Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermd[E]Eb.Alle vloed heeft zijne ebbe.Ga naar voetnoot15 Dat met den vloed komt, gaat met de eb weg. Het komt als ebbe en vloed. Hij is aan het ebben (of: Het ebt bij hem).Ga naar voetnoot16 Hij legt het over ebbe en vloed.Ga naar voetnoot17 Koopmans (of: Werelds) goed Is ebbe en vloed.Ga naar voetnoot18 't Mag vloed zijn of ebben: Die niet waagt, zal niet hebben.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Na de ebbe komt de vloed, En de vrienden met het goed.Ga naar voetnoot20 Na hooge vloeden diepe (of: lage) ebben.Ga naar voetnoot21 Voor eb en vloed daarhenen drijven. | |
Echtestaat.De echtestaat heeft veel in en geeft veel uit.Ga naar voetnoot23 De echtestaat is de grootste orde, daar zoo menige bedroefde zuster in is.Ga naar voetnoot24 Geen zoo volmaakte echt, die niet gemengd is met wee. | |
Eclips.Dan staat er eene eclips meer in den almanak. (Zie almanak.) Nooit is de zon schooner, dan wanneer zij uit de eclips rijst. | |
Edelheid.Edelheid, ijdelheid.Ga naar voetnoot25 Niet hoe veel, Maar hoe eêl.Ga naar voetnoot26 Was er geen geld, waar zou zijne edelheid dan zijn!Ga naar voetnoot27 | |
Edelman.Al zijt gij edel van geslacht, De deugd wordt meest van al geacht. (Zie deugd.) De meeste koppelt met de minste: de boerin met den edelman. (Zie boerin.) Deze wagen kan voeren: Edellieden en boeren. (Zie boer.) Edel, arm en rijk Maakt de dood gelijk. (Zie arme.) Een ambachtsman op zijne voeten is grooter dan een edelman op zijne kniën. (Zie ambachtsman.) Een edelman wast voor den krijg op, als een os voor de bijl. (Zie bijl.) Een edelman zonder schulden is als een ezel zonder ooren.Ga naar voetnoot28 Het is de beste edelman, die zich zelven edel maakt.Ga naar voetnoot29 Het is de boer (ook wel: de boerin) op den edelman. (Zie boer.) Het is de edelman Of de bedelman. (Zie bedelaar.) Het is een edelman: als hij omziet, volgt hem de mestwagen na.Ga naar voetnoot30 Het is een edelman, als zijne broek een peperzak. (Zie broek.) | |
[pagina 170]
| |
Het is een edelman, gelijk zijn hoed een hanenkam.Ga naar voetnoot1 Het is een edelman van Ter Gou.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.) [Dat wil zeggen: hij had gaarne goud - woordspeling met Gouda.] Het is ligter rijk dan edel te worden.Ga naar voetnoot3 Het ligt geen' boer in 't venster, of een' edelman in de deur. (Zie boer.) Hij is de eerste edelman van zijn geslacht.Ga naar voetnoot4 Hij is dor en eêl. (Zie dor.) Hij is wel edel, die edele werken doet.Ga naar voetnoot5 Hij maakt zich al te gemeenzaam met de edellieden van den prins.Ga naar voetnoot6 Hij speelt voor edelman. Men late den edellieden hun wildbraad, den boeren hunne kermis en den honden hunnen hoogtijd (hunne bruiloft, of: hun been), zoo blijft men ongedeerd. (Zie beenderen.) Niemand edel zonder deugd. (Zie deugd.) Toen Adam spitte en Eva span, Waar vond men toen den edelman? (Zie adam.) Veel beloven en niet geven: dat is op zijn' edelmans.Ga naar voetnoot7 Verandering van land kan een' edelman maken.Ga naar voetnoot8 | |
Eed.Alle landsbedienden hebben een' eed gedaan. (Zie bediende.) Als de drank komt, zijn de eeden uit. (Zie drank.) Dat is een Fransche eed. [De ligtzinnige Franschen beloven zonder rijp beraad; daarom is een Fransche eed eene belofte, die men niet denkt gestand te doen.] De eed dwingt: op mannen trouw - mannen waarheid.Ga naar voetnoot9 Die eed is met boter bezegeld. (Zie boter.) Eeden, op het bed gezworen, zijn maar minneluimen. (Zie bed.) Eeden van schippers en beloften van vrijers zijn maar wind, als de nood over is. (Zie belofte.) Een gedwongen eed Is Gode leed.Ga naar voetnoot10 Een gedwongen eed (of: Beloften) en heete pasteijen zijn ligt te breken. (Zie belofte.) Gedwongen eeden zijn van geenerhande waarde.Ga naar voetnoot11 Hij houdt den eed, als de hond de vasten.Ga naar voetnoot12 Iemand in den eed nemen. Nood breekt eed.Ga naar voetnoot13 Vrijers eed en minneklagten Moet men niets dan grillen achten.Ga naar voetnoot14 | |
Eek.Het is zoo zuur als eek. Hij ziet zoo zuur, of hij edik gedronken heeft.Ga naar voetnoot15 Ik zal u dat uit een eekje klaren.Ga naar voetnoot16 | |
Eelt.Gewoonte maakt eelt (of: harde voeten).Ga naar voetnoot18 Ik geloof, dat gij eelt voor de ooren hebt.Ga naar voetnoot19 Men zou hier eelt aan zijn gat zitten. | |
Één.Aan elken vinger één. [Zoo snoeft de eigenwaan, daarmede te kennen gevende: ik kan niet ééne vrouw krijgen, maar wel tien.] Beter één, die 't heeft gezien, Dan van hooren zeggen tien.Ga naar voetnoot20 Daar er twee wedden, moet er één verliezen.Ga naar voetnoot21 Daar komen er meer dan één. Dat is er één van de negen en negentig. [Dat is: het is één der gekken onder de schoolmeesters, van wie elk 100tal er 99 zou bevatten. De oorsprong van het spreekwoord is in hunne halfgeleerdheid gelegen, die hen tot waanwijzen maakte.] Eén alleen kan geen' ronde- (of: katten-) dans maken. (Zie dans.) Eén doet, wat tien tegenstaat.Ga naar voetnoot22 (Zie de Bijlage.) Eén man is geen man (of: Eén is geen, ook wel: Eén keer is geen keer).Ga naar voetnoot23 Elk is er hier één.Ga naar voetnoot24 Geheim van één weet God alleen; Geheim van twee wordt ligt gemeen; Geheim van drie weet iedereen. (Zie drie.) Gelukt het er één, dan gelukt het er honderden niet.Ga naar voetnoot25 Het woord van één Is 't woord van geen.Ga naar voetnoot26 Hij heeft er één op zijne scheede.Ga naar voetnoot27 [Dat wil zeggen: 't is een vurig man, hij heeft iemand dood gestoken. In zijne scheede steekt de degen, waarmede hij iemands bloed vergoten heeft.] Ik ben één, zei de hond. [Eene beschaming voor hen, die zich zelven altijd eerst noemen.] Loopt er nog zoo één, dan schiet hij hem dood. [Men zegt dit van den trotschaard, die niemand boven of nevens zich kan dulden.] Man en vrouw zijn één, zei Jochem; maar in de Delftsche schuit betalen zij voor twee. (Zie delft.) Man en wijf zijn één; maar als ze zamen kijven, stellig twee. Twee klimmen meer dan één. Twee kunnen (weten, of: zien) altijd meer (ook wel: zijn wijzer) dan één alleen.Ga naar voetnoot28 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 171]
| |
Twee tegen één is moordenaars werk. Van honderd (of: duizend) niet één, die 't verdragen zou. (Zie duizend.)
Altijd het één of 't ander.Ga naar voetnoot1 Beloven is één, en woord houden is twee.Ga naar voetnoot2 Beter één Dan geen. Beter één heb-dat dan tien maal barsten.Ga naar voetnoot3 (Zie de Bijlage.) Beter is één heb-ik dan tien had-ik.Ga naar voetnoot4 Daar loopt er één van de vijf kuijeren (of: spelen). Eén hou-daar is beter dan twee (of: tien) gij-zult-het-hebben.Ga naar voetnoot5 Eén verkrijgen, doet naar twee verlangen. Eén verloren, Tien verkoren.Ga naar voetnoot6 Eén verloren, twee gevonden.Ga naar voetnoot7 Gij zult er wel komen met uw ééntje, zei de boer, ik heb er al tien geraden. (Zie boer.) Het getal helpers staat tot dat der nieuwsgierige gapers als één tot duizend. (Zie duizend.) Het is altijd: nul, ik houd er één. Het is er één van het jaar nul. Het komt op nommer één aan (of: Nommer één is ermede gemoeid).Ga naar voetnoot8 Hij heeft een' kinderachtigen smaak in den mond, en neemt er ééntje, om dien te verdrijven. [Hij pakt een' fikschen borrel.] Hij is bang voor nommer één. (Zie bang.) Hij neemt er één, dun gesneden. [Zoo spreekt de soldaat van een glaasje ligt bitter.] Hij past op nommer één.Ga naar voetnoot9 Hij ziet er twee voor één. [Zijn gezigt is door den drank beneveld.] Honderd om één. [Er bestaan honderd kansen, dat 't zal gebeuren, tegen ééne enkele, dat 't niet zoo zal wezen.] In het jaar één, als de uilen preken.Ga naar voetnoot10 Nommer één gaat vóór de jufvrouw. [Die op nommer één past, neemt zijne affaire naar behooren waar. Komt het dus op nommer één aan, of is nommer één ermede gemoeid, dan is oppassen de boodschap. Zijne affaire waarnemen, gaat vóór alles; daarna denke men aan uitspanning.] Van het één op het ander.Ga naar voetnoot11 Zes tegen één.Ga naar voetnoot12 [Bij zes kansen tegen heeft men er slechts ééne vóór. De beteekenis staat hier tegenover die van de spreekwijze: Honderd om één.] | |
Eend.Als de eenden naar het veld gaan, gaat de eerste vooruit. [Men bezigt dit van iemand, die met overmatige beleefdheid de hem aangeboden eer, van vooruit te gaan, weigert.] Daar gaan veel woorden in een' zak, en eenden in eene kooi.Ga naar voetnoot13 Daar heeft hem eene eend gebeten.Ga naar voetnoot14 Dat smaakt als eendenbout. (Zie bout.) De katten leggen geene eendeneijeren.Ga naar voetnoot15 De dominé is geen eendvogel en de kerk geen kikvorsch: de een zal mij niet ontvliegen en de ander niet ontspringen. (Zie dominé.) Die het geluk heeft, gebraden eenden vliegen hem in den mond. Eendvogels krijgen aas, maar moeten duiken en zoeken. (Zie aas.) Eenen taling uitzenden, om eenen eendvogel te vangen. Elk schot is geen eendvogel, anders kwamen er meer.Ga naar voetnoot16 [Men past dit spreekwoord toe op mislukking van allerlei aard, bepaaldelijk op het gedrag van den lichtmis, die er zich mede troost.] Er is eene vreemde eend in de bijt. (Zie bijt.) Het kapoen is niet voor hen, die eenden moeten eten.Ga naar voetnoot17 Het lijkt zooveel als eene kat (of: koe) een' eendvogel.Ga naar voetnoot18 Het zijn mooije woorden; maar de eenden leggen de eijeren.Ga naar voetnoot19 [Dat is: de zaak laat zich wel mooi aanzien; maar wij dienen eerst het einde af te wachten, om ze geheel te kunnen beoordeelen. Het spreekwoord bevat eene woordspeling met woord, een volledig aantal lettergrepen, en woord, mannetjes eend. Voor beide gaat de beteekenis van het spreekwoord op, voor den laatste wordt het eerst regt naïf. De dubbelzinnigheid van het spreekwoord, welks laatste deel eigentlijk luidt: de enden leggen de eijeren, zit in de zinspeling op de einden, den afloop der dingen, het slot van zaken. De enden (einden) brengen de voordeelen: de eenden leggen de eijeren.] Hij is zoo stom als eene eend.Ga naar voetnoot20 Hij (of: Zijne moeder) is van eene eend geschrikt.Ga naar voetnoot21 [Dit is de oorzaak, dat nathals zoo'n dorst heeft.] Hij slacht de eenden: hij is op den neus geteekend. Hij staat erbij als eene kip, die eendeneijeren uitgebroeid heeft, als de eenden te water gaan. Hij steekt de borst op als eene kermisgans (een pekelharing, of: eene smerige eend). (Zie borst.) Hij valt erin, als eene eend in de bijt (of: in een vreemd wak). (Zie bijt.) Hij waagt het er maar aan, gelijk de boer zijne eenden. (Zie boer.) Hij wil eene eend met water begieten en nat maken. | |
[pagina 172]
| |
Hij zendt ze weg, als de boer zijne eenden. (Zie boer.) Jij verstaat je dat visschen niet, zei Geurt, en hij ontstal den boer zijne eenden. (Zie boer.) Ik wenschte, dat gij zoo verre waart, als een eendvogel in zeven dagen vliegen mag. (Zie dag.) Laat de hen (of: eend) eerst op hare eijeren komen.Ga naar voetnoot1 (Zie de Bijlage.) Men ziet het wel aan uwe nebben, dat uwe moeder geen eendvogel was.Ga naar voetnoot2 Spreekt men van eene kat, hij maakt er een' eendvogel van. Wat eendenhemeltje is dat, Gestadig met den bek in 't nat! (Zie bek.) Zij loopt als eene eend. Zij ziet zoo sip als eene eend. | |
Eéndarm.Om dat lapje geen dief, zei meester Eéndarm, en hij haalde eene broek door het oog van de schaar. (Zie broek.) | |
Eendragt.Eendragtig van zin Voedt vrede en min.Ga naar voetnoot3 Eendragt is der steden sterkte.Ga naar voetnoot4 Eendragt Maakt magt.Ga naar voetnoot5 Goede vastigheid maakt eendragt.Ga naar voetnoot6 Waar de eendragt ontbreekt, loopt de kracht op krukken. | |
Eén en twintig.Het gaat boven de één en twintig.Ga naar voetnoot7 [Dat wil zeggen: het is daar niet geheel buiten gevaar. Binnen de 21 voeten rondom het kerkhof, bevond men zich, in de middeleeuwen, op een vrij grondgebied. Zie verder scheltema.] | |
Eenigheid.Biecht zonder rouw, Vriend zonder trouw, Gebed zonder eenigheid: 't Is al verloren arrebeid. (Zie arbeid.) Eenigheid is het gezelschap van verstand.Ga naar voetnoot8 | |
