Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermdParlesanten.Hij weet wel te parlesanten.Ga naar voetnoot14 [Dat wil zeggen: hij staat te tieren en te vloeken. ‘'t Stamt af,’ zegt v. duyse, ‘van 't Spaensche par los santos, dat de Kastilianen by ons duchtig hebben doen klinken. Zy gebruiken in hunne spreuken,’ gaat hij voort, ‘veel de heiligen; de Franschen God; wy den duivel.’] | |
Passen.Hij past ervoor. [Zijn spel is uit. Hij is dood.] Hij past goed op zijn tellen.Ga naar voetnoot15 Niets en kan er beter passen, Dan dat zamen is gewassen.Ga naar voetnoot16 | |
[pagina 55]
| |
Pijpen.Gij danst niet, naar gij pijpt. (Zie dansen.) Haar is haast genoeg gepijpt, die gaarne danst. (Zie dansen.) Hij mogt pijpen of dansen, hij moest eraan. (Zie dansen.) Is dat niet wel gepijpt? Schijt gij, of pijpt gij?Ga naar voetnoot2 Zoo hij pijpt, zoo moet men dansen. (Zie dansen.) Zoo vóór gepijpt, zoo na gedanst. (Zie dansen.) | |
Pikken.Daar, waar men schaart, moet men ook pikken.Ga naar voetnoot3 [Dat is: die het werk doet, heeft regt op de voordeelen, die het aanbrengt. Het spreekwoord is afgeleid van het bedrijf der hennen, in het opnemen van haar voedsel.] Hij heeft zooveel, als hij pikken en maaijen kan. (Zie hebben.) Hij is gepikt en gedreven. (Zie drijven.) Pikken zonder krassen; Kluiven zonder bassen. (Zie bassen.) | |
Pissen.Als er één tegen pist, pissen er meer tegen. Betrouw niet, dat al hurkende pist. (Zie betrouwen.) Dat is niet gepist, en toch nat. Eens gedronken en eens gepist, en dan gekeken, hoe laat het is. (Zie drinken.) Het kan niet missen: Die veel drinkt, moet ook veel pissen. (Zie drinken.) Hij is genoeg bedwongen, die niet pissen kan. (Zie bedwingen.) Hij pist links. Pis eens, als je niet kunt! (Zie kunnen.) Zij heeft hem zien pissen.Ga naar voetnoot4 Zij zoude hem niet laten ruiken, waar zij gepist heeft.Ga naar voetnoot5 | |
Plegten.Met een regten en plegten.Ga naar voetnoot6 [Men zegt dit bij het aanwenden van middelen, om zich van een andermans goed meester te maken.] | |
Plooijen.Hij weet het wel te plooijen. Hoe gij het vouwt en plooit, gij krijgt het niet regt. (Zie krijgen.) | |
Plukken.Die lust, die plukke. (Zie lusten.) Die meest plukt, die meest heeft. (Zie hebben.) Hij heeft hem geplukt.Ga naar voetnoot7 [Dat is: op eene beleefde wijze zooveel van hem afgehaald, als hij maar bij mogelijkheid kon.] Hij ziet er geplukt uit.Ga naar voetnoot8 Zij rukken en plukken.Ga naar voetnoot9 | |
Pogchen.Grootspreken en pogchen - daar zal het hem niet aan ontbreken. (Zie grootspreken.) Ik heb wel hooren pogchen en blazen. (Zie blazen.) Wie pocht er niet op eigen neuriën! (Zie neuriën.) | |
Pompen.Alles komt af, behalve pompen. (Zie afkomen.) Hij houdt het met pompen boven. (Zie bovenhouden.) Laat ze pompen, die niet kunnen zwemmen. Men moet pompen of verzuipen.Ga naar voetnoot12 | |
Praten.Al praten wij wat gek, wij willen nogtans wijselijk handelen. (Zie handelen.) Dat was uit en in gepraat.Ga naar voetnoot14 [Men zegt dit van de taal des ijlhoofdigen.] Eerst drinken en dan praten. (Zie drinken.) Goed vrijen is zachtkens praten en hard liegen. (Zie liegen.) Hij praat goed, maar eet beter. (Zie eten.) Hij praat zich zelven voorbij. Men moet praten en breijen te gelijk. (Zie breijen.) Te veel krabben en praten Moet men beide laten. (Zie krabben.) Van praten komt praten. | |
[pagina 56]
| |
Prijzen.Als niemand prijst, moet men zich zelven prijzen. De een verwijst, Wat de ander prijst. Die hem prijst, beliegt hem leelijk. (Zie beliegen.) Elk prijst, wat hij lief heeft. (Zie liefhebben.) Het is noodig, dat het geprezen worde.Ga naar voetnoot2 Het zal zich zelven wel prijzen.Ga naar voetnoot3 Hij is te prijzen, die wel verheelt.Ga naar voetnoot4 [Die weet te zwijgen, en wien men alzoo een geheim kan toevertrouwen, verdient daardoor een ieders achting.] Hij ware gaarne geprezen.Ga naar voetnoot5 Iets tot stinkens toe prijzen.Ga naar voetnoot6 Ik kan (of: wil) het prijzen noch laken. (Zie laken.) Prijs niet, eer gij 't geproefd hebt.Ga naar voetnoot7 Prijs noch misprijs, wat gij niet kent. (Zie kennen.) | |
Proeven.Die eens geproefd hebben, willen meer. Het is kwaad, wat men niet proeven mag.Ga naar voetnoot8 Het schijnt al zoet, wat men nooit geproefd heeft.Ga naar voetnoot9 Hij heeft meer dan geproefd. Prijs niet, eer gij 't geproefd hebt. (Zie prijzen.) Proef, eer gij koopt. (Zie koopen.) Van buiten aan proeven.Ga naar voetnoot10 Wat schaadt het geproefd, dat niet smart?Ga naar voetnoot11 (Zie de Bijlage.) | |
|