| |
| |
| |
[pagina t.o. IV]
[p. t.o. IV] | |
A. van Leeuwenhoek
Mezzotint van J. Verkolje, 1685. onderschrift van Constantijn Huygens.
Brief 93[51], blz. 88.
Mezzotint by J. Verkolje, 1685, subscript by Constantijn Huygens.
Letter 93[51], p. 89.
| |
[pagina t.o. V]
[p. t.o. V] | |
Titelprent van: Ontledingen en ontdekkingen van de cinnaber naturalis, enz.. Leyden. Cornelis Boutesteijn. 1686. Kopergravure door R. de Hooghe. Amico suo. D.D. 1685. Het monogram boven de vrouwenfiguur stelt waarschijnlijk voor de door elkaar gevlochten letters ‘A.v.L.’. - (D.D. = donum dedit = als geschenk gewijd).
Frontispiece of: Ontledingen en ontdekkingen van de cinnaber naturalis, etc.. Leyden. Cornelis Boutesteijn. 1686. Copperplate-engraving bij R. de Hooghe. Amico suo. D.D. 1685. The monogram in top of the female figure likely represents the intertwined letters ‘A.v.L.’. - (D.D. = donum dedit = offered as a gift).
| |
| |
| |
Voorwoord voor Deel VI.
Preface to Vol. VI.
| |
| |
| |
Voorwoord.
Deel VI van ‘Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek’ ligt voor U. Het is gelukt om het tijdsverloop tussen het verschijnen van Deel V en dat van Deel VI niet te lang te doen zijn, wat niet zeggen wil, dat het beoogde tempo reeds zou zijn bereikt.
Deel VI, intussen, staat op een duidelijke scheidingslijn in onze reeks; immers Dr. A. Schierbeek heeft op 1 Januari 1959, wegens gevorderde leeftijd, zijn directe bijdrage aan het redactionele werk moeten staken.
De Brieven, die thans verschijnen, zijn de Nummers 90 tot en met 101. In de nummering van Van Leeuwenhoek zelf waren dit de brieven 49 tot 56. De Brieven die de nieuwe nummering 91 en 95 hadden moeten hebben zijn, helaas, niet teruggevonden. Brief 96 was niet in de oorspronkelijke nummering opgenomen. Brief 97 is de opdracht aan Jacobus II, hij vermeldt geen resultaten van waarnemingen.
Al deze Brieven werden nog voor het grootste gedeelte voorbereid en geannoteerd onder de redactie van Dr. A. Schierbeek, maar de laatste hand aan dit deel werd werd gelegd door Dr. J.J. Swart.
Het is hier de plaats, en het ogenblik, om Dr. A. Schierbeek, coram populo, zeer veel dank te brengen voor wat hij voor deze uitgave deed. Het was in 1931, dat, mede op zijn initiatief, het werk werd ondernomen om de brieven van Van Leeuwenhoek opnieuw uit te geven, ze in een wereldtaal te vertalen en om ze door hedendaagse geleerden te doen commentarieren, opdat de door ouderdom tamelijk ontoegankelijk geworden schepping van Van Leeuwenhoek weder ontsloten zou worden voor deze en volgende generaties.
Antoni van Leeuwenhoek en zijn werk waren steeds de geliefkoosde figuren in Schierbeek's historisch oeuvre. Wij mogen gerust zeggen, dat Van Leeuwenhoek, een van de allermerkwaardigste 17de eeuwse Nederlanders, voornamelijk door Schierbeek's toewijding een levende figuur is gebleven in de groei der biologische en geneeskundige wetenschappen.
Bij zijn afscheid werd Dr. A. Schierbeek de Leeuwenhoekpenning in goud door de Koninklijke Nederlandse Akademie van
| |
| |
| |
Preface
Volume VI of ‘The Collected Letters of Antoni van Leeuwenhoek’ now lies before the reader. We have succeeded in keeping the period between the appearance of Volume V and that of Volume VI down to a reasonable length, which does not mean that the tempo aimed at has been reached as yet.
Meanwhile, Volume VI marks a distinct dividing-line in our edition; for on January 1st, 1959 Dr. A. Schierbeek, owing to his increasing age, was compelled to discontinue his active part in the editorial work.
