Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Herodes de Grote(Herooidès, heidenzoon) was de stichter van de laatste joodse dynastie. De toevoeging ‘ho megas’ aan zijn naam door Flavius Josephus werd vertaald door ‘de Grote’, maar betekent niet meer dan ‘de oudste’ (vgl. beide apostelen »Jakobus). Herodes was een Idumeeër, afkomstig uit het zuidelijk deel van Judea, waarin in de 6e eeuw v.C. Edomieten infiltreerden en zich met de joodse bevolking vermengden. Bovendien zou zijn moeder een Arabische zijn geweest. Zijn voorouders stonden echter al in dienst van de laatste Hasmoneeën en zijn vader had zulke goede relaties met de Romeinen dat hij in 47 v.C. via Julius Caesar het Romeinse burgerrecht verwierf. Herodes werd in 73 v.C. geboren. Alleen volgens joods recht was hij een jood, niet door zuivere afstamming. Op 25-jarige leeftijd tot stadhouder van Galilea aangesteld, wist hij door niets ontziende politieke en strategische manoeuvres vanaf 37 v.C. het koningschap over een groot deel van Palestina te verwerven. Hij huwde met Mariamme (of Mariamne), een vrouw uit de dynastie der Hasmoneeën, die echter in 29 v.C. als slachtoffer van zijn onophoudelijke achterdocht werd terechtgesteld. Een ongekende bouwdrift en een meedogenloos uitgeoefend regime kenmerkten Herodes' regering. In het jaar 20 v.C. begon hij de bouw van een nieuwe tempel te Jeruzalem. Matteüs (2,1-18) heeft een bericht over Herodes in verband met de jeugd van Jezus. Toen zich ten tijde van diens geboorte oosterse »Wijzen in Jeruzalem aandienden met de vraag waar zij de nieuwe, pasgeboren koning van de joden konden vinden, was de argwaan van de vorst onmiddellijk gewekt. Op een sluwe manier trachtte hij van de Wijzen - na hen met de hulp van ontboden joodse schriftgeleerden op het spoor te hebben gezet - de verblijfplaats van het kind te weten te komen. Toen zijn opzet mislukte, moordde Herodes alle kinderen in Betlehem onder de twee jaar uit. Maria en Jozef waren met hun kind tijdig uitgeweken naar Egypte en bleven daar tot Herodes in 4 v.C. gestorven was. Volgens het Proto-evangelie van Jakobus (»Anna, »Elisabet) zou Herodes ook Johannes de Doper als kind naar het leven hebben gestaan, evenals diens moeder. Volgens het Evangelie van Nikodemus (»Jozef van Arimatea) had zijn actie tegen het kind Jezus als tegen een rivaal (de Wijzen hadden gesproken over een pasgeboren, nieuwe koning), die de joden tijdens het proces voor »Pilatus naar voren brachten, bij de landvoogd de doorslag gegeven bij de veroordeling. In Hand. 23,35, waarin wordt gesproken over een pretorium in Caesarea, en in Mar. 13,1 (grote bouwwerken in Jeruzalem) klinkt iets van Herodes' megalomane bouwdrift door. Herodes' zevende zoon, Herodes Antipas, tetrarch van Galilea en Perea (4 v.C.-39 n.C.), was een gunsteling van keizer Tiberius, naar wie hij de stad noemde die hij bij het meer van Galilea stichtte, Tiberias. Op een afstandelijke manier had deze Herodes enige interesse voor joodse, messiaanse bewegingen (Mat. 14,1 en 9; Mar. 6,14 en 26; Luc. 23,8-9). Jezus noemde hem een vos en trok zich weinig aan van de dreiging die van hem uitging (Luc. 13,31-33). Nog tweemaal wordt deze Herodes genoemd in de evangelies: bij de berichten over de door hem bevolen dood van »Johannes de Doper (bevestigd door Flavius Josephus in zijn Antiquitates Judaicae, 18,5.2) en in het lijdensverhaal van Jezus, die, door Pilatus naar Herodes gezonden, voor hem een vernederend verhoor onderging (Luc. 23,7-12). Na de dood van Tiberius werd Herodes verbannen naar Gallië, waar hij in 45 te Lyon stierf. Twee verwanten van beide vorsten, Herodes Agrippa i en ii, komt men tegen in de Handelingen van de Apostelen. De eerste was een kleinzoon van Herodes de Grote en een gunsteling van keizer Caligula. Van 37 tot 44 regeerde hij over een gebied dat net zo groot was als dat van zijn grootvader. Hij deed zich voor als een wetsgetrouwe jood en won de | |
[pagina 63]
| |
gunst van de joden door de christelijke gemeente in Jeruzalem te vervolgen (Hand. 12,1-19; »Jakobus de Meerder, »Petrus). Zijn smadelijke dood werd ervaren als een straf van God (Hand. 12,20-23 en Flavius Josephus, Antiquitates 19,8.2). De tweede, Herodes Agrippa ii, zoon van Agrippa i, overleefde als voorstander van het Romeinse regime de Joodse Oorlog (66-70). Met zijn vrouw Berenice, volgens Flavius (20,7.3) geen hoogstaand figuur, was hij aanwezig bij en mengde hij zich in het verhoor van »Paulus te Caesarea in 60 door de landvoogd
Herodes de Grote geeft bevel tot de kindermoord in Betlehem.
