Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdBartolomeüs,de apostel die meestal samen met »Filippus in de apostellijsten in de evangelies wordt vermeld, is waarschijnlijk dezelfde als Natanaël, een visser uit Kana in Galilea (Joh. 1,45-51). Hij moet naast een ‘ware Israëliet’, zoals Jezus hem noemde, een kritisch man geweest zijn. Toen Filippus hem op de man wees over wie Mozes en de profeten volgens hem hadden gesproken, was zijn sceptische opmerking, doelend op Jezus: ‘Uit Nazaret, kan daar iets goeds vandaan komen?’ Overigens bleek hij toegankelijk voor argumenten toen Jezus hem even later toonde wie hij was. Deze man werd een van de vier eerste leerlingen. Met drie andere apostelen had hij aan het meer van Tiberias een ontmoeting met Jezus na diens opstanding (Joh. 21,1-13). De Aramese (bij)naam Bartolmai betekent zoon van Tolmai (ploeger); Natanaël (Godsgeschenk) kan zijn eigennaam geweest zijn. Pantenus, bisschop te Alexandrië, schrijft op het einde van de 2e eeuw dat hij in India christenen heeft aangetroffen die zeiden dat ze door Bartolomeüs bekeerd waren. Meer is er uit de nieuwtestamentische bronnen niet over hem bekend. Veel meer weten apocriefe Akten en Passies te melden. Hij zou tuinman bij een zekere Hierocrates geweest zijn. Na Jesus' dood maakte hij reizen door tal van landen in het Oosten. Van de martelingen die vermeld worden (kruisiging, steniging, verdrinking, onthoofding), is die van levend gevild worden de gruwelijkste; morbide is het bericht dat hij in die toestand nog gepreekt zou hebben. Ergens in Syrië zou hij, volgens een traditie, een koning Polimios en diens vrouw bekeerd en hun bezeten dochter van de duivel bevrijd hebben, waarna de broer van de koning, Astyages, hem dood liet knuppelen en villen. Zijn verhaal in de Legenda Aurea vermeldt in een compilatie uit Akten en Passies enkele wonderen en verschillende versies van zijn martelaarschap. Daarbij wordt ook zijn uiterlijk beschreven volgens een uit een Passie overgenomen relaas. Toen in India de afgod Astaroth in zijn druk bezochte tempel zijn genezende kracht verloren had, vernamen afgezanten in de tempel van de god Berith in een andere stad, dat dit kwam door het bezoek van de apostel Bartolomeüs aan de eerste tempel. Men moest hem opsporen en verjagen. Zijn signalement was: zwart krullend haar, witte huid, grote ogen, rechte, lange neus, zware, iets grijzende baard, van gemiddelde grootte; in koninklijke kleding, te weten een wit, met purperdraad afgezoomd kleed en een witte, met edelstenen afgezette mantel; opgewekt van aard, een allesweter en soms wel, soms niet zichtbaar. Men vond hem dan ook niet, totdat een bezetene hem aanwees en genezen werd. Bartolomeüs zou - volgens een late middeleeuwse legende - als kind van koninklijken huize door de duivel met een ondergeschoven kind zijn verwisseld, maar als volwassene weer bij zijn ouders teruggekeerd zijn. | |
[pagina 30]
| |
Van een door Hieronymus vermeld Evangelie van Bartolomeüs (3e/4e eeuw) zijn slechts fragmenten in vier verschillende talen bewaard gebleven. Het bestaat uit vragen van de apostel, die door Jezus en Maria beantwoord worden, vooral over »Jezus' ‘nederdaling ter helle’. De Koptische versie uit de 4e eeuw (Egypte) is sterk gnostiek gekleurd. De aard van Bartolomeüs' marteling (gevild kruisigen) wijst op het noorden van Perzië, waar een dergelijke straf bestaan moet hebben. Zijn relieken werden ca. 400 in het Armeense Maiperquat of Martyropolis (Mayyafarqin bij het Van-meer in Oost-Turkije) vereerd. Ca. 580 werden ze volgens de Legenda Aurea vanuit India wonderbaarlijk, in een drijvende zerk over zee varend, overgebracht naar het eiland Lipari ten noorden van Sicilië en verhuisden ze bij de Saracenen-inval via Beneventum in 983 naar Rome, in de San Bartolomeo op het Tibereiland. De schedel is in 1238 aan de dom te Frankfurt am Main geschonken. Bartolomeüs werd de patroon van boeren, herders en velerlei handwerkslieden, zoals slagers en wijnboeren (vanwege het mes) en leerbewerkers (vanwege de villing). Zijn feestdag op 24 augustus bleek bij uitstek geschikt voor weersvoorspellingen. De vroegste afbeelding van Bartolomeüs, in een mozaïek-medaillon uit de 6e eeuw in de San Vitale te Ravenna, volgt met haar grijzende baard de beschrijving in de Passie - een beschrijving waaraan zelfs nog Rembrandts apostel uit 1657 beantwoordt. Zijn attributen als apostel zijn een schriftrol of boek: ivoortje ca. 1150 van een draagaltaar uit het Maasland of Noord-Frankrijk; en een meer dan levensgroot (2,65 m), gepolychromeerd stenen beeld ca. 1250 in de kerk te Laer bij Münster. Als martelaar draagt hij een mes: marmeren reliëf ca. 1000 aan de bron voor het altaar in de San Bartolomeo all' Isola te