Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdPauluswerd kort voor 10 n.C. in Tarsus in Cilicië geboren uit joodse, Aramees sprekende ouders (Hand. 21-23). Voor hij christen werd was zijn naam Saulus. Van zijn vader erfde hij het Romeinse burgerrecht; van zijn geboortestad beheersing van het Grieks, kennis van de antieke cultuur en het karakter van kosmopolitisch stedeling. Hij behoorde tot de strenge richting van de Farizeeën en was, in Jeruzalem onderwezen door de kritische Gamaliël, bedreven in de rabbijnse exegese en bekend met de joods-hellenistische typologische uitleg van de bijbel en de apocalyptiek. Zijn vak was dat van tentenmaker (Hand. 18,3). In Hand. 23,16 is sprake van een zus van Paulus en haar zoon, wonend of verblijvend in Jeruzalem. Toen hij ca. 33-35 op weg was naar Damascus, in een ‘ziedende woede’ jegens de christenen en voorzien van een bevel van de hogepriester om aldaar de gemeente uit te roeien, omstraalde hem plotseling een licht uit de hemel. Hij viel ter aarde en hoorde de stem van Jezus, die hem zijn vervolgingswoede verweet. In Damascus ontfermde de christen Ananias, in een visoen gewaarschuwd, zich over de blind geworden en ontdane Saulus, leidde hem in de christelijke leer in, en doopte en genas hem (Hand. 9). Na een driejarig verblijf in de gemeente te Damascus werd hij - inmiddels omgedoopt | |
[pagina 232]
| |
tot Paulus (Romeinse familienaam, oorspronkelijk Paullus, in het patricische geslacht Aemilia) - zich bewust van zijn speciale roeping door Jezus zelf tot het ambt van »apostel. Hij predikte sindsdien het evangelie in grote delen van de mediterrane wereld, en was al snel een van de markantste vertolkers ervan. Niet zonder conflicten met geloofsgenoten en met joodse gemeenten en instanties, ontdeed hij de oervorm van de christelijke prediking van belemmerende, specifiek-joodse interpretaties en maakte hij deze universeel aanvaardbaar voor de ‘heidenen’ (te weten niet-joden): niet de besnijdenis en de werken van de Wet van Mozes, maar het geloof zoals dat van Abraham en de genade van Jezus brengen de mens heil (Rom. 1,16; 4; Gal. 2,15-21). Hij riskeerde hiervoor zelfs een hooglopend conflict met »Petrus (Gal. 2,6-14), dat echter werd bijgelegd. Vanuit Antiochië, waar hij in 44 met »Barnabas zijn missiereizen begon, stichtte hij, vooral in Klein-Azië, maar volgens (niet absoluut betrouwbare) berichten uit de 2e eeuw zelfs tot in Spanje toe, gemeenten waarmee hij in contact bleef door middel van boodschappers en brieven. Van de laatste werd een aantal bewaard en in de canon opgenomen. De Handelingen van de Apostelen geven een interpreterende indruk van Paulus' projecten, die met een groot aantal medewerkers ondernomen werden. Wonderkracht vergezelde hem, zoals bij zijn geslaagde optreden voor de geïnteresseerde proconsul Sergius Paulus, toen hij een tegenwerkende tovenaar Elymas met blindheid sloeg (Hand. 13,4-12). Hij ondervond grote problemen met joodse christenen en met door hen opgehitste heidenen (vgl. Hand. 19,23-40: op een bekering van velen en een verbranding van toverboeken van joodse duivelbezweerders volgde een oproer te Efeze vanwege de vrees voor concurrentie met de Diana/Artemis-cultus). In Athene sprak hij een zorgvuldig voorbereide rede uit voor de filosofen op de Areopaag, maar zijn betoog over onder meer de opstanding uit de