Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Nederlandsche spreekwoorden.[A]A.Die A zegt, moet ook B zeggen.Ga naar voetnoot1 Hij kent geene A voor eene B (of: Hij kent noch A noch B).Ga naar voetnoot2 Hij kent nog niet eens de groote A. Hij kent (of: verhaalt) het van A tot Z. Weêr beginnen van kruisje A.Ga naar voetnoot3 | |
Aagt.Aagt (of: Mat) kent Trui wel.Ga naar voetnoot5 Nieuwsgierig Aagtje van Enkhuizen.Ga naar voetnoot6 Nu zal ik een' doodslag begaan, zei Aagt, en zij stak een' paling onder de korte ribben.Ga naar voetnoot7 | |
Aal.Aal is geen paling.Ga naar voetnoot8 Aan een' goed' visscher ontglipt wel een aal.Ga naar voetnoot9 (Zie de Bijlage.) Als de zalm gevangen is, zoo zuigt hem de aal uit.Ga naar voetnoot10 Daar is een aal te kragen.Ga naar voetnoot11 Dat is eene pruik met Alphonsus, zei de boer, en hij had twee aalsvellen aan zijn haar hangen.Ga naar voetnoot12 Dat is een schoone steur, zei Aart, en hij haalde een' puitaal op.Ga naar voetnoot13 De aal kruipt gaarne dáár in, waar het gat het naauwst is. Dek toe den pot: daar is aal (of: paling) in.Ga naar voetnoot14 Die geen' aal wil, krijgt ook geen' kabeljaauw.Ga naar voetnoot15 Die netten zijn van eng beslag, Daar geen aal door de maas mag.Ga naar voetnoot16 Een' schelvisch (aal, of: spiering) uitwerpen, om een' kabeljaauw te vangen.Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) Het is een koopman van aalsvellen.Ga naar voetnoot18 Hij domineert als een aal in de tobbe.Ga naar voetnoot19 Hij heeft eenen gladden aal (of: paling) bij den staart.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Hij is te stikken (te houden, of: te vangen) als een aal (of: paling) bij den staart.Ga naar voetnoot21 Hij is zoo glad als een aal. Hij krimpt als een aal in elkander.Ga naar voetnoot22 Hij ontsnapt als een aal door de vingeren. Hij wringt zich als eene slang (of: een aal) in allerlei bogten.Ga naar voetnoot23 Hij zal geen' grooten aal vangen.Ga naar voetnoot24 | |
Aalmoes.Aalmoezen geven verarmt niet.Ga naar voetnoot25 De aalmoezen die naar de hand rieken, verliezen kracht en naam. Eene aalmoes dwaalt niet.Ga naar voetnoot26 Het blijft hem aan de vingers hangen, als der goede vrouw de aalmoes.Ga naar voetnoot27 Hij verliest zijne aalmoes niet, Die ze aan zijn varken biedt.Ga naar voetnoot28 | |
[pagina 2]
| |
Aaltje.Hij zingt van mooi Aaltje.Ga naar voetnoot1 Man, wat ben je ruig, zei Aaltje, en hij was in geen zes en dertig jaar geschoren.Ga naar voetnoot2 | |
Aanbeeld.Alle beginselen zijn zwaar, zei de dief, en voor de eerste maal stal hij een aanbeeld. Als ik een aanbeeld ben, lijd ik als een aanbeeld; maar als ik een hamer ben, voeg ik mij tot slaan.Ga naar voetnoot4 Een goed aanbeeld moet voor geen' slag bezwijken (of: vreest den hamer niet).Ga naar voetnoot5 Hij klopt op het verkeerde aanbeeld. Hij slacht de smidshonden, die, als de hamer meest gaat, omtrent het aanbeeld liggen, en ronken. Ik zal nog dikwijls op dat aanbeeld slaan. Tot een hard aanbeeld, dient een hamer van pluimen.Ga naar voetnoot6 Tusschen den hamer en het aanbeeld.Ga naar voetnoot7 (Zie de Bijlage.) Zij slaan op hetzelfde aanbeeld.Ga naar voetnoot8 | |
Aanbeveling.Een zindelijk kleed is eene goede aanbeveling.Ga naar voetnoot9 Het is een brief van aanbeveling. | |
Aangezigt.Aan het aangezigt kent men de lieden.Ga naar voetnoot13 Al heeft een hoer een schoon gezigt, 't Is een lantaarne zonder licht.Ga naar voetnoot14 Al is de rug ook sterk van kracht, Het aangezigt heeft meerder magt. Bij de leelijke zal haar aangezigt haren aars wel beschermen.Ga naar voetnoot15 Bij een slecht spel een goed gezigt zetten.Ga naar voetnoot16 Dat is een mooi gezigt, zei de papegaai, en hij zag een klein-kindergatje. De beurze plooit wel, die eerst vol was; En 't aanzigt rimpelt, dat eerst bol was.Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) De blijdschap des harten maakt eene schoone verw in het aangezigt.Ga naar voetnoot18 De eene hand wascht de andere, en beide wasschen het aangezigt.Ga naar voetnoot19 De kinderen zijn al ongelijk van aangezigt.Ga naar voetnoot20 Der vrouwen gezigt Bedriegt zoo ligt.Ga naar voetnoot21 De tijd heeft twee aangezigten: een mooi en een leelijk. Die haar aangezigt blanket, peinst op haren aars.Ga naar voetnoot22 Die u blijder aangezigt toont, dan hij plagt, die heeft u bedrogen, of wil u bedriegen.Ga naar voetnoot23 Die zijn' neus afsnijdt (of: schendt), schendt zijn aangezigt.Ga naar voetnoot24 Een aangezigt is een doolhof, zei de vrijer, als er iemand komt, die er zin in heeft.Ga naar voetnoot25 Een blij aangezigt, blijde sier.Ga naar voetnoot26 Een leelijk aangezigt is bewaard voor geile zinnen.Ga naar voetnoot27 Een schoon aangezigt veilt lompe leden.Ga naar voetnoot28 Een schoon aangezigt verkoopt wel een' schurftigen aars.Ga naar voetnoot29 Groote eters hebben roode aangezigten.Ga naar voetnoot30 (Zie de Bijlage.) Haar gezigt glimt, of het met boter gesmeerd is. Het aangezigtin de derde krap (of: plooi) zetten.Ga naar voetnoot31 Het aangezigt onder het orgel.Ga naar voetnoot32 Het aangezigt staat niet als gisteren en eergisteren.Ga naar voetnoot33 Het aangezigt wijst het wel uit.Ga naar voetnoot34 Het is kwaad, den wind in het aangezigt te hebben.Ga naar voetnoot35 Het kind gelijkt zijn' vader, alsof het uit zijn aangezigt gesneden was.Ga naar voetnoot36 Het oog wil ook wat hebben, zei de man, en toen sloeg hij zijne vrouw een blaauw gezigt. Hij draagt zijn hart in zijn aangezigt.Ga naar voetnoot37 Hij durft zijn aangezigt (of: hoofd) niet voorbrengen.Ga naar voetnoot38 Hij heeft een berderen (of: houten) aangezigt.Ga naar voetnoot39 Hij heeft eene sneê door den neus (of: het gezigt). Hij heeft een gezigt als een aap (of: een regt apengezigt, ook wel: een gezigt als een baviaan).Ga naar voetnoot40 Hij heeft een gezigt als een appeltje.Ga naar voetnoot41 Hij heeft een gezigt van eene el lang. Hij heeft een klein aangezigtje en een rond buikje.Ga naar voetnoot42 Hij heeft een volle-maans gezigt. Hij heeft net een gezigt als eene paardenvijg, daar de kippen in gepikt hebben. Hij heeft net een gezigt als een kippenhok, met den stront naar buiten. Hij heeft net een gezigt als een omgekeerd koolblad. Hij staat te kijken, of hij een' klap voor zijn gezigt krijgt. Hij trekt een gezigt als een bok, die zure kornellen vreet. Hij zegt het hem in het aangezigt.Ga naar voetnoot43 Ik spuw van zijn gezigt. | |
[pagina 3]
| |
Ik zie het aan uw' neus (of: aan uw aangezigt).Ga naar voetnoot1 Men kan hem den brandewijn (of: jenever) wel uit zijn gezigt tappen. Men moet elk doeken naar zijn aangezigt.Ga naar voetnoot2 Men zou de passie uit zijn aangezigt lezen.Ga naar voetnoot3 Men zou haar peterselie in (of: op) het gezigt zaaijen, zoo zindelijk is zij. Niets beter, dan het aangezigt bieden en schoon spreken.Ga naar voetnoot4 Schoone aangezigten hebben vlekken. Stond dat aangezigt aan den hemel, men vond geene sterrekijkers meer. Stond haar aangezigt aan eene keukendeur, daar kwam nooit hond in. Streelt gij de kat: zij zal u in het aangezigt springen.Ga naar voetnoot5 Vele aangezigten dingen schoon.Ga naar voetnoot6 Wacht u voor een' man met twee aangezigten.Ga naar voetnoot7 Wie geen gezigt heeft, kan niet lagchen.Ga naar voetnoot8 Zijn neus past hier op mijn aangezigt.Ga naar voetnoot9 | |
Aanklagt.Een goed geweten vreest geene aanklagt.Ga naar voetnoot13 Zonder aanklagt mag men niemand veroordeelen.Ga naar voetnoot14 | |
Aanstoot.Die aan den weg timmert, lijdt veel aanstoot (of: heeft veel beregts).Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) Die geen' aanstoot wil lijden, moet uit de woeling blijven.Ga naar voetnoot18 Die lange neuzen hebben, lijden veel aanstoot.Ga naar voetnoot19 Hij is een steen des aanstoots.Ga naar voetnoot20 Hij kan geen' aanstoot velen. Hooge dingen lijden veel aanstoot.Ga naar voetnoot21 Schoone lieden en gescheurde schortekleederen hebben veel aanstoot.Ga naar voetnoot22 | |
Aanvang.Haastigheid is de aanvang - berouw het einde des toorns. Luiheid is de aanvang van allen laster.Ga naar voetnoot25 | |
Aanwenst.Aanwenst (of: Gewoonte) wordt (of: is) eene tweede natuur.Ga naar voetnoot26 (Zie de Bijlage.) | |
Aanziender.Ik ben geen aanziender der personen, zei de hondenslager; toen sloeg hij een' grooten dog, die hem gebeten had.Ga naar voetnoot27 | |
Aap.Aap! wat hebt gij mooije jongen.Ga naar voetnoot28 Al draagt een aap een' gouden ring, 't Blijft altijd toch een leelijk ding.Ga naar voetnoot29 Als apen hooge klimmen willen, Dan ziet men vaak hun naakte billen.Ga naar voetnoot30 (Zie de Bijlage.) Als de aap een houten rapiertje op zijde heeft, meent hij don Diëgo van Salamanca te zijn. [Of don diëgo van Salamanca dezelfde is als de verstandige ridder don diëgo de miranda, die in het 2e. Deel van cervantes' Don Quichot voorkomt, of wel don diëgo de montesor, die in de Avonturen van gil-blas van santillana genoemd wordt, dan dat men hebbe te denken aan de vermaardheid der hoogeschool van dien naam, durf ik niet bepalen. Het spreekwoord stelt op eene bespottelijke wijze den eigenwaan ten toon.] Apen bij apen, en meerkatten bij meerkatten.Ga naar voetnoot31 Apen willen de spiegels breken, omdat zij hunne leelijkheid vertoonen. Beter een schaap dan een aap.Ga naar voetnoot32 Daar is een aap te vlooijen: wilt gij den zak ophouden (of: den staart vasthouden)?Ga naar voetnoot33 Dat is al een bejaard man, zei stikziende Volkert, en hij zag een' aap met een' langen baard op de koord dansen.Ga naar voetnoot34 Dat is apen-liefde.Ga naar voetnoot35 Dat is een schepsel met lange beenen, zei Teeuwes de boer, en hij zag een' aap op stelten loopen.Ga naar voetnoot36 Dat is toevallig, zei apenkees. De aap gooit de kastanjes in het vuur, en laat ze er de kat met de pooten weêr uithalen.Ga naar voetnoot37 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 4]
| |
