Alle de brieven. Deel 6: 1686-1687
(1961)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 90-101.
| ||||||||||
Gepubliceerd in:
| ||||||||||
Korte inhoud:Antwoord op bedenkingen der Royal Society tegen enkele mededelingen, in de brief van 12 October 1685 behandeld, betreffende de bouw van het katoenzaad, de zweet- en vetklieren der huid en het slijm van vissen. Beschrijving van de structuur van het bot. Leeuwenhoek meent overeenkomst te zien tussen de structuur van het bot en de loop der vaten in het hout (unitaristische opvatting). Nadere bijzonderheden over de bouw van de huid en de groei van visschubben in concentrische lagen. | ||||||||||
Figuren:De 4 figuren zijn verloren gegaan. Onderaan het manuscript heeft Leeuwenhoek 2 rechthoeken getekend; voor het bijschrift zie men aant. 105 bij deze brief. Het bijbehorende preparaat is ook verloren gegaan. | ||||||||||
Letter No. 90 [49].
| ||||||||||
Published in:
| ||||||||||
Summary:A reply to objections on the part of the Royal Society against some communications in the letter of October 12th, 1685, concerning the structure of cotton seed, the sweat- and sebacious glands of the skin, and the slime of fishes. Description of the structure of bone. Leeuwenhoek believes he can see an analogy between the structure of bone and the course of the vessels in wood (unitaristic conception). Further particulars anent the structure of the skin and the growth of fishes' scales in concentric layers. | ||||||||||
Figures:The 4 figures have been lost. At the bottom of the manuscript Leeuwenhoek has drawn 2 rectangles; for the marginal note, see note 49 to this letter. The preparation to which the letter refers has also got lost. | ||||||||||
Delft in Holland den 2o April 1686.
Hooge Edele Heeren.
Ik heb in UE. Hooge Edelen aangenamen van den 2/12 MaartGa naar voetnoot1), door der selver Secretaris de Heer Thomas Gale geschreven, met groot genoegen gesien, de bijsondere expressien van genegentheden, soo over mijn Persoon, als over mijne observatien, vervat in eenige van mijne Voorgaande Brieven; ende daar benevens uijt wat oorsaak mijne Brieven soo lang onbeantwoort sijn geweest. Over alle welke eer bewijsinge ik ten hoogsten dankbaar blijveGa naar voetnoot2). UE. Hooge EdelenGa naar voetnoot3) seggen in desselfs Missive onder andere. BijsonderlijkGa naar voetnoot4) daar gij verhaalt dat het Catoen-ZaadGa naar voetnoot5), een volkomen plant in sig vervat, bequaam om voor sig selfs te sorgen, buijten eenig olij-agtig voetsel, gelijk doorgaans inde Zaaden van meest andere planten is, omme deselve te onderhouden, geduijerende hare kintsheijt (indien ik soo spreken mag) immers sij sij [!] agten het UE. opmerkinge waardig, of die Zaaden de welke UE hebt geexamineert, niet welGa naar voetnoot6) wat te oud sijn geweest, ende dat daar door de substantie, tot voetsel anders gerigtGa naar voetnoot7), mogte wesen soo danig op gedroogt en vermindert, datse voor bladeren quam door te gaan; of anders of inde Steel (die UE. in sijn figueren wijt vertoont) wel niet mogt vervat wesen een substantie, over een comende met de doijer van een Eij, gelijk het inde buijkjens vande | ||||||||||
Delft in Holland, April 2nd 1686.
Very noble Sirs,
I was exceedingly pleased to read, in your favour of the 2ndGa naar voetnoot1)/12th March, written by Your Honours' Secretary Mr. Thomas Gale, the special expression of your appreciation, both in regard to my person and my observations contained in some of my previous letters, and to learn also the reason why my letters remained unanswered so long. For all of which marks of honour I remain deeply gratefulGa naar voetnoot2). Among other things, Your Honours say, in the said missive: ‘ParticularlyGa naar voetnoot3) since you state that the cotton-seedGa naar voetnoot4) contains in itself a complete plant, capable of maintaining itself, without any oily nourishment such as is generally present in the seeds of most other plants, to maintain the same during their infancy (if I may put it that way); for they consider it worthy of your attention, whether the seeds that you have examined were not somewhat too old, and that therefore the substance originally serving as nourishment might have been so dried up and diminished as to be mistaken for leaves, or whether alternatively there might not be contained in the stalk (which you show, in the figures, as being broad) a substance corresponding to the yolk of an egg, | ||||||||||
kiekens, en sonder twijffel ook inde insecten dewelke UE gewaagt gevonden te hebben, sonder voetsel in haar schallenGa naar voetnoot8): dog dit alleen is bijwege van ondersoekGa naar voetnoot9), en omme UE. gevoelen hier op te wetenGa naar voetnoot10). Ga naar margenoot+Hooge Edele Heeren. Het Catoen-Zaad is weijnig weg gedroogt; want alsmen het selvige sijn harde buijte schors (waar uijt de Catoen wast, en welke schors naar advenant sijn groote, soo stark is als de schors van een Haas-nootGa naar voetnoot11) open doet, soo beslaat ofte volt de binne stoffe seer na de gantsche holligheijt, soo dat het seker is, dat daar geen andere Stoffe inde holligheijt en is geweest, alsser in gevonden word, hoe oud het Zaad ook is; ten ware dat eenig ongediert (als miterGa naar voetnoot12) enz.) de harde Schors doorknaagt hadde, ende de binnenste Substantie of doorknaagt, of opgegeten, ende dus niet als drek in de holligheijtGa naar voetnoot13) over gelaten was. Dat ook dese stoffe in dit Zaad niet wel en kan consumerenGa naar voetnoot14), is uijt oorsaak vande groote quantiteijt olij, die het in sig heeft, en ten ware wij in dese landen sulken overvloet van Zaad hadden, alsmen heeft daar het Catoen valtGa naar voetnoot15), ik beeld mij in, dat men een groote | ||||||||||
as in the bellies of the chicks, and doubtless also in the insects which you report having found without any nourishment in their shells; but this is only by way of a question, and in order to learn your own opinion on the matter’Ga naar voetnoot5). Ga naar margenoot+Very noble Sirs: The cotton-seed had dried up very little; for when one opens its tough outer coat (from which the cotton grows, and which coat, relatively to its size, is as strong as the rind of a hazelnut), the inner substance occupies, or fills, very nearly the entire cavity, so that it is certain that no other substance has been in the cavity than what is found in it, however old the seed may be; unless some vermin (as mites, etc.) had gnawed through the tough coat, and either gnawed through, or eaten up, the innermost substance, and, therefore, left nothing behind it but excrements. The fact that this substance in this seed cannot very well be consumed is due to the great quantity of oil it contains; and if we had, in this country, such an abundance of seed as they have in countries where cotton grows, then I imagine that we might draw | ||||||||||
quantiteijt olij daar van soude trekkenGa naar voetnoot16); Want als ik de Catoen aan sie, soo stel ik vast, datter geen Catoen tot goet gebruijk kan gebragt werden, ten sij men met de Handen, het Catoen van Zaad, voor Zaad, aftrekt; en dit soo sijnde moetrGa naar voetnoot17) een groote quantiteijt Zaad weg geworpen werden. Omme UE.Ga naar voetnoot18) Hoog Edele Heeren, hier inne verder te voldoenGa naar voetnoot19), heb ik goet gedagt eenige Catoen Zaaden, die ik meer als een jaar gehad heb, en die soo oud sijn, dat hare groenagtige | ||||||||||
large quantities of oil from itGa naar voetnoot6). For, when I observe the cotton plant, I must conclude that no cotton can be obtained for practical use unless one pulls the cotton away from each seed separately; and this being so it is inevitable that a large quantity of seed must be thrown awayGa naar voetnoot7). In order further to satisfy Your Honours on this matter, I have thought fit to put some cotton seeds - which I have had with me for over a year, and which are so old that their greenish colour | ||||||||||