doden stuitte op veel scepsis (Hand. 17,15-34). Na denuntiaties van joden bij de garnizoenscommandant Claudius Lysias te Jerusalem werd Paulus naar Caesarea gebracht en er verhoord door de landvoogd Felix, die voor een ondervraging ook koning Agrippa (»Herodes) consulteerde. De ondervraging en het beroep daarbij van Paulus op de keizer hadden tot gevolg dat de apostel tenslotte twee jaar in Rome in zijn eigen huurwoning huisarrest kreeg (Hand. 21,25 en 28). Lucas beschrijft als lotgenoot de avontuurlijke reis overzee naar Rome met als hoogtepunt een storm en schipbreuk bij Malta, waar Paulus indruk maakte door een bijtende adder van zijn hand te schudden en verder ongedeerd te blijven (Hand. 27-28,16). De traditie wil dat na een korte periode een tweede gevangenschap volgde, waarna hij in 65 op bevel van Nero drie mijlen ten zuiden van de stad onthoofd zou zijn. Hij is echter al ca. 60 in Rome gestorven. Op Paulus' naam staan 13 brieven, wellicht aan een stenograaf gedicteerd (2 Tess. 3,17-18), maar zeker niet allemaal authentiek (»Timoteüs). Apocriefe geschriften zijn verder een verloren gegane, blijkens berichten nogal fantastische Praedicatio Pauli ca. 250 en een Apocalyps uit de 4e eeuw, die aansluit bij Paulus' eigen mededelingen over hemelse openbaringen (2 Kor. 12,2-4) en dreigementen tegen zondige christenen bevat. De roman Acta Pauli (ca. 190-200) vertelt onder meer de geschiedenis van Paulus en »Thecla en van een briefwisseling tussen Paulus en de gemeente van Korinte. De legendarische Passio Pauli (eind 2e eeuw) en de Acta Petri et Pauli (wellicht 3e eeuw) vertellen bijzonderheden over het martelaarschap van de beide apostelen, die elkaar in Rome ontmoet zouden hebben, in de tijd van Nero. Enkele bewakers zouden tijdens Paulus' gevangenschap christen zijn geworden, en bij zijn onthoofding zou bloed van de apostel zijn opgevangen in een doek die hij van een vrouw had gekregen en die als reliek bewaard werd; verder zou zijn afgeslagen hoofd driemaal op de grond hebben geketst, waardoor drie | |
[pagina 233]
| |
Scènes uit het leven van de apostel Paulus, miniatuur uit de Bijbel van Karel de Kale, ca. 850. Abdij Sint-Paulus-buiten-de-muren te Rome. Van boven naar beneden: opdracht om de christenen te vervolgen en ontmoeting met Jezus bij Damascus; entree in Damascus; genezing door Ananias en Ananias' visioen; prediking te Damascus en ontsnapping.
| |
[pagina 234]
| |
bronnen ontstonden (abdij Tre Fontane aan de Via Laurentina, vanaf de 6e eeuw). Een briefwisseling tussen Paulus en Seneca stamt uit de 3e eeuw. Seneca's grondige kennis van het jodendom en het feit dat hij Nero opvoedde, zullen wellicht voedsel hebben gegeven aan het concipiëren van deze apocriefe brieven, evenals het bericht dat Seneca's broer Lucius Iunius Gallio, landvoogd van Achaea, te Korinte weigerde in te gaan op de bij hem ingebrachte beschuldigingen van joodse tegenstanders van Paulus (Hand. 18,12-16). De Legenda Aurea bevat een compilatie van bijbelse, apocriefe en patristische berichten. Een legende daarin vertelt dat een herder eens in een lijkgroeve een hoofd vond en op zijn stok stak. Toen het drie nachten lang licht afstraalde, waarschuwde hij de bisschop, die het bij het lichaam van Paulus bracht. Wonderbaarlijk samengroeien van de gescheiden delen bevestigde het vermoeden, dat het diens hoofd was.