De aap is geligt.Ga naar voetnoot1 De aap kijkt (of: springt) uit de mouw.Ga naar voetnoot2 De aap wil met een ieder gekken, En toch kan hij zijn' aars niet dekken.Ga naar voetnoot3 De duivel is Gods aap.Ga naar voetnoot4 Den aap met zijne jongen vertoonen. Den aap scheren.Ga naar voetnoot5 Den aap spiegelt zijne schoonheid in het glas. Den aap uit de mouw schudden. Den ouden aap leert men geene kunsten. Een aap, een paap en eene weegluis Zijn drie duivels in één huis. Een aap, een paap en een wetsteen Komen zeer wel overeen.Ga naar voetnoot6 Een aap is een aap, al draagt hij eene gouden huif (of: al had hij gouden rokken aan).Ga naar voetnoot7 (Zie de Bijlage.) Een aap is gaauw, maar nog gaauwer, die hem vangt.Ga naar voetnoot8 Een aap, uit al te groote min, Die perst zijn jong de lenden in.Ga naar voetnoot9 Eene vloo in de zon, Eenen aap op de ton, En eene stoute maagd, Scheid ervan, eer ge 't u beklaagt.Ga naar voetnoot10 Een' jongen paap, Een' ouden aap, Een' wilden beer, Ik nimmer in mijn huis begeer.Ga naar voetnoot11 Een schaap bij een schaap, Een aap bij een aap.Ga naar voetnoot12 Een zot is een zot (of: Een aap is een aap), al ware het paaschdag.Ga naar voetnoot13 Eer zal hem een aap uit het achterste vliegen.Ga naar voetnoot14 Ei zie hem eens grinniken, zei Gerrit, en hij klisteerde zijn' aap.Ga naar voetnoot15 Geen olijker goed dan menschen: men vangt er zelfs apen mede.Ga naar voetnoot16 Het is, alsof er een os (of: aap) in den bijbel las.Ga naar voetnoot17 Het is een malle (of: leelijke) aap.Ga naar voetnoot18 Het is maar aperij (of: apenspel, ook wel: apenkool).Ga naar voetnoot19 Het is volmaakt zijn aap (of: Hij aapt alles na, ook wel: Iemands aap wezen).Ga naar voetnoot20 Hij dient er als een aap in de porselein-kast.Ga naar voetnoot21 Hij doet gelijk de aap: die heeft den mond vol, en hij begeert nog te eten.Ga naar voetnoot22 Hij gelijkt beter naar een' aap, dan een dominé naar eene pijp tabak.Ga naar voetnoot23 Hij groeit in alle schoonheid op, gelijk de jonge apen.Ga naar voetnoot24 Hij heeft den aap beet (of: al t'huis).Ga naar voetnoot25 Hij heeft een gezigt als een aap (of: een regt apengezigt, ook wel: een gezigt als een baviaan). (Zie aangezigt.) Hij heeft een' goeden aap uit Oost-Indië medegenomen.Ga naar voetnoot26 Hij houdt den aap in de mouw.Ga naar voetnoot27 Hij is daar (of: haspelt ermede) als een aap in een' garen- (of: lint-) winkel.Ga naar voetnoot28 Hij is er zoo mal mede als een aap met zijne jongen.Ga naar voetnoot29 Hij is zoo mooi als een aap in 't purper.Ga naar voetnoot30 Hij keert het hoofd gelijk een aap, die pillen inzwelgt. Hij maakt aapjes.Ga naar voetnoot31 Hij rijdt op den aap.Ga naar voetnoot32 Hij weet er geen' aap van. Hij zag er uit als een geschoren aap.Ga naar voetnoot33 Hij ziet op geen' aap, als hij uit Oost-Indië komt.Ga naar voetnoot34 Hoe erg de apen ook zijn, zij kunnen de vossen niet bedriegen.Ga naar voetnoot35 Hoe schooner aap, hoe leelijker jongen.Ga naar voetnoot36 Ik wensch je continuatie van gezondheid, zei Jan van der Knaap, En hij nam afscheid van zijns buurmans aap.Ga naar voetnoot37 Kinderen zijn apen.Ga naar voetnoot38 Nooit deed een aap eenen grooten sprong met zijn blok.Ga naar voetnoot39 Veel ruigs en weinig wol, zei de aap, en hij schoor het varken.Ga naar voetnoot40 Wat doet de ezel onder de apen?Ga naar voetnoot41 Wat maakt men al om het geld, zei de boer, en hij zag een' aap op het venster zitten.Ga naar voetnoot42 Wat van apen komt, wil luizen (of: Apen-jongen zoeken graag luizen).Ga naar voetnoot43 Wat vindt men ter wereld zeldzame kinderen, zei de boer, en hij zag een' aap in het venster zitten.Ga naar voetnoot44 Zelfs apen gluren wel in spiegels. Zooveel apen als meerkatten. | |
Aar.De aar in de schoof, De druif in het loof.Ga naar voetnoot45 De volle korenaren hangen 't laagst.Ga naar voetnoot46 Eéne brandaar kan de beste schoof bederven.Ga naar voetnoot47 Eene koornaar op de tong hebben.Ga naar voetnoot48 Eéne vore, ééne aar.Ga naar voetnoot49 Twee musschen aan ééne korenaar verdragen elkander niet.Ga naar voetnoot50 Vroege aren, een slechte Sint Jakob.Ga naar voetnoot51 Wanneer de rogge tierig te velde staat, dan is zij met Mei in de aar.Ga naar voetnoot52 | |
[pagina 5]
| |
Aard.Aard is een vast kleed.Ga naar voetnoot1 Bastaarden slaan altijd uit den aard.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.) Daar de schaamte schade baart, Is zij van een' zotten aard (of: is ze niet dan dwaasheid).Ga naar voetnoot3 De aard gaat voor alle gewoonte.Ga naar voetnoot4 De eerste aard Blijft bij het paard. De vrouwen zijn van éénen aard. De wolf ruit wel van baard, Maar niet van aard.Ga naar voetnoot5 Elk lief zijn' eigen' aard. Hij heeft een aardje Naar zijn vaârtje.Ga naar voetnoot6 Hij heeft een' vossenaard.Ga naar voetnoot7 Hij is buiten den aard geslagen. Hij moet van eenen kwaden aard zijn, die nooit vreugde zien mag.Ga naar voetnoot8 Ieder vogel doet naar zijnen aard. Komkommers zijn van maagden-aard: Zij dienen niet te lang bewaard. Lieden van gelijken aard Zijn te zamen (of: Zijn al ligtlijk) wel gepaard.Ga naar voetnoot9 Men speurt aan haar schortje Den aard van haar mortje. Naardat de aard is van uw kind, Zie, dat gij ook een' stijl verzint. Reist vrouw of maagd in bedevaart, Zij krijgt al ligt een' kwaden aard.Ga naar voetnoot10 Roode baard, Duivels aard.Ga naar voetnoot11 Van dien kent men straks zijn' aard, Die nooit zijne tong bewaart.Ga naar voetnoot12 Wie uit den aard heeft zotte kuren, Dien zullen ze al zijn leven duren.Ga naar voetnoot13 Zeg mij, met wien dat gij verkeert, Zoo heb ik uwen aard geleerd (of: Zeg mij, met wien gij leeft, ik zal u zeggen, hoe gij leeft).Ga naar voetnoot14 | |
Aardappel.Als dat zijne aardappelen zijn, begeer ik zijn vleesch niet.Ga naar voetnoot15 Hij giet zijne aardappelen af. | |
Aarde.Aarde wil van aarde niet, 't Spek wil van den zwaarde niet (of: Onkruid uit den gaarde niet, ook wel: De kat wil uit den gaarde niet, En zij laat haar muizen niet).Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Aardsche vreugde is vuur van stoppels. Als de hemel valt, krijgt de aarde eene huik.Ga naar voetnoot17 Als men de buffels te zeer vermoeit, gaan zij op de aarde liggen.Ga naar voetnoot18 Begraaf uw talent niet onder de aarde.Ga naar voetnoot19
[Dit spreekwoord is genomen uit Matth. xxv: 18.] Daar gaat niets de vrijheid van het paard te boven, dat zoowel een' prins als een' lakkei ter aarde werpt. Daar is trouw noch geloof op de aarde.Ga naar voetnoot20 Daar vliegt nimmer een vogel zoo hoog, of hij moet zijnen kost op de aarde zoeken.Ga naar voetnoot21 Daar zijn geene heiligen in den hemel, die op aarde niet gelasterd geweest zijn. De aarde, die het zout uitgeeft, heeft geene andere vrucht. De aarde is gerezen of de hemel is gedaald, zei de sterrekijker, en men had hem een meiblad onder zijn' stoel gelegd.Ga naar voetnoot22 De geest zegt niet: wond, maar dood uwe aardsche leden.Ga naar voetnoot23 De mensch is op de aard gezet, Om God te eeren, naar zijn wet. Die een kwaad wijf heeft, diens hel (of: vagevuur) begint op de aarde.Ga naar voetnoot24 Die langs de aarde kruipt, is geen' hoogen val onderhevig.Ga naar voetnoot25 Drie papen van boozen rade, Drie schouten zonder genade, Drie boeren, gierig en rijk, Zijn negen duivels van 't aardrijk.Ga naar voetnoot26 Een kleine put in de aarde, eene groote ruimte (of: een groot gemak) in huis.Ga naar voetnoot27 Een kwaad huwelijk is eene hel op aarde, zei Jochem, en hij kreeg eenige baffetoenen van zijn wijf tot een' morgen-groet.Ga naar voetnoot28 Een ondankbaar mensch is niet waard, dat hem de aarde draagt (of: De aarde draagt geen' snooder' last dan een' ondankbaar' mensch).Ga naar voetnoot29 (Zie de Bijlage.) Geen aardsche zaken, Die lang vermaken. Geen grooter vreugd op aard, zei Jantje van der Buis, Dan 's middags lekkre kost, en 's avonds dronken t' huis.Ga naar voetnoot30 Heden in hoogheid verheven, morgen onder de aarde.Ga naar voetnoot31 Hemel en aarde bewegen.Ga naar voetnoot32 Hemel en aarde is er vol van, De mensch is er dol van. Hemel en aarde zijn immers niet op éénen dag gemaakt. Het blaauw-geneusd oud-wijf Zoekt de aarde voor haar lijf. Het heeft veel voeten in de aarde.Ga naar voetnoot33 Het is al ongewis, Wat dat op aarde is. Het is een echt aardmannetje. Het is zoo ver van elkander als hemel en aarde.Ga naar voetnoot34 Het komt niet bij: het raakt hemel noch aarde.Ga naar voetnoot35 Het kwaad van de aarde leidt tot den hemel.Ga naar voetnoot36 | |
[pagina 6]
| |
Hij gaat boven de aarde en onder de aarde.Ga naar voetnoot1 Hij gelijkt de radijzen: hoe langer die onder de aarde blijven, hoe grooter zij worden.Ga naar voetnoot2 Hij geniet eenen hemel op aarde. Hij heeft den eenen voet op de aarde, den anderen op het water.Ga naar voetnoot3 Hij houdt zich bij de aarde.Ga naar voetnoot4 Hij is naast den hemel, die zich minst bekommert, in wat handen de aarde is. Hij kreeg een' klap, dat hij den hemel voor eene viool, en de aarde voor een' strijkstok aanzag. Hij raakt naauwelijks met zijne voeten aan de aarde.Ga naar voetnoot5 Hij weet van hemel noch aarde.Ga naar voetnoot6 (Zie de Bijlage.) Hij zal immer mijn duivel op de aarde wezen.Ga naar voetnoot7 Hij ziet eerder eene mug in de lucht, dan een' os op de aarde. Hij zucht (ook wel: Hij liegt) boomen uit de aarde.Ga naar voetnoot8 Hoovaardij mag in hemel noch op aarde.Ga naar voetnoot9 Ik wilde, dat hij eene spiets diep onder de aarde stak.Ga naar voetnoot10 Kon hij den hemel beklauteren, hij draaide, met Jan Vos, den aardkloot om de zon.Ga naar voetnoot11 [jan vos, een in zijn' tijd zeer gevierde dichter, had nog al vrij wat waanwijsheid. Het is die waanwijsheid, welke in haar verheven idée hier bespottelijk ten tooneele wordt gevoerd.] Men vindt menig zeldzaam moeders kind op aarde.Ga naar voetnoot12 Mij dunkt, dat ik in de aarde ga.Ga naar voetnoot13 Niemand is in waarde In zijn eigen aarde.Ga naar voetnoot14 Peterselie helpt de mannen te paard, en de vrouwen onder de aarde.Ga naar voetnoot15 Steek den vinger in de aarde, en riek, in wat land gij zijt.Ga naar voetnoot16 Tusschen twee stoelen valt de aars op de aarde.Ga naar voetnoot17 Van eene booze aarde zal men ook geene jongen over laten blijven.Ga naar voetnoot18 Vertrap nimmer iemand, als hij reeds ter aarde ligt. Vrouwen, paauwen en paarden Zijn de trotschte (of: stoutste) dieren der aarde.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Wanneer een boom ter aarde zijgt, Maakt ieder, dat hij takken krijgt.Ga naar voetnoot20 Wat de aarde geeft, dat neemt zij weder.Ga naar voetnoot21 Wat iemand niet kan geworden, dat is hem 't liefst op aarde.Ga naar voetnoot22 Wien het aan hoop ontbreekt, is de armste man op aarde. Wien het geluk tegen is, die breekt wel een been op slechter aarde.Ga naar voetnoot23 Zij wroeten als mollen in de aarde.Ga naar voetnoot24 De misslagen der geneesheeren worden met aarde, de gebreken der rijken worden met geld bedekt.Ga naar voetnoot25 Den wijngaard onder de aarde snijden.Ga naar voetnoot26 Gierigheid is niet verzadigd, voor zij den mond vol aarde heeft.Ga naar voetnoot27 Het ligchaam van den paus beslaat niet meer aarde dan dat van den kapellaan. Hij zal aarde gebrek hebben.Ga naar voetnoot28 (Zie de Bijlage.) Men kan in nood wel water drinken, maar geen aarde eten. Met eens anders aarde zijne eigene gracht vullen.
