| |
| |
| |
Komkommerfamilie
Cucurbitaceeën, Cucurbitaceae.
Deze familie bestaat haast uitsluitend uit klimplanten met fraaie hechtranken. Haar leden behooren bijna alle thuis in warmere gewesten; inlandsch is er maar één. Verscheidene worden echter gekweekt, meestal om de vruchten, die vaak eetbaar zijn of uitmunten door fraaie kleuren of eigenaardige vormen; het zijn eigenlijk bessen, maar met een dikwijls harden buitenwand. Zie ook Aanh., blz. 948.
De bloemen zijn éénslachtig. De mannelijke vertoonen 5 meeldraden met eigenaardig gebogen helmknoppen. Ze zijn òf alle aaneengegroeid, òf 2 aan 2, terwijl de vijfde los blijft; in dit geval lijken er maar 3 te zijn. Zie fig. De vrouwelijke hebben een onderstandig vruchtbeginsel (zie Klokjesfamilie, blz. 933) met een dikken stijl en 3 stempels. Zie fig. Soms zitten de mannelijke en de vrouwelijke bloemen op dezelfde plant (éénhuizig), soms op verschillende planten (tweehuizig). De bloemkroon, uit 5 deelen bestaande, is nu eens los-, dan weer vergroeidbladig en aan haar voet met den kelk saamgegroeid.
| |
Geslachtentabel.
1
a. |
Klimplanten met ranken die zich, na vasthechting, kurketrekkervormig oprollen. Zie fig. |
2 |
| |
| |
| |
2
a. |
Kroon duidelijk vergroeidbladig, uit één stuk bestaande. |
3 |
b. |
Kroon losbladig of althans zeer diep ingesneden. Zie de figuren. Tuinplanten. |
5 |
| |
3
a. |
Bloemen wit- of groenachtig, althans de mannelijke (die met meeldraden) tot trosjes vereenigd. |
4 |
b. |
Bloemen geel en alle afzonderlijk staande. Gekweekte planten. Blz. 950, Pompoen |
|
| |
4
a. |
Bij de mannelijke bloemen zijn de helmknoppen der meeldraden niet alle aaneengegroeid; bij de vrouwelijke is het vruchtbeginsel (later de vrucht) onbehaard en bolvormig. Zie fig. vorige blz. Ranken meestal onvertakt. Blz. 948, Heggerank |
|
b. |
Bij de mannelijke bloemen zijn de helmknoppen alle saamgegroeid; bij de vrouwelijke is het vruchtbeginsel (later de vrucht) stijf behaard en langwerpig. Zie fig. Ranken steéds vertakt. Tuinplant. Blz. 951, Stekel-augurk |
|
| |
5 (2)
a. |
Hechtranken onvertakt. |
6 |
b. |
Hechtranken vertakt. |
7 |
| |
6
a. |
Bladeren hartvormig, alleen gekarteld aan den rand. Planten tweehuizig (zie boven). Vrucht scharlakenrood. Kelk met een schubje aan zijn voet.
Blz. 950, Thladiantha |
|
b. |
Bladeren vijfhoekig of ingesneden. Plant meestal éénhuizig (zie boven). Vrucht groen of geel, van binnen soms roodachtig. Kelk zonder schubje.
Blz. 949, Cucumis |
|
| |
| |
| |
7
a. |
Mannelijke bloemen in trossen. Rijpe vrucht droog, van binnen vezelig, met een gaatje openspringend.
Blz. 949, Sponskomkommer |
|
b. |
Alle bloemen alleenstaand. Rijpe vrucht niet openspringend, van buiten hard, houtig.
Blz. 950, Fleschkalebas |
|
| |
Geslacht: Heggerank, Bryonia.
a. |
In den grond een dikke, knolvormige wortelstok, soms van reusachtige afmetingen. Hieruit ontspringen jaarlijks lange, dunne stengels, die zich door middel van hun hechtranken aan andere planten vasthouden en zóó zich meters hoog verheffen. Mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten (tweehuizig); bloemkroon bleekgeel, van de laatstgenoemde veel kleiner dan van de eerste. Bezoekers voornamelijk bijen. Vrucht een kleine (7-8 mM.), roode bes. Vergiftig! Niet zeldzaam in heggen en tusschen kreupelhout. Waarschijnlijk oorspronkelijk ingevoerd als sierplant of voor geneeskundig gebruik, maar sedert eeuwen verwilderd. Juni-Juli.
♃ Heggerank, B. dioica |
|
b. |
Zwarte bes. Bloemen éénhuizig. Zie Aanh., hieronder. |
|
| |
Aanhangsel.
Geslacht: Heggerank, Bryonia.
