende bij alles behoort te hebben. Veele sijn curieux te sien, wat garen daervan gesponnen sal werden, want het is een seer verwarde staet. Dese weecke sal men het proces maecken aen de gevangen zeecappitainenGa naar voetnoot16, die nu alle hier sijn. In Vrieslant werden de magistraten van de steden bij de gemeente, met goetvinden van de gedeputeerde, buyten tijts verseth. Eenyge conynkxscepen sijn wederom in zee, ende den admiraelGa naar voetnoot17 met statenscepen die gaen soucken. | |
Dat de Spaense vlote naer Brasil is, heeft men hier seeckere advisen, ende beginnen de Westindische actiën daerop te vallen. Doet mijn gewonelijcke gebiedenisse. Desen 12 Nov. 1635. Dat de stat van Limburch met stormenderhant ende het casteel bij compositie, faute van stercker garnisoen, is verloren, sal uEd. hebben verstaen. Voor het dubbelt van de brieven van FeramuscaGa naar voetnoot1 bedancke ick uEd. Als wat raers hebt, sal mij van de communicatie vinden verobligeert. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris. In dorso schreef Grotius: 12 Nov. 1635 N. Reig. Boven aan de brief: rec. 17 Dec. |
|