Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
Johannes de Doperwas de zoon van »Elisabet en Zacharias. De omstandigheden rond zijn geboorte en naamgeving waren uitzonderlijk en wijzen op een bijzondere ingreep van Godswege in de tijd. Johannes wordt in de nieuwtestamentische geschriften voorgesteld als ‘wegbereider’ van Jezus. Dat is ook in de kerken van het Oosten zijn naam: ‘ho prodromos’ (voorloper). Johannes was, zo vertellen de legendes, van jongs af woestijnbewoner. Met zijn ascetische kleding en voeding (sprinkhanen en honing) en indringende boodschap werd hij een opvallende figuur in en buiten de woestijn van Juda (Mat. 3,4 en Luk. 1,80). Vanaf 28/29 n.C. riep hij bij de Jordaan in krachtige maar humane bewoordingen op tot bekering en tot de doop als teken daarvan (Luk. 3,10-14). De eindtijd naderde immers: de bijl lag al aan de wortel van de boom (Mat. 3,10). Daarnaast wees hij op de komst van iemand die belangrijker zou zijn dan hijzelf en die in plaats van met water met vuur zou dopen (Mat. 3,11-12). Velen kwamen onder de indruk van zijn verschijning en boodschap en lieten zich dopen, onder wie ook Jezus. Toen aan Johannes bij de doop van Jezus diens messiaanse zending geopenbaard werd, wees hij deze dopeling aan als het ware Lam Gods (Joh. 1,29; vgl. Jes. 53,7). Jezus sloot zich bij Johannes aan tot hij zich van zijn eigen zending bewust was geworden. Zij bleven elkaar daarna respecteren en prezen elkaar zelfs bovenmatig (Mat. 11,1-18; Joh. 3,25-30). Tussen hun leerlingen bestond soms rivaliteit. Johannes' tijdgenoten zagen in hem een profeet; Jezus zag echter meer dan dat: de bode van de komst van het messiaanse rijk (Mat. 11,9-11; vgl. Mal. 3,1; »Jezus). Omdat Johannes koning »Herodes Antipas gegispt had over diens onwettige relatie met Herodias (Mar. 6,17-28) werd hij in de gevangenis geworpen. Een belofte, tijdens een feest door de koning gedaan aan Herodias' dochter, kostte Johannes het leven; hij werd in de kerker van Herodes, volgens Flavius Josephus in de vesting Machaerus, onthoofd (»Salome). Populaire tradities weten zowel van details uit zijn jeugd als van wederwaardigheden met betrekking tot zijn relieken. Volgens oosterse legenden zou de kleine Johannes, evenals de kinderen van Betlehem door »Herodes de Grote met de dood bedreigd, met zijn moeder naar de woestijn zijn gevlucht. Toen ze werden achtervolgd door soldaten opende zich een rots, die hun bescherming bood. Westerse legenden, vanuit het Proto-evangelie van Jakobus (»Anna) opgenomen in de Legenda Aurea, de Meditationes (13e eeuw) van Pseudo-Bonaventura (wel toegeschreven aan de Toscaanse franciscaan Johannes a Caulibus ca. 1300) en de Vita Jesu Christi (14e eeuw) van Ludolf van Saksen, vertellen over de ontmoeting die Jezus en zijn ouders met de jonge Johannes in de woestijn hadden toen ze uit Egypte terugkeerden. Johannes' relieken, door leerlingen in Sebaste (Samaria) begraven, zouden talloze wonderen bewerkt hebben. Daarom werden ze op bevel van keizer Julianus Apostata (361-63) verbrand, waarna de as over de velden gestrooid werd. Resten ervan, waaronder de wijsvinger en het hoofd, werden door monniken gevonden.