Eenvoudig.Eenvuldig, Onschuldig.Ga naar voetnoot9 Het eenvoudige is het zegel van het ware.Ga naar voetnoot10 | |
Eenvoudigheid.Opregtheid woont meest bij een voudigheid.Ga naar voetnoot11 Op zulk een' warmen dag komt alles uit den grond, zei de dominé tegen den boer; ach! antwoordde hij in eenvoudigheid des harten, dat hoop ik toch niet, want dan komt mijn kwaad wijf ook weêrom. (Zie boer.) Overal zit bedrog in, als men maar kans ziet, geld te winnen, zei de vrouw in alle eenvoudigheid: in mijn' tijd waren de perziken wel drie maal grooter. (Zie bedrog.) | |
Eer.Aan kwastig hout kan men eer bevechten.Ga naar voetnoot13 Aan zakken te binden en huwelijken te maken, kan men zelden eer behalen.Ga naar voetnoot14 Achter in heeft geene eer.Ga naar voetnoot15 (Zie de Bijlage.) Als eene vrouw één' voet uit het huis loopt, stapt ze honderd voeten uit hare eer.Ga naar voetnoot16 Als een uil bij lieden van eere.Ga naar voetnoot17 Als niet komt tot eer (of: iet), Kent het vaak zich zelf niet meer (zich zelven niet).Ga naar voetnoot18 Arm met eere, Kan niemand deren. (Zie arme.) 's Avonds most en 's morgens wijn, Ter eere van Sint Martijn. (Zie avond.) Beter arm met eere, dan rijk met schande. (Zie arme.) Beter een schat van eer dan van goud.Ga naar voetnoot19 Beter goedeloos dan eereloos.Ga naar voetnoot20 Beter met schande gevloden, dan met eere dood gebleven.Ga naar voetnoot21 Beter met schande het kwade gelaten, dan met eere slim bedrijf gedaan. (Zie bedrijf.) Beter zich in eer te zetten, Dan geërfde eer te smetten. Daar geen dwang is, is geene eer, zei de koster, en hij sloeg de beelden in de kerk. (Zie beeld.) Daar geene schaamte is, is geene eer (of: Die de schaamte verliest, heeft de eer verloren, ook wel: Schaamte kwijt, eer kwijt).Ga naar voetnoot22 De een doet het uit liefde, de ander om eere, de derde om geld.Ga naar voetnoot23 De eere heeft veel te lijden.Ga naar voetnoot24 De eer gelijkt de schaduw: die volgt dengenen, die ze vliedt, en vliedt dengenen, die ze volgt. De eer kost zooveel, om ze te behouden, zei de goede maagd.Ga naar voetnoot25 De eer Wijst den heer. De heer uit, De eer uit (of: Zonder heer, Zonder eer).Ga naar voetnoot26 De heer Voor de eer; De vrouw Voor den bouw. (Zie bouw.) De man is de eer van 't huis. Den een bewijst men groote eer, en hij krijgt ze ten onregte; de ander heeft oneer, en hij kan het niet gebeteren.Ga naar voetnoot27 De raaf heeft de eere van den zang boven den nachtegaal.Ga naar voetnoot28 Der kinderen eer is de kroon der ouderen.Ga naar voetnoot29 | |
[pagina 173]
| |
Deugd is een eerekleed. (Zie deugd.) Deugd vrijen en eer volgen, om uit kwaad gezelschap te zijn. (Zie deugd.) Die aan mijne eer komt, komt aan mijn leven. Die de kwaden straffen, houden de goeden in rust en eer.Ga naar voetnoot1 Die de schande niet ontziet, komt niet tot eer.Ga naar voetnoot2 Die minst eere van hun spreken hebben, voeren dikwijls den grootsten bek. (Zie bek.) Die niet zorgt, heeft geene eer.Ga naar voetnoot3 Die op de eer geen achtgeeft, schande is zijn regt.Ga naar voetnoot4 Die 't goed en 't kwaad niet kan verdragen, Zal nimmer groote eer bejagen.Ga naar voetnoot5 Die veel roode vossen heeft, leeft in de meeste eer. [Roode vossen zijn goudstukken.] Die veel stelen wil met eere, moet een lepelmaker worden.Ga naar voetnoot6 [Woordspeling: stelen is hier niet zich oneerlijk verrijken, ofschoon het daarvan den schijn heeft, maar stelen aan de lepels maken.] Door deugd verkrijgt men eer. (Zie deugd.) Drie dagen van eere. (Zie dag.) Eene goede vrouw is alle eer waard.Ga naar voetnoot7 (Zie de Bijlage.) Eene vrouw, die geeft, biedt hare eer; eene vrouw, die neemt, verkoopt hare eer: eene vrouw, die in eere wil leven, mag noch nemen, noch geven.Ga naar voetnoot8 Een goede hond doet zijn ras eer aan. Een jong hart biedt men alle eer.Ga naar voetnoot9 Een kus in eere, Kan niemand deren. Een lege beurs: die noemt men leêr; Breng geld, zij krijgt hare eere weêr. (Zie beurs.) Een man heeft weinig eere, als hij eene vrouw slaat: is zij boos, zoo helpt het niet, en is zij vroom, zoo doet hij haar onregt.Ga naar voetnoot10 Een man moet zijne eer verdedigen tot aan zijn einde.Ga naar voetnoot11 Een trage hand Krijgt leed en schand; Een kloeke hand Krijgt eer en land.Ga naar voetnoot12 Eer bewaard, Is meer waard.Ga naar voetnoot13 Eer boven goed (of: rijkdom).Ga naar voetnoot14 Eere bewaard En kosten gespaard.Ga naar voetnoot15 Eer en trouw is in nobiskroeg verzopen. [Bilderdijk zegt in zijne Verk]. Geslachtl. op het woord neb: ‘Men zei oudtijds ook nobse, waarvan het verbaster de woord nobiskroeg, dat is, eigenlijk nebkruik. Neb van de kruik is wat wy tegenwoordig oneigenlijk van een kan, die geen pijp heeft, de tuit noemen; naamlijk een min of meer spitsch uitstek aan den bovenrand, die een soort van kantige of rondachtige goot vormt. By de natuurlijke synecdoche in de Volksspraak werd dat nobse of nobs ('t geen eigenlijk nebse is) ook voor kruik-zelf gebruikt.’ Deze verklaring van bilderdijk vereischt echter nadere staving, om aannemelijk te zijn.] Eere, wien eere toekomt. Eer, geloof en oog lijden geene scherts.Ga naar voetnoot16 Eer hebbe die hand.Ga naar voetnoot17 Eer hebbe uw hart (of: Dat doet uw hart eer aan).Ga naar voetnoot18 Eer in een land Is elders schand. Eer is de schaduw der deugd. (Zie deugd.) Eerkoop, rouwkoop.Ga naar voetnoot19 Eerpijn is erger dan tandpijn.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Elk zit met eere, daar de waard hem schikt.Ga naar voetnoot21 Er is geene eer aan te behalen.Ga naar voetnoot22 Geleende kleederen doen niemand eer.Ga naar voetnoot23 Gemak voor eer.Ga naar voetnoot24 God en de eer waren nooit gescheiden.Ga naar voetnoot25 God geve hem eer en goed, waar hij is.Ga naar voetnoot26 Gods eer zij 't merk Van al uw werk. God verkoopt wetenschap voor arbeid, eere voor gevaar. (Zie arbeid.) Goed verloren, niet verloren; Moed verloren, veel verloren; Eer verloren, meer verloren; Ziel verloren, al verloren.Ga naar voetnoot27 (Zie de Bijlage.) Gulzigheid, traagheid en onkuischheid zijn vijanden van pais en eer.Ga naar voetnoot28 Het gaat uwe eer te na: ik wil het wel gelooven.Ga naar voetnoot29 Het ging al te zamen te gelijk op: lijf, goed en eer.Ga naar voetnoot30 Het is een man met eere.Ga naar voetnoot31 Het is eveneens, wie zijn vader is, zoo hij maar deugd en eere bezit. (Zie deugd.) Het is te laat, eene maagd in hare eer te herstellen, als zij gevallen is. Het minste kruidje van den hof Vermeldt Gods eer, vertelt zijn' lof. Het punt van eer eischt de punt van den degen. (Zie degen.) Hetzij in schande of eer: Natuur gaat boven leer.Ga naar voetnoot32 Hij behoudt de eer aan zich zelven. Hij houdt hem in eere.Ga naar voetnoot33 Hij is er met halver eere afgekomen.Ga naar voetnoot34 Hij is op het bed van eer gestorven. (Zie bed.) Hij mag den ring met eere aan den voorsten vinger dragen.Ga naar voetnoot35 Hij weet, wat eene maagd In eer en deugd behaagt. (Zie deugd.) Hij wil goed of geene eer.Ga naar voetnoot36 Hij wordt in zijne eer getast. | |
[pagina 174]
| |
Hij wordt in zijne eer hersteld. Hij zou zoo doende met eere aan een paar horens geraken. Hoe groot ook 't goed en de eer, Nog zoekt hij altijd meer. Hoe meerder kosten, hoe meerder eer.Ga naar voetnoot1 Hoe meer vijanden, hoe meer eer (ook wel: hoe schooner victorie).Ga naar voetnoot2 Hoeren en boeven spreken altijd van hunne eer. (Zie boef.) Iemands eere met manden uitdragen.Ga naar voetnoot3 Ik ben een man gelijk een ander man; alleen dat mij God de eere gunde.Ga naar voetnoot4 (Zie de Bijlage.) Is dat het punt van eer? vroeg een Fransch generaal in de bataille van Senef, en hij stierf op een' mesthoop. (Zie bataille.) Kinders zullen kruipen leeren, Om te kunnen gaan met eere.Ga naar voetnoot5 Kom niet aan vrouwen: daar is geene eer te halen.Ga naar voetnoot6 Kwade menschen hebben nu eere en pracht; Goede menschen worden als ezels veracht.Ga naar voetnoot7 's Lands wijs, 's lands eer.Ga naar voetnoot8 (Zie de Bijlage.) Listig geld steelt en wordt gestolen; ook geeft het eer, en eer wordt door hetzelve verloren.Ga naar voetnoot9 Luid roepen is geene eer.Ga naar voetnoot10 Luttel spreken en stille zwijgen, Doet der vrouw veel eere krijgen.Ga naar voetnoot11 Maagdeneer Is wonder teêr: Eens verloren, keert zij nimmer weêr.Ga naar voetnoot12 Maagd! wilt gij staat, of eer, of glans? De luister komt u van de mans.Ga naar voetnoot13 Mans eere, vrouwe deugd. (Zie deugd.) Men heeft geene meerdere eer, dan men zich zelven geeft. Men heeft het goed, om der eere wil.Ga naar voetnoot14 Men kan geene eer aan een wijf slaan.Ga naar voetnoot15 Men kent een' man niet eer, Voor dat hij komt tot eer.Ga naar voetnoot16 Met eens te mallen Kan eere vallen.Ga naar voetnoot17 Met God en met eere den kost winnen (of: door de wereld komen).Ga naar voetnoot18 Na eer en staat Volgt nijd en haat.Ga naar voetnoot19 Niemand heeft de eer, dan die ze doet.Ga naar voetnoot20 Nijd krijt van spijt, Waar eere rijdt.Ga naar voetnoot21 Noch eer, noch deugd, noch verstand Vindt men in den boozen kwant. (Zie deugd.) Op schoone bloemen en vrouwen is niet te rekenen: beider eer is teêr. (Zie bloem.) Scheidt uw vader uit den tijd, Kind, dan zijt ge uwe eere kwijt; Maar indien uw moeder rust, Dan verliest ge uw' harten-lust.Ga naar voetnoot22 Sch.. eer, geld is de man.Ga naar voetnoot23 Tijd heeft eer.Ga naar voetnoot24 Tot eer hoort raad.Ga naar voetnoot25 Trouw (of: Eer) voor goud.Ga naar voetnoot26 Van den eenen eertrap tot den anderen opklimmen. Van vader (of: den man) komt eere, van moeder (de vrouw) gemak.Ga naar voetnoot27 Vreugde in eere, Kan niemand deren. Vrijsters eer is wonder teêr; Daarom waag ze nimmermeer.Ga naar voetnoot28 Vrijsters mogen nimmer met geloof, oog of eer spelen.Ga naar voetnoot29 Waar eere in is, daar gaat ook eere uit.Ga naar voetnoot30 Waar geen eer is, Daar geen zeer is.Ga naar voetnoot31 Wat heeft men al te bewaren aan de eere! zei de meid; ik ben blij, dat ik de mijne kwijt ben.Ga naar voetnoot32 Wat is van rijkdom, lust of eer? Geen ware vreugd dan in den Heer.Ga naar voetnoot33 Weinig met eer: Wat behoef je meer?Ga naar voetnoot34 Wie eer en lof begeert, wachte zich van hoeren.Ga naar voetnoot35 Wie in het duister eer zoekt, zal die in den lichten dag weder verliezen. (Zie dag.) Wie in zijn eigen nest sch.., die ligt onzacht, en is geene eere waard.Ga naar voetnoot36 Wie zijn kind straft, die heeft eere van hem; wie het niet straft, die zal schande beleven.Ga naar voetnoot37 Wij zijn ook lieden van eere geweest.Ga naar voetnoot38 Zij draagt hare eer te koop.Ga naar voetnoot39 Zoo menig man wist, wat menig man is, menig man deed menig man groote eere.Ga naar voetnoot40 Zulk een' vrijer mogt gij kiezen, Gij zoudt eer en goed (of: jeugd en vreugd) verliezen.Ga naar voetnoot41 Zulke heer, Zulke eer.Ga naar voetnoot42 Zwijgen en regt handelen, baart rust en geeft eer.Ga naar voetnoot43 Zwijg: gij hebt geene eere van uw spreken.Ga naar voetnoot44 Zwijgt gij, zoo zwijg ik ook, en wij hebben beiden de eer.Ga naar voetnoot45 | |
Eerbaarheid.Schoonheid en eerbaarheid komen niet wel overeen. Schoonheid is maar drek, als de eerbaarheid verloren is. (Zie drek.) | |
Eergisteren.Het aangezigt staat niet als gisteren en eergisteren. (Zie aangezigt.) Hij is van eergisteren. | |
[pagina 175]
| |
aard door aan te wijzen. Zie het Belgisch Museum, 1844, bl. 174.] | |
Eerlijk.Eerlijk duurt het langst.Ga naar voetnoot1 Eerlijk (of: Vroom) heeft de koe gestolen.Ga naar voetnoot2 Hebben is eerlijk, maar stelen is dieflijk. (Zie dief.) Wat eerlijks bestaan, Is veel gedaan.Ga naar voetnoot3 | |
Eerst.Vele laatsten zullen de eersten zijn, en vele eersten de laatsten.Ga naar voetnoot4 [Dit spreekwoord is genomen uit Matth. xix: 30, xx: 16, Mark. x: 31 en Luk. xiii: 30.]