Rome; aan het zuidelijk portaal en in een glasraam te Chartres ca. 1230, retabels uit ca. 1470 van de Meester van Thomas van Villach in de Sankt Martin te Villach en van de Meester van het Bartolomeüs-altaar uit ca. 1505-10, op schilderijen van Ribera 1630, Rubens eerste helft 17e eeuw, Zurbarán 1637-38 en Rembrandt 1661. Soms heeft hij de afgestroopte huid in de hand of hangt deze op de arm of om de schouders: vanaf de 13e eeuw bijvoorbeeld aan de Drie-Koningen-schrijn ca. 1220 Keulen, op een miniatuur ca. 1270 in het Oscott-Psalterium, op een paneel ca. 1480 van Matteo di Giovanni, bij een bronzen beeld 1503-09 aan het koorhek van Henry vii's Chapel in Westminster Abbey, bij een beeld van Weissfeld 1705, bij het enorme beeld van Pierre ii Legros ca. 1710 in de San Giovanni in Laterano te Rome, en op een reliëf 1957 van Mettel aan de Dom te Frankfurt. Op het Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel (1545-50) zette Michelangelo deze apostel, voorzien van de kop van de satiricus Pietro Aretino, pal onder de veroordelende Rechter en gaf hij hem het mes in de ene en het vel met daarop zijn verwrongen zelfportret in de andere hand. In Catalonië ziet men soms een geketende duivel onder Bartolomeüs' voeten (Gran Janer, retabel 1401 in de kathedraal te Barcelona; Oller, beeld ca. 1425 aan het hoogaltaar in de kathedraal te Vich). Vaak was Bartolomeüs' marteling voorwerp van uitbeelding, soms in de vorm van een kruisiging, naar een Byzantijnse traditie uit de 6e eeuw, de tijd van keizer Justinianus, zoals een miniatuur 9e eeuw in een handschrift met de preken van Gregorius van Nazianze; deze traditie werd later ook in het Westen gevolgd: gewelfschildering ca. 1350 in de Deense Tyvekse Kirke. Meestal gaat het echter om het afstropen van de huid: aanwijsbaar vanaf de 12e eeuw (miniatuur in het Passionale van Stuttgart) tot in de 18e eeuw (Leubner, schilderij 1780 in de kerk van Königshain) en van invloed op barokke afbeeldingen van de eveneens gevilde Marsyas uit de Metamorphosen van Ovidius en van de rechter Sisamnes uit het ‘Cambyses-oordeel’. De sadistische voorstelling viel in de 17e en 18e eeuw vooral in Italië zeer in de smaak: onder meer fresco's van Passignano 1592 in de Santa Maria del Carmine te Florence en | |
[pagina 31]
| |
van Tiepolo ca. 1720 in de Capella Colleoni te Bergamo; schilderijen van Casolani 1604 in de Carmine te Siena, Ciampelli 1618 in de kerk te Borgo San Sepolcro, Mosca ca. 1650, Tiepolo 1722/23 in de San Staé te Venetië (het moment van de aanvang van de marteling in een krachtige diagonale compositie) en van Bertolotti de Jongere 1701 in de San Bernardino de' Cappuccini te Piacenza. Ook elders koos men het bloederige onderwerp: gewelfschildering van Dollhopf ca. 1750 in de parochiekerk te Pistau; schilderijen van Sallaert ca. 1625, Lebrun 1646, Pereth 1686 in de Sankt Wolfgang te Mautendorf, Rottmayr 1697-98 in de kerk te Raitenhaslach en Haubenstricker 1781 in de kerk te Gansbach, en een beeld uit 1772 van Bridan in de kathedraal van Chartres. Ribera schilderde, naar het retabel uit 1465-72 van Huguet, in 1630 het ophijsen van de martelaar aan een paal als voorbereiding voor deze marteling, en vond met dit werk veel navolging. Cycli die meestal de Legenda Aurea volgen, vindt men vooral in zuidelijke landen: uit de 13e eeuw een glasraam in de bovenkerk te Assisi en een reliëf aan het portaal van de San Bartolomé te Logrono; een schilderij 14e eeuw van Turino Vanni en een altaar 1401 van Genér in de kathedraal te Barcelona (met de scène van de bloederige, prekende martelaar). Het uitvoerigst in de noordelijke landen zijn de cycli op een glasraam uit de 13e eeuw in de dominicaner kerk te Colmar en in het Brevier van de Duke of Bedford 1424-35. Scènes uit de jeugdverhalen (16e-eeuws handschrift in het Diocesaan Museum in Haarlem) en voorstellingen met zijn wonderen (zoals aan het altaar van Lorenzo di Niccolò 1401 in San Gimignano) zijn schaars. De monnik-kloosterhervormer Theodoras Studites (ca. 800) en een Griekse monnik Joseph (handschrift ca. 1000 in de Vaticaanse Bibliotheek) schreven beiden een Encomion (lofdicht) op Bartolomeüs. Perez (Pere) componeerde in 1769 het oratorium Il Martirio di San Bartolomeo. Haase 1913; Kleine-Nattrop 1961; Mâle 1958. Michelangelo Buonarotti, Bartolomeüs, detail van het Laatste Oordeel, 1542-50, Sixtijnse Kapel, Rome. Juist naast de linkervoet van de Jezusgestalte gebaart Bartolomeüs aan de rand van een groep heiligen (onder wie Petrus) met zijn attribuut, een mes, naar Jezus. In zijn linkerhand houdt hij zijn gestroopte huid, waarvan naar men zegt het gelaat de trekken van de schilder zelf draagt. Bartolomeüs zou lijken op Michelangelo's tegenstrever, Pietro Aretino.
|
|