Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Andreas,apostel, zoon van Jona uit Betsaïda en broer van Simon Petrus, werd na een periode waarin hij zich bij de beweging van Johannes de Doper in Judea had aangesloten, een van de vier eerste leerlingen van Jezus van Nazaret. Door de Doper met hem in contact, gebracht volgde Andreas Jezus, omdat hij in hem de Messias herkende. Daarom introduceerde hij ook Petrus bij Jezus (Joh. 1,35-42). Eerder oefende hij bij Kafarnaüm aan het Meer van Gennesaret, waar hij een huis bezat, het beroep van visser uit. Een andere traditie lokaliseert zijn roeping aan dit meer, waar Jezus hem tijdens de visvangst samen met Petrus en de twee broers Johannes en Jakobus de Meerdere, hun compagnons, aanspoorde hem te volgen om mensenvissers te worden (Mar. 1,16-20). Verder bracht hij bij een van de broodvermenigvuldigingen (»Jezus) de jongen met vijf broden en twee vissen bij Jezus en kort voor het laatste Paasfeest samen met »Filippus hellenistische joden bij hem. Volgens apocriefe akten (ten dele bewaard) en berichten van vroegchristelijke schrijvers (2e-5e eeuw) werkte Andreas eerst onder de Scythen in gebieden rond de Zwarte Zee. Ze vermelden een exorcisme, een missionering onder menseneters na een gevaarlijke zeereis, activiteiten samen met Petrus en een tocht met Paulus door de onderwereld. Daarna preekte Andreas in Thracië en Hellas, waar hij »Matteüs zou hebben ontmoet, die hij van de gevolgen van een marteling genas. Zijn marteldood onderging hij te Patrai (Patras) in Achaia. De landvoogd Aegeates (of Aegeas) veroordeelde hem na geseling tot de dood aan het kruis omdat diens vrouw Maximilla door de apostel bekeerd en met veel andere gehuwden tot seksuele onthouding gebracht was. Andreas zou, gebonden aan het kruis, twee dagen lang voor duizenden gepreekt hebben. Hij moet volgens berichten uit de 4e eeuw aldus gemarteld op 30 november van het jaar 60 gestorven zijn. De Legenda Aurea (1255-66) van Jacobus de Voragine vermeldt Andreas' roeping, de prediking in het land van de Scythen, de ontmoeting met Matteüs (in deze tekst gesitueerd in het legendarische Myrmidonië uit de Ilias), een zevental krasse wonderen en een uitvoerige, op de betekenis van het kruis geconcentreerde discussie tussen de landvoogd en de apostel. Dan volgen berichten over details rond Andreas' dood (geseling, begroeting van het kruis, zelf-ontkleding, hemels licht bij het sterven en de kruisafname door Maximilla) en over manna dat uit zijn graf stroomde. Het relaas wordt afgesloten met het pikante verhaal over een bisschop die voor de verleiding van de duivel in de gestalte van een wonderschone vrouw dreigt te bezwijken. Tijdens een door de bisschop aangericht feestmaal dient zich een pelgrim aan die door de vrouw voorgelegde moeilijke kwesties weet op te lossen. De bezoeker ontmaskert aldus de duivel en behoedt de kerkvorst voor de val. Het bleek Andreas te zijn.
Meer dan in de Andreas-akten met hun, de gnostieke geschriften kenmerkende, minachting voor de seksualiteit, is het verhaal in de Legenda Aurea geladen met waardevolle elementen uit de christelijke kruismystiek. In de 8e eeuw werd Andreas op grond van een dubieuze interpretatie van tendentieus bijeengezochte bronnen tot stichter van Byzantium uitgeroepen. Hij zou er een bekende van Paulus, Stachys (Rom. 16,9), tot bisschop van de Mariakerk op de Acropolis gewijd hebben. Daarmee rivaliseerde de hoofdstad van het Oosten met de oude hoofdstad van het Westen, Rome: Andreas was immers eerder geroepen dan Petrus (Joh. 1,440-42). Zijn Griekse bijnaam is dan ook ‘Protoklètos’ (eerstgeroepene). Andreas' relieken en daarmee zijn verering vonden verbreiding van Constantinopel tot Brittannië. Hij werd patroon van landen als Schotland, Rusland, Griekenland, Spanje, en van vele steden en kerken. Voorts werd hij, omdat de Bourgondiërs in Scythië door de | |
[pagina 10]
| |