Dat is kraakporselein, zei Dirk, en hij hoorde een' aarden schotel aan stukken vallen.Ga naar voetnoot29 Een aarden pot bij een' metalen, Kan nimmer iets dan nadeel halen.Ga naar voetnoot30 Het water holt een' aarden steen, En dat maar door een' drup alleen.Ga naar voetnoot31 Het zijn zieltjes van potaarde.Ga naar voetnoot32 Ik wil mijn' porseleinen kop voor zijn' aarden kop niet ruilen. Steenen muren worden door de kogels verbrijzeld, maar aarden wallen worden daardoor versterkt. Viel de hemel, dan bleef er geen aarden pot of pan heel.Ga naar voetnoot33 Zet een' aarden wal tegen een' harden kogel: hij zal erin versmoren. | |
Aardigheid.Daar is somtijds wel aardigheid binnen een onaardig aauzien.Ga naar voetnoot34 Zulke aardigheden Passen aan geen waardigheden. | |
Aars.Aan arme lieden hoovaardij vaagt de duivel zijn' aars.Ga naar voetnoot35 Achterna raad is aars-gekraauw. Al liep men hem met eene sparre in den aars, hij zou het niet voelen.Ga naar voetnoot36 Als die hond niet lustig tot jagen is, zoo rijdt hij op den aars.Ga naar voetnoot37 Als men muizenessen in het hoofd heeft, moet men een stuk spek in den aars steken. | |
[pagina 7]
| |
Als men voor de hen de hand sluit, dan sluit zij haren aars.Ga naar voetnoot1 Ben ik een varken, zei Kaatje, zoo eet spek van mijn' aars.Ga naar voetnoot2 Beter een bedwongen aars dan geen.Ga naar voetnoot3 Bij de leelijke zal haar aangezigt haren aars wel beschermen. (Zie aangezigt.) Dat is keurige muziek, zei Govert, en hij hoorde zijn' jongen op een' aarsdarm spelen.Ga naar voetnoot4 Dat is verkeerd, zei de stalknecht, en hij toomde het paard aan den aars.Ga naar voetnoot5 Dat steekt zijn' aars uit.Ga naar voetnoot6 Dat zit op zijn' aars.Ga naar voetnoot7 De aap wil met een ieder gekken, En toch kan hij zijn' aars niet dekken. (Zie aap.) De aars gaat hem van benaauwdheid open en toe. De aars popelt hem.Ga naar voetnoot8 De dankbaarheid, die de mond schuldig is, betaalt de aars. De ekster huppelt zoo lang, tot hij den bout in den aars heeft.Ga naar voetnoot9 De kar is aan zijn aars niet gebonden.Ga naar voetnoot10 De mond doet, waarvoor de aars slagen krijgt.Ga naar voetnoot11 De mond en de aars zijn gebroeders.Ga naar voetnoot12 De oogen moeten vol zijn voor de aars (of: de buik).Ga naar voetnoot13 De pijen broek vindt zelden een kussen voor haren aars, - de fluweelen vindt het overal geschud en gereed. De schotels hangen niet aan een' vrouwenaars.Ga naar voetnoot14 De smaken verschillen, want de honden likken elkander den aars.Ga naar voetnoot15 Die geene vlooijen wil krijgen, moet zijnen aars krabben, als ze hem in de keel bijten. [Krijgen, in de beteekenis van vangen, niet ontvangen. Het is eene aardige woordspeling, die bij dubbelzinnige voorstellingen wordt toegepast.] Die grutten eten, dien loeren de kippen op den aars. Die haar aangezigt blanket, peinst op haren aars. (Zie aangezigt.) Die het aarsje niet kastijdt, hoe zal hij den aars geeselen? Die het te kwaad heeft, mag zijn' aars kraauwen, zei Jaap Krijne, en hij zat er sommigen met den vochtel achter na.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Die stier heeft zijn' aars al omgeworpen.Ga naar voetnoot17 Die zijnen duim in zijn' aars wil breken, kwetst zich zelven.Ga naar voetnoot18 Drie dingen moet men doen, of zijn doen het zich zelven: zijnen staat maken, zijne dochter uithuwen, en zijnen aars wisschen.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Een aars zonder bedwang: dat dient niet.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Eene ijzeren roede tot een' stalen aars.Ga naar voetnoot21 Een geschonken paard moet men eerder naar den aars dan naar de tanden. kijken. Een schoon aangezigt verkoopt wel een' schurftigen aars. (Zie aangezigt.) Een schout en eene aarswisch zijn even dra gemaakt.Ga naar voetnoot22 Een warm bed en een luije aars zijn als twee gelieven: zij scheiden niet gemakkelijk.Ga naar voetnoot23 Ei zie, dat is wat raars, zei Jeroen, en hij peuterde der kat de veren uit den aars.Ga naar voetnoot24 Er gaat geen nood vóór (of: boven) den nood van den aars.Ga naar voetnoot25 Geven heeft een' wijden aars.Ga naar voetnoot26 God geeft der ganzen den kost wel; maar zij moeten dien plukken, dat zij op haar' aars vallen.Ga naar voetnoot27 Groote aarzen hebben wijde broeken noodig.Ga naar voetnoot28 (Zie de Bijlage.) Haar bek gaat als een wagenmans zweepje (of: als een teljoors aars).Ga naar voetnoot29 Hadde ik hier mijn' aars maar door.Ga naar voetnoot30 Hemdje, raak me naarsje niet: mijn gatje is van goud. Her op bemind vleisch, zei goedige Trijntje, en zij klopte op haar' aars.Ga naar voetnoot31 Het gasthuis hangt de slempers aan den aars.Ga naar voetnoot32 Het geluk is rond: Het valt den eenen in de hand (of: den aars), en den anderen in den mond.Ga naar voetnoot33 (Zie de Bijlage.) Het is al van liefde, zei Lillekomdijne (of: Kurkumdijne); toen kuste hij het paard voor den aars, daar de bruid op zat.Ga naar voetnoot34 Het is geene vrouw: zij heeft aars noch borsten.Ga naar voetnoot35 Het is gewis een gek, die den kok in den aars blaast, om een' schotel vol vleeschnat.Ga naar voetnoot36 Het is ieder niet gegeven, op een varken te rijden, met de borstels in den aars.Ga naar voetnoot37 Het oog in het venster, en de aars op het kakhuis.Ga naar voetnoot38 Hierna Mei, zei de zeug, toen sloeg haar de hagel voor den aars.Ga naar voetnoot39 Hij haalt (of: maakt) eene roede voor zijn' eigen' aars.Ga naar voetnoot40 (Zie de Bijlage.) Hij heeft den aars buiten de dekens gehouden.Ga naar voetnoot41 (Zie de Bijlage.) Hij heeft den storm in den aars (of: de muts).Ga naar voetnoot42 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 8]
| |
Hij heeft geene broek aan den aars.Ga naar voetnoot1 Hij heeft wormen (of: mieren) in den aars.Ga naar voetnoot2 Hij heeft zijn' aars wel gekraauwd.Ga naar voetnoot3 Hij is al bang, als hem een wind dwars voor den aars zit. Hij is met zijn' aars in de boter gevallen.Ga naar voetnoot4 Hij is niet verre van den aars, die zich aan den staart houdt.Ga naar voetnoot5 Hij is te lui, om zijn' eigen' aars te besch.....Ga naar voetnoot6 (Zie de Bijlage.) Hij kraauwt den stoel voor zijn' aars.Ga naar voetnoot7 Hij laat hem in den aars zien.Ga naar voetnoot8 Hij loopt, alsof hij het vuur in den aars (of: in het lijf) had.Ga naar voetnoot9 Hij maakt van zijn' aars eene boei.Ga naar voetnoot10 Hij moet voort, al had hij een bord voor zijn' aars.Ga naar voetnoot11 Hij neemt zijn' aars in den arm, en gaat heen.Ga naar voetnoot12 Hij verheft zijne stem als een bok, die wormen in zijn' aars heeft, zei Govert Wijsneus, en hij hoorde den Haagschen omroeper schreeuwen.Ga naar voetnoot13 Hij vliegt als een geladen aars naar het kakhuis.Ga naar voetnoot14 Hij weet er zijn' aars wel in (of: uit) te draaijen.Ga naar voetnoot15 Hij weet niet, op wat aars hij zitten wil.Ga naar voetnoot16 Hij weet niet, waar hij zijnen weligen aars laten zal.Ga naar voetnoot17 Hij wil den aars leeren sch.....Ga naar voetnoot18 Hij zaait de straat met aarzen.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Hij zal zijn' eigen' aars ontdekken. Hij zoude eene mug in haren aars zien.Ga naar voetnoot20 Hoe schooner vrouw, hoe vuiler aars.Ga naar voetnoot21 Honden-muilen, mans aarzen, en vrouwen-kniën zal men zelden warm zien.Ga naar voetnoot22 (Zie de Bijlage.) Iemand bij de broek (of: den aars) ophalen.Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) Iemand den aarsdoek opsteken.Ga naar voetnoot24 Iemand den aars nadragen.Ga naar voetnoot25 Iemand een' voet onder den aars geven.Ga naar voetnoot26 Iemand het aars-gat ontdekken.Ga naar voetnoot27 Iemand in den aars kruipen.Ga naar voetnoot28 Iets voor den aars slaan (of: lappen).Ga naar voetnoot29 Ik wilde wel, dat ik het al gedaan had, zei de jongen, en hij zou het varken den aars kussen, om de blaas te hebben.Ga naar voetnoot30 Kleine aarzen behoeven geene groote broeken.Ga naar voetnoot31 Men moet de fortuin grijpen, eer ze den aars toekeert. Men zal ten jongsten dage wel zien, wie den wijdsten aars heeft.Ga naar voetnoot32 Met de hand zetten, met den aars omgooijen. Mond, aars en teerling is het bederf van alle goed.Ga naar voetnoot33 (Zie de Bijlage.) Over aars, over bol.Ga naar voetnoot34 Over eenen naauwen aars komt niets ruims.Ga naar voetnoot35 Paardenvoet, wolfstand, hoerenaars en dobbelaarshand zijn niet te betrouwen.Ga naar voetnoot36 Steek hem een kloen in den aars, en volg den draad.Ga naar voetnoot37 Tusschen twee stoelen valt de aars op de aarde. (Zie aarde). Uit eenen engen aars kwam nooit ruime stront.Ga naar voetnoot38 Veeg uws buurmans kind den aars (of: neus), en neem het in huis.Ga naar voetnoot39 Voorzigtigheid is de moeder der wijsheid, zei Joris, en hij lag, terwijl zijne vrouw sliep, een half dozijn eijeren onder haren aars, om uit te broeijen.Ga naar voetnoot40 Wel zeker ben je een kadet: je moêrs aars bestond uit twee kwartieren.Ga naar voetnoot41 Wilt gij lang en lustig leven: Aan den aars dient wind gegeven.Ga naar voetnoot42 Zijnen aars aan den disselboom werpen.Ga naar voetnoot43 Zijn hart lijdt, voor zijn aars klopt.Ga naar voetnoot44 (Zie de Bijlage.) Zoo als de oude wijven, zei Maarten, als men haar met een' vinger aan den aars krabt, besch.... ze de geheele vuist tot dankbaarheid.Ga naar voetnoot45 Zoo lang is de hand aan den aars, tot er de veest uit is.Ga naar voetnoot46 | |
Aart.Dat is een schoone steur, zei Aart, en hij haalde een' puitaal op. (Zie aal.) Heb je mij gebruid, ik zal je weêr bruijen, zei Aart, en hij brak eene luis de tanden uit den mond.Ga naar voetnoot47 | |
Aas.Beter een gedwongen aas dan geen. Dat is uit den aaszak gespeeld.Ga naar voetnoot48 De brak doelt op den haas, De wind behoudt het aas.Ga naar voetnoot49 De kraaijen moeten op aas loeren. De krokodillen kunnen wel om hun aas huilen. De zeeman noemt ze regte dwazen, Die visschen willen zonder azen.Ga naar voetnoot50 Die aan den wolf een' bode zendt, krijgt een aas t'huis.Ga naar voetnoot51 Eendvogels krijgen aas, maar moeten duiken en zoeken.Ga naar voetnoot52 Geen gruwelijker aas dan van menschen.Ga naar voetnoot53 Het is een kat-aas.Ga naar voetnoot54 Het is een lokaasje. Het is een raven-aas.Ga naar voetnoot55 | |
[pagina 9]
| |
Het is te vergeefs gegluurd, als de visch in het aas niet bijten wil. Hij stinkt als een dood aas. Hoerenaas, Loer en dwaas.Ga naar voetnoot1 IJs in het water geeft aas aan de visschen. Knipjes in den aaszak slaan.Ga naar voetnoot2 Spot met geene geepen: 't is voor dezen goed aas geweest.
