Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdThecla van Ikoniumwas een leerlinge en gezellin van »Paulus. De Acta Pauli et Theclae eind 2e eeuw vertellen in het genre van de antieke roman haar leven. In haar geboortestad Ikonium, waar zij na een ontmoeting met Paulus christin werd en op zijn instigatie haar verloving verbrak, werd Thecla na een nachtelijk bezoek aan de apostel gevangen genomen en tot de brandstapel veroordeeld. Regen en hagel doofden echter het vuur. Na haar vrijlating voegde Thecla zich bij de uit de stad verdreven apostel en volgde hem naar Antiochië. Een tweede afgewezen minnaar, de Syriër Alexander, bewerkstelligde dat zij werd veroordeeld tot een gevecht met wilde dieren. Tijdens het gevecht sprong de martelares in een gracht met gruwelijke zeedieren om zich daarin zelf te dopen. Omdat de dieren haar met rust hadden gelaten, kwam zij op vrije voeten en werd zij verzorgd door Tryphaina, waarschijnlijk een dochter van Polemon ii van Pontus (38-63), een familielid van Marcus Antonius. Nadien | |
[pagina 276]
| |
was Thecla weer een tijd bij Paulus, o.m. te Myra, en wijdde zij zich aan de prediking. Zij ging naar Ikonium terug om haar moeder te bekeren. Gerespecteerd stierf zij in Seleucië.
Vast staat dat Thecla vanaf het begin niet alleen als vrouwelijke apostel en maagd, maar vooral als martelares vereerd werd. De Carthaagse advocaat Tertullianus (ca. 200) beweerde dat een Aziatische priester de schrijver was van de Acta Theclae ca. 170-80, die pas later in de boven vermelde akten werden ingevoegd. Vanuit het Grieks zijn ze later in vele talen vertaald. In het midden van de 4e eeuw wees men Thecla's graf aan in de omgeving van Seleucië. Vanuit het nabij aangelegde, grootse, aan haar gewijde pelgrimscomplex verbreidde haar verering, bevorderd door de vele wonderbaarlijke genezingen ter plaatse - in de nabijheid van haar graf was een antiek heiligdom van de heros Sarpedon, van oudsher door zieken bezocht - zich over Oost en West: naar Cyprus en Egypte (met een Thecla-heiligdom naast het Menascomplex in de Maraotiswoestijn en een in Bawit); naar Rome, Milaan en Tarragona (waar men Paulus bijzonder vereerde en in 1319 haar arm als reliek ontving); naar Donatyre (verbastering van Domna Thekla) in Zwitserland, naar Augsburg en Welden. Hieronymus, die overigens aan de echtheid van de de Acta twijfelde, stelde zijn ascetische vriendinnen Eustochium en Melania de Oudere aan Thecla gelijk. Sulpicius Severus vertelt in zijn Vita Martini (kort voor 397) dat Thecla met de maagd en martelares Agnes, met Maria, Petrus en Paulus aan Martinus van Tours verscheen. In de middeleeuwen werd zij aangeroepen in doodsnood en beschermde zij tegen pest en brandgevaar. Haar feestdag valt in het Oosten op 24 september, in het Westen een dag eerder, maar is na Vaticanum ii van de heiligenkalender geschrapt. Haar attributen zijn wilde dieren, een palm en een boek, maar soms ook, als zij afgebeeld wordt als pestheilige, een t-kruis. Afbeeldingen van Thecla zijn er al uit de 4e en 5e eeuw: op Menas-souvenirs, waarop zij, soms halfnaakt, aan een paal gebonden tussen wilde dieren staat, als een orante met een stier op een Keulse glazen schaal (British Museum te Londen) en op een ivoren kam uit Achmin-Panopolis, waarop leeuwen haar vergezellen. Op een stenen reliëf uit de 4e eeuw staat Paulus als stuurman op een boot die de naam Thecla draagt. Een albasten reliëf uit de 10e eeuw aan het baldakijn van het ciborium in de dom te Milaan toont Thecla met een duif (onschuld) en twee acclamerende vrouwen, die wellicht een weergave zijn van de overtuiging dat zij in Seleukia een ascetische gemeenschap voor vrouwen had gesticht. In dezelfde kerk bevindt zich een stenen beeld uit de 14e eeuw van Niccolò da Venezia, met als Thecla's