Flavius Josephus vermeldt de Doper in de Antiquitates Judaicae (93/94), waarin zijn optreden minder aan dat van Jezus gekoppeld lijkt. Paulus ontmoette nog te Efeze leerlingen van Johannes (Hand. 19,1-7). Hoezeer de christelijke traditie de Doper gewaardeerd heeft blijkt uit de verschillende feesten die men hem in de liturgie heeft gewijd (24 juni geboorte en 29 september onthoofding), uit zijn patronages over zovelen, wevers, leerlooiers, koetsiers (vanwege zijn kameelharen kleed), uit het feit dat monniken en de johannieters (een in de 11e eeuw gestichte charitatieve ridderorde) zich aan hem wijdden, en uit een uitgebreide iconografie. Men heeft hem aangeroepen bij hoofd- en keelpijn. | |
[pagina 137]
| |
Overigens maakten velen zich al in de middeleeuwen vrolijk over de hoeveelheid hoofden van de Doper, die op verschillende plaatsen als relieken werden getoond. Naar aanleiding van een discussie over de authenticiteit van de reliek te Amiens dreef zelfs de ernstige Guibert de Nogent in zijn De pignoribus sanctorum (Onderpanden der heiligen, ca. 1100) de spot met de ongebreidelde reliekenverering.
Alexandr Ivanov, Jezus verschijnt aan het volk, schilderij 1837-57. Tretjakov-galerij, Moskou. Dopend en predikend ziet Johannes de Doper Jezus in de verte aankomen. Links leerlingen, rechts dopelingen; daarachter Farizeeën en soldaten.
In 1440-64 werd een kerk gebouwd boven de reliek van de wijsvinger van Johannes in het Bretonse Saint-Mériadec, dat onder de naam Saint-Jean-le-Doigt prompt een bedevaartplaats werd. De enorme hoeveelheid Johannes-afbeeldingen die bewaard zijn gebleven, zijn te verklaren uit de grote verspreiding van zijn zeer vereerde relieken, de vele broederschappen die zijn patronage kozen en dus voor hun kapellen altaarstukken met taferelen uit het leven van de Doper bestelden, | |
[pagina 138]
| |
en tenslotte de verplichting, opgelegd in het Rituale Romanum, om in elke doopkerk of -kapel een afbeelding van de Doper aan te laten brengen. In de koran wordt tweemaal - in grote lijnen parallel aan het verhaal in Luc. 1 - de aankondiging van de geboorte van Jahja (Johannes) verteld, waarbij de nadruk echter valt op de uitverkiezing van zijn vader Zakarija (Sura 3 en 19). Elders wordt Johannes tot de profeten gerekend. Zijn karakter wordt gekenmerkt door besluitvaardigheid reeds als kind, tederheid jegens Allah, reinheid en ouderliefde. Pas in de islamitische traditie ontstonden nadere berichten over zijn geboorte en jeugd en over zijn graf. Toen bij dit graf een massamoord werd uitgevoerd, zou zijn bloed hierop gekookt hebben totdat een Perzische generaal er een einde aan maakte. Johannes wordt voorgesteld als een antieke filosoof of als een asceet in een lang gewaad of kemelharen kleed, meestal mager, streng en met wilde haardracht en baard. Zijn attributen zijn in het Westen meestal een lam (aanvankelijk vaak afgebeeld op een discus in zijn hand tegen zijn borst), een kruisstaf en een banderol met ‘Zie het Lam Gods’ (Joh. 1,29), soms een doopschaal of -schelp of een lantaren (als wegbereider). Vaak maakt hij met de rechterhand het aanwijsgebaar. In het Oosten draagt hij op ikonen soms vleugels als een engel (Mar. 1,2: angelos, bode), aldus op een ikoon 15e eeuw in Museo Bandini te Fiesole. Een enkele keer is hij overigens ook in het Westen zo uitgebeeld, bijvoorbeeld op een fresco uit de 15e eeuw in de crypte van de dom te Parma, met als attributen een boom met bijl aan de voet en