Miniatuur van voor 1059 uit de Gouden Codex van Echternach. Germanisches National-museum, Neurenberg. Boven de soldaten staat carnifices (beulen), boven de slachtoffers infantes (kinderen) en boven de vrouwen matres (moeders). De tekst boven de afbeelding luidt: De koning is in nood; men slaat dus kinderen dood. Festus (Hand. 23,31-26,32). Onder deze vorst werd de tempelbouw, door Herodes de Grote begonnen, voltooid. Hij moet in het laatste decennium van de eeuw gestorven zijn. Met deze Heroïde eindigde met het joodse koningschap de joodse staat. In 63 werd Palestina definitief door Pompeius als provincie bij het Romeinse Rijk ingelijfd. De ingewikkelde familieverhoudingen speelden ook de evangelist parten: Herodes Filippus wordt in Mar. 6,17 verward met Herodes Boëthus, die de eerste echtgenoot was van de jaloerse Herodias in het verhaal van de moord op »Johannes de Doper.
Moordpartijen ter wille van de macht onder | |
[pagina 64]
| |
het joodse Sanhedrin, onder politieke tegenstanders en, uit vrees voor usurpatie, onder een groot deel van zijn familie, bezorgden Herodes de Grote zowel in de joodse als in de christelijke traditie de naam van een uiterst wrede despoot. Flavius Josephus, die afging op de mening van Herodes' secretaris Nicolaus van Damascus, oordeelde milder en wees op zijn betekenis voor de politieke, economische en culturele situatie van Palestina. Rabbijnse en christelijke bronnen zijn negatief. De moderne historiografie over de man tracht beide facetten in het optreden van Herodes te verklaren. Het bericht over de ‘kindermoord’ is historisch niet te traceren, maar correspondeert wel met de wijze waarop tijdgenoten Herodes hebben ervaren. In de christelijke iconografie komt Herodes de Grote uiteraard het meest voor - in psalm-, evangelie- en missaalillustraties of, minder vaak, geïsoleerd - op afbeeldingen van de komst van de »Wijzen uit het Oosten en de kindermoord in Betlehem. Naar smaak en gebruik van de tijd zetelt hij als een vorst. Troon, koningsmantel, kroon, scepter of zwaard en soms een bars uiterlijk kenmerken hem. Meestal maakt hij het spreekgebaar (rechterhand vooruit gestoken) en vaak vergezellen hem gewapende trawanten en schriftgeleerden. De vroegste afbeeldingen vindt men op 4e- en 5e-eeuwse Gallische sarcofagen, op de mozaïeken 432-40 aan de triomfboog in de Santa Maria Maggiore te Rome en op een Milanees ivoren diptychon uit de tweede helft van de 5e eeuw. Op de genoemde triomfboog zijn de twee genoemde taferelen in een Jeugd-van-Jezus-cyclus, waarin »Maria een centrale plaats inneemt, in beide zwikken aanwezig. In het derde register van het programma, dat de erkenning van het Kind Jezus als de in Maria mensgeworden Zoon van God en Verlosser zowel door de joden als door de oud-gelovigen wil demonstreren, vervult de tronende, als Romeinse keizer geklede Herodes in zekere zin een sleutelpositie. Hij ontvangt hier immers vertegenwoordigers van beide ‘volkeren’: in de linker scène benaderen hem, omgeven door soldaten, de joodse moeders van Betlehem met hun kinderen en in de rechter de heidense Wijzen. Herodes is in het eerste geval in gezelschap van soldaten; in het tweede omringd door als Romeinse priesters uitgedoste schriftgeleerden met geopende boekrol. Maar ondanks zijn uiterlijk en imponerende omgeving is de koning tegenover Jezus de