Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2350. 1635 november 14. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijn Heer, Ick communicere uEd. niet garen tijdyngen, die ick niet voor heel seecker en houde, ende nochtans kan ick niet naerlaten over te schrijven hetgene ons met | |
veel brieven van coopluyden van Hamborch in date den 27 Octob. ouden stijl wert geadviseert, waeraen ick alleen twijfele, omdat de tijdynge soo groot ende important is, ende mij niet garen arrestere op de coopluyden geruchten, die haer niet altijt ten besten en informeren. Deele daerom mede hetgene wij met brieven van den 12 van Amsterdam hebben ontfangen, te weten, dat de Saxise onder den generael BaudisseGa naar voetnoot1 de Sweden tusschen Damnits ende Dannenborg tot over de Elve vervolgende ende de Sweetse haer met goede ordre hebbende geretireert ende de Saxise mede over de Elve gecomen sijnde de Sweetse haer hadden ommegekeert ende met sulcken furie op de Saxise aengeseth, dat se deselve in de vlucht naer groot gevecht hebben gebracht. Doch alsoo de Saxise waren omcingelt, hebben twee à drie duysent mannen haer moeten ondersetten; de reste, tot acht regimenten toe, alle infanterie, sijn doot geslagen. Hartoch Hans Carel van Saxen-LauwenburchGa naar voetnoot2 beneffens veele andere officieren souden gevangen genomen sijn, den oversten Baudissen, swaerlijck gequest, het ontcommen met grote moyte. Twee dagen voor dese defaite hadden, soo deselffde advisen seggen, vijff hondert Sweetse ruyters vijfthienhondert Saxise in de vlucht gebracht. Alle de bagagie was aen de Sweetse gebleven. Van Statijn was oock geschreven, dat aldaer ontrent 1500 keyserse van de Sweetse waren geslagen, dat deselffde soude connen wesen die, voor de grote defaite, in de vlucht bij anderen werden geseyt te sijn gebracht. Tot confirmatie van dese tijdynge sal ick niet anders seggen als dat sij schrijven, dat tot Hamborch een voornaemen Sweetse overste seer gequest was aengebracht ende de victorie door BannerGa naar voetnoot3 selffs aen een voornaem persoon aldaer was verwittycht; ende dewijle het ontrent die quartieren soude moeten sijn gebeurt, soo heb ick uEd. niet connen onthouden, verwachtende naerder seeckerheyt, sulckx ick dit hebbe ontfangen mede te deelen. De heer BrassetGa naar voetnoot4 heeft selffs advisen wt Hamburch. CatilinaGa naar voetnoot5 wert den tweeëntwintigsten deser wederom van TuirnoutGa naar voetnoot6 bij ThemistoclesGa naar voetnoot7 verwacht, waer CimonsGa naar voetnoot8 volck haer dan mede sullen bevinden. Van AlcaeusGa naar voetnoot9 schijnt apparentie te sijn. | |
SerranusGa naar voetnoot1 seyt, VindexGa naar voetnoot2 niet handeltGa naar voetnoot3. Desen 14 Nov. 1635. | |
Adres: Mijn heer (Mijnh)eer De Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende crone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. Op de adreszijde schreef Grotius: Rec. 17 Dec. In dorso: 14 Nov. 1635 N. Reig. |
|