een schotel met zijn afgeslagen hoofd. Vanaf het centrale ivoren paneel aan de kostbare cathedra 545-53 van bisschop Maximianus te Ravenna (Johannes de Doper te midden van de evangelisten; vgl. ivoor van Lorsch ca. 810 uit de Hofschool van Karel de Grote) tot aan bijvoorbeeld het theatrale schilderij van Mengs ca. 1774 werd Johannes honderden malen alleen of in groepen afgebeeld. De details werden bepaald door de tijd waarin en de plaatsen waar opdrachtgevers en artisans leefden, maar meestal werd hij voorgesteld als naar Jezus verwijzende asceet: onder meer door Barisanus van Trani op de bronzen deuren 1179 te Ravello, op een reliëf eind 12e eeuw uit de Sint-Janskerk in Utrecht (nu Centraal Museum), op een pijlerbeeld na 1224 aan het noorderportaal te Chartres (waar Johannes wijst op een discus met het lam), op een mozaïek na 1235 in het Baptisterium te Florence, in het bronzen beeld van Donatello 1457 in de dom te Siena en in een beeld van Michael en Gregor Erhart aan het retabel 1493/94 in de kerk te Blaubeuren. De raadselachtig peinzende, cryptisch van Goed naar Kwaad verwijzende asceet van Hieronymus Bosch na 1510 (peinzend tussen de fabelboom der lusten en het lam) en de vredige man in het mooist denkbare landschap op het paneel eind 15e eeuw van Geertgen tot Sint Jans, die in Haarlem bij de johannieters leefde, zijn uniek en verwijzen naar Johannes' leven in de woestijn. Caravaggio schilderde herhaaldelijk een jonge tot zeer jonge Johannes, soms uitgesproken profaan en zelfs lascief (1601), in ernstig gepeins echter enkele jaren later (museum te Kansas City). Rodin liet alle attributen weg en concentreerde zich met zijn bronzen beeld uit 1878 zozeer op het wezenlijke van de menselijke gestalte, dat men hem fraude door het maken van een afgietsel van een levende persoon verweet. In het Oosten heeft Johannes, altijd als asceet, samen met Maria een plaats naast de tronende leraar Jezus op het iconografische schema van de Deësis (voorspraak): ivoor ca. 950 of 1070 in het Louvre te Parijs, reliëf 1010-29 aan de oostelijke façade van de kathedraal te Mskheta in Georgië, Russisch ikoon 17e eeuw te Recklinghausen. Als onderdeel ontbrak deze Deësis nooit op de monumentale afbeelding van een Laatste Oordeel (»Jezus): eerst in het Oosten (Venetiaans ivoor eind 12e eeuw en een schildering 1550 aan de kerkgevel te Voronet in Roemenië) en later vanuit de dom van Torcello (mozaïek | |
[pagina 139]
| |
11e eeuw) op elke westerse afbeelding. Enkele voorbeelden zijn: secco ca. 1300 Sint-Salviuskerk te Limbricht (nog ten dele zichtbaar), fresco's uit ca. 1315 in de kerk te Oldenburg en ca. 1500 te Delden en nog op een ontwerp ca. 1833 voor een monumentaal ‘oordeel’ van Von Cornelius. De combinatie van een afbeelding van Johannes met cyclische scènes uit zijn leven komt voor op ikonen (bijvoorbeeld een 15e-eeuws exemplaar in de Pinacoteca te Bologna met 10 taferelen) en op altaarretabels, zoals dat van de Meester van de Rousillon (Jaubert Gaucelon?) begin 15e eeuw met zeven scènes en de Doper met een lantaren. Een vloed aan grote en kleinere cycli - soms zeer uitgebreide: er was keus uit een veertigtal scènes - is te vinden in kerken die aan hem zijn gewijd, uiteraard ook in baptisteria en op doopvonten, op retabels, in bijbels en als illustraties in Johannes-vitae. Ze gaan in de kern terug op een vroegchristelijke reeks in de Sint-Jan-van-Lateranen op de Celius te Rome, die men alleen nog kent uit kopieën. Enkele