Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermd[F]F.Er is maar eene F (Effe) in het ABC, en die is kwaad te treffen (of: Effen Is kwaad treffen). (Zie abc.) | |
Faam.Goede faam is beter dan geld of goed.Ga naar voetnoot6 Tegenwoordigheid is zonder faam (of: heeft de faam niet van doen).Ga naar voetnoot7 Wee hem, die eens in eene kwade faam komt.Ga naar voetnoot8 | |
Familie.Als hij aan de galg hing, zou het geene familie wezen. Als je het van je familie hebben moet, kom je er niet. Familie-raad kost geld. Het zit in de familie. Hij behoort tot de familie van Jan Tabak. [Dat is: hij vertoeft gaarne lang, onder het bedaard rooken van zijn pijpje: telkens zal hij nog eens twaalf blaadjes stoppen.] Hij is van de familie van Van Kleef: Liever van de heb dan van de geef. Hij is zeker van de ratten gemaakt, want zijne familie loopt tegen het dak op. (Zie dak.) Hij ziet er zoo zwart en verbrand uit, alsof hij familie van Lucifer was. Ik ga eens zien, of mijne familie slaapt, zei Jorden de boer, en hij keek in het varkenskot. (Zie boer.) Met dit vleugje naar bed, zei de man tegen zijne familie, en hij leide een' zwavelstok op het vuur. (Zie bed.) | |
Farmsum.Zoo scheef als de toren van Farmsum. [De hervormde kerk van het Groningsche dorp Farmsum, dat onmiddellijk paalt aan de vesting Delfzijl, prijkt met een' hoogen spitsen toren, die naar alle zijden schijnt over te hellen: van welke zijde men den toren nadert, altijd vertoont hij zich in schuine rigting. De bogtigheid van dezen toren, door verzakking ontstaan, heeft aanleiding tot dit gezigtsbedrog gegeven. Van daar dit spreekwoord, dat op voorwerpen wordt toegepast, die een' scheeven stand hebben.] | |
Fa-sol.Dat is uit het fa-sol.Ga naar voetnoot12 [Dat wil zeggen: de zaak is uit zijn fatsocn, van zijn stel af. Fa-sol is eene woordspeling met façon, fatsoen, hier gebruikt, omdat men, met het fa-sol bij het ut-re te voegen, het eerste tetrachord volkomen maakt.] | |
Fatsen.Hij is op de fatsen.Ga naar voetnoot13 [Dat wil zeggen: hij gaat met spoed heen, zonder terug te keeren; hij is op den loop. Fatsen zijn, volgens winschooten, strooken zeils, die al zeilende worden vastgebonden, om vaart te maken.] | |
Fatsoen.Alle fatsoentjes passen niet.Ga naar voetnoot14 Een mensch moet veel doen, om zijn fatsoen te houden.Ga naar voetnoot15 Elk kleedt zijne pop naar zijn fatsoen.Ga naar voetnoot16 Het fatsoen is er maar aan verloren.Ga naar voetnoot17 Het fatsoen kost het meeste geld. Het is een vreemd fatsoentje.Ga naar voetnoot18 Hij is in zijn fatsoen getast. Hij komt in zijn fatsoen. Zij loopt met haar fatsoen te koop. | |
Feest.Bij alle feesten dient een zotje.Ga naar voetnoot19 Daar kan geen feest zijn, of hij loopt naar de kerk.Ga naar voetnoot20 De geest Is het beste vrouwefeest. De paauwen komen in het land met de Walen, op Thorouts feest. [Omtrent dit spreekwoord vindt men in serrures Vaderl. Museum voor Nederd. Letterk., Oudh. en Gesch., op bl. 214: ‘Dit gezegde, hetwelk eigen is aen West-Vlaenderen, | |
[pagina 191]
| |
beteekent zoo veel als: De dazen komen in het Land met de Walen, op Thorouts kermis. - De feest of jaermerkt van thorout, ten halve van Hooimaend, was oudtijds zeer beroemd.’ En verder op het woord dazen: ‘Daes, paerdenvlieg, in het latijn tabanus, in Braband en in Oost-Vlaenderen gebruikelijk, komt voor by kil. maer niet by weiland. - Pauw heb ik in dien zin niet gevonden.’] De zotten maken de feesten, en de wijzen hebben de geneugten.Ga naar voetnoot1 Die zijne merrie laat drinken bij alle beesten, Die zijne dochter laat gaan tot alle feesten, Heeft binnen 't jaar dit ongeval: Een hoer in huis, een guil op stal. (Zie beest.) Eens feest, niet altijd feest.Ga naar voetnoot2 Genoeg is even zoo goed als een feest.Ga naar voetnoot3 Het hart van den waard is het halve feest waard. Het is goed feest houden in eens anders zaal.Ga naar voetnoot4 Het is het beste feest, Dat goed doet aan den geest.Ga naar voetnoot5 Het is kwaad te komen aan het einde van een feest, en in het begin van een gevecht. (Zie begin.) Het kan altijd geen feest zijn.Ga naar voetnoot6 Het was er dubbel feest.Ga naar voetnoot7 Het was slechts een half dubbel feest, maar toch wel.Ga naar voetnoot8 Hij gedenkt aan het feest.Ga naar voetnoot9 In Italië zijn te veel feesten, Te veel hoofden, te veel tempeesten.Ga naar voetnoot10 Luije luî vinden haast (of: hebben altijd) speel-(heilige, vier-, of: feest-) dagen. (Zie dag.) | |
Feil.Als het huis schoon is, mag men de feil te droogen hangen.Ga naar voetnoot11 Elk heeft zijne feilen en boenders, zei Jan de sleper. (Zie boender.)
