Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdTomas,een van de twaalf apostelen, lijkt een sceptische, enigszins fatalistisch ingestelde, maar ook spontane man geweest te zijn. Toen Jezus volgens Joh. 11,16 besloot naar Jeruzalem te gaan, waar gevaar dreigde, was Tomas' reactie: ‘Laten ook wij gaan om met hem te sterven.’ En bij de afscheidsrede onderbrak hij Jezus tijdens zijn geruststellende uitleg over zijn teruggaan naar de Vader en de weg - ook voor zijn leerlingen - daarheen, met de opmerking dat ‘ergens heen gaan’ niet te begrijpen was, en dus de weg niet gekend kon worden (14,5). Tomas was er niet bij toen Jezus drie dagen na zijn dood op de avond van de verrijzenisdag aan de apostelen verscheen. Toen men het hem vertelde reageerde hij weer sceptisch en zei het niet te zullen geloven voor hij de tekenen van Jezus' wonden betast zou hebben. Acht dagen later bezocht Jezus allen te zamen en gebood Tomas zich te overtuigen van de realiteit van de verrijzenis door de wonden te betasten (»Maria Magdalena). Zonder enige reserve beleed hij toen zijn geloof, waarna Jezus allen prees ‘die niet zien en toch geloven’ (Joh. 20,24-29). Op Tomas' prediking hebben zich veel groepen christenen beroepen. Volgens een traditie zou hij de stichter geweest zijn van zeer vroege gemeenten in Osrhoëne (»Judas Taddeüs), volgens een andere zou hij in Perzië onder de Parthen hebben gewerkt en volgens weer een andere in Indië, waar hij zich bij de te bekeren koning Gundaphar als architect presenteerde om voor hem een hemels paleis te bouwen. Over zijn belevenissen daar vertelt de avonturenroman Tomas-akten, die teruggaat op een Syrisch origineel uit de eerste helft van de 3e eeuw. In verschillende latere bewerkingen, waaronder De miraculis beatae Thomae apostoli (Tomas' wonderen; bekend bij Jacobus de Voragine in zijn Legenda Aurea 1255-66 en misschien van de hand van Gregorius van Tours uit de tweede helft van de 6e eeuw), werd het zeer oude materiaal soms in gnosticistische, soms in zeer streng ascetische, wereld en lichaam verachtende zin bewerkt. Vondsten onder meer van munten van een echte koning Gundaphar uit de 1e eeuw en een aanwijsbaar graf in Mailapur aan de Golf van Bengalen pleiten voor een historische kern in de laatste traditie. Uitvoerig wordt in deze akten verteld hoe na het huwelijksfeest van de prinses de jonggehuwden naar bed gaan en hoe Tomas dan verschijnt in de gedaante van Jezus zelf en hen overhaalt om van seksueel verkeer af te zien. Een apocrief Evangelie van Tomas uit de 4e eeuw dat in 1946 als deel van een oude kloosterbibliotheek te Nag Hammadi in Egypte teruggevonden werd en uit 113 gnosticistische spreuken (logoi) van Jezus bestaat, gaat wellicht terug op een editie uit de 2e eeuw. Een apocriefe Apocalyps van Tomas stamt uit kringen van de 4e/5e-eeuwse, waarschijnlijk Griekse gnostici en behelst openbaringen van Jezus aan Tomas over het wereldeinde; de Psalmen van Tomas van eind 4e eeuw horen bij de Koptische traditie van de gnosis. Een Koptisch Boek van Tomas uit de 3e eeuw (?) met geheime woorden van Jezus, noemt hem ‘Tomas de atleet’ (versta: asceet; vgl. 1 Kor. 9,23-27). Volgens een legende verteld door | |
[pagina 281]
| |
Johannes Chrysostomus (tweede helft 4e eeuw) zou Tomas de ‘drie koningen’ (»Wijzen uit het Oosten) tot bisschop hebben gewijd. Tomas zou ca. 67 gedood zijn door een lans of een zwaard in Calamina, maar er zijn ook berichten over een vreedzaam sterven (Clemens van Alexandrië ca. 200).