voorbeelden zijn reliëfs uit 1230-40 aan het Johannesportaal te Münster, mozaïeken ca. 1270 in het Baptisterium te Florence, fresco's van Giotto 1320-28 in de Peruzzi-kapel van de Santa Croce in dezelfde plaats, schilderingen uit de 13e eeuw in het Baptisterium te Parma, reliëfs aan Reinier van Hoei's doopvont 1107-18 in de Sint-Bartholomeüskerk te Luik, houten sculpturen ca. 1370 aan de koorbanken in de kathedraal van Lincoln, reliëfs ca. 1428 van onder meer Jacopo della Quercia, Ghiberti en Donatello aan de doopvont in het Baptisterium te Siena, een nu verspreid vijfluik van Juan de Flandès 1496-99 voor het kartuizer klooster te Miraflores, ramen van de veelzijdige Pieter Coecke van Aelst uit ca. 1525 in het Rijksmuseum te Amsterdam, fresco's uit 1536-53 van Salviati, Ligorio en Jacopina del Conte in de San Giovanni Decollato, de kerk van de Johannes-broederschap te Rome, tapijten uit de 16e eeuw te Pau en schilderingen van Zeiler 1757 aan het plafond in de kerk van Stams (Tirol). Johannes-scènes komen uiteraard ook voor in cycli van »Elisabet & Zacharias en van het leven van »Jezus en van »Maria. Onder de afzonderlijke gebeurtenissen werd de doop van Jezus door Johannes zeer vaak afgebeeld. Vanaf de 4e eeuw is deze doop in de vroegchristelijke kunst een van de meest voorkomende tekens, verwijzend naar de rituele initiatie van elke gelovige. Het thema komt op de vroegste fresco's en sarcofagen voor. Jezus - klein afgebeeld, omdat aan hem iets voltrokken wordt - staat in een streepje water, de ruige Doper in filosofendracht legt de hand op zijn hoofd en boven Jezus zweeft de Heilige Geest als een duif (bijvoorbeeld fresco's tweede helft 3e eeuw in de catacomben van Callixtus en van Petrus en Marcellinus te Rome). Ieder die dit zag wist: zoals Jezus bij deze doop het water heiligde, zo redt dit water elke dopeling uit zonde en dood. Bovendien herkende men het tafereel als een van de drie grote Godsverschijningen (theofanieën), die samen met de openbaringen aan de »Wijzen en bij de bruiloft van Kana op 6 januari liturgisch gevierd werden. Intussen was hiermee het grondschema voor elke doopscène gevonden. Het werd monumentaal afgebeeld vanaf de 5e eeuw, bijvoorbeeld op mozaïeken in het zenit van de doopkerken in Ravenna (orthodox en Ariaans ca. 500) met de klassieke riviergod van de Jordaan, nog herhaald op een ivoren kistje uit Gandersheim tweede helft 9e eeuw. Het thema werd voortgezet in werken van onder meer Verrocchio ca. 1470, Perugino ca. 1480 fresco in de Sixtijnse Kapel, Gerard David ca. 1507 (Stedelijk Museum Brugge), Van Scorel ca. 1530 (Frans Hals Museum Haarlem), Paolo Veronese ca. 1560, El Greco 1596, Mola driemaal ca. 1645 en Caffa ca. 1650 (bronzen groep, Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam). Volgens de vroeg-middeleeuwse regels van het perspectief (wat ‘achter’ is wordt ‘boven’ in het vlak afgebeeld) werd de Jordaan in de doopscène weergegeven als een ‘bergje’ water: bijvoorbeeld in het stucreliëf uit de 9e | |
[pagina 140]
| |
