Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdJozef van Arimateawas een rijke en voorname jood, lid van de Hoge Raad. Hij waagde het om op de avond van Jezus' dood »Pilatus om de vrijgave van het lichaam te vragen, wat hem werd toegstaan. Hij nam het van het kruis en bracht het, in een lijkkleed gewikkeld, samen met »Nikodemus naar zijn eigen, nieuwe graf, dat in de rots was uitgehouwen (Mar. 15,43-46). Na de graflegging rolde hij een steen voor de ingang. Zijn stad was Ramataim (Ramallah?) ten noorden van Jeruzalem, vergriekst tot Arimatea. Apocriefe geschriften, met name het Evangelie van Nikodemus, vertellen legendarische bijzonderheden over zijn leven.
Het Evangelie van Nikodemus (5e-eeuwse samenvoeging van de Handelingen van Pilatus uit de 2e eeuw en een verhaal over de Nederdaling ter Helle) wijdt veel aandacht aan Jozef en is belangrijk in verband met het ontstaan van de middeleeuwse sage van de Graal. In de omvangrijke Graal-literatuur heeft hij vooral in het Westen voortgeleefd. Waarschijnlijk gaat de kern van deze sage terug op de uitgebreidere, Georgische versie van dit evangelie. Nikodemus vertelt daarin zelf over de kruisafneming en de graflegging samen met Jozef van Arimatea en hun belevenissen daarna. Jozef zou het bloed van de gestorven Jezus in een doek (later: schaal = de heilige Graal, de kelk van het Laatste Avondmaal) opgevangen hebben. Daarna zou hij door de Hoge Raad gevangengezet en door de verrezen Jezus zelf op wonderbaarlijke wijze bevrijd zijn en de opdracht hebben gekregen in de stad Lydda, waar de apostel »Filippus een gemeente gesticht had, de zorg voor de christenen met de aldaar wonende Nikodemus op zich te nemen. Daarnaast hebben tradities rond Jozef van Arimatea, oude oriëntaalse mythen samen met passages en riten uit de oosterse en westerse liturgie, onder invloed van westerse vroomheid rond lichaam en bloed van Jezus, bijgedragen aan het ontstaan van de Graalsage. Liturgische gebruiken in de eucharistieviering die zinspelen op de diensten van Jozef aan de gestorven Jezus, zijn al in de 5e eeuw aanwijsbaar. Men bedenke hierbij dat de eucharistieviering geleidelijk opgevat werd als een tot in details reële aanwezigstelling van Jezus' lijden en dood. Zo vergelijkt bijvoorbeeld de Egyptische monnik Isidorus van Pelusium (ca. 420) in een van zijn meer dan 2000 bewaard gebleven brieven de doek waarop het eucha ristische brood wordt uitgedeeld, met de lijk wade van Jozef, en het bedekken van dit brood met deze doek met Jezus' graflegging door de man uit Arimatea. Na deze schrijver volgt een hele reeks auteurs met soortgelijke vermeldingen: in het Oosten onder meer Maximos Confessor in Mystagogia (Inwijding in de mysteries; 7e eeuw) en Pseudo-Germanus in Rerum ecclesiastarum contemplatio (Beschouwing over allerlei kerkelijke zaken; 10e eeuw): in het Westen Florus van Lyon in Opusculum de actione missarum (Werkje over de viering van de mis; na 840), Amalar van Metz in Liber officialis (Boek over de liturgie; ca. 850) en Honorius van Autun | |
[pagina 144]
| |
in zijn prekenbundel Gemma animae (Edelsteen der ziel; 12e eeuw), allen onder uitdrukkelijke vermelding van Jozefs rol. Vandaaruit werd de belangstelling voor het gegeven, nog gestimuleerd door de kruistochten, overgedragen aan de 12e-eeuwse Franse epiek en de 13e-eeuwse passie- en mysteriespelen. Van belang waren de kennismaking via de kruistochten met oude, oosterse mythen en de overbrenging van lijdensrelieken naar Byzantium en het Westen, waaronder de heilige lans (»Longinus). Deze lans speelt een grote rol in de Graal-sage en de chroniqueur Willem van Tyros (1181/82) bericht dat deze te Jeruzalem in een kapel bewaard werd te zamen met het lichaam van Jozef van Arimatea. Een belangrijke plaats in de ontstaansgeschiedenis van de Graal werd ingenomen door de oorspronkelijk Keltische abdij van Glastonbury (Somerset; bekend vanaf 708), waarvan een legende vertelt dat zij gesticht zou zijn door Jozef van Arimatea. Mogelijk is via deze legende, waarin ook koning Arthur voorkomt, de uitgebreide Tafelronde-thematiek met de ridderverhalen in de Jozef- en Graalsage terecht gekomen. De Graal zelf - het