Tomas' Aramese naam Tom of Toma, in het Grieks Didymos, betekent tweeling. Op grond daarvan wordt hij in de vermelde Tomas-akten een tweelingbroer van Jezus genoemd. Elders - in de apocriefe briefwisseling tussen Jezus en koning Abgar (»Jezus; Judas Taddeüs; Veronica) - heet hij ‘Judas, die ook Tomas genoemd wordt’, of - in het Evangelie van Tomas (Syrië voor 200) - ‘Didymos Tomas Judas’. Tomas' sceptische houding tegenover het bericht van de opstanding bezorgde hem, ondanks zijn gelovig getuigenis daarna, een bijnaam die spreekwoordelijk werd ‘de ongelovige Tomas’. In de legende van »Maria's ontslapen wordt het verhaal van zijn ‘ongelovigheid’ herhaald. Toen Maria in het bijzijn van alle apostelen behalve Tomas gestorven en begraven was en haar graf leeg bleek, kwam de ‘ongelovige’ en hield de berichten niet voor waar. Daarop wierp Maria hem uit de hemel haar gordel toe en Tomas geloofde. Een groot deel van de relieken van de apostel zijn in de 3e eeuw naar Edessa overgebracht, waar ze door de pelgrimerende Spaanse non Egeria ca. 400 vereerd werden. De gordel van Tomas meent men in de dom te Prato te bewaren. Syrische gelovigen aan de Malabarenkust noemen zich ‘christenen van de heilige Tomas’. In de in 1574 aldaar gebouwde kerk op de Tomasberg bij Mailapur wordt een Tomaskruis vereerd met een inscriptie in de Pehlewi-taal uit de 6e/8e eeuw. Portugese zeelieden zouden daar in 1523 relieken van Tomas ontdekt en vandaar meegenomen hebben naar Portugal. Als attribuut voert hij naast boekrol of codex meestal een zwaard; ook een lans of een winkelhaak. Hij is de patroon van architecten, landmeters, metselaars, steenhouwers en theologen (vanwege zijn twijfel). Zijn feest wordt gevierd op 21 december. Tomas werd lang jeugdig en baardeloos afgebeeld: mozaïek 530-40 in de San Vitale te Ravenna, email ca. 915 aan de staurotheek (kruis-reliekhouder) uit Hohenfurt en 15e-eeuws ikoon uit Novgorod in het Russisch Museum te Leningrad. De interpretatie van ‘Didymos’ als tweelingbroer van Jezus (vgl. Jakobus de Mindere) leidde ertoe dat men hem vanaf de 12e/13e eeuw - om gelijkenis te suggereren - van een baard en wat oudere trekken voorzag: beeld 1210-15 aan het zuiderportaal te Chartres (met zwaard en op de console de overwonnen koning) en een antependium ca. 1481 in de dom te Aken (met de winkelhaak als attribuut). Uit Tomas' leven werd het vaakst de ontmoeting met de verrezen Jezus afgebeeld. Als verplicht tafereel in alle verluchte evangeliehandschriften (Gouden Codex van Echternach ca. 1025), missaals (Missaal van Admont uit Padua ca. 1260) en Jezus-cycli (reliëf ca. 1085-1100 in het kloosterpand te Santo Domingo de Silos), maar ook op ikonen (ikoon uit Ochrid begin 4e eeuw in het Archeologisch Museum te Skopje), in getijdenboeken (onder meer van Catharina van Kleef ca. 1440), op koorhekken (houten plastiek 15e eeuw in de Notre-Dame te Parijs) en op glasramen (in All Saints in North Street in York) of op muurschilderingen (kerk te Rotherfield in Sussex). Bijna altijd tilt Jezus zijn rechterarm hoog op, waardoor zijn kleed opzij schuift en de zijdewond zichtbaar wordt. Tomas wijst er knielend of buigend met de wijsvinger naar; aldus nog bij Andres Marzal de Sax op het 14e-eeuws paneel in de kathedraal te Valencia of bij Verrocchio met zijn bronzen, levensgrote scène uit 1483 aan de Or San Michele te Florence. Er zijn slechts enkele uitzonderingen op dit schema. Soms legt Jezus zijn hand op Tomas' schouder (paneel van de Meester ivm ca. 1470-75) of wijst de ongelovige apostel op de zijdewond (ikoon ca. 1575 uit de kerk van de heilige Nicolaas te Nishni- | |
[pagina 282]
| |
