Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Dismas & Gestaszijn de legendarische namen van de twee misdadigers die samen met Jezus op de Schedelplaats in Jeruzalem gekruisigd werden (Luc. 23,32 en 39-43), de een rechts en de ander links van hem (Mat. 27,38). De ‘slechte moordenaar’, die later Gestas genoemd werd, hoonde Jezus door hem te wijzen op zijn messiasschap, op grond waarvan hij zich zou kunnen redden. De ander, de ‘goede’, later Dismas genoemd, wees hem op Jezus' onschuld en hun beider schuld. Toen de ‘goede moordenaar’ Jezus' voorspraak inriep, werd hij beloond met de belofte nog dezelfde dag te zullen delen in diens glorie. Om hun dood te verhaasten werden hun de benen gebroken (Joh. 19,32). In de evangelies worden hun namen niet genoemd, echter wel in apocriefe geschriften, die overigens niet eensluidend zijn; ook namen als Zoatham en Cammatha, Joathas en Maggatras of Titus en Dumachus komen voor. Een Evangelie van Nikodemus (beter: Akten van Pilatus, 5e eeuw) geeft de eerst vermelde namen. Verder gaat het verhaal dat Dismas, lid van een roversbende, de familie van Jozef al op de vlucht naar Egypte (»Jezus) overvallen maar geen schade berokkend zou hebben, waarvoor hij de belofte ontving van heil op de dag van Jezus' sterven. Aldus het in zijn geheel nogal banale Arabische Kindsheidevangelie (6e eeuw, uit oudere bronnen tot in de 2e eeuw). In de middeleeuwen groeide het bericht over de overval uit tot een fantastisch verhaal, waarin de goede moordenaar, van plan de ouders van Jezus te doden, door de aanblik van het kind tot inkeer kwam en de familie gastvrij in zijn huis opnam. In het badwater van het kind Jezus werd zijn eigen zoon wonderbaarlijk van melaatsheid genezen. Hij wees zijn gasten toen de weg naar Egypte. Zelf overvallen en dodelijk verwond werd hij op zijn beurt genezen door het schuim van het bad. Bij haar terugkeer vond Jezus' familie wederom onthaal bij de rover. In sommige versies is de genezen zoon de goede moordenaar. Volgens het Evangelie van Nikodemus volgde de goede moordenaar Jezus bij diens ‘nederdaling ter helle’, waar hij aan de rechtvaardigen uitleg gaf over diens verschijnen aldaar.
Het kruis van de goede moordenaar, volgens Ambrosius van Milaan en Rufinus van Aquileia (4e eeuw) met dat van Jezus door keizerin Helena ca. 324 in Jeruzalem gevonden, zou op Cyprus bewaard en vereerd zijn geweest. Een fragment ervan kwam met andere relieken van Dismas terecht in Bologna, vanwaaruit in de 17e en 18e eeuw zijn verering zich verspreidde in het Westen, met name in Zuid-Duitsland. In het Oosten vereerde men hem al vanouds. Hij gold als patroon van ter dood veroordeelden en van voerlui; men riep hem aan voor het verkrijgen van waarachtig berouw over zijn zonden en van een zalige dood. Hij werd aanvankelijk jong en baardeloos afgebeeld, later - vanaf de middeleeuwen - ouder en met zware baard. Hij draagt meestal slechts een lendedoek of -schort. Zijn attributen zijn kruis of ketens, soms de tekens van zijn wonden. Bij afbeeldingen van Jezus' ‘kruisiging’ of ‘kruisdood’ worden de beide moordenaars meestal onder meer onderscheiden door hun fysionomie (edel-mismaakt; baardeloos-zware baard; Jezus toegekeerd-afgekeerd). De vroegste afbeeldingen van de beide moordenaars zijn te vinden op de, aanvankelijk zelden realistische, voorstellingen van »Jezus' kruisdood: paneel ca. 430 aan de houten deuren van de Santa Sabina te Rome en een olie-ampul te Monza uit de 6e/7e eeuw. Daarbij is de goede moordenaar steeds aan Jezus' rechterzijde afgebeeld en keert hij in tegenstelling tot de andere het gezicht naar hem toe. In de middeleeuwen werd hun dood aangeduid doordat hun ziel (zielepop) werd opgehaald door engelen bij Dismas en door zwarte demonen-vogels bij Gestas: handschrift ca. 800 in de universiteitsbiblio- | |
[pagina 33]
| |
Kruisiging, miniatuur uit het Apocalyps-commentaar van Beatus de Liébana, ca. 975. Schatkamer van de kathedraal van Gerona. Veel klassieke elementen van de afbeelding van Jezus' kruisdood zijn aanwezig. Onder het kruis het graf van Adam, van wie men meende dat hij op de Calvarieberg begraven was. Longinus heft zijn speer en Stefaton zijn spons. Dismas (hier ten onrechte Gestas genoemd, met bijschrift ‘gedenk u mijner’) en Gestas (die hier Limas heet), de goede en de slechte moordenaar, worden resp. door een engel beloond en door een duivel gekweld.