Het laatste is zooveel als het eerste, en het eerste als het laatste.Ga naar voetnoot5 | |
Eerzucht.Hij offert alles op aan zijne eerzucht. Kinderen moeten door eerzucht, niet door slagen opgroeijen.Ga naar voetnoot6 | |
Eeuw.Gapen en geeuwen Kwam nooit van goeder eeuwen.Ga naar voetnoot7 Wij zijn in de negentiende (of: verlichte) eeuw! | |
Eeuwig.Eeuwig duurt het langst. Geef u aan den duivel met één haar over, en gij zijt voor eeuwig in zijne magt. (Zie duivel.) | |
Eeuwigheid.Dan gaat hij met den ouden bles naar de eeuwigheid. (Zie bles.) Het gebed is de sleutel der eeuwigheid. Het is Joris in der eeuwigheid.Ga naar voetnoot8 Hij trekt wissels op de eeuwigheid.Ga naar voetnoot9 Lui Heintje werkt in der eeuwigheid.Ga naar voetnoot10 Van eeuwigheid tot amen. (Zie amen.) | |
Egbert.Dat is de grootvader van de muizen, zei Egbert, en hij zag een' olifant.Ga naar voetnoot11 Weg met den slechten boêl, zei Egbert. (Zie boedel.) | |
Egel.De vos weet vele zaken, maar de egel weet er eene van belang. (Zie belang.) Een egel draagt het lijf vol stekels; 't is geen wonder: hij brengt ze zelf voort.Ga naar voetnoot12 Wie den egel onbedachtzaam aangrijpt, zal eene bebloede hand terug trekken. Wij egels, wij ezels.Ga naar voetnoot13 | |
Egge.Die kan zijne egge wel aanwaren.Ga naar voetnoot14 [Men past dit spreekwoord op al degenen toe, die wel voor zich zelven weten te zorgen, en anderer hulp kunnen ontberen.] Hier is voor zoo vele heeren te nijgen, zei de kikvorsch (of: pad), en de egge sleepte hem (haar) over het ligehaam.Ga naar voetnoot15 Op den ploeg en de egge is 't kwaad dansen.Ga naar voetnoot16
Op zijne egge zijn. | |
Egisthus.Door de ledigheid kwam Egisthus tot overspel.Ga naar voetnoot17 [In den Trojaanschen oorlog had clytemnestra, huisvrouw van agamemnon, zich door egisthus laten verleiden, en, uit vrees voor ontdekking, haren man, bij zijne terugkomst van den krijg, laten vermoorden. Egisthus huwde toen met agamemnons weduwe, en regeerde acht jaren te Mycene, toen orestes zijns vaders dood wreekte, door egisthus insgelijks te doen ombrengen.] | |
Egypte.Het is eene Egyptische duisternis. (Zie duister.) Hij eet uit den pot van Egypte. Hij moest de vleeschpotten van Egypte verlaten. Zij keeren zich (of: hunkeren) naar de vleeschpotten van Egypte.Ga naar voetnoot19 [De beide laatste spreekwoorden zijn ontleend uit Exod. xvi: 3.] | |
Ei.Adien dan eijers! Alle ding dient waargenomen, zei de haan, en hij zat op het ei, om niet te missen. (Zie ding.) Alle ding met vriendschap, zei Govert, en hij nam de eijeren uit zijns buurmans hoendernest. (Zie buurman.) Als dat ei breekt, zal het stinken. Als de haan van Kees eijeren legt, dan heb je alle dag wat versch. (Zie dag.) Als de katten ganzeneijeren leggen.Ga naar voetnoot20 Altijd een ei of een kieken.Ga naar voetnoot21 Al verloren, als men het uit de eijeren halen moet.Ga naar voetnoot22 Beter een half ei (of: een dojer) dan een ledige dop. (Zie dojer.) Daar blijft geen ei in 't nest. Dat ei heeft wat lang in 't zout gelegen. Dat ei is kloeker dan die hen.Ga naar voetnoot23 Dat is bedelaars kost, zei de vrouw, en zij bakte eijeren met metworst. (Zie bedelaar.) Dat is een dik ei. Dat is een schoone buit, zei Piet, en hij vond een dozijn stinkeijeren. (Zie buit.) Dat is het regte eijereten niet, zei de vos, en hij zou de hoenderen mores leeren.Ga naar voetnoot24 Dat smaakt vunzig, zei Joor, en hij slurpte een stinkei uit.Ga naar voetnoot25 Dat zal hem geene windeijeren leggen.Ga naar voetnoot26 | |
[pagina 176]
| |
Dat zijn Lukas-eijeren.Ga naar voetnoot1 [Dat wil zeggen: er komt niets van te voorschijn. Te Jutrijp, een dorp, in Friesland, nabij Sneek, gelegen, heeft men de aardigheid gehad, om, met meer andere fraaijigheden, onder den predikstoel, den evangelist lukas op eijeren te zetten. Zie verder scheltema.] De basiliscus moet in het ei vertreden worden. (Zie basiliscus.) De boer is het, die de eijeren legt. (Zie boer.) De duivel heeft zijn ei midden in den winter niet gebroed. (Zie duivel.) De een heeft den ander op zijne eijeren betrapt.Ga naar voetnoot2 De eijeren moeten eerst gebroeid en gekipt zijn, zal de klokhen met hare kiekens gaan pronken. De eijeren zijn digt; maar de kuikens kruipen erdoor. De hazen leggen bonte eijeren. De hennen leggen gaarne, waar zij een ei zien.Ga naar voetnoot3 De katten leggen geene eendeneijeren. (Zie eend.) De klokken zijn naar Rome: zij zullen eijers leggen.Ga naar voetnoot4 [De klokken worden in de goede week niet geluid; als zij weder beginnen, vindt men de paascheijeren.] Den ekster wordt ook wel een ei ontnomen.Ga naar voetnoot5 (Zie de Bijlage.) De stoutste wezels zuipen de eijeren uit.Ga naar voetnoot6 Die de eijeren wil hebben, moet het kakelen der hennen kunnen verdragen.Ga naar voetnoot7 Die geene eijeren heeft, broedt het nest.Ga naar voetnoot8 Die kakelen wil, moet eijeren leggen. Die met vossen te doen heeft (of: Die vossen rondom zijn slot heeft), moet zijn hoenderkot sluiten, zei de wezel, en zij at de eijers op, omdat er anders kwade kiekens uit zouden komen.Ga naar voetnoot9 (Zie Bijlage.) Een bedorven ei Is het beeld der huichelarij. (Zie beeld.) Eene gans kan geene uileneijeren leggen. Een ei is een ei, zei de boer, en hij greep naar het ganzenei. (Zie boer.) Eén ei is geen ei; twee-ei is één ei; drie-ei is 't regte paaschei.Ga naar voetnoot10 (Zie de Bijlage.) [Dit spreekwoord is het laatste gedeelte van een lied, dat nog algemeen, op Palmzondag, aldus door de kinderen gezongen wordt:
Een ei op een' kordewagen krijen.Ga naar voetnoot11 Een eitje met zout Maakt een pikje als een houd. Eene wijze hen legt wel een ei in de brandnetels.Ga naar voetnoot12 Eene zwarte hen legt witte eijers.Ga naar voetnoot13 Een hoop kinderen is een korf met eijeren.Ga naar voetnoot14 Een kusje zonder baard, is een eitje zonder zout. (Zie baard.) Een ongelegd ei, een onzeker ei.Ga naar voetnoot15 Een onzeker (of: ongelegd) ei is een onwis kuiken.Ga naar voetnoot16 Een versch ei is een zuiver eten.Ga naar voetnoot17 Een vuil ei bederft een geheel zuipen.Ga naar voetnoot18 Eet ge een ei, zoo doe een' dronk; Eet ge een' appel, doe een' sprong. (Zie appel.) | |
[pagina 177]
| |
Ga zachtjes aan, dat gij de eijeren niet breekt, die gij onder uwe voeten hebt.Ga naar voetnoot1 Geen ei is meer een ei gelijk (of: Het gelijkt als het eene ei het andere).Ga naar voetnoot2 Gelijk de vogel is, zoo legt hij eijers.Ga naar voetnoot3 'k Geloof u, hoentje! dat 's te zeggen: Ik heb u daar een ei zien leggen.Ga naar voetnoot4 Gelukkig gebroed, zei Jan Flapuit, twaalf eijeren en dertien kiekens.Ga naar voetnoot5 Harde eijeren zijn kwaad om te zuipen (of: te slurpen).Ga naar voetnoot6 Heden een ei is beter dan morgen eene hen.Ga naar voetnoot7 Het dient nergens toe, dan om een vuil ei uit te broeden. Het ei heeft zevenvoudige kracht. Het ei is vuil bij haar. Het ei kan de kraai niet beliegen. Het ei van Columbus. (Zie columbus.) Het ei wil altijd wijzer wezen dan de hen (of: Het ei wil de hen leeren).Ga naar voetnoot8 Het gaat als eijeren uit de mand.Ga naar voetnoot9 Het hennen- (of: musschen-) ei grijpen, en het ganzenei verwaarloozen.Ga naar voetnoot10 Het hoen, dat het meest kakelt, geeft de meeste eijers niet.Ga naar voetnoot11 Het is eene wijze hen: zij legt niet één verloren ei.Ga naar voetnoot12 Het is een stinkei.Ga naar voetnoot13 Het is het zoo goed waard, als een ei een oordje.Ga naar voetnoot14 Het is koek en ei met hem. Het is met hem meer kakelen dan eijeren leggen. Het is zoo groot als een duivenei. (Zie duif.) Het is zoo vol als een ei.Ga naar voetnoot15 Het kan niet altijd zoo netjes zijn als vier eijeren op een schaaltje. Het was een ei met een halfbakken kuiken. Het zijn hanen- (ook wel: kromme) eijeren (of: eijeren, die de boeren van roggebrood leggen). (Zie boer.) Het zijn kwade hennen, die de eijeren uitleggen, en t' huis gaan eten.Ga naar voetnoot16 Het zijn mooije woorden; maar de eenden leggen de eijeren. (Zie eend.) Hij doet niemand een hennenei schade.Ga naar voetnoot17 Hij geeft een ei, om een kuiken weêr te krijgen.Ga naar voetnoot18 Hij gelooft reeds een kieken te wezen, daar hij nog een ongelegd ei is. Hij heeft al veel paascheijeren gegeten.Ga naar voetnoot19 Hij heeft het ei gelegd, dat een ander heeft uitgebroed. Hij heeft het nest-ei verloren.Ga naar voetnoot20 Hij is gejaagd als eene hen, die een ei moet leggen.Ga naar voetnoot21 Hij is met een ei gewonnen, en met een' appel verloren (of: verteerd). (Zie appel.) Hij is niet gek: hij heeft liever twee eijeren dan ééne pruim.Ga naar voetnoot22 Hij is te houden gelijk een raauw ei.Ga naar voetnoot23 Hij is uit hetzelfde ei gebroed.Ga naar voetnoot24 Hij is van geene goede eijeren gezet.Ga naar voetnoot25 Hij is zoo vol ondeugd (of: leugens) als een ei vol zuivel.Ga naar voetnoot26 Hij is zoo vol reden als een ei vol zuivel.Ga naar voetnoot27 Hij kalt van ongelegde eijeren.Ga naar voetnoot28 Hij kan geen ei leggen, of hij moet kakelen. Hij kent geen schooner ei, dan hetgeen hij zelf legt.Ga naar voetnoot29 Hij kiest eijeren (of: appels) voor zijn geld. (Zie appel.) Hij komt nu regt op zijne eijeren.Ga naar voetnoot30 Hij koopt zeven eijeren, en geeft er acht weèr.Ga naar voetnoot31 Hij krijgt de kip met het ei. [Dat is: bij het meisje, dat hij trouwt, en daardoor de zijne maakt, wordt ook haar onecht kind zijn eigendom.] Hij laat hem op zijne eijeren zitten.Ga naar voetnoot32 Hij legt een ei in het riet.Ga naar voetnoot33 Hij legt zijne eijeren buiten zijn nest.Ga naar voetnoot34 Hij loopt, of hij op eijerdoppen gaat. (Zie dop.) Hij loopt zoo snel, of hij eijeren in zijne schoenen had.Ga naar voetnoot35 Hij maakt het als eijeren, die uitloopen (of: Hij heeft het van eijeren gemaakt).Ga naar voetnoot36 Hij meende eijeren te vuur te hebben, en hij had niet dan de schalen.Ga naar voetnoot37 Hij meende zijn eitje hier neder te leggen.Ga naar voetnoot38 Hij praat daar vast om als de lodder om het ei.Ga naar voetnoot39 Hij scheidt ervan als de hen van het ei. Hij slaat ernaar als de blinde naar het ei. (Zie blind.) Hij slacht Koppen (of: de kippen): heeft hij veel eijeren, hij maakt veel doppen. (Zie dop.) Hij slacht Sint Egbert, die de eijeren opat, en de doppen om Godswil gaf. (Zie dop.) Hij staat erbij als eene kip, die eendeneijeren uitgebroeid heeft, als de eenden te water gaan. (Zie eend.) Hij stinkt als een vuil ei, met luizen gelardeerd.Ga naar voetnoot40 Hij telt zijne kiekens, eer de eijers gelegd (of: gekipt) zijn. | |
[pagina 178]
| |