Couluer al vergaan is, een nagt int water te leggen, ende hebbe alsdoen deselve van haar harde Schors, als haar eerste, ende daar na van haar sagte vliesje, sijnde haar tweede omwinsel ombloot; ende de bladeren wat van een gespreijt, waar van 8. à 9. soo danige Zaatgens, die het begin vande jonge Catoen-Boom sijn, hier nevensGa naar margenoot+ gaanGa naar voetnoot20); waar aan scherp siende oogen sonder eenig vergroot-glas, niet alleen de vier distincte bladeren, met dat deel dat tot de Wortel en Stam sal worden, aan konnen bekennen; Maar men sal ook de plekjens op de bladeren konnen sienGa naar voetnoot21). Daar benevens heb ik twee soodanige Zaaden van haar harde schors (sonder dat die int water hadde gelegen) ontbloot, die dan met haar tweede omwinsel (dat ik | ||||||||||
has already faded - in water for one night, after which I removed from them their tough rind, being their first, and then their soft membrane, being their second envelope, and separated the leaves a little from one another. 8 or 9 of these seeds, from which the young cotton tree takes its origin, I send you herewithGa naar voetnoot8); on theseGa naar margenoot+ a sharp eye will recognize, even without any magnifying glass, not only the four distinct leaves, together with that part which will become the root and stem, but one will also be able to see the small spots on the leavesGa naar voetnoot9). I have moreover, removed the hard rind from two of such seeds (without these having lain in the water); they, together with their second envelope (which I have | ||||||||||
aan deselve heb laten blijven) een volkomen Eijronde figuer uijtmaken; waar van ik het eene in vijf à sesentwintig ende het andere in agt à negenentwintig ronde schijfkens heb gesneden, die hierGa naar margenoot+ mede nevens gaanGa naar voetnoot20); Wanneer men soo danige schijfkens voor een vergroot glas stelt, soo sal men met genoegen konnen sien, in wat een geschikte ordreGa naar voetnoot22) de bladeren int rond leggen, en hoe dese bladeren, dat deel dat tot de wortel en stam sal worden, om vangen en als bewaren. Wanneer nu dit Zaad inde aarde leijt om te wassen, ende de voetsame vogtigheijt soo veel ontfangt, dat de bladeren, ende dat deel dat tot de stam en wortel sal werden, soo op swellen, of groot werden, dat desselfs harde schors, of omwinsel open barst, soo kan door soo danigen parsinge wel voetsel uijt de bladeren gestooten werden, tot dat deel dat tot de wortel sal werden, ende door soo danig middel, de stam wel in groote toenemen; maar buijten soo danig voetsel, isser geen andere stoffe in dit Zaad geschapenGa naar voetnoot23). U.E.Ga naar voetnoot18) Hoog Edele seggen vorders. UE.Ga naar voetnoot23a) brengt insgelijks een gevoelen voort, dat de tot hier toe gestelde Sweet-gaten van de HuijtGa naar voetnoot24); eer sijn de meest op een gedrongen deelen vande selve, ende dat het Huijdeken in die kleijne holligheden vaster als ordinair aan het vel gehegt is door eenige bintselen, welk gevoelen, hoe wel nieuw, nogtans niet en is sonder groote schijn van waarschijnlijkheijt, in sonderheijt, soo | ||||||||||
left on them) form a perfectly oval shape. I have cut one of these into twenty-five to twenty-six, and the other into twenty-eight to twenty-nine round slices, which, too, I send you herewithGa naar voetnoot8) If we place these slices before a magnifying glass, we shall be able to see to our satisfaction the regular order in which the leaves are arranged, and how these leaves enclose and, as it were, protect, that part which will become the root and stem. Now when this seed is lying in the soil to grow, and receives so much nourishing moisture that the leaves - and that part which will become the stem and root - swell up, or grow in size, so much that its hard rind, or envelope, bursts open, it is quite possible that, owing to such pressure, nourishment is forced out of the leaves towards the part that is to become the root, and that, by that means, the stem will grow in size; but apart from such nourishment no other substance has been created in this seedGa naar voetnoot10). Your Honours further say: ‘YouGa naar voetnoot11) also put forward the opinion that the small cavities in the skin that have hitherto been called sweat-holesGa naar voetnoot12), are rather the most compressed parts of the same, and that, in these small cavities, the outer layer is attached more firmly to the skin than elsewhere, by means of a few connecting strands; an opinion which, although new, is not without considerable apparent probability, | ||||||||||
het Sweet oogschijnlijk bevonden werd, minder vrij te vloeijen door de gestelde sweetgaten als elders. Ga naar margenoot+Soo ijemant hier aan mogt twijfelen, en genegen was om sulks selfs met de oogen te sien, laat den selven dan sijn handen schoon wassen, ende dan aan suijver LijnwaatGa naar voetnoot25) droogen, en na verloop van een weijnig tijd, met sijn vingers hard drukken of aan raken, aan of op een schoone geschuerde tinne schotel, of op een suijver droog glas, sonder dat de vingers gins of wederGa naar voetnoot26) op de schotel of glas bewogen werden, op soodanigen schotel of glas, sullen alsGa naar voetnoot27) beslagen plaatsen over blijven; en wanneer wij dese deelen van het glas of schotel, met het vergroot glas beschouwen, soo sullen al de beslagen plaatsen niet anders sijn, als een onbegrijpelijk getal van irreguliere vetdeelen uijt de vingers; Maar wij sullen weijnig of geen vetdeelen gewaar werden, daar de holligheden vande Huijt (die men sweet gaten noemt) sijn, op wat tijden dat wij dit ook int werk stellen. Soo andersGa naar voetnoot28) maar de vingers, als hier vooren geseijt, regt op en neer, en niet bewegende gins en wederGa naar voetnoot26), het glas of schotel aangeraakt hebben. Soo nu in dese holligheden, soo danigen starken uijtdrijvingen was, als buijtenGa naar voetnoot29) de holligheden, soo soude moeten volgen, dat dese holligheden doorgaans gevolt mosten wesen met vet, om dat int gebruijk van onse vingers vande verheventheden vande Huijd, het vet werd af geveegt; ende dit soude onder het welnemenGa naar voetnoot30), alleen genoeg sijn, omme te bewijsen, dat de holligheden minder uijtwaseming hebben. Dog met een groote arbeijt, of bewegingeGa naar voetnoot31) van het Hert, kan het sweet wel met soo een groote overvloet uijt het Lighaam gestooten werden, dat de schobbetgens die ons opperste Huijtge uijtmaken, van een schueren, ende dat dus het sweet door soodanigen opening, als uijt een Canaaltge komt te vloeijen. Ja ten soudeGa naar voetnoot32) mij niet vreemt voor komen, als door een extraordinair groote beweginge van het Hert, het Bloet selfs door de Huijd wierd | ||||||||||