attributen leeuw, palm en boek (martelaar- en leraarschap). Tiepolo schilderde ca. 1750 haar als pestheilige op een als votief geschonken schilderij in de kerk van Este, die aan haar gewijd is. Zij werd met andere heiligen afgebeeld aan het ‘Gouden Altaar’ ca. 1150 van Lisbjerg bij Aarhus in Denemarken (samen met Birgida van Kildare, een martelares uit 523); uiteraard ook met Paulus, zoals in het wellicht in de 5e eeuw geschilderde koepelfresco te Bawit (Egypte): beiden zitten en Paulus geeft onderricht. Op een paneel van de reliekkast ca. 1330 in de kathedraal te Tarragona wijst Thecla (met palm en kroon) de beschouwer op Paulus. Met Martinus van Tours is zij afgebeeld op een Catalaans retabel uit de tweede helft van de 15e eeuw; met de martelaar Sebastianus als pestheilige op een retabel eind 15e eeuw van Pedro Alemany uit dezelfde streek. Op deze retabel draagt Thecla naast een palm een arm-reliquiarium. Met een reeks heilige vrouwen (Maria Magdalena, Catharina van Alexandrië en Hedwig van Silesië) komt zij voor in een illustrerende houtsnede 1504 van Baumgarten bij het stervensgebed Libera. Op een schilderij met de ‘Virgo inter virgines’ (»Maria) van De Borja uit de 15e eeuw heeft Thecla haar plaats tussen de heilige maagden rond Maria's troon. | |
[pagina 277]
| |
Wellicht heeft een ivoren kistje ca. 340, waarvan slechts delen bewaard gebleven zijn, een Paulus-Thecla-reeks gedragen; nog rest een paneeltje met daarop het onderricht van Paulus terwijl Thecla luistert, en zijn steniging te Ikonium. Een fraaie cyclus met acht scènes rond een zittende Paulus, met aan zijn voeten een knielende Thecla, is afgebeeld op het marmeren altaarantependium ca. 1200 in de kathedraal van Tarragona; uitgebeeld worden de aankomst van Paulus in Ikonium, Thecla hoort hem preken, Thecla aangeklaagd, marteling in het vuur, twee scènes met de marteling door wilde dieren, terugkeer naar Ikonium en haar dood. Een cyclus met zes taferelen siert de predella van het in albast gebeeldhouwde hoofdaltaar 1426-33 aldaar met vrijstaande beelden van Maria, Paulus en een gekroonde Thecla met palm en boek. Het geheel is uit het atelier van Johan de Vallfogona; de predella is van de hand van de meester zelf. Uitgebeeld worden het onderricht van Paulus, de brandstapel, twee scènes met wilde dieren, Thecla tussen twee stieren gespannen en het overreiken van de arm-reliek. Als losse scène werd ‘Thecla luisterend naar Paulus’ door Holbein de Oudere geschilderd op het centrale paneel van zijn triptiek 1503/4 voor het klooster der dominicanessen te Augsburg, waarbij de beschouwer Thecla op de rug ziet. Afbeeldingen uit de 18e eeuw bevinden zich in haar kerk te Welden: Thecla met palmtak op een houten reliëf; haar apotheose op een altaarschilderij 1758 van Riepp en Thecla als beschermster tegen brand op een fresco 1859 van Enderle. Haar verschijning met andere heiligen aan Martinus van Tours werd uitgebeeld door Le Sueur op een altaarstuk ca. 1650. Methodius (waarschijnlijk bisschop van Olympus rond 300), die als een christelijke herhaling van Plato's Symposion het Symposium over de maagdelijkheid schreef, laat daarin het boeiende gesprek van tien meisjes eindigen met een enthousiaste hymne van Thecla op de bruidegom Christus en zijn bruid, deGiambattista Tiepolo, Thecla bevrijdt Este van de pest, doek, 1758-59. Metropolitan Museum of Art, New York. Het doek is een ontwerp voor het altaarstuk 1759 in de dom te Este, besteld omdat Este van de pest zou zijn bevrijd op voorspraak van Thecla.
| |
[pagina 278]
| |
Kerk. Vondel laat haar in zijn Brieven der Heilige Maeghden, Martelaressen 1642 onder elf andere nieuw-testamentische of vroeg-christelijke vrouwen haar geschiedenis vertellen in een brief aan ‘hare Halsvriendin Tryphene’. Canals 1952; Guyer 1930; Till 1935. |
|