eeuw in de kloosterkerk te Müstair of in een kapiteel tweede helft 12e eeuw in het kloosterpand van Santa María de l'Estany in Catalonië. De wijze van weergave is nog herkenbaar in het fresco van Masolino 1435 in het baptisterium te Castiglione d'Olona. Waar het kon, werden dienende engelen weergegeven - zoals in het laatste geval - en werd boven de Heilige Geest die altijd boven Jezus zweeft, nog een hand uit de wolken of een sprekende God de Vader (Mat. 3,17) toegevoegd om de door de evangelietekst gesuggereerde openbaring van de »Drieënheid te accentueren. Aldus een ivoor 980/90 uit Reichenau, een miniatuur in het Evangeliarium van koning Wratislaw uit 1086, een reliëf aan de doopvont ca. 1500 uit het atelier van Bunickman in de Sankt Ägidius te Wiedenbrück in Westfalen of een houten retabel van het Drievuldigheidsaltaar van Meester Arndt van Utrecht in de Nicolaïkirche te Kalkar. In de late middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd werd de scène dikwijls in een wijds landschap geplaatst: Rogier van der Weyden op het middenpaneel van het Johannesaltaar uit ca. 1450 (met de geboorte en dood van Johannes op de zijluiken en de apostelen en voorstellingen uit het leven van Jezus en Johannes in de gordingen van de omlijstende architectuur) en werken van Patenier begin 16e eeuw of Lambertus van Amsterdam ca. 1554. Op Tintoretto's grote doek uit 1580/84 duidt een verblindend licht uit de wolken achter de Geest-duif de theofanie aan. Op de ikonen doopt Johannes een naakte Jezus in een rivier tussen twee hoge, rotsachtige oevers waarop eerbiedig wachtende engelen staan, met opgevouwen kleding gereed in de hand. Uit het hemelsegment schiet een lichtstraal, die zich in het midden verdikt tot een ruimte voor de neerdalende Geest-duif: miniatuur 1178-80 in het Koptisch Evangeliarium van Michel van Damietta; ikoon 14e eeuw in de Thecla-kapel van het Grieks patriarchaat te Jeruzalem. De ikoon ca. 1350 uit het Roemeense Sanschak, met geopende hemelpoorten vanwaaruit de Drieëenheid een lichtstraal zendt, heeft een nevenscène waarin Jezus Johannes toespreekt, met toeschouwers en met vissen, krabben en zwemmers in de Jordaan en met in de bergen twee brongoden. In vervolg op het mozaïek ca. 1300 in de Verlosser-kerk van het voormalige Chora-klooster te Istanbul, het fresco van Domenichino ca. 1620 in de Sant' Andrea del Valle te Rome en een schilderij van De Matteis ca. 1710 in de Certosa te Napels, schilderde Ivanov op zijn enorme doek 1837-57 in romantisch-realistische stijl het moment waarop Johannes Jezus ziet aankomen en aanwijst. Ook van andere scènes werden op zichzelf staande afbeeldingen gemaakt. Zo is er Johannes' geboorte, soms analoog aan Jezus' geboorte voorgesteld, compleet met vroedvrouwen (»Salome & Zelomi): bijvoorbeeld een miniatuur 13e eeuw in het Tetra-Evangelium van Patmos of fresco's tweede helft 12e eeuw in de crypte te Canterbury. In later tijd gaf de voorstelling aanleiding tot gedetailleerde weergave van een huishoudelijk interieur: bijvoorbeeld een aan de gebroeders Van Eyck toegeschreven miniatuur (voor 1416) in Les très Belles Heures du Duc de Berry. Op een 15e-eeuws miniatuur in een franciscaans missaal in de Bibliothèque Nationale te Parijs draagt de boreling al een kemelharig kleed en steekt hij zijn wijsvinger uit. Apocriefe jeugdscènes - Johannes als kind door een engel naar de woestijn geleid, aldaar biddend en zich als asceet verkledend - vindt men in Italië: panelen met Johannes als kind in de woestijn van Gentile da Fabriano ca. 1410 en van Domenico Veneziano 1438 (met een bijna futuristisch landschap), en Botticelli en Pinturicchio schilderden beiden ca. 1500 de legendarische ontmoeting van de jonge Johannes met de familie van Jezus die uit Egypte naar huis terugkeert. Hugo Jacobsz. gaf de vlucht van Elisabet weer op een paneel eind 15e eeuw (Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam): de kleine Johannes draagt al het klassieke monnikengewaad; op de achtergrond de moord op Zacharias en de | |