Paulus komt in de brieven en in de Handelingen naar voren als een hartstochtelijke, zich van zijn roeping en zending zeer bewuste man, die naast onverzettelijk en strijdbaar als het om zijn zaak en gelijk ging, ook teder en lyrisch kon zijn. Wie zijn karakter wil leren kennen leze 1 Kor. 13 en 2 Kor. 10-12; wie over zijn avontuurlijke leven ingelicht wil worden 2 Kor. 6,1-10; wie zijn vroomheid wil proeven de hymnen in de drie zogenaamde gevangenschapsbrieven (Ef., Fil. en Kol.). Mystieke ervaring was hem niet vreemd (2 Kor. 12,1-4). Belangrijke momenten in zijn theologie vormen zijn verlossingsleer (heil voor joden en heidenen komt voort uit Jezus' plaatsvervangende kruisdood en exemplarische verrijzenis); zijn genadeleer (rechtvaardiging tegenover God geschiedt op grond van geloof en doop, zie Rom. en Gal.); zijn ecclesiologie (de gezamenlijke gemeenten en hun leden bestaan - organisch verbonden - als ledematen van een Lichaam, waarvan Jezus het Hoofd is: 1 en 2 Kor.) en zijn eschatologie (bij Jezus' spoedig te verwachten terugkomst volgt de opstanding van de doden en de voltooiing van schepping en verlossing: 1 en 2 Tess.). Paulus' ethiek is gebaseerd op de overtuiging dat de gedoopte in Jezus' een ‘nieuwe mens’ is geworden met een nieuw bestaan in hem. Paulus' invloed is enorm geweest. Hij heeft het beeld van de christelijke orthodoxie naast Petrinische en Johanneïsche invloeden gevormd. Meer in het bijzonder beïnvloedde hij door zijn rechtvaardigingsleer via Augustinus Luther en de reformatorische theologen. Zijn tijdgebonden opvatting over de secundaire positie van vrouwen in de gemeente correspondeert niet met de vroegste christelijke praxis op verschillende plaatsen (»Apostelen, »Priscilla & Aquila), maar heeft wel de latere dominantie van een mannelijke hiërarchie in de christelijke kerken mede bepaald en versterkt. Het beroep van Romeinse kerkelijke instanties op de beide in Rome aangewezen apostelgraven viel en valt nog altijd uit ten gunste van Petrus, de garant voor macht en hiërarchie, en ten nadele van Paulus, de kampioen van geloof en vrijheid. Overigens staat de historiciteit van deze ‘apostelgraven’ (Petrus op de Vaticaanse heuvel, Paulus aan de Via Ostia) geenszins vast, zeker niet die van het graf van Paulus. De oudste berichten over deze graven dateren immers uit een periode waarin de, overigens in de oudheid reeds aanvechtbaar geachte, juridische aanspraken van de leider van de gemeente van Rome op het gezag over andere gemeenten aanwijsbaar zijn (2e eeuw). De idee van Rome als rijkshoofdstad en het gebruikelijke (meestal gefingeerde) beroep van een gemeente op stichting door een apostel hebben ook hier hun werk gedaan (»Andreas; »Jakobus de Meerdere). Paulus' lichaam zou aan de Via Ostia begraven zijn op de plaats waar onder Constantijn de basiliek van Sint-Paulus-buiten-de-Muren verrees. Het schijnt dat onder de vervolging van Valerius vanaf 258 de relieken van Paulus en van Petrus ‘Ad catacum- | |
[pagina 235]
| |
bas’ (bij de delling, een laagte in de weg aan de Via Appia) hebben gerust tot aan de bouw van de Constantijnse basilieken. Het feest van beide apostelen samen valt op 29 juni, dat van Paulus op 30 juni en dat van diens bekering op 25 januari. Paulus is de patroon van handarbeiders, tentenmakers en wevers, van theologen en journalisten. De vloed aan afbeeldingen van Paulus, zeer vaak samen met Petrus, is onafzienbaar. Op een in Madrid aan Paulus gewijde tentoonstelling in 1964 (19e eeuwfeest van Paulus' legendarische bezoek aan Spanje, dit volgens een achterhaalde telling) registreerde men voor Spanje alleen al ruim 600 werken van enig belang. De variatie is echter omgekeerd evenredig met de hoeveelheid. De faam van beide apostelen legde de iconografische traditie dwingende vormen op. Paulus heeft als attribuut altijd een zwaard, meestal ook een boek (rol), een enkele maal drie bronnen. Portretten van Paulus (en Petrus) zijn vanaf de vroegste afbeeldingen (een bronzen medaillon, waarschijnlijk begin 3e eeuw, in het Vaticaans Museum) gemakkelijk te herkennen vanwege hun zeer persoonlijke fysionomie. Deze is zeker niet historisch, maar gaat veeleer terug op een antieke methode om bepaalde typen of karakters in beeldende kunst of theater van elkaar te onderscheiden. Paulus heeft altijd een lange, kale, cholerische kop met een lange donkere baard - men