Daar speelt de duivel meê, zei Saam, vier azen en niet ééne troef.Ga naar voetnoot3 Deux aas, heb je mijn paard niet gezien?Ga naar voetnoot4 Eén aas heeft niet, Twee aas geeft niet, Drie en vier aas moeten geven, Daar vijf en zes aas van moeten leven. [De azen zijn de éénen of oogen van een' dobbelsteen. Het is eene zinspeling op de belastingen: men drukt erdoor uit, wie niet kunnen betalen, wie zijn vrijgesteld, wie moeten opbrengen, en voor wie zulks geschiedt. Het spreekwoord beteekent, dat de middelstand kleinen en grooten onder houden moet.] Het is volkje van deux aas.Ga naar voetnoot5 Zij weten op een aas na, wat een ding vermag.Ga naar voetnoot6 | |
Abc.Dat lijkt wel een verguld ABC-bordje, zei de boer, en hij zag een notaris-bord met vergulde letteren uithangen.Ga naar voetnoot7 Er is maar ééne F (Effe) in het ABC, en die is kwaad te treffen (of: Effen Is kwaad treffen).Ga naar voetnoot8 Het wordt hem zoo eigen als zijn alphabet (of: Hij kent het als zijn ABC).Ga naar voetnoot9 Hij heeft kuiten als een ABC-boek. Hij slacht Erasmus: die leerde zeven jaren over het ABC. [Men heeft gemeend, dat dit spreekwoord niet op den grooten Rotterdammer toepasselijk kan wezen, en daarom naar iemand omgezien van denzelfden naam. Daar echter de naam erasmus tot de Grieksche taal behoort, heeft men weinig grond, aan iemand van denzelfden naam te denken. De ware naam van desiderius erasmus is geert gerrits of gheraert gheraerts. Naar de gewoonte van zijnen tijd, bragt hij niet alleen zijn' voornaam in 't Latijn over, maar vertaalde hij zijn' familienaam daarenboven in 't Grieksch. Het spreekwoord han zeer wel op den grooten Rotterdammer worden toegepast. Den toestand van het onderwijs te zijnen tijde in aanmerking genomen, is het geen wonder, dat erasmus, op den ouderdom van zeven jaren, de letters nog niet heeft gekend. Zoo vergelijkt men den trage van begrip met den man, die de eerste zeven jaren zijns levens doorbragt, zonder nog het ABC te kennen, en die evenwel zulk een beroemd geleerde geworden is.] Hij verstaat het als een ezel het ABC. | |
Abraham.De kinderen Abrahams durven zich niet ligt op zwak ijs wagen. God zal er in voorzien, sprak Abraham.Ga naar voetnoot10 Hij leeft als in Abrahams schoot.Ga naar voetnoot11 Hij speelt Abrahammetje. Hij weet wel, waar Abraham den mutsaard haalt.Ga naar voetnoot12 (Zie de Bijlage.) [De vier laatste spreekwoorden zijn uit het bijbelverhaal ontleend, en vinden hunne verklaring in de teksten: Gen. xxii: 14, Luk. xvi: 22, Gen. xii: 13 en Gen. xxii: 8. Zij drukken het geloovige vertrouwen, den onverstoorden voorspoed, het halve-waarheid spreken en de kennis van het fijne der zaak uit.] Wat heeft het Abraham geschaad, dat hij een kind van Terah was! | |
Abt.Als de abt de teerlingen geeft, dan mogen de monniken wel dobbelen.Ga naar voetnoot15 (Zie de Bijlage.) Als de abt met de kaart speelt, dan troeven ook de monniken (of: wat zullen de monniken doen!).Ga naar voetnoot16 Den abt met zijne monniken. Een abt en zijn konvent zijn een, maar de beurzen zijn verschillend.Ga naar voetnoot17 Een monnik wordt nooit gram, omdat men hem mijnheer den abt noemt.Ga naar voetnoot18 Geen wijzer abt, dan die eerst monnik is geweest.Ga naar voetnoot19 God is een Heer, en de abt is een monnik.Ga naar voetnoot20 Het is goed verbeiden, gelijk de abt zijne monniken doet.Ga naar voetnoot21 Waar de abt herbergier is, mogen de monniken wel bier halen.Ga naar voetnoot22 Wie mogt dat niet? vroeg de abt van Bosen.Ga naar voetnoot23 Zingt de abt wel, de prioor blijft hem niets schuldig. Zoo de abt is, zoo zijn de monniken.Ga naar voetnoot24 | |
Acht.Acht is meer dan duizend. [Acht in de beteekenis van zorg, naauw toezigt, zoo als in achtgeven.] Hij drinkt met vermaak de klok van achten.Ga naar voetnoot25 | |
Achtbaarheid.Die voor niemand behoeft te wijken, moet ontzaggelijke achtbaarheid hebben.Ga naar voetnoot26 | |
[pagina 10]
| |
Achtentwintig.Ik zal maken, dat ik het aan je verdien, zei de beul, en hem was van een' gaauwdief een achtentwintig gepresenteerd, om wat zoetjes te geeselen.Ga naar voetnoot2 | |
Achter.Die de gelegenheid van voren niet aangrijpt, heeft daaraan van achteren geen vat.Ga naar voetnoot3 Hij laat niemand het achterste van zijne tong zien. | |
Achterklap.Die betaalt vóór den tap, Hoort geen' achterklap.Ga naar voetnoot4 Geen spiets maakt zulke diepe wonden, Als achterklap en booze monden.Ga naar voetnoot5 Men kan achterklap wederstaan met weldoen en stilzwijgen.Ga naar voetnoot6 | |
Achterste.Alles is maar eene weet, zei de boer, en hij haalde eene pier uit zijn achterste, en bond er zijne schoenen mede vast. Alles met maten, zei de snijder, en hij sloeg zijn wijf met de el voor haar achterste. De vinger leert het achterste sch.....Ga naar voetnoot7 Eene oude koe likt haar achterste zoo gaarne als eene jonge.Ga naar voetnoot8 Eer zal hem een aap uit het achterste vliegen. (Zie aap.) Hang zulke zegels vrij eener zog voor het achterste.Ga naar voetnoot9 Hij denkt, dat zijn achterste eene kardinaals-muts is. Hij is zoo dom als het achtereind van eene koe.Ga naar voetnoot10 Hij is zoo scherp (of: beleefd) als het achtereind van een varken.Ga naar voetnoot11 Hij loopt haar na, alsof zij suiker aan haar achterste heeft. Hij smeert zijn achterste met boter, en eet zijn brood droog. Hij vreest voor zijn achterste.Ga naar voetnoot12 Houd uw hoofd en voeten warm, En vul matig uwen darm, Houd daarbij uw achterste open: Dan kan de dokter naar den drommel loopen. Is dat trekken, zei de mof, en hij haalde eene pier van twintig duim uit zijn achterste.Ga naar voetnoot13 Reinig (of: Kraauw) een' boer het achterste, hij zal uwe handen bevuilen.Ga naar voetnoot14 Wel gepast: de toom voor het achterend.Ga naar voetnoot15 Zijn achterste jeukt: dat geeft vast een goed boterjaar. Zijn krop wist wel, wat zijn achterste woog.
De voorsten doen, dat de achtersten niet mogen.Ga naar voetnoot16 De voorsten maken, dat de achtersten niet in de kerk kunnen (of: Die eerst komen, sluiten de anderen uit de kerk).Ga naar voetnoot17 | |
Actie.Al actie genoeg: de beuling is niet omgekeerd.Ga naar voetnoot19 Men moet geene actie maken Van ongeregte zaken.Ga naar voetnoot20 | |
Adam.De oude Adam kijkt uit de mouw. De oude Adam zit er al vroeg in. Geen schooner lied, sinds Adam in den appel beet.Ga naar voetnoot21 Het is wonder, wat Adams kinderen al brouwen.Ga naar voetnoot22 Hij slaapt als Adam in het paradijs. Men zegt nog neef, maar het is van Adams wege. Toen Adam spitte en Eva span, Waar vond men toen den edelman?Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) Wij zullen al Adams kinderen sterven.Ga naar voetnoot24 | |
Adder.Daar schuilt eene adder in (of: onder) het gras.Ga naar voetnoot25 Die een vreemd kind aan zijne borst neemt, vindt eene adder in zijnen boezem. Het is een regt addergebroedsel.Ga naar voetnoot26 Hij heeftzijne pen in adderspog (of: gal) gedoopt.Ga naar voetnoot27 Vertreed de adder in den dop.Ga naar voetnoot28 | |
Adel.Adel is een arm geregt (of: eene dunne schotelspijs).Ga naar voetnoot30 Adel moet bij adel, en stront bij zijn' broêr wezen.Ga naar voetnoot31 Beloven is adellijk, maar houden is boerlijk.Ga naar voetnoot32 De adel der ziel is meer waardig dan alle adel des geslachts. De adel moet eenen boog hebben, al zou de drommel de pees spannen.Ga naar voetnoot33 Deugd alleen maakt waren adel.Ga naar voetnoot34 Hij draagt zijnen adelbrief in den zak. Hij is van adel, want zijn gat is in twee stukken. Hij is van ouden adel.Ga naar voetnoot35 Hij is zeker van adel, want hij heeft eene kloof in de kin. | |
Adem.Ademhalen is 't werk.Ga naar voetnoot36 (Zie de Bijlage.) Als hij er zijnen adem maar over laat gaan, dan is het al bedorven.Ga naar voetnoot37 Daar is zijn adem te kort voor. Dat is een ding van een' langen adem. De adem is er bij hem al uit. De wijn heeft een' open mond en korten adem. | |
[pagina 11]
| |
Die eene kaars uitblaast met te sterken adem, doet ze maar stinken, en blaast ze weder aan. Een vuile adem besmet het reine glas.Ga naar voetnoot1 Eet karnemelk met gouden torren, zei Joor, daar krijgt men geen' stinkenden adem van.Ga naar voetnoot2 Geen adem voor geld. Het is eene knappe meid, maar zij heeft een' stinkenden adem. Hij is te lui, om zijn' adem te halen. Hij leeft langer, dan hij adem heeft. Hij zegt het hem in eenen adem uit.Ga naar voetnoot3 Ik ben kortademig, hoe kom ik de ladder op, zei kromhakige Dries, en hij moest hangen.Ga naar voetnoot4 Wat adem heeft, geeft den adem. Zij is te digt onder zijnen adem geweest. Zoo lang mijne oogen open staan, en ik ademtogt in 't lijf heb.Ga naar voetnoot5 | |
Ader.De schurftige is haast adergelaten (of: heeft haast zijn bloed gestort).Ga naar voetnoot6 (Zie de Bijlage.) De werkader is hem gebarsten.Ga naar voetnoot7 Iemand van de spanader snijden.Ga naar voetnoot8 | |
Admiraal.Dat is er een van den ouden admiraal. De admiraal heeft geschoten.Ga naar voetnoot9 Was ik daar admiraal van geweest!Ga naar voetnoot10 | |
Advocaat.Dan leert men, hoe de advocaten en procureurs in den Haag aan den kost komen.Ga naar voetnoot12 De beste zaak heeft nog een' goed' advocaat noodig. Die gaatprocederen, Wil advocaten beurzen smeren. Een advocaat brengt vele leugens voort. Het is een theologus (advocaat, raadsman, of: getuige) als Judas een apostel.Ga naar voetnoot13 Hij kan praten als een advocaat. Hij lijkt zoo wel naar een' advocaat, als de drommel naar een' kaasboer.Ga naar voetnoot14 Men moet nooit iets verzwegen laten Aan dokters en aan advocaten.Ga naar voetnoot15 Noch advocaat, noch procureur Zien ooit hun eigen zaken deur.Ga naar voetnoot16 Oud advocaat, jong procureur: Dat is vooral de beste keur.Ga naar voetnoot17 Voor zware moeite mag men groote belooning eischen, zei de advocaat, en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere fideïcommissaire quaestie, daar hij zijn hoofd al drie etmaal meê gebroken had, niet verstond.Ga naar voetnoot18 Zoo zoude men den knapsten advocaat wel van zijn stuk kunnen brengen. | |
Affaire.Bemoei u met uwe affaire.Ga naar voetnoot19 Hij gaat smeren voor affaire.Ga naar voetnoot20 | |
Afgod.Hij maakt een' afgod van zijn' buik.Ga naar voetnoot21 Hij maakt het geld tot zijnen afgod.Ga naar voetnoot22 Men moet van de pop geen' afgod maken.Ga naar voetnoot23 | |
Afgrond.Die in kleine wateren vaart (of: in eene tobbe speelt), zal in geen' afgrond versmoren. Iemand tot den helschen afgrond vervloeken.Ga naar voetnoot24 | |
Aflaat.Daar zal hij geen' aflaat van krijgen. De aflaat is al gegeven.Ga naar voetnoot28 Hij deelt den aflaat met stokken uit.Ga naar voetnoot29 Ik ben geen paus van zulken staat, En ik en geef ook geen' aflaat.Ga naar voetnoot30 Op zulke kermissen geeft men geene andere aflaten.Ga naar voetnoot31 | |
Afscheid.Een goed afscheid bewijst een vroom bestaan.Ga naar voetnoot32 Ik wensch je continuatie van gezondheid, zei Jan van der Knaap, En hij nam afscheid van zijns buurmans aap. (Zie aap.) | |
Afslag.Afslag is goede betaling.Ga naar voetnoot33 Dat vóór Kersmis vriest, doet geen' afslag.Ga naar voetnoot34 Er komt afslag op de vischmarkt. Men komt altijd vroeg genoeg tot den afslag.Ga naar voetnoot35 | |
[pagina 12]
| |
keerd.Ga naar voetnoot1 | |
Agnietje.Ik lust zulken kost niet meer, het is mij wat harig, zei Agnietje de moffin, en zij at het haar van artisjokken op.Ga naar voetnoot2 | |
Ajuin.Het is ieder niet gegeven, ajuin met drooge oogen te schillen. Hij behoeft wel een' ajuin met een' wetsteen.Ga naar voetnoot3 Hij is meer dubbel dan een ajuin.Ga naar voetnoot4 Hij meent een schoon ajuin te zijn, en is maar bieslook.Ga naar voetnoot5 Ik vraag naar bieslook, en gij antwoordt mij van ajuin.Ga naar voetnoot6 | |
Akademie.Hij bekleedt het professoraat aan de akademie, waar de studenten knor! knor! schreeuwen.Ga naar voetnoot7 | |