Hij was gewoon, zijne eijeren in anderer lieden nest te leggen. Hij wil de eijeren met de hennen hebben.Ga naar voetnoot1 Hij wil er ei of kuiken van hebben.Ga naar voetnoot2 Hij wil het ei scheren.Ga naar voetnoot3 Hij wordt op de eijeren betrapt.Ga naar voetnoot4 Hij zal het hennetje wel inlokken, om er een eitje van te hebben. Hij zal met een windei betalen.Ga naar voetnoot5 Hij zit op zijn ei te broeijen.Ga naar voetnoot6 Hij zou het ei stelen onder de hen.Ga naar voetnoot7 Houd uw brood, u komen eijeren. (Zie brood.) Ik heb een eitje met u te pellen.Ga naar voetnoot8 Ik heb het kakelen en gij de eijeren.Ga naar voetnoot9 Ik verwonder mij, zei Jannetje de eijervrouw, dat de wereld geene eijeren legt, dewijl ze zoo braaf broeden doet.Ga naar voetnoot10 Ik zal dat hoen maar met een ei betalen.Ga naar voetnoot11 In de maand van Mei Leggen alle vogeltjes een ei, Behalve de kwartel en de griet: Die leggen in de meimaand niet. Kakel gij: de hoenders leggen de eijeren.Ga naar voetnoot12 (Zie de Bijlage.) Kook de eijeren zoo net van pas, als Geertjes moei appelbrij. (Zie appel.) Kwaad ei, kwaad kuiken: of zou het ei beter wezen dan het hoen? Dat zou de drommel doen. (Zie drommel.) Kwaad hoen, kwaad kuiken; kwaad ei, kwaad zuipen.Ga naar voetnoot13 Laat de hen (of: eend) eerst op hare eijeren komen. (Zie eend.) Laat den kievit stippen: ik heb de eijeren in den hoed.Ga naar voetnoot14 Lange en witte eijeren zijn de beste.Ga naar voetnoot15 Malle luî en rotte peren, Boeken, die geen deugden leeren, Vuile eijeren op een' hoop: Hoe meer om 't geld, hoe slechter koop. (Zie boek.) Men kan dat voor een ei of een appel krijgen. (Zie appel.) Men kan hem een ei in het gat gaar braden.Ga naar voetnoot16 Men kan niet veel gouds koopen om een ei.Ga naar voetnoot17 Men mag daar wel een eitje leggen, maar niet broeijen. Men mag geen' nar op eijers zetten.Ga naar voetnoot18 Men moet geene paascheijeren op goeden vrijdag eten. Men moet geene struif om een ei bederven.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Men moet niet één ei onder een' haan leggen, want die trapt het met zijne pooten aan stukken.Ga naar voetnoot20 Men moet niet te veel (of: niet al de) eijeren onder ééne hen leggen.Ga naar voetnoot21 Men ziet op het ei, en laat het hoen loopen.Ga naar voetnoot22 Men zoude hem met vuile eijeren smijten.Ga naar voetnoot23 Met den kaaiman hoendereijeren gezocht in een uilennest. Met der tijd komt de hen op hare eijeren.Ga naar voetnoot24 Met list brengt men een ei in een' hopzak.Ga naar voetnoot25 Neem een ei van een uur, vleesch van een jaar, en visch, die tien jaar oud is.Ga naar voetnoot26 Om eijers te koken, is er een zot van doen. Onze quaestie is niet om een' appel of een ei. (Zie appel.) Ook op één ei broedt de hen.Ga naar voetnoot27 Overal is bedrog in, zei de Westfaalsche koopman, men maakt zelfs de panharingen en eijeren ook al kleiner. (Zie bedrog.) Paascheijeren op het ijs eten. Rompslomp, twaalf eijeren, dertien kiekens.Ga naar voetnoot28 Rotte peren, stinkende eijeren en sterke boter behooren te zamen, om er eene vuile struif van te bakken. (Zie boter.) Sla de eijers in de pan, Dan komen er geen kwâ kuikens van.Ga naar voetnoot29 [Wanneer een meisje huwen wil, is het vaak raadzaam, dit toe te staan, ter voorkoming van kwade gevolgen.] Sla er wat eijeren in.Ga naar voetnoot30 Smijt die hen dood: zij zuipt hare eijeren uit.Ga naar voetnoot31 Toen men met zout kwam, waren de eijeren al op.Ga naar voetnoot32 Twaalf eijeren, dertien dojers. (Zie dojer.) Uit gebraden eijers komen zelden kuikens.Ga naar voetnoot33 Van de eijeren tot de appelen. (Zie appel.) Vier gelouterde zuivere kievits-eijeren op een' hoek lands in één nest.Ga naar voetnoot34 [Een schibboleth der Friezen, in 1500 gebruikt, bij de belegering van Franeker, tegen hendrik van saksen en de zijnen.] Vindt gij het ei niet, zoo moogt gij het nest braden.Ga naar voetnoot35 Voor een onwis ei groot geld te koste leggen.Ga naar voetnoot36 Voorzigtigheid is de moeder der wijsheid, zei Joris, en bij leide, terwijl zijne vrouw sliep, een half dozijn eijeren onder haren aars, om uit te broeijen. (Zie aars.) Wanneer de zeeëijeren breken, dan stinken ze meer, dan wanneer de landeijeren breken.Ga naar voetnoot37 [De eijeren zijn hier handelsartikelen: een | |
[pagina 179]
| |
bankeroet bij den zeehandel is grooter dan bij den binnenlandschen handel.] Wat is hij bang voor zijn' eijerkorf. (Zie bang.) Wees van zout en brood voorzien, eer gij uwe eijeren in stukken slaat. (Zie brood.) Wel gekakel, maar geene eijeren.Ga naar voetnoot1 Wie geen verstand van het eijereten heeft, die zal den baard of de kale kin beslabben. (Zie baard.) Ze moeten hun eigen ei eten, die geen scheren kunnen verstaan. Ze zien er uit als dojers van eijeren. (Zie dojer.) Zij gelijken elkander Als het eene ei het ander. Zij kakelt als eene kip, die haar ei niet kwijt kan raken. Zij loopt rond, of ze een ei moest leggen. Zijne eijers zijn meer waard dan anderer lieden kiekens. Zijne hennen leggen altijd eijers met twee dojers. (Zie dojer.) Zijn hoofd is zoo hol als een ledige eijerdop. (Zie dop.) Zij weten niet op hunne eijeren te zitten. Zoo de hen hare eijers niet broedt, hoe zal ze kiekens voortbrengen? Zulk ei, zulk kieken.Ga naar voetnoot2
Beter ei dan fij.Ga naar voetnoot3 (Zie de Bijlage.) Hij spreekt boe noch ba (ook wel: ei mij! noch wee mij! of: Noch ei! Noch fij!). (Zie ba.) | |
Eigen.Die aan het eigen de hand slaat, zal zich niet branden.Ga naar voetnoot4 Er gaat niets voor eigen.Ga naar voetnoot5 Er is meer gelijk dan eigen.Ga naar voetnoot6 | |
Eigenbaat.Eigenbaat, Jongen raad, Heimelijke haat Doen ter wereld de meeste schaad.Ga naar voetnoot7 Eigenbaat is de toetssteen der menschen.Ga naar voetnoot8 | |
Eigendom.Als hij lang genoeg wacht, wordt de wereld zijn eigendom.Ga naar voetnoot9 Bestond er geen eigendom in de wereld, zoo werd de hel te klein. | |
Eijervrouw.Ik verwonder mij, zei Jannetje de eijervrouw, dat de wereld geene eijeren legt, dewijl ze zoo braaf broeden doet. (Zie ei.) | |
Eik.Als Januarij stof maakt, dan groeit het koren als een eikenboom. (Zie boom.) De bijl velt ook den eikenboom. (Zie boom.) De geweldige eiken van Bazan dragen vrucht voor de zwijnen. (Zie bazan.) De trotsche eikenboomen ziet men scheuren, een nederig rietje ontgaat het met buigen. (Zie boom.) Eene vierige gemeente kan een' eiken schout op. Geen eikenboom viel ooit van éénen slag (of: op den eersten slag), zei de specht, en hij pikte daarin. (Zie boom.) Het zal aan het riet niet staan, de eikenboomen te beschutten of te overschaduwen. (Zie boom.) Hij kan wel zien door eene eiken plank, daar een gat in is.Ga naar voetnoot11 Hij liegt door eene eiken plank.Ga naar voetnoot12 Kleine houwen vellen groote eiken. Men kan wel eene viool tegen een' eikenboom in stukken slaan. (Zie boom.) Men kapt van vurenhout geene eiken spaanders.Ga naar voetnoot13 | |
Eiland.Het is eene kamer als een eiland.Ga naar voetnoot15 Hij vaart tusschen de eilanden door. Wij zitten hier op geen eiland. | |
Einde.Aan alles komt een einde. Aan het einde des jaars zal men eerst 't huwelijk loven.Ga naar voetnoot16 Al eer de leugen is ten end, Zoo is uw goede naam geschend.Ga naar voetnoot17 Al het smeer is vet, zei de koksjongen, en hij lardeerde het gebraad met kaarseindjes.Ga naar voetnoot18 Al is de kerk groot, de paap predikt (of: zingt) maar aan één einde (of: zingt niet meer, dan hij vermag).Ga naar voetnoot19 Alle begonnen werk neemt een eind.Ga naar voetnoot20 Alle dagen wat, maakt aan het einde des jaars een' grooten hoop. (Zie dag.) Alle ding heeft een einde, behalve God. (Zie ding.) Alle gekheid op een stokje (of: einde).Ga naar voetnoot21 Alle lofzangen hebben een einde.Ga naar voetnoot22 Alle officiën zijn smerig, zei de kosters vrouw, toen zij een eindje kaars uit de kerk kreeg.Ga naar voetnoot23 Als er geen begin aan komt, is er ook geen einde te wachten. (Zie begin.) Als gij op het einde zijt, zoo kruip niet aarzelings.Ga naar voetnoot24 Als het kleed gemaakt is, dan ziet men de fouten (of: Men ziet de fouten allerbest aan 't einde).Ga naar voetnoot25 Al wat Willem heet, heeft een ellendig uiteinde.Ga naar voetnoot26 [Dit spreekwoord ontstond in 1711, bij het verdrinken van prins jan willem friso. Scheltema telt de voorbeelden op van het ellendig uiteinde, al wat willem heet, overkomen. Willem i en iii, graven van Holland, zijn alleen uitgezonderd, want wat scheltema van willem iii meldt, geldt van willem iv.] Armoede is het einde. (Zie armoede.) | |
[pagina 180]
| |
Begin geen huis te bouwen, Of wil het eind aanschouwen. Dat is een begin zonder einde. (Zie begin.) Dat is een gebed zonder einde.Ga naar voetnoot1 Dat is het einde en slot van de zaak.Ga naar voetnoot2 Dat is het einde van het lied (of: de klucht).Ga naar voetnoot3 Dauw op regen neemt een besch.... einde. (Zie dauw.) De krijgsknecht in huis, maakt een einde aan den vrede. De nijd is groot; Maar neemt een einde met den dood. (Zie dood.) De olie is best in het begin, en de honig op het einde, maar in het midden dient de wijn. (Zie begin.) Deugd heeft een goed einde. (Zie deugd.) De Vlamingen zien het einde der zaken, en de zaken het einde der Spanjaarden.Ga naar voetnoot4 [Het onrustig en woelig karakter der Vlamingen, en de moeite, die zij den Spanjaarden gaven, om hen tot onderwerping te brengen, terwijl hunne gedurige opstanden het bloed der Spaansche edelen deden stroomen, hebben dit spreekwoord doen ontstaan.] De wereld loopt ten end, zei de jongen, en hij zag zijn' vaâr op een varken rijden.Ga naar voetnoot5 De zonde is zoet in 't volbrengen; maar het einde is zuur.Ga naar voetnoot6 De zonde is zoet in 't volbrengen; maar het einde is zuur.Ga naar voetnoot6 Die het kluwen heeft, zal het einde wel vinden.Ga naar voetnoot7 Die het schurft met kraauwen wil goed maken, zal aan het einde leeren, dat hij kwalijk begonnen heeft. Die het touwtje te hard (of: te stijf) trekken, krijgen de einden in de hand.Ga naar voetnoot8 Die kaars brandt aan beide einden. Die ten einde toe volhardt, zal zalig worden. [Dit spreekwoord is genomen uit Matth. xxiv: 13 en Mark. xiii: 13.] Die zijn uiteinde overweegt, ontledigt zijn hart van zonde. Een einde van (of: aan) iets maken. Eene wel bezette menagerie maakt ten einde van het jaar eene vette beurs. (Zie beurs.) Een goed begin heeft een goed behagen (of: Het beginsel mag behagen), Maar het einde zal den last dragen. (Zie begin.) Een man moet zijne eere verdedigen tot aan zijn einde. (Zie eer.) Een zuur einde doet het zoete begin vergeten. (Zie begin.) Einde goed, al goed, zei Flip, en ik zei 't meê; Hoe goed