Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSalome & Zelomizijn volgens het Protoevangelie van Jakobus (voor 200; »Anna & Joachim) de twee vroedvrouwen die, door Jozef opgehaald, in Betlehem Maria geholpen zouden hebben bij de geboorte van Jezus. Na de geboorte geloofde Salome in het wonderbaarlijke daarvan, terwijl Zelomi twijfelde. Zij toucheerde Maria om zich van haar lichamelijke ongereptheid te overtuigen, maar haar arm verdorde. Een engel raadde haar aan het pasgeboren kind aan te raken, waarop zij genas en tot geloof en inkeer kwam. De namen van de beide vroedvrouwen zijn wellicht verbasteringen van Semele, bij Zeus de moeder van Dionysos, bij wiens geboorte in de antieke afbeeldingen ook vroedvrouwen voorkomen (vgl. het laat-antieke Dionysos-reliëf in de Antikensammlung te München). Salome werd in de middeleeuwen geïdentificeerd met een van de vrouwen bij Jezus' graf (Mar. 16,1; Mat. 27,56) of met een zus van Maria (»Anna) en in Les-Saintes-Maries-de-la-Mer vereerd.
In het genoemde apocriefe geschrift, dat meer dan de canonieke evangelies aandacht schenkt aan Maria's lichamelijke maagdelijkheid, staan Salome en Zelomi in dienst van de getuigenis daarvoor. Het gegeven sloot aan bij een discussie van vroegchristelijke schrijvers over Maria's maagdelijkheid voor, tijdens en na haar bevalling van Jezus. Het was een discussie die - al tot ergernis van de Syriër Ephraim - zich verloor in onnutte bijzaken en voorbijging aan de wezenlijke betekenis van Maria's plaats in het verlossingswerk. | |
[pagina 261]
| |
Robert Campin, Geboorte van Jezus, paneel, 1420-25. Musée des Beaux-Arts, Dijon. De positie van Maria, Jozef en het kind correspondeert met de visoenen van Birgitta van Zweden. Het ‘tugurium’, afdakje, van de antieke sarcofagen is een vervallen stal geworden voor het vee, beeld voor het ‘vervallen huis van Israël’. Links zingen engelen he Gloria; rechts brengen zij de boodschap aan de herders. Helemaal rechts onder toont Zelomi haar verdorde hand aan Salome, die knielend het kind aanbidt. De banderollen dragen teksten uit het Evangelie van Lucas en het Proto-evangelie van Jakobus.
| |
[pagina 262]
| |
De vroedvrouwen kregen niettemin hun vaste plaats in afbeeldingen van Jezus' geboorte. Aanvankelijk raakt Zelomi het kind aan (ivoren pyxis 6e eeuw in Londen) of toont zij haar hand aan Maria (ivoor 545-53 aan de cathedra van bisschop Maximianus te Ravenna); later (mozaïekfragment 705-07 uit de oude Sint-Pieter) doen de vrouwen het kind in bad op dezelfde wijze waarop in klassieke afbeeldingen een kind gebaad wordt (vgl. de zijkant van een Romeinse sarcofaag 190-225 in het County Museum te Los Angeles). Deze badscène verwees de goede verstaander naar de heiliging door Jezus van het doopwater. Zij handhaafde zich tot op heden op de ikonen van Jezus' geboorte (mozaïek 1315-20 in Constantinopel; ikoon 16e eeuw uit Novgorod) en tot laat in de middeleeuwen overal in het Westen: op een fries uit de 12e eeuw aan de kerkgevel te Le Boulou (Pyrénées-Orientales), bij Niccolò Pisano op een reliëf aan de preekstoel 1260 in de dom te Pisa, op een glasraam ca. 1400 te Graz en bij de Meester van Salzburg op zijn paneel ca. 1410. In de 15e eeuw, toen nieuw sentiment en symboliek doorbraken in de afbeeldingen, verdween het thema geleidelijk, maar nog bij Daret staan op zijn ‘geboorte’-paneel 1435 de beide vrouwen centraal, terwijl zij op het werk van Campin 1420-25 theatraal aan de zijkant hun ‘act’ opvoeren. Op de ‘aanbidding van de herders’ van Hugo van der Goes ziet men in een doorkijk juist tussen de knielende herders en de muur van de stal de beide vrouwen converserend op weg van Betlehem naar de stal. De vroedvrouw Salome werd ook wel afzonderlijk afgebeeld met als attribuut een zalfpot zoals een beeld uit 1613 in de Dom te Münster toont. Egger 1978; Mak 1948; Ristow 1963; Wellen 1960. |
|