zou zeggen een maaglijdersgezicht: Paulus' ‘prikkel in het vlees’ (2 Kor. 12,7) als kwaal geduid. Het hoofd van Petrus is rond met kroezig blond haar en een korte, ronde baard. De ‘maskers’ handhaafden zich met lichte variaties door de eeuwen heen in Oost en West. Enkele voorbeelden uit honderden: een goudglas met portretten ‘en profil’ ca. 400 in het Vaticaans Museum te Rome, een fresco ca. 1150 in de San Pietro te Tuscania (ontmoeting van Petrus en Paulus, ook als verzoening geïnterpreteerd), ikonen uit de 14e eeuw in het Sinaïklooster, uit Novgorod ca. 1550 (met 18 randscènes met taferelen uit hun leven) en uit Roemenië ca. 1750 (met verzoening/afscheid van de twee elkaar omarmende apostelen), de luiken van het Laatste Oordeel 1526 van Lucas van Leyden in de Lakenhal te Leiden, het ‘vier apostelen’- schilderij 1526 van Dürer, waar Petrus bijna schuilgaat achter Johannes. De aandacht voor Petrus (verwijzend naar Rome/pausschap) verdween of verminderde doorgaans in reformatorische kringen, waar men, bijbelvast, ook eerder voor Paulus' portret dan voor altijd enigszins gewantrouwde legendarische scènes koos (dezelfde intentie ook in een anoniem schilderij uit 1817 in de evangelische kerk te Roszwälden, waar Paulus en Luther onder Jezus' kruis staan). Naar het Romeins voorbeeld om Petrus en Paulus in monumentale composities aan basiliekfaçades (fresco's aan de oude, in 1506 afgebroken Sint-Pieter te Rome) de majesteitelijke Christus te laten flankeren, ontstond ook elders de gewoonte om hun een plaats te geven boven of naast de kerkportalen om aldus ‘de Kerk’ of ‘de Kerk uit de joden en de Kerk uit de heidenen’ uit te drukken. Zo zijn er 12e-eeuwse portalen te Andlau, Sigoldsheim, Vézelay en Le Mans. Het klassieke auteursportret van Paulus (»Evangelisten; Byzantijnse miniaturen uit de 11e tot 13e eeuw: Paulus schrijvend in een werkkamer) groeide uit tot kleine en grotere scènes: Paulus met een stenograaf op een miniatuur in een Byzantijns handschrift 1072; met zijn adressaten op een miniatuur ca. 1185 in de universiteitsbibliotheek te Tübingen; als een peinzende gevangene bij Rembrandt 1627. Afgezien van een afbeelding op een paneel uit de 12e eeuw in de kathedraal van Toledo, werd de predikende Paulus vooral vanaf de barok veelal in de houding van verkondiging afgebeeld. Men denke aan Paulus op Rafaëls Atheense School 1509-11 in de Stanze in het Vaticaan te Rome, het 17e-eeuwse gobelin met de rede op de Areopaag naar een ontwerp van Audran in het Mobilier National te Parijs, het beeld 1821 van Thorvaldsen in de Mariakerk te Kopenhagen, aan Antoni Osinski's houten beeld van Paulus | |
[pagina 236]
| |
met groot boek en zwaard ca. 1754 in de Martinuskerk te Lemberg, en aan het grote beeld van Vlasblom 1956 aan de Steigerkerk te Rotterdam. Verwant met dit iconografisch item is het schilderij ca. 1740 van Pannini waarop Paulus voor een groepje mensen preekt in een ruïnelandschap. Eenmaal werd Paulus zelf (met Petrus als pendant) aan de zijkanten van een beschilderd houten altaar ca. 1200 uit Os de Tremp (bij Lérida) als ‘majestas’ afgebeeld in een kosmische nimbus, vastgehouden door vier engelen. In de 17e en 18e eeuw wekte de afbeelding van een schotel met Paulus' afgeslagen hoofd (vgl. »Johannes de Doper), vooral in Spanje onder invloed van de vermelde legende, bewondering en devotie op: zandstenen sculptuur ca. 1225/35 aan de Paradijs-gevel van de dom te Münster; minstens vijf doeken van Valdés Leal ca. 1660 (soms hoofd met zwaard; een met bovendien drie opspuitende fonteinen); een zilveren gedreven hoofd ca. 1750 in de basiliek te Zaragoza en houten sculpturen 1707 van Villabrille en 1778 van Espinabete in het Convento de las Lauras te Valladolid. Sporadisch - op een miniatuur in het Martyrologium van Zwiefalten uit de 12e eeuw - werd Paulus afgebeeld als cephalophoor (beeld van een martelaar die zijn eigen hoofd draagt). Mogelijk is de scène op een sarcofaag 330/50 uit Berja (prov. Almería), met Petrus en Paulus voor Nero, de oudste afbeelding van een gebeurtenis uit het leven van de eersten onder de apostelen. De scènes daaruit zijn verder tot aan de Karolingische periode schaars. Enkele ivoren dragen een afbeelding van de bekering van proconsul Sergius (eind 4e eeuw), van Paulus en Thecla (5e eeuw), van drie scènes uit Paulus' verblijf op Malta (380-400) en een met de ontsnapping