woord werd op vele manieren geduid (wellicht Grieks: kratèr (vat), cratalis, gradalis, graal, of Hebreews: goral, steen van het lot?) - was soms een kelk, soms een edelsteen. Na het ontstaan van de grote epische bewerkingen eind 12e eeuw werden elementen uit de theologie van onder meer Augustinus van Hippo, Bernardus van Clairvaux en de Parijse victorijnen over zonde, vergeving en genade op vrij populaire wijze opgenomen in de Parzival van Wolfram von Eschenbach (1200-1210). Het Evangelie van Gamaliël spreekt ten aanzien van Jozef van Arimatea nog over een ten-leven-opwekking van »Dismas, de goede moordenaar, samen met Nikodemus tot stand gebracht met behulp van Jezus' lijkkleed. Het Martyrium Pilati (een Egyptische preek op naam van Kyriakos van Bahnasa) vermeldt een geseling door »Herodes. Jozef van Arimatea wordt in het Westen als heilige vereerd (17 maart) en is patroon van de lijkbidders, lijkbezorgers en doodgravers. Zijn attributen zijn een kelk of schaal, de doornenkroon of andere lijdenswerktuigen. De oudste afbeeldingen van Jozef van Arimatea vindt men vanaf de 9e eeuw op de miniaturen met de kruisafneming (Evangeliarium van Angers tweede helft 9e eeuw) en de graflegging (miniatuur 9e eeuw in een Grieks handschrift met preken van Gregorius van Nazianze); verder op voorstellingen met de Nood Gods (de gestorven Jezus in de schoot van »Maria na de kruisafneming), onder Byzantijnse invloed vanaf de 10/11e eeuw (ivoor ca. 1000 uit Metz in het Louvre te Parijs). De Jozef van Arimatea van Michelangelo in marmer 1550 (dom te Florence) draagt naar een traditie de gelaatstrekken van de beeldhouwer zelf. Uiteraard is Jozef op latere voorstellingen van deze drie scènes altijd te vinden en is dan herkenbaar aan zijn witte haar en baard ter onderscheiding van Nikodemus. Jozef is ook steeds zeer rijk uitgedost. Hij ontbreekt nooit bij de plastische groep van het Heilig Graf, populair in en rond kerken vanaf de 15e eeuw (»Jezus, Nicodemus, Maria). De uitbeelding van Jozefs verzoek aan Pilatus is betrekkelijk zeldzaam: miniaturen in een Armeens Psalterium 1263 en in het Getijdenboek van Simon Benin ca. 1520-30, en op een fresco ca. 1310 in het Protaton-klooster op de Athos. Dat geldt ook voor afbeeldingen van de man met zijn attributen op vleugels van altaarstukken zoals een altaar ca. 1500 in de Lorenzkapelle in Rottweil, een altaar 1524 uit de omgeving van Barthel Bruyn en het reliëf eind 17e eeuw aan een retabel in de Heilig-Kreuz-Kirche te Landau. Vanaf de 16e eeuw kwam de voorstelling voor van Jozef met de gestorven Jezus in zijn armen: schilderij ca. 1515 van Savoldo, een marmeren beeldengroep ca. 1559 van Bandinelli in de Santissima Annunziata te Florence en een muurschildering ca. 1600 in de kerk van Passenham. Legendarische scènes komen voor in geïllustreerde bewerkingen van het Graal-ver- | |
[pagina 145]
| |
haal uit het begin van de 15e eeuw, onder meer het opvangen van Jezus' bloed en de celebratie van een mis met de Graal-kelk in Estoire de Saint Graal eind 13e eeuw (handschriften in de Bibliothèque Nationale te Parijs). Het Passionale van de abdis Kunigunde in de universiteitsbibliotheek te Praag heeft een miniatuur ca. 1325 met de bevrijding van Jozef uit de gevangenis. In de passiespelen van de 13e en 14e eeuw (handschriften van Benediktbeuren en SanktAad de Haas, Graflegging, kruiswegstatie 1946-48 in de Sint-Cunibertuskerk te Wahlwiller. De kruisweg heeft aan felle kritiek blootgestaan en is een tijd lang op bevel van de kerkelijke overheid uit de kerk verwijderd gehouden.
Vooral de ijle figuren met de subtiele gezichten moeten afkeer opgewekt hebben. Jozef van Arimatea en Nikodemus laten Jezus' lichaam in het graf neer, waarbij Maria en Johannes (of Maria Magdalena) toezien. Gallen) speelt Jozef van Arimatea uiteraard een rol. Van Robert de Boron bleef een deel van een grotere roman bewaard: Le roman de l'estoire del Gral ca. 1180, welk fragment, met de Jozef-legende, waarschijnlijk zeer kort na de grote succesvolle Graal-roman van Chrétien de Troyes (Perceval le Gallois ou le conte du Graal, 1168/80) is ontstaan. Burdach (1938) 1970; Lewis 1926; Loomis 1938; Woodforde 1946. |
|