more especially if the sweat were found, to all appearance, to flow less freely through the supposed sweat-holes than elsewhere’.Ga naar margenoot+ If anyone should doubt this, and be inclined to see it for himself with his own eyes, then let him wash his hands clean, and dry them with a clean linen towel, and, after a little while, press hard or touch with his fingers on a pewter plate scoured clean, or on a clean dry glass, without moving the fingers to and fro on the plate or glass. This will leave, on such a plate or glass, blurred or dimmed places; and if we examine these parts on the glass or plate through the magnifying glass, we shall find all the blurred spots to be nothing else than an incredible number of irregular fat particles from the fingers. But we shall find few fat particles, or none at all, where the cavities of the skin (which are called sweat-holes) have been, whensoever we might put this to the test. That is, providing the fingers, as stated above, have touched the glass or plate straight up-and-down, and not moving to and fro. Now if there were an equally strong discharge from these cavities as outsideGa naar voetnoot13) them, it would have to follow that these cavities are generally filled with fat, because, as we use our fingers, the fat is wiped off from the elevations of the skin; and this - said with due respect - would alone be sufficient to prove that the cavities discharge less effluvium. But during great exertion or movementGa naar voetnoot13a) of the heart, the sweat may well be forced from the body in such great abundance that the scales which constitute the outermost layer of the skin tear apart, and that the sweat, therefore, begins to flow through such an opening as through a tiny channel. Nay, it would not seem strange to me if, owing to an extraordinarily great movement of the heart, even the blood were to be forced through the skin. My further | ||||||||||
gestooten. Mijne verdere gedagten en observatien ontrent de uijtwaseminge vande Huijd, die ik vande winter op het papier gestelt hebbe, sullen hier na volgenGa naar voetnoot33). UE.Ga naar voetnoot18) Hooge Edele seggen verder. Ga naar margenoot+EenGa naar voetnoot34) ander van UE. uijtvindinge is het te vreesen, dat het voor een Wonder Spruek sal doorgaan, in het oordeel vande meeste menschen, namentlijk waardoor UE. de slijm van Ael, en andere VissenGa naar voetnoot35), niet en bevind te wesen een Excrement; maar een wesentlijk, en nootsakelijk deel van hare Lighamen, en ins gelijk ook tekenenGa naar voetnoot36) te hebben van sig selven, hier over is het dat de Societeit verwondert staat, enz: Hier op sal ik alleen seggen, dat ik mij int observeren ten genoegen hadde voldaan. Maar omme UE.Ga naar voetnoot18) Hoog Edele daar inneGa naar voetnoot37) van gelijken te voldoen, neem ik aan eenige verdere observatien te doen, en selfs een afteijkening te maken, van eenige seer weijnige vaaten, soo als die mij door het vergroot glas te vooren komen; toe te sendenGa naar voetnoot38). UE.Ga naar voetnoot18) Hoog Edelen seggen nog voort laast. UE.Ga naar voetnoot39) SpeculatienGa naar voetnoot40) over de vermenginge van verscheijde ChijmischeGa naar voetnoot41) vogtigheden met het Bloet, die sijn in het Oordeel vande Societeit, ten hoogsten weerdig om verder te werden agtervolgt,Ga naar margenoot+ in hoope dat door sulke middelen eenig Ligt mogt werden erlangt, tot ontdekkinge vande verholene, en verborgene werkinge, van eenige Medicine int Lichaam, welkers uijtwerkselen, hoe seer ooit tot verwondering, niet anders gekent werden, als bij hare uijtwendige tekenen; dit dierhalven beveelen sij aan UE. verder | ||||||||||
thoughts and observations concerning the effluvium from the skin, which I put to paper during this winter, will follow hereafterGa naar voetnoot14). Your Honours further say: Ga naar margenoot+‘Of anotherGa naar voetnoot15) of your inventions it is to be feared that it will pass, in the judgment of most people, as hardly believable; namely, the one by which you find the slime of the eel, and other fish, not to be an excrement, but an essential and necessary part of their bodies, as well as having structuresGa naar voetnoot16) of its own; it is about this that the Society stands amazed...’, etc.Ga naar voetnoot15). All I will say to this is that I had completely satisfied myself in my examination. But in order to satisfy also Your Honours thereonGa naar voetnoot17), I undertake to make some further examinations, and even to make a drawing of some very few vessels, as they appear to me through the magnifying glass, and to send you the same. Your Honours finally say: ‘YourGa naar voetnoot18) speculations concerning the mixture of several chemicalGa naar voetnoot19) fluids in the blood are in the judgment of the Society, highly deserving of being pursued further, in the hope that, by this means, some light may be given us towards discovering the secret,Ga naar margenoot+ hidden action of some medicine present in the body, whose effect, however surprisingly, is not known otherwise than by its outward symptoms. This, therefore, they recommend to you for your further | ||||||||||
ondersoekinge, met hertelijke toewensinge van een goet gevolg; want daar en soude naeuwlijks iets profijtelijker voor de Mensheijt wesen, als de bevorderinge vande keijserlijke kunst der Medicine tot een sekere wetende kennisseGa naar voetnoot42). Wat desen belangt, na de maal ik sie, dat soo danige observatien in hooge agtinge werden gehouden, sal ik mijne observatien vervolgen. Het geene de Heer Robert Hooke op mij versoektGa naar voetnoot43) omme bij gebrek vande Eijeren vande Zijdwormen, met dese Lente tijd, hetGa naar margenoot+ Zaad van Kik-vorssen in te sien, en aan te teijkenen, de wijse die de Natuur hout int voortbrengen van dese dierkens, want het is gelooflijkGa naar voetnoot44) (seijt dien Heer) of redelijk vast te stellen, dat de generatie vande meeste, indien niet alle Eijerleggende Vissen, op deselfde wijse toe gaat. Wat dit Zaad, (of anders Eijeren geseijt) belangt, dat heb ik over eenig jaarenGa naar voetnoot45) al tragten te observeren; Maar ik vond deGa naar voetnoot46) Eijeren soo duijster of swartagtig, dat ik deselve tot mijn genoegenGa naar voetnoot47) niet konde besien. Maar ik neem aan mijne observatien op nieuw weder te hervatten; ende daar inne ijets aanmerkenswaardig ontdekkende, daar van advertentie te geven. Ik hebbe sedert weijnig dagen de Eijeren van een visje geexamineert, en daar in ontdekten ik tot mijn grootGa naar voetnoot48) genoegen ijets bijsonders; Maar omme daar ijets van te seggen, sal ik het in andere (bijna) diergelijke vissen vervolgen; en hebbe ordre gesteltGa naar voetnoot49), dat wanneer die te bekomen sijn, dat mij die toe gesonden sullen werden. Dit is dan Hoog Edele 't geene ik op UE.Ga naar voetnoot50) Hoog Edele seer aangenamen en beleefde missive weet te antwoorden, en sal daar eenige observatien soo als ik die eenige tijd geleden, op het papier hebbe gestelt, hier bij voegen. | ||||||||||
investigation, with our cordial wishes for a good result; for there could hardly be anything more beneficent for Humanity than the development of the sovereign art of medicine into firm scientific knowledgeGa naar voetnoot20)’. With regard to this, since I see that such observations are held in high esteem, I shall continue my examinations. Mr. Robert Hooke requests me, in view of the lack of eggs of the silk-worm this springtime, to examine the seed of frogs, and to note the manner in which nature proceeds in the reproduction of these animals; for it may be assumed (says that Gentleman), or reasonably asserted, that the generation of most, if not of all, egg-laying fishes proceeds in the same way. As regards this seed (or, to put it differently, these eggs) IGa naar margenoot+ already tried to examine it some years agoGa naar voetnoot21). But I found the eggs so dark, or blackish, that I was unable to observe them to my satisfaction. However, I will undertake to resume my examinations anew; and if I discover anything worth noting in them, to communicate it. Since a few days ago I have examined the eggs of a small fish, and to my greatGa naar voetnoot22) pleasure I discovered therein something very special. But in order to say something about it I shall pursue it in other, (almost) similar, fishes; and I have given instructions to have them sent to me when they are obtainable. This, then, is what I was able to reply to Your Honour's most agreeable and courteous missive; and I will add to this some observations as I put them to paper some time ago. | ||||||||||