uit Damascus (5e eeuw). Een paginagrote miniatuur waarschijnlijk uit Reims ca. 870 in drie registers met elk twee scènes, in de Bijbel van Sint-Paulus-buiten-de-Muren te Rome, vertelt in extenso Paulus' Damascus-ervaring. Uniek is een fresco uit 770/80 met deze ontsnapping in de Patrokloskirche te Naturns. Vanaf de 13e eeuw - na enkele miniaturen eind 9e eeuw in een Grieks en een Latijns handschrift - domineerde onder de Paulusafbeeldingen het tafereel van zijn roeping (niet bekering!) voor Damascus. Jezus verschijnt hem - anders dan in de tekst - zichtbaar, als verrezene met wolken en licht omgeven, vaak met kruisattribuut. Saulus valt daarbij van zijn, overigens niet in het roepingsverhaal vermelde paard (13e-eeuws reliëf aan het Paradijs-portaal van de dom te Münster; miniatuur van Jean Fouquet na 1452 in het Livre d'Heures van Etienne Chevalier). Een enkele maal daalt een regen hagelstenen op hem neer: op een paneel aan de retabel 1495 van de Meester van het Wiltener-altaar te Wilten. Pieter Bruegel de Oudere ensceneerde op zijn olieverfpaneel ca. 1567 de gebeurtenis op een bochtige weg in een berglandschap, waar Saulus schrikt van een achter een bomenpartij uit schijnend licht. Michelangelo's fresco 1542-50 in de Capella Paolina in het Vaticaan en Caravaggio's schilderij 1601 in de Cerasikapel (Santa Maria del Popolo te Rome) waren keerpunten. Op beide werken, allebei met een marteling van Petrus als pendant, werd de spanning tot grote dramatische hoogte opgevoerd: bij de eerste in een enscenering met veel volk, bij de laatste in een weergave van slechts het wezenlijke moment. Barokke afbeeldingen volgden deze drastische weergaven: schilderijen van Ludovico Carracci ca. 1600, Tengnagel (toegeschreven) 1610 (Catharijneconvent Utrecht), Palma il Giovane 1624, Rubens in dezelfde periode, Murillo midden 17e eeuw, Camilo 1667, Morales en Du Jardin beide 1662, Benjamin Cuyp ca. 1640-50 en Aelbert Cuyp ca. 1650. Het middenpaneel met Paulus' roeping in Lembergers Paulus-altaar ca. 1516/21 uit de dom te Naumburg is ingekaderd in een bovenstuk, vleugels en een predella uit het atelier van Cranach met resp. de »Veronica-doek, grote klassieke Petrus- en Paulusfiguren en de vier grote Latijnse kerkvaders: een werk dat volop de geest van de Reformatie | |
[pagina 237]
| |
ademt, maar toch nog herinnert aan de laat-middeleeuwse, Roomse devotie. Een enkele maal werden het visioen van Ananias van Damascus (mozaïek 1172 in de Paulus-cyclus in de dom te Monreale) en de genezing van Paulus' blindheid (schilderij 1631 van Pietro da Cortona in de Santa Maria della Concezione te Rome) afgebeeld. De belevenissen van Paulus tijdens zijn reizen werden afgebeeld vanaf de 16e eeuw, toen men uit reformatorische interesse voor de inspirator van de rechtvaardigingsleer vooral koos voor bijbelse themata: Paulus' apologie voor koning Agrippa (Hendrik Bloemaert 1535 in het Centraal Museum te Utrecht, soms ook wel opgevat als zijn optreden voor procurator Porcius Festus); verder de geschiedenis rond het heiligdom van Artemis te Efeze op doeken van De Vos 1568 en Le Sueur ca. 1650 met de boekverbranding aldaar; en tenslotte Paulus' optreden voor de proconsul Sergius op een fresco ca. 1550 van Taddeo Zuccaro in de San Marcello al Corso te Rome en op een schilderij ca. 1710 van Thornhill in de Saint Paul's Cathedral te Londen. Vooral echter koos men Paulus' mystieke ervaring (schilderijen van Domenichino ca. 1620, Poussin ca. 1640 en Honthorst ca. 1650 in de Santa Maria della Vittoria te Rome), de rede op de Areopaag te Athene (schilderijen van Piazza in de San Paolo te Venetië, Panini ca. 1750 en Zick ca. 1775) en het optreden van Paulus en »Barnabas te Lystra. De daaropvolgende steniging van Paulus werd geschilderd door onder meer Stanzoni ca. 1625 (fresco in de San Paolo Maggiore e Gaetano te Napels) en Champaigne 1667. Een doek van Le Sueur ca. 1625 in de Notre-Dame te Parijs toont de boekverbranding te Efeze. De schipbreuk bij Malta is een van de taferelen van Circignano tweede helft 16e eeuw in het Observatorium van het Vaticaan te Rome die de kracht van de wind moeten uitbeelden. De geschiedenis met de adder op dit eiland (al op een fresco ca. 1160 in de Anselm-Chapel te Canterbury) was onderwerp van werken van ElsheimerJan Vlasblom, Paulus, gevelbeeld in beton, 1956, aan de Steigerkerk te Rotterdam.