Aken.Daar is Keulen en Aken.Ga naar voetnoot8 Keulen en Aken niet te gelijk (of: zijn niet op éénen dag gebouwd).Ga naar voetnoot9 (Zie de Bijlage.) [Keulen is de grootste stad, die door den Rijn bespoeld wordt, - Aken, na deze, de aanzienlijkste stad in de Rijnlanden. Beide hebben hooge oudheid, en zijn in de twee laatste spreekwoorden als zoodanig, en om hare naburigheid bijeengebragt. Zulke vermaarde steden hebben veel tijd ter geheele voltooijing noodig gehad. Door het eene spreekwoord geeft men te kennen, dat het doel der onderneming bereikt is; door het andere duidt men aan, dat men niet te veel op eens moet wenschen, maar met vasten tred voortgaan, om in een voorgenomen plan te slagen.] Men vindt menig dwaas, die nooit te Aken kwam.Ga naar voetnoot10 Noorden wind, Akens kind, Luiks bloed: Nooit deed zulks goed.Ga naar voetnoot11 [Om aan te duiden, wat niet tot onzen welstand dienen kan, worden hier drie verschillende dingen bijgebragt: de noorden wind, als schadelijk voor de ligchamelijke gesteldheid, de gezondheid, - het Akens kind, als hinderlijk voor de ontwikkeling des verstands, - en het Luiks bloed, als een beletsel voor de zedelijkheid. - Aken werd vroeger voor de stad der dwaasheid gehouden, waarvan ook het vorige spreekwoord zijn aanwezen verkreeg. Alles trok naar Aken, daar deze stad, om hare gunstige ligging, al spoedig zeer veel aantrekkelijks had. Deze gemengde menigte baarde een tooneel van dwaasheid. Nog levert de taal, aldaar gesproken, een mengelmoes van Platduitsch, Waalsch, Vlaamsch, Fransch, Hollandsch en wie weet wat al. - Luiks bloed is revolutiebloed. Maximiliaan van Beijeren liet in 1685 op het midden van den Pont des Arches, eene der bruggen over de Maas, een' versterkten toren bouwen, ten einde, in tijden van oproer, de gemeenschap van de beide deelen der stad te verhinderen. In 1790 haalde men dezen toren omver, en ook toen werden de Luikenaren, gelijk op zoo vele andere tijden, door de revolutiekoorts aangegrepen, houdende de omwentelingsgezinden oproerige redevoeringen op genoemde brug.] Van Aken tot Paschen.Ga naar voetnoot12 [Op eene belagchelijke wijze worden hier eene stad en een feest bijeengebragt, om eenen tijd aan te duiden, van welken men de onmogelijkheid wil aanwijzen.] Zoo lang, dat 't van Keulen tot Aken strekken kan. [Men bezigt dit spreekwoord, om eene kleinigheid aan te duiden.] | |
Akker.Brood van allen akker Maaktden kreuplewakker.Ga naar voetnoot13 De beste mest op den akker is des meesters oog en voet.Ga naar voetnoot14 (Zie de Bijlage.) Die van zijn' akker oogsten wil, moet hem bezaaijen (of: Onbebouwde akker draagt zelden goede vrucht).Ga naar voetnoot15 Die wel aan zijnen akker doet, Hij doet gewis hem weder goed.Ga naar voetnoot16 Gij zult den akker niet bewerken met een' os en een' ezel te zamen.Ga naar voetnoot17 [Dit spreekwoord is genomen uit Deutern. xxii: 10.] Gij zult uw' eigen' akker ploegen.Ga naar voetnoot18 Het berouw is geene plant, die op den akker groeit. Het water liep al over zijn' akker.Ga naar voetnoot19 Hij is aan het eind van den akker.Ga naar voetnoot20 Hij laat Gods water over Gods akker loopen.Ga naar voetnoot21 Lof molenaars akker, bij heeren poppengoed.Ga naar voetnoot22 Naar dat men den akker bouwt, draagt hij vrucht.Ga naar voetnoot23 Wie zwijgt, tot men hem vertrouwt, Die doet beter, dan die een' akker bouwt.Ga naar voetnoot24 | |
Akkevietje.Dat is een akkevietje.Ga naar voetnoot26 [Akkevietje is verbasterd van aqua vita, een gezondheids-drankje. Het spreekwoord drukt dus eenige onaangenaamheid uit.] | |
[pagina 13]
| |
zien op een verdrag met zijne dienstmaagd, waartoe een van varelen, volgens een regterlijk vonnis, genoodzaakt werd.] Akkoord, Van Putten! [Eerst dacht ik, dat hier gedoeld werd op den Dordschen hoofdman nicolaas van putten, die als een onverschrokken krijgsheld, op het einde der 13e. eeuw, tegen de Vlamingers en Brabanders streed, doch later, met zijne stadgenooten, in moeijelijkheid geraakte over een regtsgeding, daar gevoerd, en dat wolfertvan borselen, voogd van janI, hun betwistte; - tot mij later, door meer dan eenen Delvenaar, verzekerd werd, dat dit spreekwoord van een' te Delft wonenden timmerman afkomstig is, die altijd van akkoord sprak.] Beter een mager akkoord dan eene vette sententie.Ga naar voetnoot1 Ons leven is een muziekstuk, daar de zwarte en witte nooten ondereen gemengd zijn, om een goed akkoord te maken. | |
Albert Durer.Dat is een stukje van Albert Durer.Ga naar voetnoot2 [Die iets voortreffelijks daarstelt, wordt gezegd een stukje te leveren, als de groote Duitsche schilder albert durer in het begin der 16e. eeuw er vele voortbragt. Op het raadhuis te Neurenburg en elders in Duitschland, zoo ook in ons vaderland, dat hij bezocht, worden zijne schilderstukken gevonden.] | |
Alexander.De amazone verwacht eenen Alexander.Ga naar voetnoot3 [Demanhafte vrouw wileen' held tot echtgenoot.] | |
Aliborum.Het is meester Aliborum: hij is van alle ambachten, uitgenomen het goede.Ga naar voetnoot6 | |
Alicante.Het is geen wijn van Alicante, maar van alle kanten.Ga naar voetnoot7 [Eene klanknabootsende uitdrukking, om eene slechte soort van wijn aan te duiden, die men voor Spaansche wil doen doorgaan. Men geeft erdoor te kennen, dat men de geringe waarde eener bedoelde zaak heeft ontdekt.] | |
Alikruik.Daar zal een dronk op smaken, zei Goosen, en hij at alikruiken met braadvet.Ga naar voetnoot8 Die zulke dingen doen, die raken in het gat, zei de meid, en zij zag een' man in eene alikruik peuteren.Ga naar voetnoot9 Het is eene alikruik van een' jongen. Zijn dat nu die oesters, daar ge zoo lang van gesproken hebt? vroeg de boer aan zijn' landheer, en hij kreeg alikruiken te eten.Ga naar voetnoot10 | |
Allooi.Hij is van al te laag allooi.Ga naar voetnoot14 Iemand voor slecht allooi houden. Zij zijn van één allooi.Ga naar voetnoot15 | |
Almanak.Als het schip stoot, is het te laat in den almanak gezien, om het getij te berekenen. Dan staat er eene eclips meer in den almanak.Ga naar voetnoot16 De almanak en de courant Brengen de leugens in het land. De dood kent geen' almanak.Ga naar voetnoot17 Dedwazen hebben altijd regen in hunnen almanak.Ga naar voetnoot18 Een almanak, Een leugenzak.Ga naar voetnoot19 Een menschenhoofd is geen almanak.Ga naar voetnoot20 Het is een stukje voor den almanak. Het is geen heilige: hij zal geene roode letter in den almanak krijgen.Ga naar voetnoot21 (Zie de Bijlage.) Hierna beter, zegt de almanak.Ga naar voetnoot22 Hij drukt almanakken. Hij komt nog in den almanak. [Hij wordt nog wel honderd jaar, en heeft dus kans, dat men melding van hem maakt.] | |
Alphabet.Er zijn meer medeklinkers dan klinkers in het alphabet. Het wordt hem zoo eigen als zijn alphabet (of: Hij kent het als zijn ABC). (Zie abc.) | |
Alphonsus.Dat is eene pruik met Alphonsus, zei de boer, en hij had twee aalsvellen aan zijn haar hangen. (Zie aal.) | |
Alsem.Dat is een bitter zoopje, zei Krelis de boer, en hij dronk alsemwijn.Ga naar voetnoot23 Dat is schoone alsem, zei de boer, en hij zag een' bos wouw op het venster liggen.Ga naar voetnoot24 Men moet geen' alsem in den wijn mengen. | |
Altaar.Die het altaar bedient, leeft ervan.Ga naar voetnoot25 Het altaar kan den booswicht niet van straf bevrijden. | |
[pagina 14]
| |
Hij dekt het eene altaar, en ontdekt het andere.Ga naar voetnoot1 Hij wil het hoogaltaar hebben.Ga naar voetnoot2 Hij zou het van Gods altaar nemen.Ga naar voetnoot3 Komt de duivel in de kerk, dan wil hij op het hoogaltaar zitten.Ga naar voetnoot4 Loop voor den drommel, zei de paap, dan besch.. je het altaar niet.Ga naar voetnoot5 Men zal een ander altaar ontdekken.Ga naar voetnoot6 Om profijt gaat de paap ten altaar.Ga naar voetnoot7 Voor een gebroken altaar zal men geene kaars ontsteken.Ga naar voetnoot8 | |
Amandel.God geeft ons wel de amandels, maar Hij wil, dat wij ze zelven kraken. Honger maakt raauwe boonen zoet (of: tot amandelen).Ga naar voetnoot9 Ik pas voor zulke amandelen. | |
Ambacht.Alle ambachten smitten.Ga naar voetnoot10 Als niets-doen een ambacht was: dat koos hij. Dat is het ambacht van dikken Michiel: drinken, eten en wandelen.Ga naar voetnoot11 Die een ambacht heeft geleerd, Krijgt den kost, waar hij verkeert.Ga naar voetnoot12 Die het ambacht niet kent, moet geen' winkel opzetten.Ga naar voetnoot13 Die het ambacht verstaat, krijgt het werk, zei Jan de snijder, en hij kreeg in de paaschweken een paar kousen te verzolen (of: eene oude broek te lappen).Ga naar voetnoot14 Die veel ambachten te gelijk leert, leert er zelden een goed.Ga naar voetnoot15 Die zich zijne nering (of: zijn ambacht) schaamt, gedijt niet.Ga naar voetnoot16 Een ambacht is beter dan eigen bezitting.Ga naar voetnoot17 Een ambacht is zoo goed als eigen land. Het is meester Aliborum: hij is van alle ambachten, uitgenomen het goede. (Zie aliborum.) Hij kent vele ambachten, maar bedelen is het laatste.Ga naar voetnoot18 Hij moet er maar een ambacht van maken. 't Is voor uw huis een vaster balk: Een ambacht, dan een grage valk.Ga naar voetnoot19 Kuipen is een goed ambacht.Ga naar voetnoot20 Leer weven, zoo kent gij een ambacht.Ga naar voetnoot21 Twaalf ambachten, dertien ongelukken.Ga naar voetnoot22 Vrijen is een leugenachtig ambacht.Ga naar voetnoot23 Zoo smids dochter niet met een' van het ambacht trouwt, dan is het ten minste met een' kolendrager. | |
Ambachtsman.Als een ambachtsman niet liegt, dan gaat het hem niet wel.Ga naar voetnoot24 Ambachtsman, graafsman.Ga naar voetnoot25 Een ambachtsman op zijne voeten is grooter dan een edelman op zijne kniën. | |
Ambassade.Boden en ambassaden zijn op alle plaatsen vrij.Ga naar voetnoot26 Hij gaat, daar de paus (of: keizer) te voet (of: zonder lakkei) gaat (of: geen' ambassade kan zenden).Ga naar voetnoot27 (Zie de Bijlage.) | |
Ambt.Ambten en posten hangen niet aan den boom, maar wel aan den kruiwagen.Ga naar voetnoot28 Die het ambt kan, krijgt het verstand daartoe.Ga naar voetnoot29 (Zie de Bijlage.) Geen ambt zonder nijd.Ga naar voetnoot30 Het ambt geeft kappen.Ga naar voetnoot31 Het ambt toont den man.Ga naar voetnoot32 Hij wil den burgers ambten bezorgen. Iemand tot een ambt kruijen. Is het ambt smerig: elk een vlamt er op.Ga naar voetnoot33 Men roept geene vrouwen tot een ambt.Ga naar voetnoot34 Nooit ambtje zoo klein, of het is beter dan geen.Ga naar voetnoot35 (Zie de Bijlage.) Wat de man kan, Wijst het ambt an.Ga naar voetnoot36 Zij hebben niet wel gedaan, dat zij hem tot zulk een grootambt (of: regiment) verraden hebben.Ga naar voetnoot37 Zulk een ambt, zulk een leven. | |
Amen.Amen, zei de koster, en de kerk was uit. Het is een jabroêr (of: amenzegger).Ga naar voetnoot39 Het is zoo waar als amen.Ga naar voetnoot40 Hij slacht den koster (of: Het is een goede koster): hij zegt amen.Ga naar voetnoot41 Houd uw kinnebakken, en als de hond vijst, zeg: amen (of: dat is mijn).Ga naar voetnoot42 | |
[pagina 15]
| |
Ik zeg daar amen toe; de koster een' braspenning.Ga naar voetnoot1 Van eeuwigheid tot amen.Ga naar voetnoot2 | |
Amerij.Het is in een amerij gedaan.Ga naar voetnoot3 [Amerij voor ave Maria. Het spreekwoord doelt dus op een' kleinen tijd, daar een ave Maria spoedig gelezen is.] | |