[pagina 141]
| |
kindermoord te Betlehem. Het bezoek van Maria met het kind Jezus aan Elisabet en Johannes, bijvoorbeeld op een schilderij van Andrea del Sarto ca. 1520, leidde in de renaissance en barok op grond van verhalen uit Meditationes Vitae Christi tot het ontstaan van het merkwaardige en idyllische tafereel van Jezus en Johannes als spelende kinderen (Rafaël 1507, Rubens ca. 1618), met als sentimenteel hoogtepunt een schilderij van Murillo ca. 1670 (de twee knaapjes met een lam, het Jezuskind geeft de kleine Johannes uit een schelp te drinken) en in de latere religieuze cultuur de zoetelijke devotieprentjes waarop de kinderen met lam of kruis spelen (bijvoorbeeld een prentje uit het atelier van Dopter 1861 te Parijs uitgegeven). Het gegeven komt ook voor bij de 19e-eeuwse prerafaëlieten (bijvoorbeeld ets 1850 van Collinson). Johannes' prediking, al vanaf de 5e eeuw uitgebeeld (ivoren kastje van Werden, met de bijl aan de wortel van de boom; genoemde fresco's te Müstair), maakte enige opgang in de 16e en 17e eeuw. In de schilderkunst van de Nederlanden, met werken van onder meer Patenier begin 16e eeuw (een landschap), Swart van Groningen ca. 1530, Pieter Bruegel de Oudere 1565 en Cornelis van Haarlem 1602, kan het thema soms een verwijzing zijn naar de gedurende enige tijd verboden reformatorische verkondiging buiten de stadsmuren. Rembrandt schilderde in 1635/36 een originele prediking, waarop velen de Doper in een fantastisch landschap omringen: belangstellenden en onverschilligen, vreemdelingen, hijzelf en zijn moeder en vrouwen met ravottende kinderen. Gottlandt stelt in zijn kopergravure ‘Wet en Genade’ 1552 op goed-reformatorische wijze tegenover de ‘Wet van Mozes’, die ten dode leidt, de wijzende Johannes de Doper in zijn boetekleed, die de zondige mens, de oude Adam, opmerkzaam maakt op de lijdende Jezus aan het kruis, met aan de voet ervan Johannes' Lam Gods en erachter een kneveling van de hel (Apoc. 20,10). Scènes uit Johannes' marteling, dikwijlsSchaal met hoofd van Johannes de Doper, gepolychromeerd hout, 15e/16e eeuw. Sint-Janshospitaal, Brugge.
| |
[pagina 142]
| |
met nadruk op de verleidelijk dansende Salome en het aanreiken van Johannes' afgeslagen hoofd, zijn legio: 12e-eeuwse Aragonese kapitelen in Huesca, Tudela, Aguero en Toulouse, een 13e-eeuwse timpaan te Rouen, een Russisch ikoon ca. 1600 te Recklinghausen, en vooral Quinten Massys' linker zijluik als pendant van de marteling van de apostel »Johannes op het rechter zijluik van zijn Nood Gods uit 1508-11 (Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen), gemaakt in opdracht van het gilde van de Antwerpse schrijnwerkers, van wie de beide Johannessen volgens een lokale traditie de patronen waren. Op het merkwaardige doek 1633 van Jacob Backer is de verontwaardiging van Herodes bij de berisping door Johannes groter dan die van Herodias. Hoe het Johannes' relieken verging schilderde Geertgen tot Sint Jans in 1484 vertellend op een paneel: in de verte dragen leerlingen zijn onthoofde lichaam te Sebaste ten grave, Herodias verstopt zijn hoofd in een spelonk en johannieters behoeden een bot van de Doper voor de in tegenwoordigheid van keizer Julianus uitgevoerde verbranding en brengen deze reliek over naar hun burcht. Vanaf de 13e eeuw werd een nogal luguber, in de middeleeuwen geliefd