| |
[pagina 238]
| |
ca. 1600, Willaerts 1621 (Centraal Museum te Utrecht), Verdot ca. 1710 en West ca. 1800 (Hospital te Greenwich). Het verblijf op het eiland nodigde ook uit tot het schilderen van weidse landschappen (bijvoorbeeld Jan Swart van Groningen ca. 1540). De ontmoeting van Petrus en Paulus in Rome werd, ondanks de reformatorische reserve voor het apocriefe verhaal, zeer vaak uitgebeeld: op schilderijen van Italianen als Lanfranco ca. 1615, maar vooral van Duitse kunstenaars, zoals Steinmüller 1628, Sandrart 1655, Storer 1661, Onghers 1694, Maulbertsch 1776 (kerk te Erdberg bij Znaim) en Kremser-Schmidt 1768 (kerk te Krems) en 1778. Delcourt wijdde er ca. 1780 een marmeren reliëf aan voor de Sint-Pauluskerk te Luik. Zelden komt het dramatisch afscheid van de beide apostelen voor: doek 1785 van Navarro. Rembrandt liet in 1628 bij de weergave van een gesprek tussen Petrus en Paulus (Gal. 1,18) elk attribuut op zijn paneel weg om in een overvol studeervertrek Paulus' overredingskracht te suggereren. De kolossale globe achter Paulus wijst op diens missionaire activiteiten. Zijn fysionomie met het hoog opgetrokken voorhoofd komt terug op de tekening en ets uit 1639 en de panelen van 1627 (Paulus in de gevangenis) en 1629/30 (Paulus aan zijn schrijftafel). Het traditionele zwaard als attribuut verwijst in deze afbeeldingen opvallend naar de marteldood. Paulus' marteldood - al in de middeleeuwen ook los van cycli aanwezig (gravering van Roger van Helmarhausen met de veroordeling op zijn draagaltaar van Abdinghof ca. 1100 of een 13e-eeuws glasraam te Poitiers) - werd na de 15e eeuw (Antonio Pollaiuolo's reliëfs na 1484 aan het hoofdaltaar in de Sint-Pieter te Rome) met barokke pathos weergegeven door Zambrano ca. 1610, Boeyermans ca. 1660 en Rubira ca. 1745. Het wonder van de drie bronnen werd door Algardi ca. 1645 uitgebeeld in een sculptuur in de San Paolo alle Tre Fontana te Rome. In de middeleeuwse afbeelding van Jezus' hemelvaart heeft Paulus onder de omhoog starende apostelen een obligate plaats, historisch onjuist, maar nodig om de complete, achterblijvende Ecclesia aan te duiden (miniatuur 586 Rabula-codex; wandschildering ca. 1300 te Limbricht). Uiteraard ontbreekt de christenvervolger Saulus nooit bij een afbeelding van een steniging van »Stefanus. Paulus' apotheose werd geschilderd door onder meer Domenichino ca. 1610 en de gebroeders Rolli ca. 1700. Een heel bijzonder iconografisch gegeven is de ‘mystieke molen’, dat wellicht teruggaat op een verdwenen 12e-eeuws raam geconcipieerd door abt Suger van Saint-Dénis, waarbij Paulus een molen draait terwijl Mozes (of Jezus) er graan in werpt (12e-eeuws kapiteel te Vézelay; vgl. inscriptie op de banderol van het Paulusbeeld aan de façade van de Saint-Trophime te Arles: ‘wat Mozes’ wet verborg openbaart Paulus' woord: nu wordt het graan op de Sinaï geschonken door hem tot meel gemalen’). Sert maakte ca. 1900 voor de kathedraal te Vich een ontwerp voor een fresco waarop Petrus en Paulus, steunend op hun attributen, een enorm, vallend blok steen van een bouwwerk stutten. De vroegchristelijke Paulus-cycli uit de Sint-Paulus-buiten-de-Muren, de oude Sint-Pieter (mozaïeken), de Santa Costanza (fresco's) te Rome en te Ravenna (mozaïeken) zijn niet bewaard gebleven. Een belangrijke cyclus in miniatuur hebben de Vivianus-bijbel uit Tours ca. 850 en de Bijbel van Sint-Paulus-buiten-de-Muren ca. 850. Middeleeuwse cycli bleven bewaard in het Oratorium van Johannes vii van ca. 705 in de Sint-Pieter te Rome, in de kerk te Münster in Graubünden eind 8e eeuw, op mozaïeken uit de 12e eeuw in de Capella Palatina te Palermo en in de dom te Monreale en in de San Piero a Grado ca. 1300 te Pisa, op reliëfs na 1434 aan de gordingen van het portaal te Nantes en in een 13e-eeuws glasraam in het koor te Chartres met ruim 30 scènes. Zij gaan wellicht terug op de oude, verloren cycli. Zij leggen vaak - steunend op de pauselijke Rome-ideologie - de nadruk op een veronderstelde | |