De tekens van zon en maan zijn symbolen van de meetreurende kosmos (met hand aan de kaak: gebaar van radeloosheid). De schaal onder Jezus' voeten is de Graal. Bijschriften verhelderen de details. Maria en Johannes ontbreken onder het kruis. | |
[pagina 34]
| |
theek te Würzburg, fresco 14e eeuw in de dom te San Gimignano. Op de kruisiging ca. 1760 van de hand van Henkel wordt de een naar de ladder tegen zijn kruis geleid en de ander erop gehesen. De kruisigingsminiatuur in het Getijdenboek van Catharina van Kleef ca. 1440 toont duidelijk de bloederige sporen van het breken van de benen, zoals ook Ferrari's fresco 1513 in de Santa Maria delle Grazie te Varallo (met engel en demon), terwijl dit detail ontbreekt op bijvoorbeeld de predella-kruisiging van Mantegna 1476/77 in het Louvre, die immers het moment juist daarvoor, Jezus' dood, weergeeft. Op de Schmidburg-epitaaf van Lemberger 1522 zijn alleen de benen van de goede moordenaar gebroken, terwijl van beiden de zijde doorstoken lijkt. Hun namen of een bijschrift (‘latro’: moordenaar, en ‘latro poenitens’: boetvaardige moordenaar) markeren soms het onderscheid tussen de twee: ikoon 8e eeuw in het Catharinaklooster op de Sinaï, miniaturen in de Beatus-Apocalyps ca. 975 te Gerona (met hier resp. Gestas en ‘Limas’) en de Gouden Codex van Echternach eerste helft 11e eeuw. In de late middeleeuwen werd hun houding krampachtig, kregen ze een vertrokken gelaatsuitdrukking en ging hun fysionomie uiteenlopen: Meesters van Zweder van Culemborg miniatuur ca. 1420-30 in het Hoya-Missaal in de universiteitsbibliotheek te Münster en Douvermann, Maria-altaar ca. 1520 in de Nikolaikirche te Kalkar. Soms kon ook meer of minder licht op hun plaats vallen. Men vergelijke de derde en vierde staat van Rembrandts grote ets uit 1653 in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam. Op de grote kruisiging van Sustris ca. 1575 zijn alle traditionele elementen zoals houding, gelaatsuitdrukking en engel en demon aanwezig. Bij Rubens' ‘drie kruisen’ (paneel ca. 1600 in Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam) valt alle nadruk op de acclamatie-houding van de goede moordenaar, die al op de vroegere ‘kruisiging’ ca. 1510 van Engelbrechtsz. in de Lakenhal te Leiden met een gebaar lijkt te worden onderstreept en in het paneel van Breu met de ‘kruisoprichting’ 1524 in een zeer ongewone compositie centraal werd geplaatst. Nog op de merkwaardige fresco's van Sert ca. 1910-20 in de kathedraal van Vich, waarop men de kruisiging van de achterkant beziet, zijn positie, houding en uiterlijk van de moordenaars traditioneel. Op Byzantijnse afbeeldingen van de ‘nederdaling ter helle’, die toch doorgaans exact de voortgang van het verhaal in het Evangelie van Nikodemus volgen, ontbreekt Dismas. Op ikonen met het Laatste Oordeel staat in het onderste register links, waar de hemel wordt afgebeeld, de goede moordenaar wel triomfantelijk met zijn kruis, pal achter Maria: na haar was hij daar volgens Jezus' belofte immers de eerste (mozaïek 11e eeuw te Torcello). Vandaaruit vond de voorstelling haar weg in het Westen: fresco ca. 1347 in de San Stefano te Soleto, schildering van Beccafumi ca. 1540 in de Academia te Siena en Riccio's bronzen Paaskandelaar 1507-17 in de San Antonio te Padua. Slechts zelden wordt Dismas' intocht in het beloofde paradijs afgebeeld (boekband van Aribertus begin 11e eeuw in de schatkamer van de dom te Milaan). Het laatste geldt - met uitzondering voor Zuid-Duitsland in de 17e en 18e eeuw - ook voor voorstellingen van Dismas als heilige: paneel 14e eeuw uit Venetië; ikoon ca. 1650 in de Tretjakov-galerij te Moskou; altaarstuk van Gebhard 1751 in de Heilig Kreuz-kirche te Regensburg; beelden van Schmädl 1756-62 in de kerk te Oberammergau, en uit het atelier van Günther een beeld 1765/66 in de kerk van Neustift bij Freising. Op een 12e-eeuws email uit Limoges (Musée de Cluny te Parijs) draagt de goede moordenaar het kind Jezus bij de vlucht naar Egypte op zijn schouders. De uitbeelding van de slechte moordenaar kreeg geen zelfstandige doorwerking. Preken over de goede moordenaar bleven bewaard van Johannes Chrysostomus (tweede helft 4e eeuw) en van de Syriër Jaqob van Sarug (ca. 500). De apocriefe legenden werden doorverteld door Aelred van Rievaux in | |
[pagina 35]
| |
De vita eremitica 48 (Over de levens van eremieten) ca. 1150, Konrad von Fussesbrunnen in zijn Infantia Jesu (Jezus' kinderjaren) ca. 1200, Ludolph van Saksen in zijn Vita Christri ca. 1350, de Venetiaanse hagiograaf en legenden-verzamelaar Petrus de Natalibus ca. 1370, en - uitvoerig aangevuld - door de anonymi van het Libro de los Reyes de Oriente ca. 1200 en het middeleeuwse Comence la vie nostre dame. De Augsburger Schauenburg was met zijn Gloria sancti boni latronis (Verheerlijking van de goede moordenaar; 1767) een van de stimulatoren van de reeds vermelde devotie. Bessières 1937; Kretzenbacher 1961. |
|