Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdJakobus,genoemd de mindere, was een van de twaalf apostelen (Mar. 3,18 en Hand. 1,13). Hij was de zoon van Maria Cleophas en Alfeüs, die men vanaf de 5e eeuw ten onrechte voor dezelfde persoon hield als Klopas uit Joh. 19,25 (»Kleopas). Meer is er over deze man niet bekend. De rest van zijn verhaal, berustend op een foutieve identificatie, is frustrerend. De apostel werd in het Westen ten onrechte lang geïdentificeerd met een andere nieuwtestamentische figuur met dezelfde naam, die in het evangelie ‘ho mikros’ (= de jongere) genoemd wordt. Diens moeder stond volgens Mar. 15,40 bij Jezus' kruis. Deze laatste Jakobus wordt aldaar en in Mar. 6,3 (met drie anderen!) ‘broer van Jezus’ genoemd en vanaf ca. 200 door sommige auteurs (onder meer Clemens van Alexandrië en volgens de kerkhistoricus Eusebius van Caesarea reeds door Flavius Josephus) vanwege zijn uitzonderlijke vroomheid ook ‘ho dikaios’, de rechtvaardige, genoemd. Deze Jezus-broeder gaat door voor de schrijver van de Jakobusbrief en wordt in de Judasbrief (»Judas Taddeüs) weer broer van de auteur daarvan genoemd (vgl. 1 Kor. 9,5: de gehuwde broers van Jezus, en Mar. 6,3). Hij zou de leider van de gemeente van Jeruzalem zijn geweest (Gal. 1,19 en 2,9; Hand. 12,17, 15,13-21 en 21,18). In die stad werd hij volgens de legende op Pasen van het jaar 62 gestenigd of van de tempel gesmeten en door een voller (vilt-maker) doodgeslagen. Een oude traditie weet van hem, dat deze vrome man zo vaak bad dat zijn knieën eeltig waren geworden als die van een kameel.
Het gebeente van de apostel Jakobus zou met dat van »Filippus sinds de 6e eeuw in de Santi Apostoli te Rome bewaard worden. Hun beider feest wordt in het Westen op 11 mei gevierd. Flavius Josephus bericht in de Antiquitates Judaicae (Joodse Oudheden, 93/94) dat een Jakobus - maar dat is de Jezus-broeder, niet de apostel - door de hogepriester Ananos bij afwezigheid van de Romeinse landvoogd uitgeleverd werd om te worden gestenigd. Pas bij Hegesippus (Hypomnèmata, memoires, tweede helft 2e eeuw) komt het verhaal voor dat deze man van de tempel gesmeten en door een voller doodgeknuppeld zou zijn. In een anachronistisch op naam van Ignatius van Antiochië (ca. 100) gestelde, zeker niet authentieke brief aan de apostel Johannes heet het, dat de auteur graag naar Je- | |
[pagina 72]
| |
ruzalem zou gaan om er deze Jakobus te zien, die in uiterlijk, doen en laten zozeer op zijn broer Jezus leek dat hij de zoon van dezelfde moeder had kunnen zijn. Deze traditie van de gelijkenis komt ook voor in het verhaal van de Legenda Aurea, volgens welk de joden in Getsemane Jezus door »Judas Iskariot lieten kussen en aldus identificeren, om te voorkomen dat zij in plaats van Jezus Jakobus gevangen zouden nemen. Dergelijke berichten over Jakobus de Jezus-broeder vonden hun weg naar de verhalen over Jakobus de apostel en werden dan eveneens aan hem toegeschreven. Toen ook Jakobus de apostel de bijnaam ‘de Mindere’ kreeg toegevoegd, gaf men voor ‘ho mikros’ in Mar. 15,40 de verklaring dat Jezus eerst Jakobus de Meerdere en pas daarna de Mindere had geroepen. De identificatie van beide mannen, de apostel en de leider van de Jeruzalem-gemeente, bracht niet alleen met zich mee dat de apostel Jakobus patroon van vollers en hoedenmakers werd en als attribuut een vollersstok of een knuppel draagt, maar ook dat zijn marteldood in afbeeldingen werd voorgesteld als die van Jakobus de Jezus-broeder: bij een tempel en met de stok, zoals op een miniatuur ca. 1130 in het Passionale van Stuttgart en een mozaïek begin 13e eeuw in de San Marco te Venetië, in de zeldzame fresco-cyclus ca. 1390 van Giusto di Menabuoi in de San Antonio te Padua, op een aan de Meester van de Florian-Winkler-epitaaf toegeschreven paneel van eind 15e eeuw en op het altaarstuk in de Sancti Apostoli - het grootste van Rome - van Muratori uit 1704 (marteling van Jakobus en van Filippus). Soms komt de apostel - weer vanwege de identificatie met de Jezus-broeder: zijn moeder Maria zou een dochter zijn van Anna uit haar tweede huwelijk met Kleopas/Klopas - voor op afbeeldingen van de Heilige Maagschap: Meester van de Heilige Maagschap ca. 1500, Quinten Massys eerste kwart 16e eeuw (Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel). Een merkwaardig Jakobus-schilderij van Willmann 1701 in de kerk te Sedlitz bij Kuttenberg geeft een wilde martelscène, een combinatie van kruisiging (ondersteboven à la »Petrus), steniging en door meerdere beulen toegediende knuppelslagen. Uiterlijk en leeftijd van Jakobus de apostel staan in de westerse iconografie niet vast. Als apostel gekleed draagt hij soms een boekrol (volumen), zoals op een paneel 1466 aan de predella van Niccolò da Foligno, of een boek (codex), zoals op de bronzen deur 1179 van Barisanus van Trani te Ravello; soms een lange, naar boven iets gekromde vollersstok, zoals aan het zuiderportaal van Chartres na 1224; of een knuppel, zoals op een gravure van Schongauer tweede helft 15e eeuw en bij een beeld van begin 16e eeuw aan de preekstoel in de dom te Osnabrück. De portaal-figuur aan de kathedraal van Amiens 1218-36 heeft een uitgesproken Jezus-fysionomie. In het Oosten komen afbeeldingen van de apostel Jakobus zelden voor (fresco ca. 1318 in de Georgioskerk van het klooster Nagoristjino); vaker die van Jakobus de Jezus-broeder. Men ziet deze laatste als leerling of als oude, grijze (eerste) bisschop (van Jeruzalem: weer de identificatie!) met een spitse baard (ikoon ca. 1260/70 Patmos). In gebieden waar de invloed van Byzantium groot was, is determinatie van een Jakobus als apostel of Jezus-broeder vaak zelfs niet mogelijk, waar hij staat afgebeeld in een oosters bisschoppelijk gewaad, zoals op een fresco ca. 1100 in de crypte van de San Lorenzo te Fasano en op de 12e-eeuwse mozaïeken in de Capella Palatina te Palermo. Blinzler 1967; Patrick 1906; Wilson 1944. |
|