[pagina 239]
| |
samenwerking tussen beide apostelen in Rome en bevatten naast nieuwtestamentische en apocriefe taferelen ook scènes uit de complexe geschiedenis van de graven der apostelen en hun relieken. Vooral in Spanje, waar men ruim honderd heiligdommen aan Paulus gewijd vindt, bleven kleine en grotere cycli bewaard. Elementair is die op de retabel van de Meester van bisschop Galiana uit 1363-75 (Stefanus' steniging, ‘bekering’, prediking en onthoofding), uitgebreider die aan vele houten retabels met scènes in reliëf: van Johan de Vallfogona in de kathedraal van Tarragona begin 15e eeuw, van Dancart (of Dankert) 1482 in Sevilla, of van Damián Forment 1509-11 in de San Pablo te Zaragoza. Na de cyclus van Masaccio (1426-27) en Filippino Lippi (voltooid in 1484) in de Brancacci-kapel van de Santa Maria del Carmine te Florence, die de middeleeuwse traditie afsloot, kreeg in de 16e eeuw de dramatische uitbeelding van het verhaal van (Petrus- en) Paulus of delen daaruit bij katholieken een triomfalistisch-apologetisch accent: serie gobelins naar kartons van Rafaël (bewaard in het Patrimonio Nacional te Madrid, met vijf tapijten aan Paulus gewijd) en een naar kartons ca. 1530 van Coecke van Aelst. Holbein de Oudere hield zich op zijn triptiek uit 1504 (»Thecla) nog aan de Legenda Aurea. De Casa de la Convalecensia van het hospitaal Santa Cruz te Barcelona bezit een cyclus uit 1680 op ‘azulejos’ (blauwe tegels) van Lorenzo Passoles met negen scènes. Thornhill schilderde in 1715-21 acht fresco's met bijbelse scènes in de koepel van de Saint Paul's Cathedral te Londen; Borel in 1904 en Denis ca. 1915 maakten fresco's in de absissen van de Pauluskerken te Lyon en Genève. Uit de vroegchristelijke en Byzantijnse periode bleven verschillende encomia (laudaties) bewaard: van Johannes Chrysostomus (tweede helft 4e eeuw), Patroklos van Constantinopel (ca. 435), feestreden van Nicetas van Paphlagonië (ca. 900) en van de geleerde Theodoras Daphnopates (ca. 960). Prudentius' hymne nr. 12 in zijn Peristephanon (Boek der [martelaars]kronen uit ca. 403) bezingt de reden van het feest op 29 juni. Middeleeuws toneel (Conversio beati Pauli 13e eeuw en gelijknamige Engelse en Franse stukken uit de 15e eeuw) met min of meer uitgebreide behandelingen van Paulus' leven diende vooral voor opvoering op het feest van zijn bekering (25 januari). De humanisten Jordanes 1512 en Rosettus maakten, in hun bijbelse epen in versvorm over de reizende Paulus, van de apostel een christelijke, de goden bestrijdende Aeneas-figuur. Reformatorische auteurs sneden Paulus' belevenissen toe op de actuele confessionele tegenstellingen: in drama (bijvoorbeeld Boltz' schooldrama 1546) en epiek (Brummerus 1592 en Curaeus 1562). Het jezuïetentoneel voerde echter weer een triomfalistische Paulus in contrareformatorische zin op, zoals Gretser in zijn Dialogus de conversione sancti Pauli 1592. In dezelfde periode schonk men - ten nadele van de interesse voor Paulus' bekering - vooral aandacht aan de vervolging van Petrus en Paulus vanwege de figuur van Nero als tiran en van »Simon de tovenaar als instrument van de duivelse macht: Vondel 1641 en 17e- en 