apostel zouden zijn bekeerd, onder Philips de Goede in 1429 beschermheer van diens roemrijke Orde van het Gulden Vlies. Verder beschouwden allen die betrokken waren bij de visserij hem als hun beschermer. Men riep hem aan als huwelijksbemiddelaar en genezer van gewrichtsziekten. Zijn feestdag valt op 11 november. Attributen van Andreas zijn schriftrol of boek, vis, visnet of kruis. Het X-vormige kruis (crux decussata of Andreaskruis), voor het eerst - maar nog met een rechtopstaande, centrale balk - afgebeeld in een Troparium (boek met liturgische hymnen) uit Autun 1169 als martelwerktuig bij zijn terechtstelling, werd pas in de 14e eeuw algemeen. Het ontstaan ervan is onzeker. Men wijst op een gaffelvormige olijfboom die in Patras aangewezen werd als Andreas' kruis (aldus afgebeeld op een detail van de in 1823 verwoeste, maar voordien nagetekende, bronzen deuren van de Sint-Paulus-buiten-de-Muren te Rome uit de 11e eeuw). Men wijst voorts op een analogie met de kruisdood van Andreas' broer »Petrus of op een interpretatie van een vrij cryptische notitie van de middeleeuwse liturgist Johannes Beleth in zijn Rationale divinorum officium 1160/64: ‘Hij hing twee dagen, predikend, schuin (per traversum) aan het kruis.’ Dit laatste was wellicht van invloed op een miniatuur in het Psalterium van Cîteaux ca. 1260 (een Latijns kruis met een zijbalk in de grond zodat de martelaar horizontaal op de hoofdbalk ligt) en op 13e-eeuwse glasramen in de kathedralen van Évreux, Troyes en Auxerre. Invloed van het vroegchristelijke Christusmonogram (x of xp »Jezus) met zijn kosmologische implicaties is echter niet uit te sluiten. Zo is er een 12e-eeuws beeld in het klooster van Sant Andres de Ariojo (prov. Burgos) van Andreas tronend met een x-teken in de handen. Ongetwijfeld heeft het onderscheidingsteken van de Bourgondische Orde invloed gehad op de verspreiding van het Andreaskruis. Andreas' fysionomie is die van een gepassioneerde man van gevorderde leeftijd, met lange neus, grote grijze gaffelbaard en priemende ogen. Zoals alle apostelen draagt hij meestal een opgeschorte tuniek en mantel. Soms lijken zijn gelaatstrekken op die van zijn broer Petrus. De doorgaans borstelige coiffure op de afbeeldingen zal wel op zijn naam teruggaan, die ‘mannelijke, dappere’ betekent. Aldus is er reeds een mozaïek-medaillon ca. 500 in de kapel van de aartsbisschop te Ravenna, en 11e- en 12e-eeuwse afbeeldingen (een fresco in de crypte van de San Clemente te Rome; een mozaïek uit de in 1913 verwoeste kathedraal van Serres in Macedonië, nu in het museum van Saloniki) vertonen nog steeds verwante trekken. Andreas werd voorgesteld met of een Latijns kruis (in verschillende vormen) of een triomfkruis. Met een triomfkruis werd hij (samen met Petrus) afgebeeld op een 12e-eeuws fresco uit de San Pedro te Seo de Urgell, in apostelreeksen uit de 13e eeuw aan de kathedraal-portalen van Chartres, Amiens (mogelijk oorspronkelijk met een ander attribuut), Reims, Bordeaux (Saint Seurin) en Straatsburg en aan altaarretabels uit de 14e eeuw, zoals die van Fiorenzo di Lorenzo en Bartolomeo Vivarini. Met het Andreaskruis werd hij bijvoorbeeld afgebeeld op een 14e-eeuwse triptiek uit de omgeving van Agnolo Gaddi, op het Twaalf-Apostelenaltaar 1509 van Riemenschneider in de Sankt Kilian te Windesheim, op een doek van El Greco ca. 1604 (de apostel converserend met Franciscus van Assisi) en bij het reuzenbeeld 1627-40 van François Duquesnoy aan de koepelpijler van de Sint-Pieter in Rome. Met een boek vindt men hem op een fresco uit de 8e eeuw in de San Lorenzo te Rome; met vistuig op een schilderij van Ribera (Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel). Andreas' danshouding van de extatische profeet (met gekruiste benen) op de Arca Santa 1075 in de Cámara Santa te Oviedo is een unicum. Zijn plaats met x-kruis en boek op een kopergravure van Schelhauere, waarop hij met de monnik-zeevaarder Sint Brandaan een Sint-Anna-te-Drieën (»Anna) | |
[pagina 11]
| |
Monogrammist ip, Christus met Maria, de Dood, een ridder en de apostel Andreas, middendeel van houten altaarstuk, ca. 1520-25. Nationale galerij, Praag. Andreas, herkenbaar aan zijn kruis, is hier samen met Maria voorspreker voor de ridder.