Ga naar margenoot+Ik heb over eenige jarenGa naar voetnoot51) aan Wijlen d'Hr Henrij Oldenburg, Secretaris van de Co: Soc: geschreven, hoe dat ik oordeelde gesien te hebben, dat het Been bestond uijt globulen; dog naderhand heb ik weder geschrevenGa naar voetnoot52), dat ik in mijn oordeel bedrogen was, ende dat het geene ik voor globulen hadde aangesien, geen globulen, maar inderdaat de topjens vande pijpjens waren, waar uijt het Been is te samen gestelt. Met dese mijne observatien en heb ik mij niet vergenoegt gehoudenGa naar voetnoot53), maar hebbe sedert die tijd nog menigvuldige observatien gedaan, ende alle bedenkelijkeGa naar voetnoot54) middelen int werk gesteld, om het regte maaksel van het Been, mij voor de Oogen te stellen, en hebbe eijntelijk in mijne laaste observatieGa naar voetnoot55), die ik gedaan heb aan het vaste BeenGa naar voetnoot56) vande Schinkel van een Os, seer klaar konnen sien, dat het selvige bestaat uijt vierderleij pijpjens, die het Been uijt makenGa naar voetnoot57); waar vande kleijnste soort soo uijt stekende kleijn sijn, en soo vast aan den anderen sijn gevoegt, of vereenigt, dat die niet ligt en sijn te bekennen, als men het Been over dwars examineert. Want schoon men het Been, met het alder subtijlste mes soekt te snijden, soo vertoonen haar niet dan globulen. Maar wanneer men het klooft, soo separeren soo nu en dan wel eenige | ||||||||||
Ga naar margenoot+A few years agoGa naar voetnoot23) I wrote to the late Mr. Henrij Oldenburg, Secretary of the Royal Society, how I thought I had seen that bone consisted of globules; but I later wrote againGa naar voetnoot24) to say that I had been deceived in my judgment, and that what I had taken for globules were not globules but, in fact, the tops of the tubules of which bone is composed. I have not contented myself with these my observations, but have, since that time, made many more examinations, and tried every way I could think of to get a clear view of the actual structure of bone. And at last, in my latest observationGa naar voetnoot25), which I made of the compact boneGa naar voetnoot26) of the shank of an ox, I was able to see quite clearly that the same consists of four different types of tubules that together constitute the boneGa naar voetnoot27). The smallest of these are so extremely small, and so firmly united or joined together that they are not easy to recognize if one examines the bone transversely. For, even if one tries to cut the bone with the very subtlest of knives, nothing appears but globules. But if one splits it, a few | ||||||||||
kleijne schilfertgens, aan de welke men dan de kleijne pijpjens kanGa naar margenoot+ bekennen.Ga naar voetnoot57a) De tweede soort van pijpjens (waar van eenige wel vier, en andere wel ses maal grooter sijn als de eerste) sijn mede niet wel te ontdekken, om dat door het Mes hoe scharp dat het ook is, van wegen de Hardigheijt van het Been, veele deeltgens vande pijpjens komen af te breeken, die dan meest alle de uijtterste mondekens, ofte openingen der pijpjens stoppen of vollen.Ga naar voetnoot57b) De derde soort van pijpjens die wederom de verhaalde tweede soort verre in wijte over treffen, worden mede wel in het af snijden door het mes soo danig gevolt, dat men weijnig holligheijt daar aan kan bekennen. Maar ikGa naar voetnoot57c) hebbe die evenwel in soo danigen ordre wel sien leggen, dat ik bij mij vast stelde, dat den Circul ofte kring van de pijpjens, een nieuw dikwordinge van het Been was, even gelijk ik dat aan gewesen heb inde Circul ofte kring vande nieuwe pijpjens, inde | ||||||||||
scales will separate now and then, on which the tiny tubules canGa naar margenoot+ then be recognizedGa naar voetnoot27a). The second kind of tubules (some of which are quite four, and others quite six times larger than the first) are also not easy to discover, because, owing to the knife, however sharp it may be, and the hardness of the bone, many small parts of the tubules break off, most of which then stop up, or fill, the outermost mouths, or openings, of the tubulesGa naar voetnoot27b). The third kind of tubules, which, again, far exceed the said second sort in width, are also filled up to such an extent when cut off with the knife, that very little hollowness can be seen in them. Nevertheless, I did see them in such an orderly arrangementGa naar voetnoot27c) that I concluded that the Circle, or ring of the tubules constituted a new thickening of the Bone; exactly as I have indicated of the Circle, or ring of the new tubules in wood; | ||||||||||
uijtbreijdinge van het Hout; en voornamentlijk als ik sag dat een weijnig spatie daar van daan, weder een Circul ofte kring van pijpjens in ordre sig vertoondeGa naar voetnoot58) enGa naar voetnoot58a). De vierde soort van pijpjens, die nog verre de laast geseijde in wijte overtroffen, waren seer weijnig in getal, soo dat men inde spatie van drie à vier sanden groote, somtijts niet een soo danig pijpje ontdekteGa naar voetnoot59). Ik heb ook soo veel mij doenlijk was, een kleijn stukje Been vande Schinkel van een Os, soo als het voor een microscope stond,Ga naar margenoot+ afgeteikent, als hier fig: 1. ABCD. welk stukje in mijn bloote oog soo groot is als het plekje fig: 2Ga naar voetnoot59a). EFG. is de punct van een kleijne naalde, waar aan het stukje Been was aan gekleeft. Ik heb de eerste en kleijnste soort van pijpjens, in dit stukje Been niet konnen aanwijsen, om dat wanneer het Been dus gesneden word, de kleijne pijpjens als irreguliere globulenGa naar voetnoot60) door malkanderen leggende haar vertoonen. Maar de tweede soort heb ik aan gewesen, ende dese vertoonen haar veeltijts als bruijneGa naar voetnoot60a) plekjens, mede om die redenen dat haar holligheden met het snijden gestopt worden: ende sijn deselve nog minder te bekennen als het Mes niet seer netGa naar voetnoot61) de pijpjens over dwars door snijtGa naar voetnoot61), want door de alder minste schuijnse snee die het Mes komt te maken, kan men onmogelijk dese Vaaten bekennen. De tweede soort van pijpjens heb ik hier met H.H.H. aan gewesen. | ||||||||||
and especially when I saw that, at a small distance, another circle or ring of orderly arranged tubules could be seenGa naar voetnoot28) andGa naar voetnoot28a). The fourth type of tubules, which again exceed by far the last mentioned in thickness, were very few in number, so that one could not even discover, in some cases, one such tubule in a volume the size of three or four grains of sandGa naar voetnoot28b). I have also drawn, as far as I was able, a small piece of bone from an oxe's shank, just as it was before a microscope, as shownGa naar margenoot+ here in fig. 1, ABCD; which piece, to my naked eye, is as large as the spot shown in fig. 2Ga naar voetnoot29). EFG is the point of a small needle, to which the piece of bone was attached. I was unable to indicate the first, and smallest, type of tubules in this piece of bone; because, when the bone is so cut, the tiny tubules appear as irregular globulesGa naar voetnoot29a) mixed up in confusion. But I have indicated the second type; and these often resemble tiny dark spots, also because their cavities are stopped up during cutting. And the same are still less visible when the knife does not cut the tubules very accurately at a right angle; for if the knife cuts at ever so slightly oblique an angle, it becomes impossible to recognize these vessels. The second type of tubules I have indicated here by the letters H.H.H. | ||||||||||