is dan een worst, zei Piet, die heeft er twee.Ga naar voetnoot9 Eind voor eind zijn.Ga naar voetnoot10 Elk trekt gemeenlijk aan het langste eind.Ga naar voetnoot11 God betaalt alle weken niet, maar Hij betaalt eens op het einde. Goed begin, goed einde. (Zie begin.) Haastigheid is de aanvang - berouw het einde des toorns. (Zie aanvang.) Het bedrog en de winter scheiden altijd met een vuil einde. (Zie bedrog.) Het breedste eind moet nog volgen, zei besje, toen zij den steel van de koekepan ontlast had. (Zie besje.) Het einde des jaars zal men eerst heilig loven.Ga naar voetnoot12 (Zie de Bijlage.) Het einde des toorns is gewoonlijk het begin des berouws. (Zie begin.) Het einde geld, het einde geloof.Ga naar voetnoot13 Het einde is ervan (of: eraan) verloren.Ga naar voetnoot14 Het einde kroont (of: prijst) het werk.Ga naar voetnoot15 Het einde prijst den man. Het einde prijst het leven, gelijk de avond den dag doet. (Zie avond.) Het einde van den weg komt met den weg overeen. Het einde van de vrolijkheid is het begin van de treurigheid. (Zie begin.) Het einde van dien kout is het einde van zijn Latijn. Het einde van het laken moet ook het einde van de el zijn (of: Het laken en de el moeten gelijk uitkomen).Ga naar voetnoot16 Het einde van zijn werk is arbeiden. Het eindje is de dood. (Zie dood.) Het gewone eind van den vos is de bontwerkerswinkel. (Zie bontwerker.) Het heeft slot noch einde (of: zin).Ga naar voetnoot17 Het is al goed, dat tot geen kwaad einde strekt.Ga naar voetnoot18 Het is goede wijsheid, die in het einde wijsheid is.Ga naar voetnoot19 Het is kwaad sparen, als de koek ten einde is.Ga naar voetnoot20 Het is kwaad te komen aan het einde van een feest, en in het begin van een gevecht. (Zie begin.) Het is te laat gespaard, als het vat ten einde gaat.Ga naar voetnoot21 Het kluwen loopt zoo lang, totdat het ten einde komt.Ga naar voetnoot22 Het zal een kort einde nemen, zei de paap, en hij beet van een stuk metworst.Ga naar voetnoot23 Het zal mijn eindje wel uithouden.Ga naar voetnoot24 Hij gaat uit als een eindje nachtkaars.Ga naar voetnoot25 Hij had het touw bijna laten slippen, zijn einde scheen niet ver te zijn. Hij heeft het bij 't verkeerde einde aangegrepen.Ga naar voetnoot26 Hij is aan het eind van den akker. (Zie akker.) Hij is aan het eind van den reep.Ga naar voetnoot27 Hij is van het slechtste einde afgescheurd.Ga naar voetnoot28 Hij is zijne moeder in 't eind al t' huis gekomen.Ga naar voetnoot29 Hij weet de einden niet aan elkander te knoopen (of: bij elkander te houden).Ga naar voetnoot30 Hij weet niet, waar het eind aan vast is.Ga naar voetnoot31 | |
[pagina 181]
| |
Hij weet (of: ziet) geen einde van zijn goed (ook wel: Goed zonder eind).Ga naar voetnoot1 Hij woont aan het einde van de wereld. Hij zal wel maken, dat hij aan het langste (of: breedste) eind blijft.Ga naar voetnoot2 Hij ziet zijn eigen einde vast te beleggen. Hij zou de geheele wereld overeind (of: op zijn eind) zetten.Ga naar voetnoot3 Hoe is de man aan zijn eind gekomen?Ga naar voetnoot4 Iemand aan het einde brengen. Iemand de einden in de hand geven.Ga naar voetnoot5 Ik ben ten einde raad (of: mijn' raad ten einde).Ga naar voetnoot6 Ik heb nooit smakelijker kost gegeten, zei de bestemoêr van Jan Tamboer, en zij bikte frikkedillen en een endje worst van zeven duim. (Zie bestemoeder.) Ik kan er geene enden of ooren aan vinden. In alle dingen moet men op het einde letten. (Zie ding.) Is er een begin, dan komt er ook een einde aan. (Zie begin.) Jurt, Jurt! je hebt het eind nog niet. [Dat wil zeggen: er zal nog vrij wat moeten gebeuren, alvorens het oogmerk bereikt is. Het is eene woordspeling van den eigennaam jurriën, waardoor men een' onachtzame aanwijst, en jurten of sjorren, met ongelijke beweging trekken.] Korte woorden hebben een einde.Ga naar voetnoot7 (Zie de Bijlage.) Kwade beginsels hebben zelden een goed einde. (Zie begin.) Kwakschulden worden op het einde van het jaar pakschulden. Men moet daarvan scheiden, en er een einde aan maken.Ga naar voetnoot8 Men moet de zaak aan het regte einde vatten.Ga naar voetnoot9 Men moet niet beginnen, wat niemand ten einde kan brengen. Met modderen komt men nimmer aan 't eind. Om een haverstroo een huis overeind zetten.Ga naar voetnoot10 Onzeker vreezen is zeker kwaal-einde.Ga naar voetnoot11 Oordeel niet, Tenzij gij 't einde ziet.Ga naar voetnoot12 Op weldoen valt wel ondank in het einde.Ga naar voetnoot13 Steek uwe kogels (of: kegels) in den zak: uw spel is ten einde.Ga naar voetnoot14 Ten einde maat, ten einde geld.Ga naar voetnoot15 Twee eindjes kaars zijn eene kaars waard.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Van al, wat gij begint, Zie, dat gij 't einde vindt. Wacht het einde af: het hemd zal den rok wijzen.Ga naar voetnoot17 Wie zich aan God houdt, diens einde zal wel goed zijn.Ga naar voetnoot18 (Zie de Bijlage.) Wij hebben te zamen al een goed eindje wegs afgelegd. Zend de kat bij het spek en een' Lap bij den wijn, dan zijt gij aan het regte einde. Zijn geduld loopt ten einde. Zijn vader had aan een ander eind gestaan.Ga naar voetnoot19 Zij trekken ééne lijn, maar ieder aan een einde.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Zij trekken om het langste einde.Ga naar voetnoot21 Zulk begin, zulk einde. (Zie begin.) Zulk leven, zulk einde.Ga naar voetnoot22 | |
Eisch.Daar geen eisch is gedaan, Kan ook geen verzuim bestaan.Ga naar voetnoot23 Het schaadt een' koopman veel, dat hij zijnen eisch niet krijgt.Ga naar voetnoot24 Na den eisch komt het antwoord. (Zie antwoord.) Wie kent er ooit, naar regten eisch, Meloenen en het vrouwevleisch?Ga naar voetnoot25 Wie krijgt hier zijnen eisch?Ga naar voetnoot26 Wolven-saus tot honde-vleisch: Dat is spijze naar den eisch.Ga naar voetnoot27 (Zie de Bijlage.) | |
Ekster.Als de eksters op de varkens vliegen, dan is het om de luizen te doen.Ga naar voetnoot28 Al te laat, zei de ekster, en hij had den bout in 't gat. (Zie bout.) Daar weet men niet van die eksternesten. Dat is wel een ekster, die uit zijn gat vliegt, en kwek roept. De ekster danst in vreemde vederen. De ekster heeft eene schoone taal; Maar uw geldje nam het altemaal.Ga naar voetnoot29 De ekster huppelt zoo lang, tot hij den bout in den aars heeft. (Zie aars.) De ekster kan zijn huppelen niet laten.Ga naar voetnoot30 De ekster wil zingen tegen den nachtegaal.Ga naar voetnoot31 Den ekster wordt ook wel een ei ontnomen. (Zie ei.) Die een' ekster uitzendt, krijgt een' bonten vogel t' huis. Elk wat wils, zei de kraai, en zij k.... den ekster op het hoofd.Ga naar voetnoot32 Er is geen ekster, of hij heeft wat bonts. (Zie bonte.) Er is geen ekster zoo loos, of zijne jongen (ook wel: zijn nest) worden (wordt) hem wel ontnomen.Ga naar voetnoot33 Geen ekster zal van den keizer klappen.Ga naar voetnoot34 Gij zult den ekster zijn huppelen niet verbieden (of: verleeren).Ga naar voetnoot35 Het is een vlugge ekster.Ga naar voetnoot36 Het is warm op mijn hart, zei Joris, of er een ekster op gesch.... had.Ga naar voetnoot37 | |
[pagina 182]
| |
Hij gelijkt den ekster van Beekman: hij denkt meer, dan hij praat. (Zie beekman.) Hij heeft van den ekster gegeten.Ga naar voetnoot1 Hij is zoo veeg als een Hollandsche ekster. Hij kijkt als een ekster uit zijn gajool. Hij klapt als een ekster (of: papegaai).Ga naar voetnoot2 Hij spuwt als een sch...... ekster. Hij valt erin als een ekster in een' notenboom. (Zie boom.) Hij wilde, dat hem ook zulk een ekster in de keel sch.... Hij zit daar in geen eksternest. Hij zou wel een' dooden ekster verschalken.Ga naar voetnoot3 Hoe kan het beest het zoo net mikken, zei Folpert, en een ekster sch... hem op zijn' neus. (Zie beest.) Ieder boer meent, dat zijn ekster eene gans is. (Zie boer.) Zie, dat het niet op een eksternest uitkomt.Ga naar voetnoot4 Zoo dikwijls als hij de waarheid spreekt, vliegt hem een ekster uit zijn gat. | |
Eksteroog.Hij heeft eksteroogen in de keel.Ga naar voetnoot5 [Een eksteroog is eene verharding in het vleesch. Deze omstandigheid op de keel toepassende, moge zulks pijnlijk wezen, en het eten moeijelijk maken, de drinkebroêr proeft er even lustig op los.] | |
El.Alles met maten, zei de snijder, en hij sloeg zijn wijf met de el voor haar achterste. (Zie achterste.) Alles met maten, zei Flip de hondenslager, en hij mat de stokslagen met de el uit.Ga naar voetnoot6 Dat was eene schoone preek, zei de snijder, men vond er de el bij het laken. De ziel wordt met de el niet uitgemeten. Die drie duim wast in waardigheid, Schiet drie el in hoovaardigheid. (Zie duim.) Eene talie te kort is zooveel als eene el. Eene talie van een' haas is eene el van eene kat waard. Het einde van het laken moet ook het einde van de el zijn (of: Het laken en de el moeten gelijk uitkomen). (Zie einde.) Hij geeft geen vijf vierendeel voor eene el, maar klieft een zwavelstokje in vieren.Ga naar voetnoot7 Hij heeft een gezigt van eene el lang. (Zie aangezigt.) Hij is zoo lang: men zou hem met de el verkoopen.Ga naar voetnoot8 Hij krijgt een' neus van eene el lang (of: een' langen neus).Ga naar voetnoot9 (Zie de Bijlage.) Hij meet anderen naar zijne eigene el. Hij rekent bij de el, wat het heele laken kosten moet. Ik houd van die inhalige menschen niet, zei Jochem, en hij wilde vijf vierendeel voor eene el hebben.Ga naar voetnoot10 Ik weet, wat er de el van kost. Men kan, met bezorgd te zijn, geene el tot zijne lengte toedoen. [Dit spreekwoord is genomen uit Matth. vi: 27 en Luk. xii:25.] Men mag het wel met de el uitmeten. Men meet geen menschen bij de el: Zijn zij maar vroom, zoo is 't al wel.Ga naar voetnoot11 Wie niet meet met de regte hel, Die komt voorzeker in de el. [Dit geldt van hen, die het inmeten voor geene zonde houden, en daarom de zaak spottender wijze voorstellen.] Wilt gij weten, wat de el daarvan waardig is? | |
Element.Hij is in zijn element.Ga naar voetnoot12 Vuur en vaste gronden zijn de elementen van oude lieden, kinderen vinden in lucht en water meer behagen. | |