| |
[pagina 12]
| |
flankeert, zou hij wel eens te danken kunnen hebben aan het apocriefe verhaal over zijn avontuurlijke zeereis. De roeping van de apostel is onder meer uitgebeeld op een mozaïek ca. 520 in de Sant' Apollinare Nuovo te Ravenna, een reliëf ca. 1150 van de Meester van Cabestany uit San Pedro de Roda, een paneel ca. 1300 van Duccio di Buoninsegna, een fresco 1480-83 van Ghirlandaio in de Sixtijnse kapel te Rome en een schilderij 1586 van Barocci (Kon. Musea voor Schone Kunsten, Brussel). Vanaf een initiaal uit ca. 850 in het Sacramentarium van bisschop Drogo van Metz echter ging de voorkeur uit naar de weergave van zijn marteling, in cycli vaak opgebouwd naar het voorbeeld van scènes uit Jezus' lijden: miniaturen in het Sacramentarium van Ellenhard 11e eeuw en in het Passionale van Stuttgart eerste helft 12e eeuw; de Andreas-triptiek met zes scènes ca. 1150 uit het atelier van Godefroid de Claire in de dom te Trier en het antependium van Solsona uit de 12e eeuw. Later werden meerdere apocriefe gegevens toegevoegd (bijvoorbeeld het altaar van Thouzon, tweede helft 14e eeuw Siena). Van de cyclus op het 12e-eeuwse glasraam in de westelijke straalkapel in Chartres rest nog slechts de bovenste helft met ruim 20 scènes (wonderen en passie). Lorenzo en Jacopo Salimbeni schilderden een uitvoerige cyclus ‘al fresco’ 1415-20 in de crypte van de kerk te Sanseverino. Kuen was in 1753 een van de laatsten, met zijn schilderingen aan de gewelven van de Andreaskerk van Heinrichshofen bij Landsberg. De 16e-eeuwse Russische Andreas-ikoon met een 16-tal randillustraties combineert enkele scènes uit het leven van Jezus met die uit het verhaal van de apostel. In de tijd van de Contrareformatie koos men vooral voor monumentale uitbeelding van feiten uit Andreas' leven: de verbleekte fresco's 1608 van Reni (kruisaanbidding) en Domenichino (geseling) in de San Gregorio al Celio in Rome en die van Preti en Domenichino 1622 in de San Andrea del Valle aldaar (grote cyclus met bijbelse en apocriefe scènes). Zeer dramatisch, met triomferende engelen boven de martelscène, is het schilderij 1609-12 van Roelas, die de hoogverheven martelaar laat preken vanaf zijn kruis. Andreas' emotionele begroeting en aanbidding van zijn kruis, reeds opgenomen in het vermelde antependium van Solsona, komt ook zelfstandig voor, zoals op een miniatuur einde 15e eeuw in het Brevier van René de Lorraine, en genoot wederom voorkeur in de periode van de barok: het genoemde werk van Ribera in Brussel, voorts schilderwerken van Lorenzo Lippi 1637, Lebrun 1647 (Notre-Dame te Parijs), Albani en Murillo ca. 1650, Blanchard 1670, Altomonte 1735 en Ugoloni ca. 1800. De scène was nog onderwerp voor een Jugendstil-glasraam van Mehoffer 1895/96 in de kathedraal van Freiburg im Üechtland (Zwitserland). Onder de wonderen, ook wel in cycli weergegeven (genoemde crypte in Sanseverino; paneel van Almedina 16e eeuw in Iglesia del Milagro te Valencia), valt dat van de bekoorde bisschop op (paneel eerste helft 15e eeuw van Benvenuto di Giovanni; Schaufelein, ontwerp voor een glasraam ca. 1510; een 16e-eeuws retabel van de Meester van San Nicolas in de kerk van Ventosilla). Uit de omgeving van Cynewulf (tweede helft 8e eeuw) stamt een oud-Angelsaksisch gedicht dat, zich baserend op Acta Andreae et Matthiae in urbe anthropophagorum (Handelingen van Andreas en Matteüs in de stad der menseneters; 5e eeuw), episoden uit het leven van Andreas bevat. Het vertelt plastisch in een mengeling van christelijke en oud-Germaanse elementen legendarische belevenissen van Andreas, voorgesteld als een vazal van Jezus. Gregorius van Tours schreef in de 6e eeuw een Liber de miraculis beati Andreae apostoli (over de wonderen van Andreas) en de Griekse panegyricus Nicetas van Paphlagonië ca. 1000 een In laudem Sancti Andreae. Dvornik 1958; Emminghaus 1969; Martin 1928; Peterson 1958; Quispel 1956; Smith 1960; Uhlmann 1947. |
|