18e-eeuwse, anonieme stukken uit het jezuïetentoneel. In de tweede helft van de 18e eeuw werkten verlichte ideeën door en ontstonden in de traditie van het jezuïetentoneel drama's waarin gepleit werd voor redelijke geloofsaanvaarding, zoals Saulus Christi fidem amplectens (Saulus omhelst het geloof van Christus) 1743 en een stuk van Scherer 1772. De romantiek voerde wederom de tegenstelling Nero/Paulus op, nu als de zoekende, dichterlijke heerser tegenover de geloofsheld, met als achtergrond het conflict tussen jodendom en christendom (drama's van Wiese 1836 en 1851). In het stuk van Angelstern uit 1836 komt Paulus niet om door Nero maar door een gefrustreerde jood Simeon, die Paulus' verraad aan zijn volk en aan een vroegere geliefde wil wreken. In de Nero-drama's van Bunge 1875, Weiser 1881 en Hindersin 1886 is Paulus een achtergrondfiguur die het vroege christendom representeert. De boer Paulus | |
[pagina 240]
| |
Haave is in het drama Laeraren (Leraar) 1896/1914 van de Noor Garborg een lekenpredikant die na een Damascus-ervaring zijn gemeente bekent een Farizeeër te zijn geweest en nu ware bekering bij zichzelf, zijn gezin en omgeving gaat bewerken, hetgeen tot conflicten leidt. In Strindbergs Nach Damaskus, drama-trilogie uit 1898-1904, stond een totaal nieuwe Paulus op het toneel: als teken voor de fatale ineenstorting van de begeerte naar macht, de grootheidswaanzin en zelfzucht. Sindsdien was de ten toneel gevoerde apostel drager van ideeën. In het Engelse, als reactie op de moderne bijbelkritiek ontstane drama uit 1911 van G. Moore verliest Paulus zijn geloof in de verrezen Jezus, maar houdt hij toch vast aan wezenlijke christelijke elementen. In Werfels Paulus unter den Juden 1926 is hij in een conflict met Gamaliël representant voor de scheiding van jodendom en christendom, een gegeven dat Henz in Die grosse Entscheidung 1954 uitwerkte in de conflicten bij Paulus' terugkeer in Jeruzalem. En bij Lauckner (Der Sturz des Apostels Paulus, 1948) speelt in de relatie tussen Paulus en zijn door hem verwaarloosde vrouw het probleem van de religie in de moderne maatschappij. De Malteser dichter-dramaturg Inglott schreef Il-Barrani (De vreemdeling) 1956, een toneelstuk in verzen met de belevenissen van een uit het gezelschap van Paulus op Malta achtergebleven, christen geworden prins. Een gedicht van de Portugees Teixera de Pascoaes 1934 plaatst Paulus als bemiddelaar tussen de ideale antieke wijsbegeerte en de latere christelijke mystiek. De romans van Eschelbach (Der unbekannte Gott, 1936), Asch 1943, Ellert 1951 en Rops 1952 verhalen over Paulus in de context van zijn tijd. Anerio's kleine oratorium, onderdeel van zijn Teatro armonico spirituale 1619, en Schütz' motet Saul, was verfolgst du mich 1650 beperkten zich tot Paulus' Damascus-ervaring. Ook Bonno's oratorium San Paolo in Atene 1740 beslaat slechts een episode. Het eerste grote oratorium, te Lübeck opgevoerd in 1792, was van de hand van de componisten Bauck en Königslow. Hoogtepunt in de muzikale bewerking van de Paulus-thematiek, maar ook van belang voor de muziekgeschiedenis, is het oratorium van Mendelssohn uit 1834-36 op door hem zelf gekozen bijbelteksten over de steniging van Stefanus, de roeping, reizen en vervolging van Paulus. Salmhofer schreef in 1926-27 muziek bij Werfels drama. Moderne muzikale bewerkingen zijn Parole di San Paolo voor sopraan en instrumenten 1964 van Dellapiccola, een oratorium 1966 van Rizzi en Die Verlesung des Paulusbriefes 1973, een cantate van Rohwer. Biser 1981; Emrich 1934; San Pablo 1964; Schelke 1981. |
|