machteloze, zoals trouwens ook de Romeinse keizer op wie hij lijkt: ideeën die ook voorkomen in kerstpreken van de Romeinse bisschop Leo de Grote (ca. 450). Heeft dit Romeinse mozaïek nog geen uiterlijk spoor van wreedheid - slechts het gebaar van Herodes, een uitgestoken hand van een soldaat en wellicht een kruisje op het hoofd van een kind van Betlehem herinneren aan het martelaarschap van de kleinen - de sarcofagen en het genoemde Milanese ivoor tonen Herodes' barbaarse soldaten, die naar gruwelijke antieke krijgsgewoonte bij de inname van een veroverde, vijandige stad de kinderen voor de ogen van de wanhopige moeders ombrengen door de hoofdjes tegen de grond te pletter te slaan (vgl. schildering op een Griekse vaas uit Zuid-Italië ca. 400-350 v.C. Villa Giulia te Rome en fresco begin 7e eeuw met martelscènes in de Santa Maria Antiqua aldaar). In de middeleeuwen kwam het ‘bezoek van de Wijzen aan Herodes’ vrijwel alleen voor in cycli met het leven van Jezus of van de Wijzen. In de nieuwe tijd was het een enkele maal onderwerp van schilderingen: een ca. 1550 toegeschreven aan Salviati; werken van Massarini ca. 1675 en Conca ca. 1745; van De Witte een tekening uit ca. 1600. Voor de kindermoord geldt hetzelfde, met dit verschil dat dit dramatische gegeven in de schilderkunst en de grafiek van de 16e tot de 18e eeuw zeer gewild was. De honderden middeleeuwse afbeeldingen, altijd onderdeel van cycli in boekverluchting en monumentaal, zetten het antieke schema voort; hier echter doden de soldaten de kinderen op Herodes' bevel met het zwaard, en weeklagen de | |
[pagina 65]
| |
moeders op allerlei manieren: zij rukken zich aan de haren, trekken aan de borsten, scheuren hun kleding, heffen hun armen, huilen met de handen voor het gezicht en vallen een enkele maal in hun protest een soldaat aan, zoals op de levendige muurschildering ca. 1300 in de cyclus in de Sint-Salviuskerk te Limbricht, met een zoals gewoonlijk op een Dagobert-troon gezeten Herodes. Fraaie voorbeelden zijn ook de miniaturen in de Codex Egberti 10e eeuw uit Reichenau, in de Codex Aureus van Echternach ca. 1035, de sculptuur begin 13e eeuw uit Saint Mary's Abbey te York en reliëfs 1302-12 aan de preekstoelen van Giovanni en Antonio Pisano in de dom te Pisa en te Siena. Vanaf de 15e eeuw week in de voorstellingen de figuur van Herodes zelf naar de achtergrond en viel de nadruk op de pathetiek, op de wreedheid van de soldaten, de smart van de moeders en het lijden van de kinderen, altijd afgebeeld in een sfeer van grote verwarring, meestal tegen de achtergrond van een paleisarchitectuur, vanwaar de brutale machthebber op het gebeuren toeziet: onder meer het paneel van de Meester van Slot Lichtenstein ca. 1450. Onder de vele werken in de nieuwe tijd denkt men vooral aan het paneel van Pieter Bruegel de Oudere uit 1565-66: als een macaber dorpstafereel uit de Tachtigjarige Oorlog. Verder zijn er schilderijen van Tisi 1519, Farinato 1556 (Santa Maria in Orcagna te Verona), Daniele da Volterra 1557, Cornelis van Haarlem 1591 (Mauritshuis Den Haag), Van Mander 1600, Procaccini 1600, Greuter 1611 (Dominikanerkirche te Augsburg), Ryckaert 1615, Craesbeeck ca. 1620, Poussin 1625, Rubens ca. 1638, Storer 1645, Magnasco ca. 1710 (Mauritshuis Den Haag) en Kremser-Schmid 1781. Muur- of gewelfschilderingen zijn er van onder meer