Amersfoort.Dat zei jufvrouw Drilbil ook, toen ze het met die van Amersfoort glijën liet. Die vent was goed, den kei van Amersfoort te slijpen. Hij was van den Amersfoortschen kei genezen. Hij weet nergens van: hij komt van Amersfoort.Ga naar voetnoot4 Hij zou zijne diamanten tot Amersfoortsche steenen maken. [Als een gedenkteeken op den met Portugal in 1661 gesloten vrede, had de magistraat van Amersfoort, op een pedestal, een' grooten kei ten toon gesteld. Het volgende jaar vestigde de Amersfoortsche edelman, Jhr. everard meyster, zich in de stad Utrecht, en deed er, in de toen nieuw aangelegde Van Buerestraat, behalve een' overvloed van sieraden en Latijnsche spreuken, in den gevel van zijn huis, boven het poortje, tusschen den stal en het huis, een' keisteen inmetselen, een zinnebeeld van het overwinningsteeken zijner vaderstad. Deze straat is sedert spottender wijze Keistraat genoemd, gelijk tot den huidigen dage de kei niet verre van het naambordje te zien is. Kei heeft de beteekenis van zot; maar liever vind ik de afleiding in het genoemde vredeteeken dan in den Romeinschen keizer cajus caligula, naar wien, volgens tuinman (in zijne Fakkel der Nederduitsche Taale, op het woord kei), ‘zyn wedergade een kai, een tweede kajus’ zou genoemd zijn. Van dezen Amersfoortschen kei, den koningskei, den kei (zot) der keijen (zotten), vinden de spreekwoorden op dit onderwerp verklaring.] | |
Amos.Ik ben, zegt Amos, geen profeet, Maar herder, die niet veel en weet.Ga naar voetnoot5 [De eigen woorden van den profeet vindt men: Amos vii: 14. Het is een spreekwoord ter beschaming van den op zijne wetenschap zich verhoovaardigenden mensch.] | |
Amsterdam.Amsterdam heeft lucht noch water goed. Grootebroek ligt bij Enkhuizen, gelijk Buiksloot bij Amsterdam.Ga naar voetnoot6 Het is schelvisch, die van Utrecht naar Amsterdam is gebragt.Ga naar voetnoot7 Het lijkt zooveel als Amsterdam op een kommetje soep. Hij is op de Amsterdamsche beurs geweest. Ik sprak met u van Amsterdam, en gij antwoordt mij van Rotterdam.Ga naar voetnoot8 Wanneer Amsterdam mijn was, zoo wilde ik het te Utrecht verteren.Ga naar voetnoot9 Wie lust er een stukje Amsterdamschen koek, vroeg Gerrit, en hij presenteerde een blokje, in een papier gewonden.Ga naar voetnoot10 | |
Angel.Daar blijft al een angel steken.Ga naar voetnoot11 Daar ligt een angel achter.Ga naar voetnoot12 [Men heeft gemeend, dat de hier bedoelde angel in het gras moest schuilen; doch dit is het geval met de adder. Zie het spreekwoord daarvan op bl. 10. Over het vóór en tegen in deze raadplege men het Magazijn van Nederlandsche taalkunde, Deel I, bl. 137, 138 en 207-210, en Deel II, bl. 49-52, 101, 102 en 144.] De angel trekt wel onwillige visschen uit het water.Ga naar voetnoot13 (Zie de Bijlage.) Eene bij zonder angel maakt geene honig. Geen bijtje, of zij heeft een' verborgen angel. Groote visschen gaan met den angel door.Ga naar voetnoot14 Is de bij haar' angel kwijt, Sterft zij dra van enkel spijt. Vrouwen zijn de angels, om mannen aan te vangen. Zij krijgt hem aan haren angel. | |
Angst.Als de angst hoogst is, dan is Gods hulp allernaast.Ga naar voetnoot15 Angst en vreeze doen den oude loopen.Ga naar voetnoot16 Die angst heeft van de bladeren (of: alle bladeren ontziet), die jage (of: ga) niet in het bosch.Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) Hij sterft van angst.Ga naar voetnoot18 Hij weet van angst niet, in welk gat hij het gieten zal. Keur baart angst (of: Die de keur heeft, heeft de kwel).Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Misdoen is angst.Ga naar voetnoot20 Van angst zou hij zich de broek besch.....Ga naar voetnoot21 | |
Anker.Alle grond is geen ankergrond.Ga naar voetnoot22 Beter nog een anker kwijt dan het geheele schip.Ga naar voetnoot23 Dat is flink, zei Gerrit de smid, en hij draaide een anker zonder ijzer.Ga naar voetnoot24 Die wist, of hij eenen vasten grond had, eer hij | |
[pagina 16]
| |
zijn anker liet vallen, die was de slechtste schipper niet.Ga naar voetnoot1 Een anker toe laten gaan.Ga naar voetnoot2 Ergens ten anker komen.Ga naar voetnoot3 Goede ankergrond is de beste grond.Ga naar voetnoot4 Het anker gaat meê.Ga naar voetnoot5 Het anker is blind.Ga naar voetnoot6 Het anker is doorgegaan.Ga naar voetnoot7 Het anker kentert in zijne zelling om.Ga naar voetnoot8 Het anker onzer hoop is in een' vasten grond gehecht.Ga naar voetnoot9 Het anker slepen. Het anker slipt.Ga naar voetnoot10 Het anker vangen.Ga naar voetnoot11 Het anker voor den boeg vieren.Ga naar voetnoot12 Het is goed, twee ankers tot zijn schip te hebben. Hij gelijkt de ankers, die altijd in het water zijn, en nooit leeren zwemmen.Ga naar voetnoot13 Hij haalt zijn anker t' huis.Ga naar voetnoot14 Hij heeft het anker achter de kat gezet.Ga naar voetnoot15 Hij heeft klaar anker.Ga naar voetnoot16 Hij is ons eenig plechtanker.Ga naar voetnoot17 Hij is op een anker t' huis gekomen.Ga naar voetnoot18 Hij is zoo vet als een Spaansch anker (of: een ankerstok).Ga naar voetnoot19 Hij laat er zijn anker vallen (of: Hij legt er zijn anker neêr).Ga naar voetnoot20 Hij ligt het anker.Ga naar voetnoot21 Hij ligt voor zijn laatste anker.Ga naar voetnoot22 Hij maakt van zijn' neus een anker.Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) Hij moet zijn anker kappen.Ga naar voetnoot24 Hij rijdt op twee ankers.Ga naar voetnoot25 Hij spoelt van zijn anker. Hij werpt het anker uit.Ga naar voetnoot26 Hij zal voor het anker optornen.Ga naar voetnoot27 Hij zal het anker korten. Hij zet het anker op.Ga naar voetnoot28 Hij zit zoo vast als een schip, dat voor twee ankers ligt. Ik stel mijne hoop op het anker, zei de man, toen het schip verging.Ga naar voetnoot29 Laat uw anker zinken, en wacht eenen voordeeligen wind af.Ga naar voetnoot30 Op een anker te land komen.Ga naar voetnoot31 Voor het anker drijven. Voor anker leggen.Ga naar voetnoot32 Voor een anker komen.Ga naar voetnoot33 Zijn anker houdt niet: hij zakt af.Ga naar voetnoot34 Zijn laatste anker is gebroken.
Hij loopt met het half ankertje op den rug. | |
Anna.Het riekt naar muskus, zei Anna, en haar kind had haar bek....Ga naar voetnoot35 Hij is ermede verlegen, als Anna met hare moêrs (of: mans) ziel.Ga naar voetnoot36 Twee Grieten en ééne Anne Kunnen den drommel uit de hel bannen.Ga naar voetnoot37 | |
Antwerpen.De kraan-paarden van Antwerpen zouden dat niet vervoeren.Ga naar voetnoot39 Hij heeft aan eene Antwerpsche markt genoeg.Ga naar voetnoot40 | |
Antwoord.Dat is een Schotsch antwoord.Ga naar voetnoot41 Die kinderen uitzendt, krijgt kinderen antwoord.Ga naar voetnoot42 Eene verloren vraag is geen antwoord waardig.Ga naar voetnoot43 Een zacht antwoord stilt den toorn.Ga naar voetnoot44 [Dit spreekwoord is genomen uit Spreuk. xv: 1.] Het beste antwoord is zedig zwijgen.Ga naar voetnoot45 Het zijn vele woorden, die geen antwoord hebben.Ga naar voetnoot46 Na den eisch komt het antwoord.Ga naar voetnoot47 Op alle reden (ook wel: woord, of: vraag) dient geen antwoord.Ga naar voetnoot48 (Zie de Bijlage.) Op zotte vragen zotte antwoorden.Ga naar voetnoot49 Zoete aanval maakt zoet antwoord. (Zie aanval.) Zoo groet (of: vraag), zoo antwoord.Ga naar voetnoot50 (Zie de Bijlage.) | |
Apostel.Er moeten zoowel martelaars als apostelen (of: profeten) zijn.Ga naar voetnoot51 Het is een rare (of: ruige) apostel.Ga naar voetnoot52 Het is een theologus (advocaat, raadsman, of: getuige) als Judas een apostel. (Zie advocaat.) Het zijn niet allen apostelen, die wandelstokken dragen. Hij heeft kleine apostelen.Ga naar voetnoot53 Hij is op zijne apostel-paarden gekomen.Ga naar voetnoot54 | |
[pagina 17]
| |
Hij moet vertrekken per pedes apostolorum. Troost u met apostel Gerrit: dien is het ook overkomen. | |
Apostema.Twee verdrietelijkheden maken één apostema.Ga naar voetnoot1 Zeven veesten maken één apostema.Ga naar voetnoot2 | |
Apotheker.Als de zieken dun k....., Laten zij de apothekers bakken. Dan zou men in apothekers onkosten vervallen.Ga naar voetnoot3 De apothekers willen onder de dokters gerekend zijn. Die des morgens gaat bij zulk een' apotheker, Is des avonds dronken: dat is zeker.Ga naar voetnoot4 Een apothekertje, dat aardig is, Maakt van een' stuiver, dat het een' gulden waardig is. Een gesloten lijf doet den apothekers-winkel open. Het is beter te gaan bij den bakker dan bij den apotheker. Het is een apothekers-drankje. Het lijkt wel een apothekers-winkel. In een smidse wat te raken, Bij apothekers wat te smaken, In een spoken-boek te lezen, Kan niet dan met hinder wezen.Ga naar voetnoot5 Nu, dat is wel uit de apotheek (of: bij den apotheker) gehaald. (Zie apotheek.) | |
Appel.Als het appeltje rijp is, valt het van zelf.Ga naar voetnoot6 Appels loopen op gouden beenen. Bij hem haalt men zoowel appelen als peren. Dat is een appeltje voor den dorst.Ga naar voetnoot7 Dat zijn de appelen van Tantalus. [Datis: zulke vruchten, die men aanschouwt, zonder ze immer te kunnen magtig worden; gelijk de mythologie tantalus veroordeelt, tot aan de kin in het midden van een water te staan, dat zakt wanneer hij bukt, om daarvan te drinken, - terwijl hij omringd is van vruchtboomen, welker takken terugwijken, als hij ernaar grijpt. In het midden van den overvloed lijdt hij honger en dorst.] De appelen vallen van de boomen. De appel valt niet verre van den stam.Ga naar voetnoot8 De boom draagt voor zich zelven geene appelen. Deze appeltjes hebben gouden stelen. Die appels voert, appels eet. Die met appels vrijt, wordt met klokhuizen betaald.Ga naar voetnoot9 Die zijn ligchaam bewaart, bewaart geene rotte appelen.Ga naar voetnoot10 Een appel, schoon en lang van duur, Is dikwijls wrang en bitter zuur.Ga naar voetnoot11 Een appeltje te grabbel werpen.Ga naar voetnoot12 Een mensch is geen zure appel: hij wil wel eens wat hebben. Een rotte appel in de mande, Maakt al de gave fruit te schande.Ga naar voetnoot13 Een zoete appel is te laf, - een zure te wrang. Eet ge een ei, zoo doe een' dronk; Eet ge een' appel, doe een' sprong.Ga naar voetnoot14 Geen schooner lied, sinds Adam in den appel beet. (Zie adam.) Het appelmannetje komt om zijn geld.Ga naar voetnoot15 Het appeltje lacht hem toe. Het appeltje smaakt gemeenlijk boomig.Ga naar voetnoot16 Het is een appelkoning.Ga naar voetnoot17 Het is een appelkrijg.Ga naar voetnoot18 Het is eene mand met rotte appelen.Ga naar voetnoot19 Het is somtijds beter eenen appel gegeven dan gegeten.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Het schip met zure appelen is in aantogt. (Zie aantogt.) Het zijn zooveel (of: zulke) appels als peren.Ga naar voetnoot21 Hij gaat van den appelboom tot den perenboom.Ga naar voetnoot22 Hij geeft hem een appeltje, om mede te spelen.Ga naar voetnoot23 Hij heeft een gezigt als een appeltje. (Zie aangezigt.) Hij is er gezien als een rotte appel bij eene fruitvrouw.Ga naar voetnoot24 Hij is er zoo schielijk af te krijgen, als eene zog van eene appelmand.Ga naar voetnoot25 Hij is met een ei gewonnen, en met een' appel verloren (of: verteerd).Ga naar voetnoot26 Hij kiest eijeren (of: appels) voor zijn geld.Ga naar voetnoot27 Hij laat zich geene knollen (of: appels) voor citroenen verkoopen.Ga naar voetnoot28 Hij loopt erbij voor spek en boonen (of: spek en appels).Ga naar voetnoot29 Iemand het hoofd zoo murw slaan als een' verrotten appel.Ga naar voetnoot30 Ik heb een appeltje met u te schillen.Ga naar voetnoot31 Kook de eijeren zoo net van pas, als Geertjes moei appelbrij. Koop er appelen voor.Ga naar voetnoot32 (Zie de Bijlage.) Men kan dat voor een ei of een' appel krijgen.Ga naar voetnoot33 Men moet de appels niet plukken, voor dat ze rijp zijn. Men moet door een' zuren appel heen bijten.Ga naar voetnoot34 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 18]
| |
Mijne appelen verrotten niet.Ga naar voetnoot1 Onze quaestie is niet om een' appel of een ei.Ga naar voetnoot2 Onzes Heeren appeltje ontnemen.Ga naar voetnoot3 Schoone appelen zijn ook wel zuur.Ga naar voetnoot4 Twee appelen met éénen stok afwerpen.Ga naar voetnoot5 Van de eijeren tot de appelen.Ga naar voetnoot6 Voor al die zure appelen geeft hij hem nu weder een zoet neefje.Ga naar voetnoot7 Wij appelen zwemmen, zei de paardenkeutel.Ga naar voetnoot8 Zij viel in appelflaauwte.Ga naar voetnoot9 | |