Elf.Dat is een benaauwd half elfje. De schuit van elven neemt alles meê. [Dat wil zeggen: daar neemt men alles aan, daar kan men alles kwijt worden, even gelijk de nachtschuiten allen opnamen, die niet vroeger hadden kunnen vertrekken.] Elf is het gekken-nommer. [Het getal elf heeft men klankverwisselend naar alf genoemd; en daar alf oulings een spooksel, het witte wijf, de nachtmerrie, of ook wel dwaas of zot beteekende, is dit de eenvoudigste verklaring, ‘hoe men van oudsher dit geheel eensluidende cijfer zijne met dien klank overeenkomstige rol heeft kunnen doen spelen.’ Zie Dr. de jagers Archief voor Ned. Taalkunde, 4e. deel, bl. 423 en 424.] Hij behoorde in nommer elf te zitten. Hij k... niet voor elven, en dan is 't nog maar dunnetjes. [Men zegt dit van een' gierigaard.] Hij scheldt hem uit voor elf en dertien. (Zie dertien.) Hij zet zijne muts op half elf (of: half zeven). Zij slaan op elkander als de klok van elven.Ga naar voetnoot13 [In vroegeren tijd, misschien op sommige plaatsen nog wel, luidde men om 11 uur 's morgens de dorps-etensklok, als sein voor de vrouwen der handwerkslieden. Daarom wordt dit spreekwoord toegepast op al zulke handelingen, waarin eene volmaakte overeenstemming is op te merken.] | |
Elf-en-dertig.Dat is op zijn elf-en-dertigst.Ga naar voetnoot14 Gij blijft altijd in de punten van elf-en-dertig.Ga naar voetnoot15 [Is eene zaak op zijn elf-en-dertigst, dan is ze in de uiterste puntjes, alles punctueel, zonder één klaviertje over te slaan. Men kan echter alles overdrijven, ook het meest ordelijke, en wie dat doet, blijft altijd in de punten van | |
[pagina 183]
| |
elf-en-dertig, en wil niets buiten dat voor goea achten. Beide spreekwoorden zijn van Frieschen oorsprong, waar de provinciale staten uit afgevaardigden der 11 steden en 30 grietenijen bestonden.] | |
Elft.Den eersten donder in Maart, Vat men de elft bij den staart. (Zie donder.) Hij is zoo harig als elft in den Mei.Ga naar voetnoot1 | |
Elleboog.Als hij een' vinger of duim in het lid zal zetten, dan maakt hij, dat er een elleboog kraakt. (Zie duim.) Daar veeg ik mijn' elleboog aan. Eener vrouwe dood Is eens mans elleboogstoot. (Zie dood.) Een zeer oog moet met den elleboog verbonden worden.Ga naar voetnoot2 Er is een steekje aan los, waar een elleboog over kan.Ga naar voetnoot3 Het is Wilhelmus van Nassauwen, Met de ellebogen door de mouwen. [Ofschoon oorspronkelijk een hatelijke parodie, wordt dit spreekwoord gebruikt bij het voorstaan van het goede, zelfs tot armoede toe.] Hij heeft de ellebogen vrij. Hij houdt nog iets achter den elleboog.Ga naar voetnoot4 Hij is zoo bot (ook wel: zoo scherp) als mijn elleboog.Ga naar voetnoot5 Hij weet zijne ellebogen goed te roeren.Ga naar voetnoot6 Iemand den elleboog kussen.Ga naar voetnoot7 Ik kan met mijn' elleboog niet in mijn' zak komen. Let op de punten, zei de paap, en hij stak zijn' elleboog door den preêkstoel.Ga naar voetnoot8 Let op deze punten, zei knorrige Piet, en hij stak zijnen elleboog uit, om er eenen kakelenden boer een opzetje mede te geven. (Zie boer.) Tot de ellebogen in het geld tasten. Zij bestaan elkander noch van kniën noch van ellebogen.Ga naar voetnoot9 | |
Ellende.Geene zorgen (ook wel: ellende) voor den tijd.Ga naar voetnoot10 Het is ellende met zuur bier. (Zie bier.) IJdele vrees is zekere ellende.Ga naar voetnoot11 Meer ellende, dan men met zeven hulken ontzeilen kan.Ga naar voetnoot12 | |
Ellendig.De hoop is het brood der ellendigen. (Zie brood.) Het is een ellendige troost, dat er meer ellendigen zijn. Het kwaad inwendig Maakt ons ellendig. | |
Els.Rood haar en elzenhout Wordt op geen' goeden grond gebouwd.Ga naar voetnoot13 Als men eene els in den zak doet, steekt er ligt de punt door. Dat is met elzen en naalden al wel doornaaid en doorstoken. Hij draagt eene els in den zak. Hij is zoo scherp als eene els.Ga naar voetnoot14 Met eene kleine els steekt men een' grooten ezel.Ga naar voetnoot15 | |
Elyzeesche velden.Hij gaat naar de Elyzeesche velden.Ga naar voetnoot16 [De Elyzeesche velden zijn de eilanden der gelukzaligen, door de mythologie geplaatst in de nabijheid van de Zuilen van Hercules (straat van Gibraltar), in den Atlantischen oceaan, en als eene bekoorlijke plaats voorgesteld. Men gebruikt dit spreekwoord, wanneer men iemand gaarne verwijderd ziet, doch niet van hem af kan of durft: men wijst hem daarom naar eene gelukkige plaats, om zoodoende goedschiks van hem af te komen.] | |
Emmer.Als het kalf er ten laatste maar niet in den emmer sch... Dat is een schoone bruinvisch, zei de mof, en hij zag eene vloo in een' wateremmer zwemmen. (Zie bruinvisch.) Dat komt in den emmer (of: Vlak in den emmer). Dat zijn nieuwerwetsche mosselen, zei de mof, en hij zag een' emmer vol oesters.Ga naar voetnoot17 Die kruik wil geen water houden, zei nuchtere Teunis, en hij goot eene kan bier in eenen slaëmmer. (Zie bier.) Donnez moi een' emmer, zei Flip, mijne paardjes moeten drinken (of: hebben zulk een' dorst). (Zie dorst.) Er is melk aan de kan (of: den emmer).Ga naar voetnoot18 [Dat is: de opgeworpen smet kleeft den man aan. Daar blijft wel melk aan eene melkkan of eenen melkemmer hangen, zoodat men zien kan, waartoe dat voorwerp gediend heeft. Ondertusschen wordt dit spreekwoord wel wat liefdeloos toegepast, wanneer er vermoeden is van eenig kwaad. Het gaat ermede als met het spreekwoord: Men scheldt geene koe blaar, of daar is wat wits aan (of: Men noemt nooit eene koe bont, of zij heeft wel een vlekje). De laster is terstond gereed, om een kwaad gerucht te verbreiden.] Hij heeft zich dapper geweerd met een' emmer in den brand. (Zie brand.) Hij staat erbij te kijken als een kalf bij den melkemmer. Hij steekt hem in den emmer. Hij zou geene raaf merken in eenen emmer melk.Ga naar voetnoot19 Hoe zou men een' emmer gebruiken, daar geen bodem in is! (Zie bodem.) Kon hij hem met een' druppel (of: lepel) water verdrinken, hij zou er geen' emmer vol voor gebruiken. (Zie druppel.) Men moet de keten niet naar den emmer werpen. Wie kan ook alle dingen onthouden, zei de boerin, | |
[pagina 184]
| |
en zij ging uit melken, terwijl zij hare emmers vergeten had. (Zie boerin.) | |
Engel.Al kwam er ook een engel uit den hemel. Alle blijdschap is vergankelijk, behalve der engelen zang. (Zie blijdschap.) Als ge meent, den engel bij de voeten te hebben, houdt ge den duivel bij den kop. (Zie duivel.) Als man en vrouw het malkander brengen, dan lagchen de engeltjes in den hemel.Ga naar voetnoot1 De engelen schudden hun beddeken uit. (Zie bed.) De engelen wonen in den hemel; hier heeft men met menschen te doen (of: menschen blijven menschen).Ga naar voetnoot2 De Westkappelsche engel rijdt.Ga naar voetnoot3 De ziel is een omvleeschde engel; Het lijf is een onrein gemengel. Eene dronken vrouw is een engeltje in 't bed. (Zie bed.) Een engeltje op straat, een duiveltje over den haard. (Zie duivel.) Elk denkt zijn' duivel een' engel. (Zie duivel.) Engelen-weldoen is duivels-weedoen. (Zie duivel.) Het is een engelenkopje. Het is een engeltje.Ga naar voetnoot4 Het was, of een engeltje in mijnen mond (of: op mijne tong) p.....Ga naar voetnoot5 Hij heeft eenen goeden engel gediend.Ga naar voetnoot6 Hij heeft eens engels wieken, maar eens duivels stem. (Zie duivel.) Hij is zoo blij als een engel. Hij spreekt als een engel, En doet als een bengel. (Zie bengel.) Hij weet, in schijn, een duiveltje tot een engeltje te maken. (Zie duivel.) Ik heb nog geen' engel van hem gezien. [Mogelijk is dit spreekwoord ontleend uit Hand. xii: 15.] Jonge engeltjes zijn gemeenlijk oude duiveltjes. (Zie duivel.) Menschen zijn geene engelen.Ga naar voetnoot7 Zij zingt als een engel, maar scheldt als een vischwijf. | |
Engeland.Die kabeljaauw smaakt wel, zei gekke Fop, en hij at Engelschen bokking. (Zie bokking.) Hij krijgt er een Engelsch verstand van. [Dat wil zeggen: de zaak is hem helder, gelijk den Engelschen, die om hun grondig redeneren en handelen geroemd worden.] Hij stuurt ze naar Engeland om tin. Hij treedt zoo moedig als een Engelsche haan.Ga naar voetnoot8 Ik zal je in je Engelsche huur brengen. [Dat is: ik zal je duchtig over je pligt onderhouden. De Engelschen zijn niet gemakkelijk voor hunne onderhoorigen.] Nu zal ik je opvreten, zei de mof, en hij at een' kikvorsch op voor een' Engelschen bokking. (Zie bokking.) Spreekt zij Engelsch? [Dat wil zeggen: is zij goed van geld voorzien? Men gebruikt deze spreekwijze, wanneer er sprake is van een meisje te huwen, oorspronkelijk van de kwistige wijze, waarop de Engelschen doorgaans met hun geld omgaan.] Uwe hoop is met den stadhouder naar Engeland gevlogen. [Sedert 1795, toen onze stadhouder willem v naar Engeland de wijk moest nemen, ontstond dit spreekwoord, dat gebruikt wordt bij een onherstelbaar verlies.] Zend de kat naar Engeland, en ze zegt miau, als ze t' huis komt.Ga naar voetnoot9 (Zie de Bijlage.) | |
Engelschman.Dat heb je zoo vast als een' visch in een scheetnetje, zei de Engelschman, en hij meende: een' scheet in een vischnetje.Ga naar voetnoot10 Dat is een schoon pagadetje, zei de Engelschman, en hij zag een' ooijevaar in het veld loopen.Ga naar voetnoot11 Dat is zoo de gewoonte der Engelschen. [Men bezigt dit spreekwoord, wanneer aan iemand op eene fijne wijze zijn goed is afhandig gemaakt, genomen van de gewoonte der Engelschen, om bij de oorlogsverklaring tevens dadelijk alles in te pakken; waarvan wij meermalen de onaangename gevolgen ondervonden.] De Engelschen in je goed. [Dat wil zeggen: het is voor goeden prijs verklaard.] Engelschman, staartman.Ga naar voetnoot12 [Over den oorsprong van den scheldnaam staartman, door de monniken den Engelschen toegedicht, vergelijke men Navorschers Bijblad, i. bl. xv en cxix, met tuinman, ter aangehaalde plaatse.] Het is een Engelschman.Ga naar voetnoot13 [Tuinman beweert, dat men dit van een staartje wijn zegt. Ik heb het nooit anders hooren gebruiken dan voor eene tastbare leugen, en vermoed, dat het ziet op de onregtvaardige wijze, waarop de Engelschen doorgaans den oorlog voeren.] Hij noemt alle Engelschen bij name. [Dat wil zeggen: hij geeft hoog op van zijne verwanten en vrienden. Het is ontleend van de groote magt der Engelschen, waardoor zij tot hoog aanzien gestegen zijn.] Nooit zoo goede vrede, of een Engelschman kreeg (of: tikte) wel een' Vlaming. Op een' witten Spanjaard en op een' zwarten Engelschman moet men achtgeven.Ga naar voetnoot14 Spek is goed voor een' Westfaalder, maar niet voor een' Engelschman, die de koorts heeft.Ga naar voetnoot15 Zich voor een' Engelschman verklaren. | |
[pagina 185]
| |
Engte.Hij is zeer in de engte gedreven (of: zit in de engte). In engte zijner vijand dringen, Dat doet hem menigmaal ontspringen.Ga naar voetnoot1 | |
Enkhuizen.Grootebroek ligt bij Enkhuizen, gelijk Buiksloot bij Amsterdam. (Zie amsterdam.) Hij is van Enkhuizen ten haring gevaren. [Hier heeft men eene tegenovergestelde beteekenis als bij het spreekwoord: Van Duinkerken ten haring varen. Men doelt er op het glorierijke tijdperk van deze stad, toen de haringbuizen van daar in grooten getale in zee liepen.] Ik loop met braadharing, zei Jeroen de Plerri, en hij was tot Enkhuizen gebrandmerkt.Ga naar voetnoot2 Nieuwsgierig Aagtje van Enkhuizen. (Zie aagt.) Zij zijn op hun voordeel uit als de Enkhuizer wijven. | |