The Letters which have now been published are the numbers 90 to 101 inclusively. In Van Leeuwenhoek's own numbering these were the Letters 49 to 56 incl.. The Letters which should have had the new numbers 91 and 95 have not, unfortunately, been recovered. Letter 96 was not included in the original numbering. Letter 97 is the dedication to James II, it mentions no results of observations.
All these Letters were still prepared and annotated for the most part under the editorship of Dr. A. Schierbeek, but the final editorial work was in the hands of Dr. J.J. Swart.
This is the right place and the right moment to express, coram populo, our deep indebtedness to Dr. A. Schierbeek for all he has done on behalf of this publication. It was in 1931 that, partly on his initiative, the work was undertaken to re-issue Van Leeuwenhoek's Letters, to translate them into a world language, and to have them elucidated by contemporary specialists, in order that Van Leeuwenhoek's classic labours, which gradually had become fairly inaccessible, might be made part once again of the heritage of present and future generations.
Antoni van Leeuwenhoek and his work have always been favourite topics in Schierbeek's voluminous historical researches. We may well say that it is mainly due to Schierbeek's devotion that Van Leeuwenhoek, one of the most remarkable of 17th century Dutchmen, did remain a living force in the growth of biology and medicine.
On the occasion of his retirement Dr. A. Schierbeek was presented with the Leeuwenhoek-medal in gold by the Royal Netherlands Academy of Sciences, in recognition of his great
| |
| |
| |
Wetenschappen overhandigd als dank voor het vele, dat door hem tot stand was gebracht. De Commissie prijst zich gelukkig, dat Dr. Schierbeek regelmatig contact met het werk blijft houden, als één van haar meest actieve leden.
De Commissie is er in geslaagd zich de werkzaamheid te verzekeren van Dr. J.J. Swart (thans verbonden zowel aan het Instituut voor Systematische Plantkunde als aan het Biohistorisch Instituut van de Universiteit te Utrecht) als opvolger van Dr. Schierbeek. Wij moeten ook de Curatoren van de Utrechtse Universiteit dankbaar zijn, die door de hierbedoelde regeling mogelijk hebben gemaakt dat het mooie werk kan worden voortgezet. Een en ander zou echter niet mogelijk zijn geweest zonder de hulp van Prof. Dr. F. Verdoorn, die thans doende is de vroegere Chronica Botanica Bibliotheek en Archieven om te zetten in een biologisch aequivalent van de grotere medico-historische en medico-humanistische instellingen, het nieuwe Biohistorisch Instituut van de Universiteit te Utrecht. Dit Instituut zal van nu af aan het centrum zijn voor alle werkzaamheden, op redactioneel, administratief en aanverwant gebied, van de Leeuwenhoeck-Commissie. Bij dit alles blijft de status van de Leeuwenhoeck-Commissie onverminderd die van een Commissie van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen.
Mej. Dr. A. Kleinhoonte, die reeds eerder Dr. Schierbeek veel hulp bij zijn werk voor ‘Alle de Brieven’ verleende, heeft ook in het tot stand komen van dit Deel een zeer belangrijk aandeel gehad. Haar uitgebreide biologische kennis, haar goed aanvoelen van Van Leeuwenhoek's zeventiende eeuws Nederlands, alsook van het Engels, zijn van veel waarde geweest.
De orinigele Nederlandse tekst werd wederom rechtstreeks uit de foto-copieën van Van Leeuwenhoek's eigenhandig geschreven brieven overgenomen en taalkundig bewerkt door Dr. B.C. Damsteegt, die ook de aantekeningen, betrekking hebbende op taal en stijl verzorgde. De Engelse vertaling vond weder goede verzorging door de heer Emile van Loo, wien wij zeer erkentelijk zijn voor zijn goed begrip van wat voor de meesten van ons verouderd Nederlands is.
Prof. Dr. J.W. Duyff nam zeer bereidwillig de Engelse tekst van de Brieven 90, 92 en 93 in laatste redactie onder de loupe, om eventuele onduidelijkheden in de technische termen recht te zetten. De Commissie voelt zich zeer verplicht aan Prof. Dr. Hugh
| |
| |
| |
services to science. This Commission considers itself felicitous in being able to maintain regular contact with Dr. A. Schierbeek, who is remaining one of its most active members.