De derde soort van pijpjens heb ik met I.I.I. aan gewesen. Ja niet alleen dat ik dese verhaalde derde soort van pijpjens in een rije of circulagtig rond bij den anderen heb sien leggen, maar in verscheijde rijen, op die manier als de groote vaaten int Hout leggen. De vierde soort van vaaten of pijpjens, die seer groot sijn, bij de hier vooren verhaalde vaaten vergeleken, sijn met K.K. aanGa naar margenoot+ gewesen. De kromme streep L. ende M. sijn schueren of Barsten, die het Been door het Mes int snijden sijn veroorsaakt, dat ook veeltijts komt te geschieden, en voornamentlijk als het mes wat dik is aangesetGa naar voetnoot62). BovenGa naar voetnoot63) de vier verhaalde soorten van pijpjens, die de lengte van het vaste BeenGa naar voetnoot56) uijt maken, heb ik mij verscheijde maal geimagineert te sien; pijpjens die contrarieGa naar voetnoot63a) de andere liepen. Dese laaste geseijde pijpjens schenen mij toe te komen uijt het binnenste van het BeenGa naar voetnoot64); ende daar bij oordeelde ik, dat die uijt twederleij grootheden bestonden; en ik beelde mij ook in dat de kleijnste soort over een quam, met de kleijnste pijpjens die overGa naar margenoot+ langs het merendeel van het Been uijt makenGa naar voetnoot64). De oorsaak waarom ik de pijpjensGa naar voetnoot64a) die uijt de holligheijt van het Been, tot inde circumferentie quamen, niet ten genoegenGa naar voetnoot65) hebbe konnen sien, beeld ik mij in, is alleen om dat dese pijpjens weijnig bij den anderen lagenGa naar voetnoot66), ja ik oordeelde wel dat een pijpje, | ||||||||||
The third type of tubules I have marked I.I.I. Nay; I not only saw this last mentioned, third, type of tubules lying either in a row, or in a circle lying together; but also in several rows, in a way similar to that of the large vessels in wood. The fourth kind of vessels, or tubules - which are very large, compared to the vessels described heretofore - have been markedGa naar margenoot+ K.K. The curved line L., and M. are tears or cracks, which are caused by the knife in cutting the bone, which often happens, especially when the knife has been whetted rather thicklyGa naar voetnoot30). Apart from the four types of tubules mentioned so far, which constitute the length of the shaft of the boneGa naar voetnoot26), I have several times imagined seeing: tubules running transversely to the others. These last-mentioned tubules seemed to me to come from the innermost part of the boneGa naar voetnoot31); and, in this, I judged that they comprised two (different) sizes; and I also imagined that theGa naar margenoot+ smallest type corresponded to the smallest tubules that constitute the greater part of the bone lengthwiseGa naar voetnoot26). I believe that the reason why I was not able to see the tubulesGa naar voetnoot31a) properly that run from the hollowness of the bone into the circumference, was merely because not many of these tubules were lying close together; nay, I had the impression that a tubule was lying | ||||||||||
tusschen de over langs leggende pijpjens lag, als of het daar was door geboort.Ga naar voetnoot66a). En al hoe wel ik mij niet ten genoegen, van dese laaste pijpjens en hebbe konnen versekeren, door gaansGa naar voetnoot67) die te sien, als hier vooren geseijt, soo wil ik egter niet twijfelen of de selve sijn in groote menigte int Been; ja dat meer is, ik beeld mij selven in, dat de menbrane ofte vlies, die het been omvangt, uijt dese vaaten voor het meerendeel gemaakt, ende onderhouden word.Ga naar voetnoot67a) Waar aan wij ook niet konnen twijfelen, als wij sien dat eenigeGa naar voetnoot68) Boomen, soo uijtnemende kleijne vaaten hebben, die tusschen de op gaande vaaten door loopen, en waar uijt (onder andere) de Bast vande Boom gemaakt werdGa naar voetnoot69). En gelijk wij niet konnen seggen, waar het begin vande Bast vande Boom is, om dat die uijt alle horizontale vaatgens vanden Boom, alle jaren op nieuw gemaakt werd; soo en sullen wij ook (stel ik vast) noeijt anders konnen gewaar werden, of de menbranen die om de Beenen sijn, hebben haar groot makinge ende onderhoudinge uijt eenige vaatgens, die uijt de holligheden van het Been, tot inde circumferentie van het selvige loopen, ende aldaar uijt komende veranderen in dunne sagte vaatgens, die het Been beschermen ende bewaren; gelijk wij sien dat de Bast vande Boomen, uijt het Hout gemaakt werden, ende het selvige beschermen. | ||||||||||
among those lying lengthwise in a way as if it had been pierced through themGa naar voetnoot31b). And although I have not been able to observe these last-mentioned tubules everywhere to my satisfaction as stated heretofore, I nevertheless do not doubt but that the same are present in large numbers in the bone; nay, what is more, I imagine that the membrane enclosing the bone is to a large extent produced, and maintained, by these vesselsGa naar voetnoot31c). Neither can we have any doubt about this, when we reflect that some trees have such extraordinarily small vessels that run between the ascending vessels, and from which (among other things) the bark of the tree is madeGa naar voetnoot32). And just as we are unable to say where the beginning of the bark of the tree is - because it is re-made again year after year from all the horizontal vessels of the tree -, in the same way (I assert) we shall never observe otherwise but that the membranes that are around the bones derive their growth and maintenance from certain vessels which run from the cavities of the bone to its circumference, and there, as they emerge, change into thin, soft vessels that protect and safeguard the bone; just as we see that the bark of the trees is made out of the wood, and protects the same. | ||||||||||
Ga naar margenoot+Ik weet wel datter veel Menschen van gevoelen sijn, dat de oorspronk ende het voetsel vande Bast vande Boomen, afhangt vande wortel vande Boomen. Maar soo sulks waar was, soo souden wij nootsakelijk, de deelen vande Bast vande Boomen, ontrent deGa naar margenoot+ wortel seer dik sien, ende deselve hoe langer hoe dunder met de takken na bovenen sien verspreijen, gelijk wij sien, dat de Arterien uijt het Hert, ende de senuwen uijt de Hersenen voortkomen. DaarGa naar voetnoot70) wij in tegendeel tusschen de vaaten die de Bast vande Boom uijt maken, ontrent de wortel, nog boven aande stam, geen onderscheijt sullen vindenGa naar voetnoot71). Ja dat meer is de vaaten van verscheijde Basten van Boomen, en voornamentlijk van Berken,Ga naar margenoot+ kerssen, Persik, Aelbesien enz: die en loopen niet op waarts, gelijk in Essen, Eijk, ijpen, Noot, Appel, Peer, enz: maar die loopen alleen maar in de ronte vande BoomenGa naar voetnoot71a); en gelijk de basten vande Boomen, die hare vaaten opwaarts gaan, de Basten alle jaren in dikte toe nemen, want als den Boom in dikte toe neemt, dan moet[en] de buijtenste deelen vande Basten van een schueren, ende dus de oude, doode of verlateneGa naar voetnoot72) Bast, aan de nieuwe blijft vereenigt, ende uijt dese oorsaak hoe ouder soo danige Boomen sijn, hoe dikker Basten die hebben, schoon alleen maar leven in het weijnig gedeelte vande Bast is, dat naast, of om het Hout is. Soo is het ter contrarie met de Basten vande Boomen, welkers vaaten die de Bast uijt maken, alleen maar rond om den Boom loopen, want als die Boomen op nieuw weder in dikte sullen toe nemen, soo en konnen dese verlatene vaaten in haar lengte niet van den anderen separeren, maar deselve moeten, in haar lengte ontstukken getrokken werden, waar door dan de oude Bast vande nieuwe Bast die gemaakt werd, separeerd ende afvalt, uijt welke oorsaak soo | ||||||||||