Voor prieëltjes, enz. wordt soms gekweekt een nauw aan de gewone Heggerank verwante soort, waarbij de mannelijke en vrouwelijke bloemen echter op dezelfde plant voorkomen (éénhuizig); bloemkroon groengeel. Bes zwart. De wortelstok werd vroeger in de geneeskunde gebruikt en ook tot het vervaar-
| |
| |
digen van ‘alruinmannetjes’ (zie blz. 814). Vergiftig! Juni-Aug. Vaderland: Midden-Europa. Fig. blz. 946.
♃ Witte Heggerank, B. alba
| |
Geslacht: Springkomkommer, Ecballium.
Een soort zonder hechtranken wordt soms gekweekt wegens de eigenaardige vruchten. Bij rijpheid vallen deze n.l. bij de minste aanraking van hun steel af en spuiten door de daarbij ontstaande opening hun inhoud met de zaden ver weg. Zie fig. Afkomstig uit Zuid-Europa. ☉ Springkomkommer, E. Elaterium
| |
Geslacht: Cucumis.
Zaden plat, eivormig, met tamelijk scherpe kanten. Zie fig.
a. |
Bladeren met 5 spitse punten. Fig. blz. 947. Vrucht zeer langwerpig. Uit Azië. In tallooze verscheidenheden gekweekt. ☉ C. sativus
Vormen: |
a. |
Vruchten klein, groen. |
Augurkje |
|
b. |
Vruchten groot, geel of groen. |
Komkommer |
|
|
b. |
Bladeren met 5 stompe punten. Fig. blz. 947. Vrucht platrond of ovaal. Uit Azië. In vele verscheidenheden gekweekt. ☉ Meloen of Kanteloep, C. Melo |
|
c. |
Bladeren als de vorige. Vrucht zeer lang en smal, als een slang gekronkeld. Uit Indië.
☉ Slangkomkommer, C. flexuosus |
|
d. |
Zelden wordt bij ons gekweekt de in het Zuiden veel voorkomende Watermeloen, C. Citrullus of Citrullus vulgaris, met diep ingesneden bladeren en zwarte zaden. |
|
Ook nog andere soorten worden gekweekt.
| |
Geslacht: Sponskomkommer, Luffa.
Bladeren met 5 of 7 spitse punten en gezaagden rand. Mannelijke bloemen ongeveer 5 cM. groot, de vrouwe-
| |
| |
lijke iets kleiner. Bloemkroon geel. Het vezelige geraamte der vrucht wordt veelvuldig gebruikt als badspons. Afkomstig uit Indië.
☉ Sponskomkommer, L. cylindrica
| |
Geslacht: Fleschkalebas, Lagenaria.
Zaden plat, hoekig, met verdikten rand. Zie fig. blz. 949. Bladeren hartvormig, bijna gaafrandig, donzig. Bloemen wit. Vruchten zeer verschillend van vorm: als een knots, een peer, een flesch, enz. Ze worden, na van hun inhoud ontdaan te zijn, in Indië aangewend als flesschen en andere voorwerpen van huishoudelijk gebruik, dikwijls fraai gekleurd en besneden.
☉ Fleschkalebas, L. vulgaris
| |
Geslacht: Pompoen, Cucurbita
Zaden plat, eivormig, met verdikten rand. Zie fig. blz. 949.
a. |
Bladeren ruw, met 5 stompe lobben. Bloemen geel. Vruchten rond of anders gevormd, geel, groen, zwart, wit of gestreept, eetbaar, maar bij ons niet dikwijls als voedsel gebruikt. Vaderland niet met zekerheid bekend. ☉ Pompoen, C. Pepo |
|
b. |
Als de vorige, maar de vrucht afgeplat rond, met 10 overlangsche ribben en een vooruitspringenden rand. Eetbaar, geur als van abrikozen. Uit Oost-Indië.
☉ Tulbandkalebas, C. Melopepo |
|
c. |
Bladeren hart- of niervormig, 5-hoekig of 5-lobbig, rimpelig, donzig behaard, van onderen zachtstekelig. Bloemen geel. Vrucht afgeplat rond, geel, groen, wit of gestreept, kan tot 50 KG. zwaar worden! Uit Oost-Indië. ☉ Reuzenkalebas, C. maxima |
|
Nog andere soorten worden wel eens gekweekt.
| |
Geslacht: Thadiantha, Thladiantha.
Wortels met knollen. Bladeren hart-eivormig, ge-
| |
| |
karteld. Tweehuizig (zie blz. 946). Bloemen goudgeel. Vrucht langwerpig, stijfharig, scharlakenrood met donkerder overlangsche strepen. Fig. blz. 947. Zaden zwart. Uit China, sierplant. ♃ Thladiantha, Th. dubia
| |
Geslacht: Stekelaugurk, Sicyos.
Bladeren hartvormig, 3- of 5-hoekig, ruw. Bloemen wit met groene aderen. Vruchten klein, eivormig, éénzadig, met borstels bedekt. Sierplant uit Canada.
☉ Stekelaugurk, S. angulata
|
|