The Commission has been fortunate in securing the services of Dr. J.J. Swart (who is now connected both with the Institute for Systematic Botany and the Biohistorical Institute of the University of Utrecht) as successor to Dr. Schierbeek. We must also express our gratitude to the Curatorium of the University of Utrecht for having rendered possible the continuation of our endeavours by agreeing to this arrangement. This, again, would not have been easy without the assistance of Prof. Dr. F. Verdoorn, who is currently transforming the former Chronica Botanica Library and Archives into a biological equivalent of the major medico-historical and medico-humanistic institutions, the new Biohistorical Institute of the University of Utrecht. This Institute henceforward will be the centre for all editorial, secretarial and related activities of the Leeuwenhoeck-Commission which continues, of course, to operate under the auspices of the Royal Netherlands Academy of Sciences.
Dr. A. Kleinhoonte, who previously gave considerable assistance to Dr. A. Schierbeek in his work on ‘The Collected Letters’, has been of much help, indeed, in the completion of the present Volume. Her wide biological knowledge, her able understanding of Van Leeuwenhoek's seventeenth century Dutch, as well as of English, were of considerable value.
The original Dutch text was, as previously, transcribed directly from photostatic copies of Van Leeuwenhoek's original autograph letters and elaborated linguistically by Dr. B.C. Damsteegt, who also prepared the annotations relating to the original language and style. The English translation was again entrusted to Mr. Emile van Loo to whom we are much indebted for his fine comprehension of what now seems to most of us very archaic Dutch.
Prof. Dr. J.W. Duyff kindly subjected the English text of the Letters 90, 92 and 93 to a final revision, to clear up possible obscurities in the technical terminology. The Commission is under considerable obligation to Prof. Hugh Nicol, Ph.D., F.R.I.C.,
| |
| |
| |
Nicol te Glasgow voor zijn deskundige hulp bij de uiteindelijke revisie van de Engelse tekst van de Brieven 94, 98, 99, 100 en 101. Ook deze niet eenvoudige, om niet te zeggen uiterst subtiele, bijdrage tot het werk van de Commissie noopt haar Voorzitter de hartelijke dank van de Commissie daarvoor uit te spreken. In het bijzonder geldt dit Prof. Duyff, die in de genoemde Brieven, helaas voor de laatste keer zijn zo gewaardeerde medewerking kon verlenen.
De namen van de vele deskundigen, die bijdragen leverden, vindt men in de ‘Lijst van Medewerkers’ wederom aan het eind van dit deel opgegeven.
De uitgave van ‘Alle de Brieven’ mocht, ook in de afgesloten periode, de finantiële steun ontvangen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, waarbij aan te tekenen is, dat vanwege het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mogelijk werd gemaakt dat deze steun werd verhoogd. Dit maakte niet alleen de aanstelling van Dr. Swart, zoals eerder vermeld, mogelijk, maar het is eveneens te hopen dat het ons in staat zal stellen om de komende delen in sneller tempo te doen verschijnen. De bijdragen van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en van het ‘Dr. Hendrik Muller's Vaderlandsch Fonds’ werden, - als voorheen -, weer genereus aan de geldmiddelen toegevoegd.
Met dankbaarheid kan ook vastgesteld worden, dat de samenwerking met de uitgevers, de Firma Swets en Zeitlinger te Amsterdam, onveranderd aangenaam is geweest.
Sedert het verschijnen van Deel V leed de Commissie een smartelijk en zwaar verlies door het zeer plotseling overlijden, op 13 Juni 1958, van haar lid sedert 1947, Dr. J.A. Bierens de Haan, haar toegewijde Secretaris-Penningmeester sedert 1948. Het werk van de Commissie nam een grote plaats in zijn hart in; deze opmerkelijke geleerde zal bij ons allen in dankbare herinnering blijven.
Met ingang van 1960 besloot Prof. Dr. J.W. Duyff zijn lidmaatschap van de Commissie neer te leggen, beogende voor anderen plaats te maken.
De Commissie werd uitgebreid met de leden Prof. Dr. F. Verdoorn (1958), Mej. Dr. A. Kleinhoonte (1959) en Prof. Dr. J. Lanjouw (1959).
| |
| |
| |
F.R.S.E., of Glasgow, for his expert assistance with the final revision of the English text of the Letters 94, 98, 99, 100 and 101. These far from simple, most skillful contributions to the Commission's work are sincerely appreciated by the Commission which greatly regrets that Prof. Duyff was unable to continue his valued assistance beyond the three above mentioned letters.
The names of the numerous specialists who contributed to the present volume are given in the ‘List of Collaborators’ at the end of this volume.
