Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2361. 1635 november 22. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot12.Mijn Heer, Over drie dagen heb ick uEd. geadviseertGa naar voetnoot13, dat ons neeffGa naar voetnoot14 sondach lestleden hier is gepasseert, Godt wil sijn leytsman sijn. Wt ConstansGa naar voetnoot15 kan ick wel mercken, dat de AertbesiënGa naar voetnoot16, soo toegemaeckt, niet seer smaeckelijck sijn. FelixGa naar voetnoot17 doet voorsichtych, dat hij in tijts sorge draecht, want nu OthoGa naar voetnoot18 wech is, sal AelianusGa naar voetnoot19 soo veel niet connen wtrechten. De Bloem- | |
coolGa naar voetnoot1 heeft oock sijn aemulos. IovinianusGa naar voetnoot2 seyt dat te hebben connen mercken aen propoosten van Van den HonertGa naar voetnoot3, die hem vraechde, off IustinusGa naar voetnoot4 oock vanGa naar voetnoot5 SophiGa naar voetnoot6 was ambassadeurGa naar voetnoot7, ende hem redenen gegeven werden, waerom hij het most geloven, toonde hij verwondert te sijn, van Caius'Ga naar voetnoot8 volck contrari immers twijfelachtych daervan te hebben hooren spreecken. PhilemonsGa naar voetnoot9 saecken staen niet te beteren; daerom sal goet sijn, dat Constans' geselGa naar voetnoot10 hem wel stelle met sijn NeeffGa naar voetnoot11. Van SerranusGa naar voetnoot12 spreeckt men niet meer off hij doot waer; off AristotelesGa naar voetnoot13 hem wederom levendych sal maeck[en], sullen wij sien; binnen acht dagen comt hij hier. CimonGa naar voetnoot14 is noch met AlcaeusGa naar voetnoot15 besych. VindexGa naar voetnoot16 is niet wel tevreden, doch doet tot noch toe daervan geen publycke demonstratie. De LatouGa naar voetnoot17, dencke ick, sal maecken van de EndivieGa naar voetnoot18 claer te wesen ofte eerst spreecken, als men siet, dat het daerop aencomt. De Francfortse tijdyngen vandage over Amsterdam gecommen seggen, dat die van Ments met negenhondert mannen hebben overvallen Gustavusburch, daer dat inlagen ses hondert kaisersche, dewelcke sij meest alle hebben doot geslagen, de provisiën van wijn daerin gevonden in Ments gebracht. Die van Hanouw hadden een quartier, van de keysersche met een regiment beseth, opgeslagen, defenderen haer wel, presenteren haer op het Francfortse accoort den keyserGa naar voetnoot19 over te geven; volck in te nemen toonen sij niet geresolveert. | |
Desen middach heb ick gesien een brieff van monsieur CaluwaertGa naar voetnoot1, garnisoen houdende binnen Maestricht; adviseert, dat de gevangenen bij de Fransoisen in de bataille van Avennes, op prins ThomasGa naar voetnoot2 verovert ende in die stat binnen een commanderie bewaert, door een muyr wt de plaetse, daer sij in waren gesloten sijnde gebroocken, daer hulpe hebben gevonden bij den costerGa naar voetnoot3, die haer sleutels van alle sloten heeft gesubministreert ende door de kercke op de strate heeft gebracht, alwaer soo goede guides, daertoe geapposteert, hebben gevonden, dat sij, sonder van yemant te wesen gesien, wt de stat sijn geraeckt door een passage op een cleyn rivierken, genaemt le Iact, daer een ijser traille was, doch niet tot aen het water toe, ende tusschen de traille ende de gront was ontrent twee voet spacie; hebben haer plat nedergeleyt, sijn een voor een tusschen de traille ende de gront door het water gecroopen ende hebben buyten de stat gevonden personen, die op haer pasten, die deselve hebben gebracht in een stat van den viant, soo den naem (mij) is vergeten, Nueille, waar sij op den middach sijnde gearriveert de stat eerst door het lossen van het canon daervan is geadviseert. Dit heele beleyt is gebrouwen, soo men schrijft, bij de geestelijcke, ende mach dienen tot preadvertentie, datter niet erger op en volge. Een dach geleden heb ick mij geïnformeert, off een seeckerder off corter wech tot bestellen van de brieven was te vinden, doch wert mij geseyt geen andere te sijn als over Zeelant, die mons.r BilliantGa naar voetnoot4 gebruyckt. Dat traech overcommen is bij faulte van scepen ende contrari wint. Ick sal geen occasie versuymen van schrijven, verwachte uEd. van gelijcke sal doen. Bidde om mijn gebiedenisse. Desen 22 Nov. 1635. Diogenes' manGa naar voetnoot5 bewaert Manlius'Ga naar voetnoot6 plaetse, niemant anders. Nomadum more vivitur, nemo ubi audit neminemGa naar voetnoot7. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot Tot Paris. In dorso schreef Grotius: 22 Nov. 1635 N. Reig. En op de adreszijde: Rec. 17 dec. |
|