Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdJudas Taddeüs,een van de twaalf »apostelen, is vanwege onduidelijke en vooral onjuiste identificaties historisch een verre van duidelijke persoon. Judas was waarschijnlijk zijn eigennaam, Taddeüs een bijnaam. Hij wordt in de Schrift nu eens Judas (Joh. 14,22), dan weer Taddeüs (of volgens sommige westerse handschriften van Mar. 3,18 en Mat. 10,3: Labbeüs), maar ook (in het Grieks) ‘Judas van Jakobus’ genoemd. Meestal en waarschijnlijk met recht wordt de laatste toevoeging in Luc. 6,16 en Hand. 1,13 niet als ‘broer’ opgevat, maar als ‘zoon van (een) Jakobus’, die verder niet bekend is. De Judas die in Mar. 6,3 met Jakobus (van Jeruzalem?; »Anna en »Jakobus de Mindere), een zekere Joses of Jozef en Simon ‘broer van Jezus’ wordt genoemd is zeker niet Judas Taddeüs. Volgens een overigens legendarische en bizarre Passie van Simon en Judas zou Taddeüs eerder een gezel of een broer zijn geweest van »Simon de IJveraar, met wie hij in Perzië zou hebben samengewerkt en zijn gemarteld. De nieuwtestamentische schrijver van de Judasbrief, die zichzelf immers niet tot de apostelen rekende (v. 17) en zich wel de broer van Jakobus (auteur van de Jakobusbrief; »Jakobus de Mindere) noemde (v. 1), heeft zich ca. 70 waarschijnlijk achter de naam en de autoriteit van deze Judas verscholen. Het Nieuwe Testament zwijgt verder over deze apostel.
In een onbetrouwbare traditie rond een legendarische leerling van Jezus en prediker in Syrië, Addai (= Taddeüs) wordt Judas Taddeüs verwisseld of in verband gebracht met de apostel »Tomas. Op grond daarvan werd hij beschouwd als de apostel van de belangrijke christelijke gemeente van Edessa. Vanwege de legendarische Passio wordt het feest van Judas samen met dat van de apostel Simon op 28 oktober in de liturgie gevierd. Samen werden zij ook als kerkpatronen gekozen en afgebeeld. Gestimuleerd door de herontdekking van de Openbaringen van de middeleeuwse, visionaire non Birgitta van Zweden, verspreidde zich vanuit Zuid-Duitsland en Oostenrijk een Judas Taddeüs-verering over Europa, waarbij katholieken zich tot hem meenden te kunnen wenden bij ‘hopeloze zaken’. Het vage historische beeld en de verwarrende identificaties van deze apostel hadden gevolgen voor zijn iconografie. Vanaf de 14e eeuw werd hij vaak door Paulus uit apostelreeksen verdrongen of samen met Simon in een nis of omlijsting weggedrongen (antipendium ca. 1481 in de dom te Aken), dan wel als | |
[pagina 159]
| |
laatste van de twaalf afgebeeld (centraal portaal westgevel 1220-36 te Amiens). In de oudheid en in het Oosten werd hij doorgaans jeugdig afgebeeld (mozaïek ca. 450 in het baptisterium van de orthodoxen te Ravenna; email ca. 975 op boekband in de Biblioteca Marciana te Venetië). In het Westen is hij van oudere leeftijd, met volle donkere baard: zuidelijk middenportaal 1210-15 te Chartres; schilderijen eerste helft 17e eeuw van Ribera en Anthonie van Dyck; voorts, parallel aan de hernieuwde devotie, illustraties in het populaire, instructieve Neue Reisz-Buch ca. 1700 van Johann Kraus en een wijdverspreide gravure ca. 1750 van Pitteri. Nog duidelijker blijkt de verwarring uit de veelheid van attributen die Judas werden toegemeten. Naast het traditionele volumen/rol of de codex/boek (het Keuls draagaltaar ca. 1170-80 uit Sankt Maria im Kapitol te Keulen, nu in het Schnütgen-Museum), heeft hij vanwege de verwisseling met »Tomas, de architect uit de Acta Thomae, ook wel de winkelhaak als kenteken (schilderijen van Piazetta ca. 1725 en Longhi 1780 in de San Pantaleon te Venetië), of vanwege de identificatie met de schrijver van de Judasbrief een ganzeveer (bijvoorbeerld op een gravure ca. 1850 van Ferdinand Keller naar een ontwerp van Overbeck). Weer elders draagt hij verschillende martelwerktuigen zoals een bijl (Amiens), een hellebaard (glasraam ca. 1480 Sankt Jakobi te Straubing, schilderij ca. 1630 van Rubens), stenen in de schoot (paneel ca. 1290 in de Sankt Ursula te Keulen, een waarschijnlijk 13e-eeuws pilaarbeeld in het schip van de Münsterkerk te Freising) of - meestal - een knots (reliëf aan het altaar 1515-17 te Mörlbach, gewelfschilderingen 1721/22 van Stauder, een houten sculptuur 1712 van Mathias Braun). Soms heeft Judas vanwege de identificatie met een Jezus-broeder de gelaatstrekken van Jezus zelf (een epitaaf 1517 in de Westfalen-zijkapel in de Dom te Paderborn; apostelreeks 1746-50 van Feuchtmayer in de kloosterkerk te Birnau aan de Bodensee). In de Syrische traditie is Taddeüs (of Addai) soms verward met »Tomas als overbrenger van een Jezus-portret naar de zieke koning Abgar. Op deze traditie berust het schema van een ikonentriptiek ca. 950 in het Sinaïklooster, waarvan het middendeel - waarschijnlijk een mandilion (Jezus-portret) - verloren is gegaan: links is een jeugdige, baardeloze Taddeüs in pallium en tunica afgebeeld, rechts de eerste christelijke koning van Edessa, Abgar, die het portret ontving. Het moderne attribuut, een medaillon met een Jezus-portret, berust op dezelfde legendarische traditie (Königer beeld ca. 1750, Sankt Veit am Vogau in Steiermark). Een enkele cyclus vindt men in de 13e eeuw: een glasraam te Chartres en een klein rozetraam te Reims. Zeldzaam zijn ook legendarische scènes: een Abgar-cyclus op een 15e-eeuws paneel van Luis Borrassà en martel-scènes (altijd samen met Simon): apostel-gravures 1512 van Cranach de Oudere en een schildering ca. 1760 van Maulbertsch in het Schottenstift te Wenen. Blinzler 1967; Douny 1947. |
|