Novgorod in het Museum te Gorki), terwijl op Bertucci's schilderij ca. 1495 de geheel geklede Jezus slechts de spijkerwonde van zijn rechterhand laat zien. De nieuwe tijd vond nieuwe oplossingen. Honthorst liet Tomas op zijn doek ca. 1625 fysiek de wijs- en middelvinger in de lanswond van de rechterzijde steken, terwijl Rembrandt op zijn paneel 1634 Tomas met woelige haardos verschrikt laat terugwijken voor het uitnodigende gebaar om de wonde te betasten. Op Rembrandts pentekening ca. 1655 en een ets 1656 maakt de apostel, nu geknield, hetzelfde gebaar. Vele werken, onder meer van Terbrugghen ca. 1621 (Rijksmuseum te Amsterdam), Van der Cooghen 1654 (Mauritshuis), Cima da Conegliano ca. 1500 en Guercino ca. 1621, tonen de populariteit van het thema in Noord- en Zuid-Europa. Nolde (schilderij 1912) en Barlach (sculptuur 1926: ‘Das Wiedersehen’) tonen hoezeer de confrontatie geloof-ongeloof ook moderne kunstenaars wist aan te spreken. Een 18e-eeuws Bulgaars ikoon, waarschijnlijk uit het kloosteratelier te Prisovo (prov. Veliko Tarnovo), heeft als bijschrift ‘hè psèlaphèsis to Thooma’ (de betasting door Tomas). De legende van de gordel van Maria werd voor het eerst ca. 1150 uitgebeeld door de Meester van Cabestany voor een boogveld van de kloosterkerk van San Pedro de Roda (nu in Museo Marés te Barcelona): Jezus - naast Maria - wijst Tomas terecht die de versierde gordel vasthoudt. Vooral in Italië was dit onderwerp vanwege de als reliek bewaarde gordel te Prato geliefd: fresco's van Agnolo Gaddi ca. 1393 in de Pieve te Prato en uit de school van Giotto 1305-07 in de Arenakapel te Padua (Tomas gescheiden van de andere apostelen), reliëf van Nanni di Bianco 1414-1422 in de Porta della Mandorla van de dom te Florence, een fresco ca. 1480 van Ghirlandaio in de Capella Baroncelli van de Santa Croce aldaar of panelen van Matteo di Giovanni ca. 1475 en de Spaanse Meester van Palanquinos ca. 1610 (Tomas vangt de gordel op).
De ongelovige Tomas, en Mozes die de stenen tafelen ontvangt. Ivoren tweeluik, tweede kwart 11e eeuw. Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz,
| |
[pagina 283]
| |
Berlijn. De voorstelling van Tomas' ongeloof (rechts) heeft hier een typologische parallel in de voorstelling van de Sinaïwetgeving aan Mozes (links). Zoals Jahwe de oude wet met de geboden aan Mozes uit de hemel aanreikte, zo geeft Jezus de wet van de genade uit zijn geopende zijde aan Tomas. De inscriptie in de zwikken van de Tomas-scène luidt: infer digitum tuum huc et noli.... (Steek je vinger hierin en wees niet [ongelovig, maar gelovig]).
Ook Tomas' marteldood was aanleiding tot uitbeelding. De dood door het-zwaard wordt getoond in een miniatuur ca. 1125 in het Martyrologium van Zwiefalten, de dood door een lanssteek op een zijluik van Barend van Orley ca. 1515 van het Mattias-altaar van het gilde der timmerlieden. De laatste versie vond de meeste navolging (tot Rubens' schilderij ca. 1620 en Götz' reliëf 1735 aan de koorbanken in de Sankt-Veitskirche te Krems). Onder de vele cycli met de verrijzenis-ontmoeting en de legendarische feiten is die op een wandtapijt ca. 1380 uit Wienhausen een van de meest uitgebreide met een vijftiental scènes, waaronder gedetailleerd de Indische belevenissen uit de Legenda Aurea. Daarnaast kan gewezen worden op min of meer uitvoerige cycli op een doopschaal ca. 1150 in het Louvre, het boogveld ca. 1240-50 aan de Notre-Dame te Semur-en-Auxois, glasramen uit de 13e eeuw van het gilde der steenhouwers te Bourges en Chartres (24 scènes), fresco's ca. 1375 in de Santa Croce te Sassoferrato en miniaturen in Livre des Merveilles ca. 1410. De 15e-eeuwse cycli zijn beknopter, zoals die aan het Thomas-van-Aquino-altaar in de Sankt Jürgen te Wismar met vier scènes, waaronder de wijding van de drie koningen. Een uniek, 13e-eeuws glasraam in de kathedraal van Sens toont de belevenissen van Tomas in het rijk van koning Gundaphar. De Griek Terzakis schreef in 1962 het drama Thomas met de twee zielen, waarin een rationele Tomas staat tegenover een praktische Petrus: theoretische of leefbare waarheid. Klijn 1962; Osten 1959. |
|