Ga naar margenoot+I am well aware that many persons believe that the origin and the nourishment of the bark of trees depend on their root. ButGa naar margenoot+ if this were true, we should necessarily see the parts of the bark of the trees around the root, to be very thick, and become thinner and thinner as they spread with the branches towards the top, just as we see that the arteries come from the heart, and the nerves from the brain. On the contrary; we shall not find any difference between the vessels composing the bark of the tree around the root, and those right at the top of the trunkGa naar voetnoot33). Nay, what is more, the vessels in the barks of several trees, and especially of the birch-,Ga naar margenoot+ cherry-, peach-trees, currant-bushes, etc. do not run upwards, as they do in ash-, oak-, elm-, walnut, apple- and pear-trees, etc.; they run only around the trunk of the treesGa naar voetnoot33a). And just as the bark of trees whose vessels run upwards, gets thicker year after year, for when the tree grows in thickness the outermost parts of the bark must tear apart, and the old, dead or detached bark remains united to the new one, for which reason the older such trees are the thicker their barks will be, although there will only be life in that part of the bark which is around, and nearest to, the wood. The opposite is true of the barks of trees whose vessels, which constitute the bark, only run around the trunk; for when these trees once again grow in thickness these detached vessels cannot separate from one-another lengthwise, but must be torn to pieces in their length; and this causes the old bark to separate, and drop away, from the | ||||||||||
danige Boomen altijts een dunne Bast moeten hebben, en dit blijkt ons seer naakt, soo wij maar het oog laten gaan op den Berken BoomGa naar voetnoot73). En gelijk hier vooren geseijt is, dat de Basten vande Boomen, niet uijt de wortel, maar doorgaans uijt het Hout gemaakt en gevoet werden, ende dat om die redenen de Basten geen groote takken of SprankenGa naar voetnoot74) hebben, waar uijt die voortkomen; soo stel ik vast, dat het ook insgelijks met het maaksel ende onderhoudinge vande regte HuijdGa naar voetnoot75), (die van het opperste Huijtge dat uijt schobbetgens bestaat word bedekt) toe gaat. Want als ik te meermaal de Huijd van verscheijde dieren hebbe geexamineert, soo scheen mij haarGa naar margenoot+ maaksel niet hier of daar haarGa naar voetnoot76) begin te nemen; Maar ik most seggen, dat het maaksel vande regte huijd doorgaans het gantsche Lighaam over was, ende daar benevens beelde ik mij in, dat alle de striemtgens (de Arterien, Aderen, en Senuwen uijt gesondert) waar uijt onse regte Huijd bestaat, seer door malkanderen loopen, om daar door een meer als gemene Starkte aan de Huijd toe te brengen, en eijntelijk hoe langer hoe dunder werden, tot dat uijt hare eijnden een stoffe werd gestooten, die niet alleen de Schobbetgens maakt, waar mede onse Huijd bedekt is; Maar ook dat dese seer dunne vaatgens of striemtgensGa naar voetnoot77) vande regte Huijd, meest alle geen ander eijnde hebben, als dat hare eijndekens veranderen inde vaatgens vande schobbetgens, ende dat dus ijder schobbetge uijt soo veel vaatgens bestaat, als daar eijndekens vande Huijd sijn, waar uijt het schobbetge is groot gemaakt, en dat ijder schobbetge soo lang aan sijn vaatgens vereenigt blijft, tot ter tijd, dat het schobbetge verlatenGa naar voetnoot78) en nieuwe schobbetgens gemaakt sullen werden. Ik heb onder anderen eens een Huijd van een uijtstekenden vetten Hond geexamineert, en boven mijn verwagtinge | ||||||||||
newly-made one. This is the reason why such trees must always have a thin bark; and this is plainly evident if we only let our eyes dwell on the birch treeGa naar voetnoot34). And since, as stated heretofore, the barks of the trees are not made and nourished from the root, but always from the wood, for which reason the barks have no big branches or twigs sprouting from them, I assert that a similar process goes on in the case of the structure and maintenance of the true skinGa naar voetnoot35) which is covered by the uppermost layer consisting of scales. For, as I have often examined the skin of several animals, it did not seem to me to haveGa naar margenoot+ its beginning either here or there; but I must say that the true skin was generally present all over the body. And in addition, I imagined that all the vessels or fibres (except the arteries, veins and nerves) of which our true skin is composed are very much interwoven together, in order thereby to give an uncommon strength to the skin, and that they finish by getting thinner and thinner, until they discharge a substance from their endings, from which the scales are made that cover our skin. And moreover, these very thin vessels or fibresGa naar voetnoot36) of the true skin mostly have no other ending but that their ends change into the tiny vessels of the scales; and so, each small scale consists of as many vessels as there are endings in the skin, from which the scale has been made to grow; and each scale remains united to its vessels until such time as it is shed, and new scales are madeGa naar voetnoot37). Among other things, I once examined the skin of an exceedingly fat dog, and found, | ||||||||||
gesien, de over groote menigte van vet globulen, die tusschen de takjens of Sprankjens, (die voor het merendeel de Huijt uijt maken) in lagen. Ga naar margenoot+Ik heb in mijn missive vanden 12. Octob. 1685.Ga naar voetnoot79) geseijt dat de schobbens vande Vissen, rondomme in groote toenemen. Na welke tijd ik weder verscheijde schobbens van Visschen, ja selfs die vande Spiering hebbe geexamineert, en door gaans ondervonden dat het eerste maaksel vande schobbens, wanneer die seer kleijn sijn, int midden vande schobbens geplaast leijd, sonder dat aan dit eerste maaksel int groot werden vande selve eenige de minste veranderinge geschiet, gelijk wij sien dat aan het binnenste Hout van een Boom geschiet. Want dat Hout dat eens gemaakt is, dat behout sijn figuer, en alle de verandering die aan een Boom (in sijn dikte) geschiet, dat is, dat om het gemaakte Hout, altijt een nieuwe kring gemaakt werd (als ik voor desen te meermaal hebbe geseijt) dit maaksel inde Vis schobbens mede soo toe gaandeGa naar voetnoot80), soo heb ik mijne verwondering die ik int eerst hadde, vande menigvuldige vaaten inde selve te sien, aan een sijde gesteld, en geseijt, dat hetGa naar voetnoot81) onmogelijk (na de maal de schobbens rondom in groote toe nemen) anders konden groot gemaaktGa naar voetnoot82) werden, dan door vaaten, te meer om dat deselveGa naar voetnoot83) maar ontrent de helft inde Huijd vande vis vast staan, en niet voort gestooten werden, gelijk de nagelen aan ons lighaam, de Hoornen vande koeijen enz: Dese mijne observatien en vast stellingenGa naar voetnoot84), hebben mijn gedagten weder gebragt tot de schobbens waar mede onse lighamen beset sijn, omme was het mogelijk na te spueren, of onse schobbens mede op soo danigen manier niet en wierden groot gemaakt, als die vande Vissen, ende dit dan soo sijnde, soo most seekerlijk ijder schobbetge van ons lighaam uijt een groote menigte van vaatgens (die door malkanderen loopen gelijk inde schobbens vande vissen is) sijn | ||||||||||