Appetijt.Al etende wast de appetijt.Ga naar voetnoot11 De appetijt en hongersnood Vonden nooit kwaad brood.Ga naar voetnoot12 Goede appetijt doet wel eten. Hij eet vast wat, om appetijt te krijgen. Nieuwe spijze maakt nieuwen appetijt.Ga naar voetnoot13 | |
Appointement.Beter een kwaad (of: mager) appointement (of: vergelijk) dan een goed (of: vet) proces.Ga naar voetnoot14 Hij vaart voor appointement.Ga naar voetnoot15 | |
April.Altijd komt Paschen in Maart of April.Ga naar voetnoot16 Aprilletje zoet Geeft nog wel eens een' witten hoed.Ga naar voetnoot17 De Mei (of: Lente) koel en nat, Koren in het vat (of: Als de Mei is koel en wak, Brengt ze koren in den zak, ook wel: Maart droog en April nat, Geeft veel koren in het vat).Ga naar voetnoot18 (Zie de Bijlage.) Die zich zelven wel bemint, Wachte zich voor Maartsche zon en Aprilschen wind. Een drooge Maart en natte April Is den boeren naar hunn' wil.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Het is een April-gek. Het is een Aprilletje. Maart Roert zijn' staart; Maar April Doet, wat hij wil.Ga naar voetnoot20 Op den eersten April Zendt men de gekken, waar men wil.Ga naar voetnoot21 Vrouwen-gemoed, heeren-gunst, April-weder en het kaatsspel veranderen dikwijls.Ga naar voetnoot22 Wat Maart niet wil, Dat neemt April. Zoo menige vorst in Maart, zoo menige dauw in April.Ga naar voetnoot23 | |
Arbeid.Arbeid is kwaad arbeids loon.Ga naar voetnoot24 Arbeid moet den eetlust maken. Arbeid verwarmt, Luiheid verarmt.Ga naar voetnoot25 Arbeid zonderarbeid, zei de kwant tegen de meid.Ga naar voetnoot26 Biecht zonder rouw, Vriend zonder trouw, Gebed zonder eenigheid: 't Is al verloren arrebeid.Ga naar voetnoot27 Dat is arbeid, zei bakertje Butters, en zij schilde en peuzelde een zout scholletje.Ga naar voetnoot28 Dat is paarden-arbeid.Ga naar voetnoot29 Dat met arbeid verkregen is, wordt met min bezeten.Ga naar voetnoot30 Die den kost wint ter zaligheid, Besteedt hier wel zijn' arrebeid.Ga naar voetnoot31 Gedwongen arbeid valt altijd zwaar.Ga naar voetnoot32 Geld (of: Loon) verzoet den arbeid.Ga naar voetnoot33 Gewillige arbeid is maar half werk.Ga naar voetnoot34 God verkoopt wetenschap voor arbeid, eere voor gevaar.Ga naar voetnoot35 Het is reuzen-arbeid. Het lijkt wel verloren arbeid, zei gekke Dries, en hij wilde de zee leêg scheppen.Ga naar voetnoot36 Hij plukt de vruchten van zijnen arbeid.Ga naar voetnoot37 Hij riekt naar arbeid.Ga naar voetnoot38 Klein geld, kleine arbeid.Ga naar voetnoot39 Kunst wordt door arbeid verkregen. Lust maakt den arbeid ligt (of: Lust en liefde tot een ding, Maakt de moeite zeer gering).Ga naar voetnoot40 Niets zonder arbeid.Ga naar voetnoot41 Nog beter is het, verloren arbeid gedaan, dan in ledigheid zich te verliezen.Ga naar voetnoot42 Rust is eerst zoet na den arbeid.Ga naar voetnoot43 Tot Gods hulp behoort arbeid.Ga naar voetnoot44 Wat men gaarne doet, dat is geen arbeid.Ga naar voetnoot45 | |
Arbeider.Des avond kent (of: prijst) men den arbeider, en des morgens den waard.Ga naar voetnoot46 De trouwe arbeider moet den trouwen arbeider niet in den steek laten.Ga naar voetnoot47 Een arbeider is zijn' loon waardig.Ga naar voetnoot48 | |
Arend.Dat zou een arend zijne jongen niet geven.Ga naar voetnoot49 De arend is een uil geworden. De arend klaagde, met den bout geschoten te zijn, welks veren uit zijne wieken gevallen waren. De dwaasheid heeft arends vleugelen, maar uils oogen.Ga naar voetnoot50 Des arends onvermoeide vlugt Dringt zelfs ook door een stijve lucht.Ga naar voetnoot51 De visschen bewonen de diepten der zee, de arenden zweven in de lucht, - men kan de eerste | |
[pagina 19]
| |
met een' haak, de laatste met een' pijl treffen; maar 's menschen hart is op geringen afstand niet te doorgronden. (Zie afstand.) Een arend brengt geene duiven voort.Ga naar voetnoot1 Een arend vangt geene vliegen.Ga naar voetnoot2 Hij vliegt met arendsvleugelen voorbij.Ga naar voetnoot3 Hij zal de arenden te baat krijgen. Hij ziet met arendsoogen rond (of: om).Ga naar voetnoot4 Laat de dooden rusten, zei de arend tot de raaf, en hij verslond eene levende duif.Ga naar voetnoot5 (Zie de Bijlage.) Men belooft hem de klaauwen van den arend. Schuilt er een uil van binnen, daar zal geen arend uitvliegen. Speel met mij zonder breken, zei de schildpad tegen den arend, als ze daarvan in de lucht opgenomen werd.Ga naar voetnoot6 Waar een dood ligchaam is, daar verzamelen de arenden.Ga naar voetnoot7 [Dit spreekwoord is genomen uit Matth. xxiv: 28.] Wij slachten de arenden, die hunne veren uittrekken, daar zij mede geschoten worden. | |
Argument.Het is een argument ad hominem. Het is een krachtig argument tegen de Socinianen.Ga naar voetnoot8 | |
Argwaan.Der boeren argwaan en Gods barmhartigheid is ondoorgrondelijk.Ga naar voetnoot10 Men mag wel vergenoegd zijn zonder argwaan.Ga naar voetnoot11 | |
Arie.Alle gemeene digniteiten zijn de haat van het gemeen subject, zei Arie de aschman, en hij werd van eene dienstmeid zeer kwalijk bejegend.Ga naar voetnoot12 Aris, geef den hond het spek! - neen moêr, ik mag het zelf wel.Ga naar voetnoot13 Daar zal nog meer op volgen, zei Arie; hij was gegeeseld, en moest nog gebrandmerkt worden.Ga naar voetnoot14 Is dat hier wachten, zei Arie, en hij had nog niet eens gecommandeerd.Ga naar voetnoot15 | |
Arie Hangebast.Och, geef mij nog een druppeltje, strak zal ik het niet lusten, zei Arie Hangebast, en hij stond klaar, om van de ladder gestooten te worden.Ga naar voetnoot16 | |
Arie Korse.Hoe meerder haast, hoe minder spoed, zei Arie Korse, en hij liep zonder schoenen langs straat.Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) | |
Arius.Hij heeft het in Arius.Ga naar voetnoot19 [Hij is niet regt wijs, ook wel: hij is beschonken; daar Arius, het eerste teeken van den dierenriem, gezegd wordt het hoofd te regeren.] | |
Ark.Cham is met Noach in de ark geweest.Ga naar voetnoot20 [Een Friesch spreekwoord, bij woordspeling genomen naar de familie cammingha, die van de eerste eeuw dagteekent. Men duidt er iemand of iets door aan, die of dat zeer oud is.] Dat is er een uit de arke Noachs. Het is daar eene regte ark. | |
Arm.Als men hem de hand biedt, neemt hij den geheelen arm. Bont om den arm, IJl in den darm.Ga naar voetnoot21 De een moet dikwijls een' arm of een been breken, om den nek van zijn' buurman te sparen. Geef aan uw' zoon veel in den darm, Maar geef hem weinig aan den arm; Uw dochter aan den arrem veel, Maar spaar 't die liever uit de keel.Ga naar voetnoot22 Groote heeren (of: Koningen) hebben lange handen (of: armen).Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) Hem slaat de pees om beide armen.Ga naar voetnoot24 Het gaat er boven's arms.Ga naar voetnoot25 Het smaakt als een oud wijf onder den arm.Ga naar voetnoot26 Hij heeft Bunschoter haar onder de armen. [Het Stichtsche dorp Bunschoten, dat in de 14e. ceuw eene stad was, doch in 1426, om het innemen van Hollandsche bezetting, door den bisschop werd ontmanteld en van zijne stedelijke voorregten beroofd, bestaat van veeteelt en visscherij. De natuurlijke traagheid der bewoners gaf aanleiding tot dit spreekwoord, dat op anderen van gelijke geaardheid wordt toegepast.] Hij heeft de bogt al onder den arm.Ga naar voetnoot27 Hij heeft het onder de armen. Hij heeft lange armen, en nogtans is hij arm.Ga naar voetnoot28 Hij houdt een' slag (of: slinger) om den arm.Ga naar voetnoot29 Hij is zoo vriendelijk als een arm vol jonge katten.Ga naar voetnoot30 Hij is zwaar op den arm (of: de hand). Hij laat de armen slap hangen.Ga naar voetnoot31 Hij loopt met zijne ziel onder den arm. Hij neemt zijn' aars in den arm, en gaat heen. (Zie aars.) Hij zou drie mannen zeven armen (of: twee mannen vijf armen) dreigen af te slaan.Ga naar voetnoot32 Iemand in den arm nemen.Ga naar voetnoot33 Iemand met open armen ontvangen. Ik zal mijne moêr wel t'huis komen, mijne armen staan verkeerd, zei Dries, en hij was geipt.Ga naar voetnoot34 Liever aan den arm Dan in den darm (of: Men hangt om den arm, Wat men spaart uit den darm).Ga naar voetnoot35 | |
[pagina 20]
| |
Stroop uwe armen op, en zeg: God woud's.Ga naar voetnoot1 Verscheurde mouwen Doen den arm wel achterhouën.Ga naar voetnoot2 Wat hij brengt in den arm, Neemt hij meê in den darm. Zijne armen zijn te kort. Zulke arm, zulke kracht. | |
Arme.Aan den arme wil ieder zijne schoenen afwisschen.Ga naar voetnoot3 Al is ze arm, Ze is toch warm.Ga naar voetnoot4 Arm met eere, Kan niemand deren.Ga naar voetnoot5 Arm te zijn is geene schande (of: zonde). Beter arm dan oneerlijk.Ga naar voetnoot6 Beter arm met eere, dan rijk met schande.Ga naar voetnoot7 Beter arm te land, dan rijk op zee.Ga naar voetnoot8 Blind, arm en oud is een Joden-vloek.Ga naar voetnoot9 Dat loone u onze Heer, dat gij mij, ouden arme, spijzigt.Ga naar voetnoot10 De arme moet niet kampen met den rijke, de rijke niet met den magtige. De gezonde arme is nog een rijk man.Ga naar voetnoot11 Den armen Wil vader noch moeder erbarmen.Ga naar voetnoot12 Den arme ziet men met halve oogen, den rijke met heele oogen aan. De rijke kan eten, als hij wil, - de arme, als hij 't heeft.Ga naar voetnoot13 De rijken vreten de armen, en de duivel vreet de rijken, zoo worden allen gevreten.Ga naar voetnoot14 De voorbaat is den armen goed.Ga naar voetnoot15 De zomer om de armen, en kersavond om rijke liên.Ga naar voetnoot16 Die arm is, en eischen moet, Dikwijls verandert hem zijn bloed.Ga naar voetnoot17 Die geene hoer, arme of zot in zijn geslacht heeft, is geboren van de lamp of het lemmet.Ga naar voetnoot18 Edel, arm en rijk Maakt de dood gelijk.Ga naar voetnoot19 Eenen arme ontbreekt veel, maar eenen vrek alles.Ga naar voetnoot20 Er is geen lekkerder brood, dan hetgeen men met de armen deelt.Ga naar voetnoot21 Geene zonde dan arm te zijn.Ga naar voetnoot22 Geld is steeds den vrek tot straf, Maar den arme tot een' staf.Ga naar voetnoot23 Heden rijk, morgen arm.Ga naar voetnoot24 Heel rijk of heel arm.Ga naar voetnoot25 Het is, alsof het van de armen gaat. Het is een ongelukkig land, waar de armen op de trappen van de paleizen der rijken zitten. Het is kwaad, oud en arm te zijn.Ga naar voetnoot26 Het is kwaad, wat de arme doet of denkt. Hij heeft lange armen, en nogtans is hij arm. (Zie arm.) Hij heeft te veel aan de armen gegeven. Hij is wel arm, die niet eenen steek ziet.Ga naar voetnoot27 Hij is wel arm, die niet peinzen of wenschen durft.Ga naar voetnoot28 Hij is zeer arm, dien God haat.Ga naar voetnoot29 Hij is zoo mild als de drommel goed arms.Ga naar voetnoot30 Hij steelt eene koe, en geeft het vel aan de armen. Lang arm, lang onzalig.Ga naar voetnoot31 Of arm of rijk: Elk zijns gelijk. Om Gods wil geven, verarmt niet; wat men den arme onthoudt, gaat toch verloren.Ga naar voetnoot32 Rijkaard en armgaard Zijn half huns levens wel gepaard.Ga naar voetnoot33 Wat gij den arme geeft, leent gij den Heer.Ga naar voetnoot34 [Dit spreekwoord is genomen uit Spreuk. xix: 17.] Wist de rijke, hoe de arme te moede is, hij zoude hem mededeelen.Ga naar voetnoot35 | |
Armoede.Als de armoede de deur binnenkomt, vliegt de liefde het venster uit. Armoede doet heuschheid dalen.Ga naar voetnoot37 Armoede dwingt, Weelde springt.Ga naar voetnoot38 Armoede en hoovaardij zijn kwade gebreken en gemeene plagen.Ga naar voetnoot39 Armoede is het einde.Ga naar voetnoot40 Armoede is luiheids loon.Ga naar voetnoot41 Armoede is troef. Armoede maakt onbeschaamde lieden.Ga naar voetnoot42 Armoede op den stal, Armoede overal.Ga naar voetnoot43 Armoede te lijden, doet omzien. Armoede zoekt list (of: De arme man zoekt list, Daar de rijke niet op gist).Ga naar voetnoot44 (Zie de Bijlage.) Armoed Is tegen zotheid goed. Beter eens weelde dan altijd armoede (of: Eens weelde is niet altijd armoede).Ga naar voetnoot45 Beter verduurt men armoede dan weelde.Ga naar voetnoot46 Daar is groote armoede.Ga naar voetnoot47 De armoede en de middelstand gaan altijd ledig heen.Ga naar voetnoot48 (Zie de Bijlage.) De armoede is de moeder van alle kunsten. De armoed is een zware roê: Zij sluit ons alle deuren toe. De luiheid gaat zoo langzaam, dat de armoede haar schielijk inhaalt.Ga naar voetnoot49 | |