The preparation of ‘The Collected Letters’ was made possible, like previously, by grants from the Royal Netherlands Academy of Sciences which have been generously increased by the Ministry of Education, Arts and Sciences. This not only made possible Dr. Swart's appointment, referred to above, but it is also hoped that it will enable us to produce future volumes in a faster tempo. Grateful acknowledgement should also be made of the continuation of the grants from the Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde and from ‘Dr. Hendrik Muller's Vaderlandsch Fonds.’
We are grateful to state, moreover, that the co-operation with our publishers, Messrs. Swets and Zeitlinger of Amsterdam, has remained invariably pleasant.
After the publication of Volume V the Commission suffered a severe and grievous loss by the sudden death, on June 13th, 1958, of Dr. J.A. Bierens de Haan of Haarlem, one of its members since 1947 and its devoted Secretary and Treasurer since 1948. The Commission's work was dear to his heart and we shall not easily forget the services rendered by this able colleague and remarkable scientist.
Prof. Dr. J.W. Duyff made his decision to retire as a member of the Commission intending to be replaced by another member.
The Commission was enlarged by the addition of Prof. Dr. F. Verdoorn (1958), Miss Dr. A. Kleinhoonte (1959) and Prof. Dr. J. Lanjouw (1959) as members.
| |
| |
| |
In Februari 1959 werd Prof. Dr. F. Verdoorn, Biohistorisch Instituut, Miquel-huis, Nieuwe Gracht 187 te Utrecht, benoemd tot Secretaris-Penningmeester, waarmede hij per 1 Januari 1960 de, tot op dat ogenblik door de Voorzitter waargenomen, secretariaats- en penningmeesterschaps-werkzaamheden overnam.
De samenstelling van de Commissie is thans als volgt:
Prof. Dr. H.W. Julius, lid, voorzitter.
Prof. Dr. F. Verdoorn, lid, secretaris-penningmeester.
Prof. Dr. H. Engel, lid.
Prof. Dr. G.C. Heringa, lid.
Prof. Dr. R. Hooykaas, lid.
Prof. Dr. G. van Iterson, lid.
Mej. Dr. A. Kleinhoonte, lid.
Prof. Dr. J. Lanjouw, lid.
Prof. Dr. J.R. Prakken, lid.
Mej. Dr. M. Rooseboom, lid.
Dr. A. Schierbeek, lid.
Dr. W.H. van Seters, lid.
Redacteur: Dr. J.J. Swart.
H.W. Julius.
Terwijl dit Voorwoord in druk was overleed, op 24 November 1960 te Delft, Mej. Dr. A. Kleinhoonte. Vele jaren heeft zij, tot in de laatste dagen van haar leven, haar enthousiaste belangstelling voor Leeuwenhoek geuit in een zeer actieve medewerking aan het tot stand komen van Deel VI en Deel VII van ‘Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek’. Haar verscheiden is een zeer moeilijk te compenseren verlies voor de Leeuwenhoeck-Commissie.
| |
| |
| |
In February 1959 Prof. Dr. F. Verdoorn, Biohistorical Institute, Miquel House, 187 Nieuwe Gracht, Utrecht, was appointed Secretary and Treasurer. He took over these functions from the Chairman as from January 1st, 1960.
The composition of the Commission is now as follows:
Prof. Dr. H.W. Julius, member, chairman.
Prof. Dr. F. Verdoorn, member, secretary and treasurer.
Prof. Dr. H. Engel, member.
Prof. Dr. G.C. Heringa, member.
Prof. Dr. R. Hooykaas, member.
Prof. Dr. G. van Iterson, member.
Miss Dr. A. Kleinhoonte, member.
Prof. Dr. J. Lanjouw, member.
Prof. Dr. J.A. Prakken, member.
Miss Dr. M. Rooseboom, member.
Dr. A. Schierbeek, member.
Dr. W.H. van Seters, member.
Editor: Dr. J.J. Swart.
H.W. Julius.
While this Preface was printing, Miss Dr. A. Kleinhoonte died at Delft on November 24th, 1960. For many years, up to the last days of her life, she showed her intense interest in Leeuwenhoek through her active collaboration in the preparation of Volume VI and VII of ‘The Collected Letters of Antoni van Leeuwenhoek’. Her death is a loss to the Leeuwenhoeck-Commission, which will be felt for a long time to come.
|
|