beyond my expectation, an abundant multitude of fat globules lying among the tiny branches or fibres that constitute most of the skin. Ga naar margenoot+In my missive of October 12, 1685Ga naar voetnoot38) I stated that the scales increase in size at their circumference. Since then I have again examined the scales of several fishes, nay, even those of the smelt; and I invariably found that the first beginning of the scales, when they are still very small, is located in the centre of the scale; and further, that this first beginning does not undergo the slightest change during the growth of the scale, just as we see in the case of the innermost wood of a tree. For, the wood that has once been made keeps its structure; and the only change that happens to a tree (in its thickness) is that a new ring is continuously being made around the already existing wood (as I have often stated heretofore). And this process being the same in the case of fishes' scalesGa naar voetnoot39), I have set aside my astonishment, which I previously felt, at seeing the multitude of vessels in the same; and I have affirmed that it would be impossible (since the scales grow at their circumference) for them to be made to grow otherwise than through vessels; the more so since they are only about one-half fixed in the skin of the fish, and are not forced out like the nails on our body, the horns of cattle, etc. These my observations and conclusions led my thoughts again to the scales with which our bodies are covered, in order, if possible, to ascertain whether our scales might not be made to grow in a similar manner to that of the scales of fishes. And if this were so, then surely each small scale of our body should consist of a large multitude of tiny vessels (very much intertwined, as in fishes' scales); - the more so | ||||||||||
te samen gestelt, te meer om dat (gelijk ik te meermaal hebbe geseijt) meest doorgaans de voorsigtigeGa naar voetnoot85) natuur alle sijne werkinge op een ende deselve wijse te weeg brengt. Ga naar margenoot+Ik heb dan voor genomen mijn uijterste devoir te doen om was het mogelijk na te spueren, het maaksel ofte de groot werdinge vande schobbetgens van ons lighaam, en oordeelde dat de schobbens in onse Mond, alder bequaamstGa naar voetnoot86) daar toe souden wesen, om redenen dat die niet verdroogt sijnde, bequamer vande Huijd konden af genomen, en beter van een gesepareert werden, dan de schobbetgens buijten op ons lighaam: Dese dan op verscheijde stonden voor mijn gesigt brengende, heb ik seer naakt gesien, dat meest alle de schobbetgens in 't midden een helder plekje hadden, dat boven de andere deelen vande schobbetgens uijt stak, (welk plekje ik mij voor desen hadde ingebeeld, dat maar bij gevalGa naar voetnoot87) op de schobbetgens waren gemaakt) waar uijt ik sekerlijk besloot, dat niet alleen de schobbetgens uijt onse Mond, maar ook de schobbens van ons lighaam op die maniere uijt vaatgens wierden groot gemaakt, als de schobbens vande VissenGa naar voetnoot88); en dit dan soo sijnde, wat sullen wij nu moeten seggen vande uijt wasemende deelen van ons lighaam. Want ik heb voor desen geseijt, vande uijtwasemende partijen of vaaten die tusschen de schobbetgens sijn, en welkers getal seer groot is, soo overtreft dit getal van vaaten nog verre de eerste, want nemen dese schobbetgens (soo lang daar wasdom in is) continueel in groote toe, gelijk sulks sekerlijk geschiet; soo konnen seer ligt met een groote beweginge (alsser dunne stoffe genoeg of hitte int lighaam is) een groote quantiteit vogt door dese vaatgens uijt gedreven werden. En om dese onbedenkelijkeGa naar voetnoot89) groote menigte van vaatgens mijn selven eens voor de oogen te stellen, heb ik de schobbetgens van mijn opperste Huijtge, benevensGa naar voetnoot90) eenige sanden geleijt, ende geoordeelt dat een grof Sand sijn axe wel 20. en tegen wat minderGa naar voetnoot91) wel 15. ende weder wat kleijnder sanden 10. diameters | ||||||||||
because (as I have often stated) the provident Nature nearly always acts in one and the same manner in all her workings. Ga naar margenoot+I therefore decided to do my utmost to ascertain, if possible, the structure or the growth of the scales of our body, and I judged that the scales in our mouth would be most suitable to this end, because, since they are not dried up, they are more easily removed from the skin, and separated from each other than the scales on the outside of our body. And so, on observing them on several occasions, I saw very distinctly that nearly all these tiny scales had a bright spot in the centre, sticking out above the other parts of the scales (which spot I had previously imagined to have been made only accidentally on the scales); and from this I concluded with certainty that not only the scales in our mouth, but also the scales on our body are made from vessels in the same way as the scales of fishesGa naar voetnoot40). And this being so, what are we then to say of the evaporating parts of our body? For, as I have said before, the parts or vessels that discharge moisture, and which lie among the scales, are extremely numerous, and, indeed, far exceed the former in number; for if these scales continuously grow in size (as long as there is any growth left in them), as surely must happen, any strong movement can easily (providing there is sufficient thin substance, or heat, in the body) cause these vessels to discharge a large quantity of moisture. And in order to get some insight into this incredibly large quantity of vessels, I have placed the scales of my uppermost skin beside some grains of sand; and I judged that a coarse grain of sand had a diameter of quite 20 times, as against a smaller one about 15, and a still somewhat smaller one, 10 times the diameter of the scalesGa naar voetnoot41). As I said | ||||||||||
vande schobbetgens warenGa naar voetnoot92), dese schobbetgens leggen als voor desen geseijt isGa naar voetnoot93), ontrent drie dik op malkanderen. Ik heb dan het minste genomen, en geseijt als voor desen, 250 schobbetgens worden van een sand bedekt; laat nu ijder schobbetge uijt 500 vaatgens bestaan of werden groot gemaakt, soo sal de dunne vogt inde spatie van een sand groote op 125000.Ga naar voetnoot94) bijsondere plaatsen konnen werden uijt gestooten, ende dat behalven de menigvuldiige vaaten die tusschen de schobbetgens leggen, en waar aan de schobbetgens voor een gedeelte sijn vereenigt. Na desen heb ik weder gaan examineren de schobbetgens die het opperste Huijtge van mijn Arm uijt maken, ende hebbe aan eenige weijnige vande selve mede eenige plekjensGa naar voetnoot95) int midden gesien, dog op verre na soo distinct niet, als inde schobbens vande Mond. Na de maal ik hier kome te spreeken vande uijt drijvinge of uijtwaseminge van ons lighaam, kan ik niet voor bij gaan te seggen, dat ik eenige tijd, geleden, eenige juekte gevoelde op mijn Nues tusschen de oogen; dese plaats eer ik daar quam aan te raken, beschoude ikGa naar voetnoot96) in een vergroot spiegel, en bevond dat het een witagtig plekje was, bestaande uijt een kleijn stukje afschilferende Huijd; dit selvige tragte ik na mijn vermogen daar sagt af te nemen, en bevond, dat het al vrij vast aan de Huijd sad, en ik en konde het daar niet van separeren, dan met een weijnig pijn; dit deeltge voor mijn microscope brengende, sag ik de reden van der selver af schilferen, ende de pijn die het in het aftrekken veroorsaakte. Namentlijk dit stukje van het opperste Huijtge dat uijt schobbetgens bestond, was beset met verscheijde kegels gewijse lighamen, die ik oordeelde dat hier alleen gemaakt waren, om datGa naar voetnoot97) het lighaam op dese kleijne plaats, een meer als gemene dikke stoffe | ||||||||||
beforeGa naar voetnoot42), these scales lie in three layers, one above the other. I then took the smallest number, and said, as before, 250 scales are covered by one grain of sand; now let each scale consist of, or been made to grow by, 500 vessels; then the thin moisture, in the space the size of a grain of sand, can be discharged at 125,000 different placesGa naar voetnoot43); and this in addition to the large number of vessels lying among the scales, and to which the scales are to some extent attached. After this I again examined the scales that form the uppermost skin of my arm; and on a few of these I also noticed some spotsGa naar voetnoot44) in the centre, but far less distinctly than I had seen on the scales of the mouth. Since I am here speaking of the expulsion or exhalation from our body, I must not omit to say that, some time ago, I felt a slight itch on my nose between the eyes; before touching this spot, I observed it in a magnifying mirror, and found it to be a whitish spot consisting of a tiny piece of skin that was peeling off. I tried to remove it as gently as I could, and found that it was attached rather firmly to the skin, so that I could not separate it without feeling a little pain. On bringing this particle before my microscope I could see the reason why it was peeling off, and why my pulling it away caused the pain. For, this piece of the uppermost skin, which consisted of scales, was set with several cone-shaped bodies, which, I thought, had been formed here merely because the body, at this small place, had discharged an uncommonly thick | ||||||||||