[pagina 21]
| |
De vogel zingt zoowel van armoede als van weelde. Die zich met armoede niet behelpen kan, wat doet hij in de wereld!Ga naar voetnoot1 Die zich niet behelpen kan, is niet waard, dat hij armoê lijdt.Ga naar voetnoot2 Een moedig hart leed nooit armoede.Ga naar voetnoot3 Geen beter meesters dan armoede en nood.Ga naar voetnoot4 Geld kan geene armoede lijden.Ga naar voetnoot5 Groote weelde, botte zin; Maar armoê brengt subtielheid in.Ga naar voetnoot6 Het is eene kunst, van armoede rijkdom te weven. Het is van armoê sta bij.Ga naar voetnoot7 Het zeegat of armoede is zijn voorland.Ga naar voetnoot8 Hij is in het gasthuis niet van armoede gestorven. Hij is zoo rijk als de keizer, die van armoede in het gasthuis stierf.Ga naar voetnoot9 Hij klaagt van armoede, en heeft nog broekgespen. Jeuk leert klouwen, En armoede leert huishouën. In armoede zeker. In de armoede leert men zijne vrienden kennen.Ga naar voetnoot10 Ligtelijk scheidt men van den goede, Maar van den beminde is 't armoede.Ga naar voetnoot11 (Zie de Bijlage.) Schande duurt langer dan armoede.Ga naar voetnoot12 Van geene armoede, niet dan van weelde weten.Ga naar voetnoot13 Waar de vlijt de deur uitgaat, komt de armoede het venster in.Ga naar voetnoot14 Wat men van armoede misdoet, zal men ligtelijk verbeteren.Ga naar voetnoot15 Weelde wekt, Armoede dekt.Ga naar voetnoot16 | |
Artisjok.Ik lust zulken kost niet meer, het is mij wat harig, zei Agnietje de moffin, en zij at het haar van artisjokken op. (Zie agnietje.) | |
Arts.Er zijn meer oude zuipers dan oude artsen.Ga naar voetnoot18 Goede verzorging is de beste veearts.Ga naar voetnoot19 | |
As.Die een' gouden wagen volgt (of: naar een' gouden wagen staat), krijgt er wel eene as (een rad, of: een' nagel) van.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Eene wagenas wordt niet heet door het draaijen van het wiel. Zij zijn de aspunten, waarop alles draait. | |
Asch.Asch is verbrande turf.Ga naar voetnoot21 Asch ligt aan den haard. [Beide deze uitdrukkingen geven op eene boertende wijze antwoord, wanneer iemand zijne tegenstellingen met as, voor als, aanvangt. Men geeft met dat antwoord dus te kennen, hoe hoog die tegenstellingen te schatten zijn!] Beloopt de slijkige voet iets, de asschige niets.Ga naar voetnoot22 (Zie de Bijlage.) Beter een modderige schoen dan een teen met asch bemorst.Ga naar voetnoot23 Daar ligt nu al mijne hoop in de asch. Dat is de boter in de asch (of: Botertje onder).Ga naar voetnoot24 De koks sterven wel in den aschbak.Ga naar voetnoot25 De spillen liggen in de asch.Ga naar voetnoot26 Die de asch koopt, heeft ze voor niet; maar die ze niet koopt, moet ze dubbel betalen.Ga naar voetnoot27 Die eene luis in de asch verliest, verliest maar het kraken.Ga naar voetnoot28 Die het in het vuur verloren heeft, moet het in de asch zoeken.Ga naar eind29 Die het vuur wil hebben, zoeke het in de asch.Ga naar voetnoot30 Eene kat, die asch likt, zult gij geen meel geven.Ga naar voetnoot31 Een hond, die asch likt, mag ook wel meel. Het is in de asch gebrouwen.Ga naar voetnoot32 Het is zoo droog als asch. Het spit is in de asch gewend.Ga naar voetnoot33 Het zijn geene muiskatten, die in de asch kruipen. Hij heeft eene ziel in de asch gevonden.Ga naar voetnoot34 Hij heeft het geheel in de asch gewerkt. Hij is zoo bedroefd, alsof hij eene luis in de asch verloren had.Ga naar voetnoot35 Hij is zoo wel bewaard, alsof hij met zijne beide beenen in de asch (of: in het vuur) zat.Ga naar voetnoot36 Hij kan geen' vinger in de asch steken.Ga naar voetnoot37 Hij mijdt de asch, en valt in het vuur.Ga naar voetnoot38 Hij wendt het gebraad in de asch. Hij wordt zoo bleek onder de oogen als asch.Ga naar voetnoot39 Hij zal trekken - ja, aan eene aschkar. Hij zit met anderer lieden kleederen (of: eens anders slippen) in de asch.Ga naar voetnoot40 In zak en asch.Ga naar voetnoot41 Men zal het in de asch schrijven.Ga naar voetnoot42 Omne nimium vertitur in de asch.Ga naar voetnoot43 [Al het te veel verkeert in asch: daar komt niets van te regt.] Tusschen twee stoelen in de asch zitten.Ga naar voetnoot44 Vroeg vuur, vroeg asch.Ga naar voetnoot45 | |
[pagina 22]
| |
Wat is, wat was, 't Keert al tot asch. Zulk hout geeft zulke asch. | |
Aschman.Alle gemeene digniteiten zijn de haat van het gemeen subject, zei Arie de aschman, en hij werd van eene dienstmeid zeer kwalijk bejegend. (Zie arie.) | |
Astroloog.De astrologie is waarachtig, maar den astroloog vindt men niet. (Zie astrologie.) Die uit zijn duimpje een ding kan merken, Is de beste astroloog boven alle klerken.Ga naar voetnoot3 | |
Atlas.Het is een Atlas.Ga naar voetnoot4 [Atlas is een der Titans, van wien gezegd wordt, dat hij de diepten der zee nagespoord, en de geheimen der sterrekundige waarnemingen gevonden heeft. De mythologie neemt daaruit aanleiding, om hem den hemel te doen onderschragen. In de bouwkunde noemt men daarom die figuren van 't gebouw, welke iets op de schouders schijnen te dragen, atlassen, gelijk mede de aarde, zoowel als de verzameling harer afteekeningen, figuurlijk atlas wordt genoemd. Spottender wijze geeft men dien naam spreekwoordelijk aan hem, die eene te groote beweging van zijne werkzaamheden maakt.] | |
Augias.Den stal van Augias zuiveren. [Augias, koning van Elis, had zijne ossenstallen in vele jaren niet doen reinigen. De mythologie doet dit werk door hercules in éénen dag verrigten, door cenen arm van de rivier Peneus door deze stallen heen te leiden. Dien overeenkomstig worden alle ophoopingen van onreinheden, hetzij ze van geestelijken of ligchamelijken aard zijn, Augias-stallen genoemd.] | |
Augustinus.Al evenwel dubitat Augustinus.Ga naar voetnoot5 Hij heeft een' hals als een Augustijn.Ga naar voetnoot6 | |
Auke.Wel beslagen, zei schipper Auke: het schip verloren, maar het hoosvat behouden.Ga naar voetnoot7 | |
Avond.Ach, laat ons te avond niet kloek zijn.Ga naar voetnoot9 Alle avonden den zak vol.Ga naar voetnoot10 's Avonds most en 's morgens wijn, Ter eere van. Sint Martijn.Ga naar voetnoot11 De dag haalt den avond wel. De dag is nog niet ten avond.Ga naar voetnoot12 De langste dag heeft ook een' avond.Ga naar voetnoot13 Des avonds kent (of: prijst) men den arbeider, en des morgens den waard. (Zie arbeider.) Des avonds leeuwen, des morgens kapelletjes.Ga naar voetnoot14 (Zie de Bijlage.) Des avonds rood, des morgens goed weêr aan boord.Ga naar voetnoot15 Des avonds 't zonnetje rood, Des morgens water in de sloot.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Des avonds vol, ligt neder.Ga naar voetnoot17 Des avonds zonder schulden, des morgens rijk.Ga naar voetnoot18 Des morgens hooger dan een berg, Des avonds lager dan een dweg. De vrouw maakt den noen, de heer den avond.Ga naar voetnoot19 De zomer om de armen, en kersavond om rijke liên. (Zie arme.) Die al zijn' kost verslindt omtrent het middagmaal, Vindt, als het avond is, zijn keuken bijster schraal.Ga naar voetnoot20 Die dag wil met mij een' avond hebben.Ga naar voetnoot21 Die des avonds wel brast, die slaapt wel.Ga naar voetnoot22 Die des morgens gaat bij zulk een' apotheker, Is des avonds dronken: dat is zeker. (Zie apotheker.) Die er zijn kostje met spinnen wil winnen, Moet maar wat zuinigjes teren: 's Avonds een potje met melk bij het vuur, En de boter wat dunnetjes smeren. Een vischkooper worden op paaschavond.Ga naar voetnoot23 Geen dag, die niet zijn' avond heeft.Ga naar voetnoot24 Geen grooter vreugd op aard, zei Jantje van der Buis, Dan 's middags lekkre kost, en 's avonds dronken t'huis. (Zie aarde.) Gelooven is de vieravond van geven.Ga naar voetnoot25 Goeden dag en goeden avond kosten geen duizend pond.Ga naar voetnoot26 | |
[pagina 23]
| |
Heilig avond hebben (of: houden).Ga naar voetnoot1 (Zie de Bijlage.) Het einde prijst het leven, gelijk de avond den dag doet. Het is aller dagen avond niet.Ga naar voetnoot2 Het is altijd geen meiavond.Ga naar voetnoot3 Het is een avond als eene lijnbaan. Het is meiavond-vierschaar in zijn hoofd. [Dat wil zeggen: groote drukte en verwarring. Op eenen meiavond plagten te Amsterdam alle geschillen tusschen huurder en verhuurder door den magistraat te moeten worden afgedaan.] Het is morgen- en avond-eten.Ga naar voetnoot4 Het is nog geen nieuwjaars-avond. Het is nog niet aller heiligen avond.Ga naar voetnoot5 Het moet des avonds al te zamen met hem onder de dekens (of: Wat hij heeft, neemt hij des avonds mede onder de dekens).Ga naar voetnoot6 Het ziet er uit, of 't meiavond is. Hij lacht des morgens wel, die des avonds weent.Ga naar voetnoot7 Hij maakt zulk eene haast als een kleêrmaker op paaschavond.Ga naar voetnoot8 Hij slacht de geit: heeft hij 's morgens iets goeds bedacht, des avonds stort hij 't al omver. Hoe later op den avond (of: de markt), hoe schooner volk. Hoe nader bij den avond, hoe verder van huis.Ga naar voetnoot9 Men heeft zooveel van 's avonds lagchen als van 's morgens lagchen.Ga naar voetnoot10 Men love geen' dag, of hij zij ten avond.Ga naar voetnoot11 Men luidt zoo lang O, totdat kersavond komt.Ga naar voetnoot12 Mijne hand zal dezen avond nog uw halsband zijn, zei de jager tot den reiger.Ga naar voetnoot13 's Morgens bont, 's Avonds stront. Op eenen ouden avond, als onze Heer een kind was.Ga naar voetnoot14 Paardrijders en voetgangers komen 's avonds allen in ééne herberg.Ga naar voetnoot15 Te avond of morgen.Ga naar voetnoot16 Veel beter is 't vroeg op te staan, Dan 's avonds laat naar bed te gaan. Wat 's morgens schoon en jeugdig bloeit, Is dikwijls 's avonds uitgeroeid. Wat van het avondmaal overblijft, is den volgenden morgen goed voedsel.Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) Wees niet te haastig: het is nog licht tot aan den avond.Ga naar voetnoot18 Welkom, heilige vieravond! het is eene lange week geweest.Ga naar voetnoot19 Wie weet, wat de avond brengen zal?Ga naar voetnoot20 Wilde de avond zorgen, als de morgen doet, Menigeen zou rijden, die nu gaat te voet.Ga naar voetnoot21 Zijn morgen- en zijn avond-zang: Zij geven niet denzelfden klank (of: Zijne morgensprookjes en avondpraatjes verschillen magtig, ook wel: Zijne morgen- en zijne avondredenen komen niet overeen). | |
Avontuur.Beter gevloden dan een dwaas avontuur gewacht.Ga naar voetnoot22 Bij avontuur.Ga naar voetnoot23 Dat is het rad van avontuur.Ga naar voetnoot24 Den koene helpt het avontuur.Ga naar voetnoot25 Een schipper lijdt veel avonturen.Ga naar voetnoot26 Het avontuur komt niet bij vroeg opstaan.Ga naar voetnoot27 Het is niet al verloren, dat aan het avontuur hangt.Ga naar voetnoot28 Kwaad avontuur maakt somtijds goede vrienden.Ga naar voetnoot29 | |
Azijn.Daar goede azijn is, plegen kwade vrouwen te zijn.Ga naar voetnoot31 Dat is brakke azijn, zei Pleuntje, en zij proefde paardenpis.Ga naar voetnoot32 Der vrouwen liefde is als de wijn, Die ligt verandert in azijn. Die met slokjes slorpen kan, Drinkt azijn, al waar 't een kan. Eene vergissing kan plaats hebben, zei de boer; toen goot hij azijn in de lamp. Een pintje wijn en een mengel azijn.Ga naar voetnoot33 Het is een deksel op eene azijnkan.Ga naar voetnoot34 Het is een wrange hond, zei de boer, en hij dronk bij vergissing eene flesch wijnazijn voor rijnwijn leêg. Hij kijkt, of hij azijn gepacht heeft.Ga naar voetnoot35 Men vangt meer vliegen met een' lepel stroop dan met een vat aziju.Ga naar voetnoot36 Olie met azijn gemengd maakt de beste saus. Van den zoetsten wijn Komt de felste azijn (of: Goede wijn Maakt goeden azijn).Ga naar voetnoot37 |
|