Enter.Het is enter Onder de twenter.Ga naar voetnoot3 [Dat is: alles onder elkander. Enter beteekent: van één' winter, het éénjarige, en twenter: van twee winters, het tweejarige vee.] Hij heeft een' slag van het enterveulen gehad. [Het enterveulen, het éénjarige veulen, is het opbruischend dier, dat den man ter neder werpt.] Hij is op het enterhok. | |
Erasmus.Als Erasmus de klok hoort slaan, dan keert hij een blaadje om. (Zie blad.) Hij is zoo hard als Erasmus.Ga naar voetnoot4 [Dat wil zeggen: men kan moeijelijk geld bij hem loskrijgen. Geleerdheid brengt geen' rijkdom aan, wat ook erasmus' voorbeeld aantoont. Hij was zoo schraal bij kas, dat hij in eenen brief, omstreeks 1498 geschreven, betuigt: ‘Zoodra ik geld bekom, meen ik een deel Grieksche boeken, en, zoo er wat overschiet, ook nieuwe kleêren te koopen.’] Hij slacht Erasmus: die leerde zeven jaren over het ABC. (Zie abc.) | |
Erf.Dat is op uw erf niet gewassen. Die op zijn' eigen' grond stout is, dient op anderer lieden erf bloode te wezen. (Zie blood.) Een haan is stout (of: kraait best) op zijn eigen erf (of: zijn' eigen' mesthoop).Ga naar voetnoot5 Er is een vreemde haan op uw erf.Ga naar voetnoot6 | |
Erfenis.Bedelaars erf ligt in alle landen. (Zie bedelaar.) Bij mijn' levenden lijve Moet men om mijn erf niet kijven.Ga naar voetnoot7 De bloedige hand neemt geene erfenis (of: erft niet).Ga naar voetnoot8 Die eene erfenis wil halen, moet het testament lezen. Die erfenis is als uit den hemel komen vallen. Die iemand regt kent, moet erfenis met hem gedeeld hebben.Ga naar voetnoot9 Eens eerlijken mans erf ligt in alle landen.Ga naar voetnoot10 Een vriend tot in den tienden graad ontvangt eene erfenis naar regten.Ga naar voetnoot11 Erfenis is geene winst.Ga naar voetnoot12 Genade is geen erfgoed. Goede wil is geen erf.Ga naar voetnoot13 Hij zal er geen erf om koopen.Ga naar voetnoot14 In het deelen der erfenis staat de vriendschap stil.Ga naar voetnoot15 Nering en heeren-gunst (of: hulde) is geen erf (of: vaste bezitting). (Zie bezitting.) Vette keuken, magere erfenis.Ga naar voetnoot16 Wilt gij mijn erf? Wacht, tot ik sterf.Ga naar voetnoot17 | |
Erfgenaam.De erfgenaam krijgt het regt van den doode. (Zie doode.) Der erfgenamen traan Is maar gemaakte haan.Ga naar voetnoot18 Die wil bederven, Neemt geld op rente en koopt erven.Ga naar voetnoot19 Die wil zalig sterven, Make zijn goed den regten erven.Ga naar voetnoot20 Hier zullen onze erfgenamen niet om kijven.Ga naar voetnoot21 Hij zou liever hebben, dat zijn erfgenaam kommer leed dan hij. Sterven Maakt erven.Ga naar voetnoot22 Van een' gierig' mensch komt noch deugd noch profijt, voor hij sterft: dan is de erfgenaam verblijd. (Zie deugd.) Zoo komt de regte erfgenaam aan zijn goed. | |
Erfhuis.Wie biedt er geld voor? vroeg Goosen, en hij bragt zijn wijf op het erfhuis.Ga naar voetnoot23 | |
Erg.Daar ligt (of: schuilt) een ergje achter.Ga naar voetnoot24 Denk geen erg, zei de krokodil al weenende tegen den man, en hij greep hem aan.Ga naar voetnoot25 Erg raakt erg.Ga naar voetnoot26 Hij heeft er geen erg in (of: Hij heeft nog geen erg).Ga naar voetnoot27 Hij is Jan zonder erg. Hij loopt zonder erg aan een zacht bandje. (Zie band.) Men mag wel vrolijk zijn zonder erg.Ga naar voetnoot28 Zonder erg of list.Ga naar voetnoot29 | |
Ernst.Hij kan jok en ernst verstaan.Ga naar voetnoot30 Liefde teelt ernst.Ga naar voetnoot31 Tusschen boert en ernst zegt de zot zijne meening. (Zie boert.) Wie er zich aan laat gelegen liggen (of: Wien een ding ernst is), die behoeft voor woorden niet te zorgen. (Zie ding.) | |
[pagina 186]
| |
Erwt.De smaak van de peulen doet de erwten verzuren. Er worden erwten op de kampanje gestrooid. Erwten zullen smaken, Als ze hare schillen kwijt geraken.Ga naar voetnoot2 Het is kwalijk gedaan, erwten te verkoopen, die niet wel koken. Het zijn mooije boonen: zij rollen als erwten. (Zie boon.) Hij babbelt als een oud wijf, dat graauwe erwten knaauwt.Ga naar voetnoot3 Hij heeft beter boonen op zolder dan beschimmelde graauwe erwten. (Zie boon.) Hij heeft eene blaauwe erwt geslikt. Hij heeft zijne erwtjes in het groen gegeten. Hij is in de boonen, en plukt erwten (of: Hij dwaalt in de boonen rond). (Zie boon.) Hij slacht de erwten: die staan altijd tusschen de takken.Ga naar voetnoot4 Hij slacht de suikerboontjes (of: groene erwtjes): hij heeft zijn' tijd (of: zijne beste dagen) gehad. (Zie boon.) Hij wordt op blaauwe erwten te gast genood.Ga naar voetnoot5 Lang stroo en geene erwten.Ga naar voetnoot6 Ze gooijen daar met blaauwe erwten. Zij leven in den peulen- en erwten-tijd. | |
Escorte.Weg gaan we, Marcus! met de bokken van Farao, zei dronken Joor, en hij reed onder escorte van schout en dienders naar het verbeterhuis. (Zie bok.) | |
Esopus.Dat is een troostelijk boek, zei de boer, en hij las het zevende boek van Esopus over de kikvorschen. (Zie boek.) Esopus' kraai.Ga naar voetnoot7 [De fabel van esopus van de kraai getooid in paauwen-vederen wordt toegepast op hen, die pronken, met hetgeen hun niet behoort, en daarom verdienen, dat alle vogelen zich vergaderen, om de geleende pluimen uit te rukken.] | |
Eten.Dat eten komt hem in de keel niet.Ga naar voetnoot8 Dat is het regte eijereten niet, zei de vos, en hij zou de hoenderen mores leeren. (Zie ei.) Drie dingen zijn gezond: Oefen u te aller stond, Weinig eten in den mond, Loop niet als een hond. (Zie ding.) Een versch ei is een zuiver eten. (Zie ei.) Er gaat geen rei voor eten.Ga naar voetnoot9 Haas is een lekker eten, zei de jongen, want mijn grootvader heeft ze zien eten. Het gaat er niet wel toe, daar de muis in de etenskast dood blijft.Ga naar voetnoot10 Het is morgen- en avond-eten. (Zie avond.) Het zijn zotte lieden, die met hun eten pronken.Ga naar voetnoot11 Hij vindt zijn eten klaar, en zijn bed gespreid. (Zie bed.) Ja, kool met krenten, meid! dat is een smakelijk eten. Ik kan het niet dulden, zei Jantje Moed, dat men Gods lieve eten zoo verdauwelt. Indien ons het eten als gehakt touw smaakte, dan waren wij er ongelukkig aan. Kool is kost, en warmoes is eten.Ga naar voetnoot12 Laat u drank en eten geven, Niet uit lust, maar om te leven. (Zie drank.) Men moet toch maken, dat de menschen eten en drinken hebben. (Zie drinken.) Moeten eten is een duivels-eten. (Zie duivel.) Om een' maaltijd etens.Ga naar voetnoot13 Slagen zijn haar nutter dan eten.Ga naar voetnoot14 Smijt, dien gij eten geeft.Ga naar voetnoot15 Voor de meisjes luttel eten, maar wel gekleed.Ga naar voetnoot16 Vóór den maaltijd zal men het eten bereiden.Ga naar voetnoot17 Wat van daag goed voedsel is, is morgen goed eten. (Zie dag.) Wie denkt aan boord om eten: de ratten hebben er wel den kost. (Zie boord.) Wie geen verstand van het eijereten heeft, die zal den baard of de kale kin beslabben. (Zie baard.) Wie zonder eten gaat te bed, Dien wordt het slapen ligt belet. (Zie bed.) Wij wachten u met het eten.Ga naar voetnoot18 | |
Eter.Een man over boord, een eter te minder. (Zie boord.) Groote eters hebben roode aangezigten. (Zie aangezigt.) Het is een doodeter. (Zie dood.) Het is een kaarseneter.Ga naar voetnoot19 [Men zegt dit van den priester, die traaglijk de mis leest, naardien de kaarsen voor het misoffer dan zooveel langer moeten branden.] | |
Etmaal.Voor zware moeite mag men groote belooning eischen, zei de advocaat, en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere fideïcommissaire quaestie, daar hij zijn hoofd al drie etmaal meê gebroken had, niet verstond. (Zie advocaat.) | |
Etna.Daar is brand in dien schoorsteen, zei de mof, en hij voer voorbij den brandenden berg Etna. (Zie berg.) | |
Etter.Dat uitgezworen is, zal niet tot etter zweren.Ga naar voetnoot20 Dat zal u nog tot etter en bloed uitzweren. (Zie bloed.) | |
Euvel.Hij gaat aan 'tzelfde euvel mank, En is aan 'tzelfde euvel krank.Ga naar voetnoot21 Hij is van dat euvel nog niet genezen. | |
[pagina 187]
| |
Sterke lieden hebben sterk euvel.Ga naar voetnoot1 (Zie de Bijlage.) Zij maken het euvel erger.Ga naar voetnoot2 | |
Evangelie.Dat is het evangelie van het spinrokken.Ga naar voetnoot4 Het is geen evangelie.Ga naar voetnoot5 Het is 't evangelie van Palmzondag: de Heer heeft het zelf noodig.Ga naar voetnoot6 [Dit spreekwoord is gegrond op Matth. xxi: 3.] Zijn woord is een evangelie.Ga naar voetnoot7 | |
Evangelist.Een woekeraar, een molenaar, een wisselaar en een tollenaar Zijn de vier evangelisten van Lucifaar.Ga naar voetnoot8 | |
Evert.Dat is goed krotensop, zei Evert, en hij dronk rooden Hooglandschen wijn.Ga naar voetnoot9 De drommel is in de kan, zei Evert, en hij had haar leêg gezopen. (Zie drommel.) | |
Excellentie.Geen vreugd, Geen jeugd, Geen excellentie Voor eene geruste conscientie. (Zie conscientie.) Het zou hem bollen, zich zijne excellentie te hooren noemen. | |
Expresse.Ik ben een expresse, en heb wat haast, zei Maarten de klompmaker, en hij reed in den mallemolen.Ga naar voetnoot12 | |
Ezau.Bij Jakobs stem moeten geen Ezau's handen wezen. [Dat wil zeggen: iemand, die op bedriegen uit is, moet zorgen, dat hij zich nict door het een of ander rerrade, moet geene rol spelen, die hij niet kan volhouden. Het spreekwoord is gegrond op Gen. xxvii: 22.] Wilt Ezau's staat voor u niet kiezen, En zegen voor de jagt verliezen.Ga naar voetnoot14 | |
Ezel.Al hadt een ezel ook drie ooren, Zoo kon hij nogtans niet veel hooren. Al kleedt me een' ezel in 't satijn, 't Zal altijd toch een ezel zijn. Alle ezels heeten geen graauwtje. Als de ezel iemand liefkoost, zoo schopt hij hem blaauwe leden.Ga naar voetnoot15 Als de ezels malkander kraauwen, dan blijft de liefde in het land.Ga naar voetnoot16 Als de ezel twijfelt, dan heeft hij het zijne niet. Als een ezel honger heeft, Eet hij, wat zijn meester geeft.Ga naar voetnoot17 Als een ezel speelt voor vos, Gaan straks al zijn banden los. (Zie band.) Als het den ezel te wel gaat, wil hij op het ijs dansen, en breekt een been. (Zie beenen.) Als ieder roept, dat gij een ezel zijt, zoo gagel. Als men den ezel zadelt, dan slepen de riemen langs den grond.Ga naar voetnoot18 (Zie de Bijlage.) Als twee ezels elkander onderwijzen, dan verkrijgt geen hunner de doctorale waardigheid. (Zie dokter.) Beter door een' ezel gedragen, Dan door een paard in 't zand geslagen.Ga naar voetnoot19 Beter een half jaar op een goed paard gereden, dan zijn gansche leven op een' ezel.Ga naar voetnoot20 Beter een levende ezel dan een dood paard. Daar steken veel ezels in één' vos alleen.Ga naar voetnoot21 Dan rijdt de drommel op een' ezel door het land. (Zie drommel.) Dat de ezels niet weten, zullen de vossen hun wel leeren.Ga naar voetnoot22 Dat gelijkt naar het klappen van het ezelshoofd. Dat is een ezel aan de luit gesteld.Ga naar voetnoot23 Dat is ezels last.Ga naar voetnoot24 Dat zal op de hazevangst gaan, zei de boer, en hij haalde zijn' ezel voor den dag. (Zie boer.) Dat zou mij smarten, als een ezel het vasten. De distels zijn de salade der ezels. (Zie distel.) De eene ezel heet altijd den anderen eenen lastdrager. (Zie drager.) De eene ezel heet den anderen langoor. De eene ezel vrijt den anderen.Ga naar voetnoot25 De ezel en de drijver denken niet eveneens. (Zie drijver.) De ezels dragen de haver, en de paarden eten die. De ezels rijden daar op muilen. De ezel van den koning van Castilië is maar een beest. (Zie beest.) | |