heeft uijt gestooten, die nogGa naar voetnoot98) tusschen de schobbetgens, veel min door de vaaten vande schobbetgens hebben konnen passeren. En om dat de schobbetgens voor dese dikke uijt te drijvene stoffe niet en hebben willen wijken, en niet datelijk vande regte Huijd sijn af geschuertGa naar voetnoot99), soo is dese dikke stoffe inde regte Huijd blijven sitten, ende aldaar in soo een groote menigte op een gedrongen, dat inde Huijd kegels gewijse puttgensGa naar voetnoot100) soo groot sijn gemaakt, tot dat eijntelijk de schobbetgens met gewelt vande Huijd sijn afgeschuert, of gestooten, dat een juekinge heeft aan gebragt, en een meer als gemene witagtig plekje heeft veroorsaakt, om redenen dat het voor een gedeelte vande vaste Huijd was gescheijden. Wat nu de weijnig pijn belangt, die door het aftrekken van het afschilferende deeltge wierd aangedaan, die beeld ik mij in, dat hier in bestond. NamentlijkGa naar voetnoot101), om dat dese kegelagtige deelen, seer stark (naar advenand der selver kleijnte) inde regte Huijd waren geprangt, of in een gedrongen, ende dus als daar uijt mosten geschuert werden, het welke niet sonder eenige pijn het konnen toe gaan. Maar het geene mij vreemt voor quam, dat was, dat inden tijd van drie maal vier en twintig uren, weder op nieuw soo danigen afschilferende deeltge gemaakt wierde, mede beset met kegelagtige deelen, en dit geschiede wel ses à agt maal agter een, dat ik om de drie en ook wel om de twee maal vier en twintig uren, dier gelijke schobbetge van mijn Huijt af haalde; en naderhand is mij sulks ook verscheijde maal te vooren gekomen aan een afschilferende deeltge onder aan de Nues. En om soodanig afschilferende deeltge sijn gedaante aan te wijsen, heb ik goet gedagt het selvige af te teikenen, op dat men soude konnen sien, hoe de kegelagtige deelen in een soo danigen kleijnen plaats bij een staan; te meer om dat ik noijt voor desen, nog aan mijn lighaam, wanneer mijn opperste Huijtge afschilferde, nog aan die geene die haar siekte uijt een afschilferende Huijd bestaan, (en daarom met een Lasarus klapGa naar voetnoot102) haar broot gaan bidden) en hebben konnen bespueren. | ||||||||||
substance, which could neither pass between the scales, nor, and much less, through the vessels of the scales. And since the scales would not give way to this thick substance that was to be forced out, and were not torn away directly from the true skin, this thick substance had remained embedded in the true skin, where it accumulated in such great quantity that cone-shaped pitsGa naar voetnoot45) were formed in the skin, so large until, in the end, the scales were torn, or pushed away, from the skin with force. This brought about an itchy feeling, and an uncommonly whitish spot, because part of it had been separated from the true skin. Now as regards the slight pain caused by pulling away the peeling-off particle, I imagine that this was caused as follows: it was because these coneshaped particles were embedded, or had penetrated, very strongly (relatively to their small size) in the true skin, and had, therefore, to be torn out of it which could not be done without some pain. But what seemed strange to me, was that, within a period of three times twenty-four hours, another such peeling-off particle had been made, also set with cone-shaped parts; and this happened quite six or eight times in succession, namely, that I removed such a scale from my skin every three times - and sometimes twice - twenty-four hours; and later on, too, the same has happened to me several times with a peeling particle on the lower part of the nose. And in order to indicate the shape of such a peeling particle I have thought fit to make a drawing of the same, so as to demonstrate the way these cone-shaped parts have accumulated in such a tiny spot; the more so since I have never before been able to observe them, either on my body, when my uppermost skin peeled off, nor in people whose illness consists of a peeling skin (and who therefore beg their bread with a Lazarus rattleGa naar voetnoot46)). | ||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 3. is het afschilferende deeltge van het opperste Huijtge soo groot als het in mijn bloote oog sig vertoonde. Ga naar margenoot+Fig: 4. ABCD. is soo als het mij door een microscope vertoonde, en waar in aan gewesen worden, de kegelsgewijse figuerenGa naar voetnoot100), die gemaakt sijn uijt een dikke stoffe (die ik wel etter mag noemen) die uijt het lighaam is gestooten. Er is een opening ofte plaats int opperste Huijtge, waar door een kleijn hairtge is gewassen, en gelijk als het nu sig hier aan de binne sijde vertoont, soo heeft het gestaan aande buijten sijde vande opperste Huijt; maar het heeft sig met het aftrekken vande Huijt, om dat het rondom aan het hairtge is vast gekleeft geweest, en het hairtge in de Huijt is vast blijven sitten, het binnenste buijten gekeert. Ik hebbe ook verscheijde malen waar genomen, dat door al te dikken uijt stootende stoffe, door de vaatgens waar uijt het Hair gemaakt werd, de Hairtgens met wortel en al uijt onse Huijd werden gestooten, ende dat veeltijts aan het eijnde vande wortel, van soo een uijtgedreven Hairtge een weijnig etter sit, en ook door een een [!] kleijn Sweertge een Hairtge dus werd uijt gestootenGa naar voetnoot103). Hier heb gij Hooge Edele HeerenGa naar voetnoot104), het geene ik voor dees tijd UE. Hooge Edele hebbe goet gedagt mede te deelen; ende sal onder des na presentatie van mijn onderdanigen dienst blijven,
Hooge Edele Heeren,
UE. Hooge Edele ootmoedigen dienaar
Antoni van LeeuwenhoekGa naar voetnoot105). | ||||||||||
Ga naar margenoot+Fig. 3 is the peeling particle of the uppermost skin, the size in which it appeared to my naked eye. Ga naar margenoot+Fig. 4, ABCD, is the same, as I saw it through the microscope, and in which are indicated the cone-shaped figuresGa naar voetnoot45), which are made of a thick substance (which I may call pus) that had been discharged from the body. There is an opening, or spot, in the uppermost skin, through which a small hair has grown; and the way it is shown here on the inside, it stood on the outside of the uppermost skin; but when the skin was pulled away - it having stuck firmly around the little hair, so that the hair remained attached in the skin - it turned inside out. I have also frequently observed that, owing to an unduly abundant discharge of thick substance by the vessels from which the hair is made, the little hairs might be forced out of our skin together with the roots, and that there would often be a little pus at the end of the root of such a forced-out hair; and also that a little hair might be forced out by a small sore in the same wayGa naar voetnoot47). Here, Very Noble SirsGa naar voetnoot48), is what I have thought fit to communicate to you this time; and I remain, after paying my humble respects to you,
Your Honours' most humble servant,
Antoni van LeeuwenhoekGa naar voetnoot49). |
|