| |
| |
| |
Klim- en slingerplanten.
1
| |
2
a. |
Alleen de stengels van de plant zijn als koorden rondom andere planten of om stokken gewonden. Zie fig. hiernaast. |
3 |
b. |
Niet de stengels zijn gedraaid om andere planten of stutten; maar de plant houdt zich alleen vast of werkt zich omhoog door middel van ranken, wortels, bladstelen of oneffenheden van stengel en bladeren. Zie fig. blz. 71 en 72. |
8 |
| |
3
a. |
De bladeren zijn enkelvoudig en staan duidelijk 2 aan 2 tegenover elkaar of 3 aan 3 in kransen. Zie fig. volgende blz. |
4 |
b. |
De bladeren zijn enkelvoudig en staan afzonderlijk (verspreid) langs den stengel. Fig. hiernaast. |
6 |
c. |
Bladeren samengesteld, elk uit 3 blaadjes. Fig. blz. 71, links. Vlinderbloemenfamilie, blz. 753, Boon |
|
| |
| |
| |
4
a. |
Plant hoog, ruig op 't gevoel, bloemen groen of geelgroen; sommige planten alleen meeldraadbloemen, andere uitsluitend stamperbloemen. Zie fig.
Brandnetelfamilie, blz. 376, Hop |
|
b. |
Plaat niet ruig op 't gevoel. |
5 |
| |
| |
| |
| |
8 (2)
a. |
De plant houdt zich vast door middel van fijne wortels, die aan de donkere zijde van de stengels ontspruiten (hechtwortels); jonge planten kruipen over den grond en wortelen daarin. Zie fig. Bladeren leerachtig.
Klimopfamilie, blz. 635, Klimop |
|
| |
| |
b. |
Geen hechtwortels of leerachtige bladeren; de plant steunt zich of werkt zich omhoog door middel van ranken of bladstelen of oneffenheden. |
9 |
| |
| |
10
a. |
De bladeren bestaan zelf weer uit twee, drie of meer kleinere bladeren (samengestelde bladeren). |
11 |
b. |
De bladeren zijn wel vaak diep ingesneden, maar bestaan niet uit eenige andere (zie No. 38, blz. 91). |
14 |
| |
11
a. |
De bladeren bestaan uit 2 of 3 gelijke blaadjes òf uit 2 rijen langs één bladsteel. Bloempjes met vijf kroonblaadjes, 10 meeldraden en één stamper; peulvruchtjes. Zie fig. Blz. 722, Vlinderbloemenfamilie |
|
b. |
Geen Vlinderbloemen. |
12 |
| |
12
a. |
Groote, ten deele houtige planten. |
13 |
b. |
Kleine teere, bleekgroene planten met fijne bloemen, wit, geel of paarsachtig. Zie fig.
Blz. 477, Duivenkervelfamilie |
|
| |
13
(Gekweekte soorten van dit geslacht hebben zeer groote bloemen in verschillende kleuren, ook wel meer dan 4-tallige.)
| |
| |
b. |
Trossen van kleine, groenachtige bloemen. Vijf of drie blaadjes op den top van een gemeenschappelijken bladsteel (handvormig samengesteld blad). Zie fig.
Druivenfamilie, blz. 598, Wilde Wingerd |
|
| |
14 (10)
|
|