thema geïsoleerd: het ‘hoofd van Johannes de Doper’ op een schotel. Het vond zijn oorsprong in de exacte tekst in Mar. 6,25 en in Byzantijnse legenden over de reliek-vondst van het hoofd van Johannes (vgl. 14e-eeuws ikoon in het Pantokrator-klooster op de Athos: Johannes in gesprek met Maria, beiden wijzend op een schotel met zijn hoofd). Van invloed zal ook geweest zijn dat de schotel gebruikt werd als attribuut in toneelspelen en als wijgeschenk bij gebeden om van hoofdpijn verlost te worden (sculptuur ca. 1450 in het Sint-Janshospitaal te Brugge; Hofer in een kleine tekening 1525, Mostaert in een paneel ca. 1625 met scènes en klagende engelen). In de 16e eeuw kwam daar overigens uit voort het motief van Salome met het hoofd van Johannes de Doper (Cranach de Oudere en Titiaan) om in de 17e en 18e eeuw weer te verdwijnen. In de 19e eeuw herleefde de schotel met het hoofd in een geseculariseerde vorm (Regnault 1870; Moreau 1876; Slevogt 1895 en Corinth 1899). Johannes de Doper ontbreekt vrijwel nooit in de afbeelding van Jezus' nederdaling ter helle (»Jezus). Zoals in de mysteriespelen staat hij in de rij wachtenden van het verleden tussen Adam en Eva en de grote groep oudtestamentische patriarchen, koningen en profeten, om hun de komst van de verlossende Hellebreker, die hij immers gezien en aangewezen had, te verklaren (uit vele voorbeelden: het reliëf 1521 aan het houten altaar van Brüggemann in de Dom te Höjalret in Denemarken; echter niet in de houtsnede van Dürer bij de ‘Passio’ 1510/11). De Doper inspireerde ook enkele letterkundigen en musici. Van de hand van de 9e-eeuwse Longobardische auteur Paulus Diaconus is er een 13 strofen omvattende Johannes-hymne Ut queant laxis resonare fibris (Om met heldere stem te kunnen zingen) voor het feest van de Doper. De middeleeuwse muziektheoreticus Guido van Arezzo, die als eerste notenbalk en sleutel hanteerde, koos ca. 1030 uit de woorden van deze hymne bij het muziekonderricht die lettergrepen uit de eerste strofe op de bepaalde toonhoogten, die correspondeerden met de eerste zes opeenvolgende tonen van de diatonische toonladder, waaruit de lettergrepen ‘ut (pas later do), re, mi, fa, sol’, en dus de notennamen resulteerden. De Legenda Aurea vertelt dat de dichter zijn gedicht schreef toen hij voor een liturgische dienst zijn stem kwijt was en Johannes' hulp inriep. Het oudste grote literaire werk - afgezien van een vita op naam van bisschop Serapion (Egypte, eind 4e eeuw) - is een gedicht van Frau Ava (waarschijnlijk een kloosterlinge in Melk), die dit biografisch werk begin 12e eeuw schreef. Een Florentijns mysteriespel San Giovanni nel deserto uit de 15e eeuw was bestemd voor Johannes' feest op 24 juni. Na een niet onbelangrijke maar toch secundaire rol voor Johannes in de | |
[pagina 143]
| |
middeleeuwse Profeten- en Passiespelen, maakte het verhaal rond de dood van Johannes de Doper een grote opgang in de literatuur (»Salome). Na 16e-eeuwse toneelstukken van Schöpper 1546 en Aals 1549 was in de 17e en 18e eeuw een drama 1642 van de Nederlander Baldwin een van de weinige stukken die aan de Doper gewijd werden. Weiser schreef in 1906 een epos over Johannes. Herbert Herberigs componeerde in 1945 voor koor een Van Jezus en Sint Janneken en Pepping in 1961 een werk voor koor. Anronberg Lavin 1955; Arndt & Kroos 1969; Becker 1972; Bren 1950; Combs Stube 1968/69; Daffner 1912; Kauffmann 1968; Masseron 1957; Rex 1952; Sdrakas 1934; Thulin 1930. |
|