Aliprandi ca. 1560 in Museo del Castelvecchio te Verona, Pozzo ca. 1575 in de Santa Maria Maggiore te Rome, Della Rovere ca. 1625 in de kapel van Sacro Monte te Varallo Sesia en Schuster 1714 in de kerk te Liechtenstein. Tenslotte onder meer een houtsnede van Campagnola 1517, grafiek van Luca Giordano ca. 1675 en gravures van Goltzius ca. 1600, Lepautre ca. 1665 en Joseph en Pierre Parrocel ca. 1710; en een enkele beeldengroep uit 1754 van Bridan. Als in de middeleeuwen de dood van Herodes afgebeeld wordt, ligt hij naakt in bed (reliëf 13e eeuw Amiens) of sleurt een duivel zijn ziel mee (miniatuur 13e-eeuws Psalterium uit de Bibliothèque National te Parijs). Herodes Antipas komt voor in afbeeldingen van het leven van »Johannes de Doper en van de bespotting van »Jezus. De laatste scène treft men aan op de bronzen deuren van Bernward 1015 in de Blasiusdom te Hildesheim, waar een demon triomfantelijk op een leuning van de troon naast Herodes' schouders danst, op een 11e-eeuws miniatuur in de Bijbel van Farfa en op een paneel van de Maestà 1308-12 van Duccio, waarop Herodes zich teleurgesteld van Jezus afwendt. De Keulse Meester van de heilige Veronica toont op zijn paneel 1440 hoe Jezus vernederd bij hem wordt weggevoerd. Agrippa i en ii komen soms voor in cycli van het leven van »Paulus. In de middeleeuwse mysteriespelen, in het anonieme Herod's Killing of the Children en in Grébans Passion de Paris (beide 15e eeuw), voorts in enkele epische of dramatische werken uit de 16e en 17e eeuw met de kindermoord als onderwerp werd Herodes, als het om de uitbeelding van het Driekoningenverhaal ging, behalve als een wrede tiran ook als een vorstelijke praalhans opgevoerd. Daarna werd door Heinsius 1621 en Gryphius 1635 in hun drama's en Klay 1645 in zijn epos de moord op Mariamme, wier geest de ondergang van Herodes na de kindermoord aankondigt, in verband gebracht met de Betlehemse ramp. Vertalingen van de hoog aangeschreven werken van Flavius Josephus leidden tot deze nieuwe benadering. De tragedie van Mariamme of Mariamne heeft aanleiding gegeven tot een omvangrijke, maar met het Nieuwe Testament nauwelijks verband houdende traditie, met stukken | |
[pagina 66]
| |
van Sachs 1552, Dolces 1560, Hardy 1610, Elisabeth Cary 1613, Calderón 1635, Tristan l'Hermite 1636, Tirso de Molina eveneens 1636, Voltaire 1724 (met een Salome als tegenspeelster van Mariamme), Hebbel 1849, de Nederlander Maaldrink 1885 en Phillips 1900. Rückert 1844, Neumeister 1853 en Munk (En Idealist, 1928) plaatsten tegenover Herodes' desastreuze liefde voor Mariamme de Wijzen en de herders uit het geboorteverhaal met hun ware liefde tot Jezus. Mallmann schreef in de 19e eeuw een parodie op het sentimentele drama van A. von Kotzebue uit 1803, Herodes vor Bethlehem. Abel J. Herzberg koos in zijn historische roman De memoires van koning Herodes (1974) voor de fictie van autobiografische aantekeningen, door een oude en zieke Herodes gedicteerd aan zijn secretaris Nicolaus. Heinlein/Faber lieten in 1675 te Neurenberg een Singspiel Herodes uitkomen, waarna opera's volgden van Schürman 1715 en Mercadante 1825. Striegler schreef na 1850 muziek bij Hebbels toneelstuk. In de Weihnachtsoratoria (»Jezus) wordt de Herodes-partij altijd toegewezen aan een bas. Jones 1938; Perowne 1957; Schalit 1969; Valency 1940; Willrich 1929. |
|