[pagina 188]
| |
De ezel weet ook wat.Ga naar voetnoot1 De gekken grijzen niet; maar de ezels worden grijs geboren.Ga naar voetnoot2 De jongste ezel moet het pak dragen. De molen is gesloten, de ezel vermijdt hem.Ga naar voetnoot3 Den ezel om laken zenden.Ga naar voetnoot4 De verstandigen zullen spreken, als de ezel zijne gebreken kent.Ga naar voetnoot5 De zadel past den ezel niet.Ga naar voetnoot6 De ziekte komt met haast gereden, En gaat met langzame ezels-schreden.Ga naar voetnoot7 Die een ezel geboren is, behoudt zijne ooren.Ga naar voetnoot8 Die een ezelshoofd wil wasschen, verspilt zijn water en zijne zeep.Ga naar voetnoot9 Die eens een ezel wordt, gaat altijd met lange ooren.Ga naar voetnoot10 Die ezel geboren is, moet ezel sterven.Ga naar voetnoot11 Die hier een ezel is, zal geen paard wederkeeren.Ga naar voetnoot12 Die hoeren leidt, of ezels drijft, 't Is vreemd, zoo hij in ruste blijft.Ga naar voetnoot13 Die tot een' ezel geboren is, zal geen paard sterven.Ga naar voetnoot14 Die tot een' ezel is geboren, Moet ezelen, of hij gaat verloren. Die tot geen paard geboren is, moet ezel sterven. Die van alles dragen moet, dient eene ezelshuid te hebben.Ga naar voetnoot15 Drie beesten schiep onze Heer: ezels, varkens en posten te voet. (Zie beest.) Een bediende moet met ezelsooren luisteren. (Zie bediende.) Een edelman zonder schulden is als een ezel zonder ooren. (Zie edelman.) Een ezel blijft een ezel, al doet hij ook drie maal de reis rondom de wereld.Ga naar voetnoot16 Een ezel, die vrijt, Die p... (ook wel: schopt) of hij smijt.Ga naar voetnoot17 Een ezel geeft nog gaarne een' dooden leeuw een' schop. Een' ezel kent men aan zijne ooren.Ga naar voetnoot18 Een ezel, met goud beladen, gaat gemakkelijk over weg. Een ezel stoot zich geen twee malen aan één' steen.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Een gouden zadel maakt geen' ezel tot een paard.Ga naar voetnoot20 Een Griek kan leven, waar een ezel van honger zou sterven. Een haastig (of: jagtig) man moet op geen' ezel rijden.Ga naar voetnoot21 (Zie de Bijlage.) Een kwezel, een ezel en een notenboom moeten door slagen goed worden. (Zie boom.) Een os en een ezel dienen niet aan éénen ploeg.Ga naar voetnoot22 [Gelijk het spreekwoord: Gij zult den akker niet bewerken met een' os en een' ezel te zamen, is ook dit op Deutern. xxii: 10 gegrond.] Een rijke en gierige (of: Een karige rijke) is Salomo's ezel.Ga naar voetnoot23 Eens ezels dankbaarheid is veesten en schoppen. (Zie dankbaarheid.) Elk mag loopen, zoo als hij wil; maar hij houdt zijn' tred, - hij slacht den ezel.Ga naar voetnoot24 (Zie de Bijlage.) Elk op zijne manier, en de ezels op de oude.Ga naar voetnoot25 Ezels komen meê op 't kussen.Ga naar voetnoot26 Ezels schouderen, varkens muil, koopmans ooren.Ga naar voetnoot27 Geef een' ezel haver, hij loopt tot de distels. (Zie distel.) Geen berg zoo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet opklimt. (Zie berg.) Gelijk de ezels: het oude pad.Ga naar voetnoot28 Gij wilt een' ezel uit zijnen tred leeren gaan!Ga naar voetnoot29 Gij zult den akker niet bewerken met een' os en een' ezel te zamen. (Zie akker.) Goede trouw is de brug van de ezels. (Zie brug.) Heb je geen paard, gebruik een' ezel. Het gaat al verkeerd, als de zakken den ezel dragen.Ga naar voetnoot30 Het gaat met hem als met de ezels, die de haver dragen, en hooi eten. Het is als de man met zijn ezeltje: zelden pas. [Dat wil zeggen: het is niet zoo te maken, dat men buiten aanmerkingen blijft. Of de man op zijnen ezel zat, of er zijnen zoon op liet zitten; of zij zich beiden op den ezelplaatsten, of het dier ledig lieten gaan: altijd had men wat aan te merken. Het spreekwoord is uit eene der fabelen van lafontaine ontleend.] Het is beter, met den uil (of: ezel) gezeten, dan met den valk gevlogen.Ga naar voetnoot31 (Zie de Bijlage.) Het is beter, op een' ezel te zitten, dan zelf een ezel te zijn. Het is een domme (groote, leelijke, of: grove) ezel.Ga naar voetnoot32 Het is eene ezelsbrug. (Zie brug.) Het is een ezel in eene leeuwenhuid. Het is een ezelskop. Het is een moord, zei Mourik, al weêr een ezel dood. [Te Gorinchem wordt alles, wat schade aanbrengt of verdriet veroorzaakt, een moord genoemd. De man, die hier sprekende wordt ingevoerd, klaagde aldus over het verlies zijner ezels; en daar men wist, dat zulks door eigen onachtzaamheid geschiedde, beklaagde men hem weinig, en is zijn gezegde tot een spreekwoord geworden.] Het is een vergulde ezel.Ga naar voetnoot33 | |
[pagina 189]
| |
Het is een werkezel (ook wel: werkuil).Ga naar voetnoot1 Het is een wonderlijke strijd, Daar de eene ezel den anderen verwijt.Ga naar voetnoot2 Het is een woudezel.Ga naar voetnoot3 [Dit spreekwoord is genomen uit Gen. xvi: 12.] Het is kwaad, den ezel ter bruiloft te nooden, als hij hout of water moet dragen. (Zie bruiloft.) Het kwaad komt moedig aangetreden, En gaat weêr heen met ezels-schreden.Ga naar voetnoot4 Het past hem als een' ezel de laarzen.Ga naar voetnoot5 Het wapen van Brugge: een ezel in een' leuningstoel. (Zie brugge.) Het woord is eruit, maar de ezel staat er nog. Het zijn al geene ezels, die ezels heeten.Ga naar voetnoot6 Hier wrijft de eene ezel den anderen. Hij gaat genoeg ter molen, die daar zijnen ezel zendt.Ga naar voetnoot7 Hij gelijkt Bileams ezel, die wijn draagt, en niet dan water drinkt. (Zie bileam.) Hij grimlacht als een ezel, die in het bosch van een' wolf wordt gegroet. (Zie bosch.) Hij heeft er zooveel verstand van, als een ezel van de algebra. (Zie algebra.) Hij heeft ezelsooren als Midas.Ga naar voetnoot8 [Toen pan uit het riet, waarin de schoone nimf syrinx veranderde, om van zijne vervolgingen ontslagen te wezen, zijne fluitjes maakte, beeldde hij zich in, zulk een groot muzikus te zijn, dat hij zelfs apollo tot den kamp uitdaagde. De berggod tmolus wees aan apollo den prijs toe; maar de Phrygische vorst midas, die mede scheidsregter was, aan pan. De wraak, die de mythologie apollo daarover nemen deed, bezorgde aan midas een paar ezelsooren.] Hij is beestiger dan een ezel. (Zie beest.) Hij is beladen gelijk een lastezel.Ga naar voetnoot9 (Zie de Bijlage.) Hij komt zijns vaders ezels zoeken? zijn ze hier?Ga naar voetnoot10 Hij moest een paardje (of: ezeltje) sch. geld hebben.Ga naar voetnoot11 Hij rijdt op het roode ezeltje.Ga naar voetnoot12 Hij schaamt zich als een ezel, wien de zak ontvalt.Ga naar voetnoot13 Hij slacht Bileams ezel: hij spreekt, voor dat hij gevraagd wordt. (Zie bileam.) Hij slacht den boer, die naar zijn' ezel zocht, en hij zat er zelf op. (Zie boer.) Hij slagt zijn' ezel, om de huid te verkoopen. Hij sloeg den zak, en meende den ezel. Hij springt van den os op den ezel.Ga naar voetnoot14 (Zie de Bijlage.) Hij stelt zich zelven voor, gelijk de ezels doen.Ga naar voetnoot15 Hij vergeet als een ezel achter zijne ooren.Ga naar voetnoot16 Hij verstaat het, als een ezel het ABC. (Zie abc.) Hij verwacht gouden horens aan een' ezelskop. Hij wil veesten van een' dooden ezel hebben. Hij wil wol van den ezel scheren.Ga naar voetnoot17 Hoe grooter ezel, hoe grooter geluk.Ga naar voetnoot18 l'Honneur aux dames: de varkens treden vooraan (of: de ezels gaan vooruit). (Zie dame.) Ik zal met dat beest niet hollen, zei de postillon, en hij ging op een' ezel zitten. (Zie beest.) Kwade menschen hebben nu eere en pracht; Goede menschen worden als ezels veracht. (Zie eer.) Loop in een' ezel, of voor een' ezel.Ga naar voetnoot19 Men geeft den ezel de harp.Ga naar voetnoot20 Menigeen draagt een' zak, en noemt zijn' buurman een' ezel. (Zie buurman.) Men kan een' ezel niet doen drinken, of hij moet dorst hebben. (Zie dorst.) Men moet den ezels de kaarden laten. Men moet hem bidden, gelijk men de ezels bidt.Ga naar voetnoot21 Men roept den ezel niet ten hove, dan als hij lasten dragen moet.Ga naar voetnoot22 (Zie de Bijlage.) Men vindt meer vossen-vellen dan ezels-vachten in een' bontwerkers-winkel. (Zie bontwerker.) Men vindt menigen ezel met twee beenen. (Zie beenen.) Men vindt menigen ezel zonder lange ooren.Ga naar voetnoot23 Men zal hem op eenen blinden ezel laten rijden. Men ziet wel ezels, die nooit zakken droegen.Ga naar voetnoot24 Met eene kleine els steekt men wel een' grooten ezel. (Zie els.) Noch vinnig slaan, noch harde dwang doet den ezel drinken. (Zie dwang.) Om een volmaakte ezel te zijn, heeft hij maar een' staart noodig.Ga naar voetnoot25 Op eenen blinden ezel kan men niet verre rijden. Stoor u aan het schoppen van den ezel niet: het beest is niet wijzer (of: weet niet beter). (Zie beest.) Twee gekken (of: hoovaardigen) kunnen het op éénen ezel niet uithouden.Ga naar voetnoot26 Van eenen ezel op eene jaarmarkt gep... zijn.Ga naar voetnoot27 Veel ezels maken den last ligt.Ga naar voetnoot28 Vreemde zorgen dooden den ezel.Ga naar voetnoot29 Wat den hond past, dat past den ezel niet. Wat de vossen niet zeggen, dat zullen de ezels wel weten.Ga naar voetnoot30 Wat doet de ezel met de zakpijp! Wat doet de ezel onder de apen? (Zie aap.) Wat ezels voetschop voor den leeuw! Wat zal een ezel honig eten! Wij egels, wij ezels. (Zie egel.) | |
[pagina 190]
| |
Zend een' ezel naar Lijfland, hij zal giegagen, als hij t' huis komt. Zendt men een' ezel naar Parijs, Men krijgt hem weder, even wijs.Ga naar voetnoot1 Zeven dingen peinst de ezel, en de ezeldrijver acht. (Zie ding.) Zijt gij een ezel, neem dan geen' leeuw tot medemaat.Ga naar voetnoot2 Zing voor den ezel, hij zal u bevijsten.Ga naar voetnoot3 Zoo gij sterft, zal men u met de huid begraven, dat doet men den ezel niet.Ga naar voetnoot4 | |
Ezelin.Ik ben een zoon van 's konings lijfpaard, zei de muilezel; maar hij vergat te zeggen, dat zijne moeder eene ezelin was.Ga naar voetnoot5 |
|