Daar men feil aan ziet, behoort men niet afkeerig te maken.Ga naar voetnoot12 Huiselijke feilen moeten niet op den drempel komen. (Zie drempel.) | |
Femmetje Evengoed.Schikt allen wat in, zei Femmetje Evengoed, wij zijn geen van drieën de beste juffers.Ga naar voetnoot13 | |
Feniks.Het is een eerste feniks in de kronijk.Ga naar voetnoot14 Het is een feniks van een' man.Ga naar voetnoot15 | |
Fideïcommissair.Voor zware moeite mag men groote belooning eischen, zei de advocaat, en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere fideïcommissaire quaestie, daar hij zijn hoofd al drie etmaal meê gebroken had, niet verstond. (Zie advocaat.) | |
Fielt.Fielten goed te doen, is water in de zee te dragen.Ga naar voetnoot16 Het is een fielt, die fielterijen doet.Ga naar voetnoot17 | |
Fielterij.Het is een fielt, die fielterijen doet. (Zie fielt.) Hij hangt van fielterij aan een.Ga naar voetnoot18 | |
Figuur.Een kind zou merken, dat dit figuurlijker wijze gesproken is, en dat eene muis geen olifant, en een toren geen horen is.Ga naar voetnoot19 Heden in figuur, morgen in het graf.Ga naar voetnoot20 Het is een ridder van de droevige figuur.Ga naar voetnoot21 [Hij, die daden bedrijft als de dolende ridder don quichot, zal ook even zulke droevige figuur maken, en is de persoon, aan wien het spreekwoord wil gedacht hebben.] Maak geene figuren.Ga naar voetnoot22 Twee minnaars aan eene figuur, Van eender nering twee gebuur. (Zie buurman.) | |
Fij.Gij kalt van oude Fijen-dood. (Zie dood.) Meent gij, dat het Fijen-brieven zijn? (Zie brief.)
Al te vrij is fij (of: wordt onvrij).Ga naar voetnoot23 Beter ei dan fij. (Zie ei.) Het is te hei of te fij.Ga naar voetnoot24 Hij spreekt boe noch ba (ook wel: ei mij! noch wee mij! of: Noch ei! Noch fij!). (Zie ba.) | |
Fijn.De fijnen zijn de mijnen, zei de duivel, en de groven komen van zelf. (Zie duivel.) Hij hangt den fijne uit (of: Hij speelt den fijne).Ga naar voetnoot25 Hij is zoo fijn, alsof hij door een' trap gezift ware.Ga naar voetnoot26 Wacht u voor den motregen en de fijnen.
Al te fijn Is maar schijn (of: verdwijnt).Ga naar voetnoot27 Elk bij 't zijn: Grof bij grof, en fijn bij fijn.Ga naar voetnoot28 Hij komt achter het fijne van de mis. | |
Fijtje.Dat gaat zoo, als men Fijtje de voorste wil zijn. Fijtje bij Fijtje, zei de vrouw, wij Kalissen besch.... malkander niet.Ga naar voetnoot29 Gij hebt gedaan, een ander man in het spel, zei Fijtje tegen Joor, en zij had hem uit de baan geknikkerd. (Zie baan.) Ik zal het er wat stijf indouwen, zei Ritsert tegen Fijtje, en hij stopte eene pijp tabak.Ga naar voetnoot30 | |
Filebout.Dat is eene suffisante boterton, zei Filebout, en hij zag een' grooten mortier liggen. (Zie boter.) Dat is nieuwmodisch lappen, zei Filebout, en hij klopte zijn wijf.Ga naar voetnoot32 Jongen, doe den pot toe, want de geesten zullen evaporeren, zei dokter Filebout, en hij kookte karnemelk. (Zie dokter.) | |
Filippijn.De vredelievendheid is uit de wereld, zei Filippijn, en hij zag eene kat met eene rat vechten.Ga naar voetnoot33 | |
[pagina 192]
| |
Filippijntje.Dat is ter goeder meening, zei Filippijntje, en zij roerde den hutspot met de tang om.Ga naar voetnoot1 | |
Filozoof.Dat staat mij heel schoon, zei de filozoof, en hij zou een' klap voor zijne koon krijgen.Ga naar voetnoot2 Een goed filozoof stoort zich aan geene wereldsche zaken.Ga naar voetnoot3 Wilt gij eene jufvrouw niet meer beminnen, trouw ze, zei de filozoof. | |
Fiscaal.Hij is er zoo gezien als Groote Watzes jongens bij den fiscaal. [Te Achlum, een Friesch dorp, in de nabijheid van Franeker gelegen, was het geslacht van groote watze met roem bekend. ‘Zij stonden in zulk een gevestigd vertrouwen onder hunne medeburgers,’ zegt scheltema (Mengelwerk, 3e. Dl., 2e. St., bl. 114), ‘dat men hen als vrederegters en scheidslieden bij erfopvolging kon aanmerken. Ontstond er ergens twist, dan was dadelijk het zeggen: houd u stil, of wij halen een van groote watzes volk. Hiervan was het gevolg, dat er, zooveel bekend is, voorheen nooit eenig proces te Achlum heeft bestaan.’] | |
Flakbal.Wat dunk je van dien orvietan? vroeg dokter Flakbal, en hij vertoonde zijn' patiënt een papiertje met stront. (Zie dokter.) | |
Flesch.Daar verdrinken er meer in wijn- (of: jenever-) flesch (of: glas) dan in de zee.Ga naar voetnoot7 Dat past als eene stop op eene olieflesch.Ga naar voetnoot8 De zot snijdt zich met zijn eigen mes, En maakt zich dronken van zijn eigen flesch.Ga naar voetnoot9 Die bij de flesch (of: aan de lade) zit, zegent zich zelven (of: het eerst). Door in de flesch te diep te kijken, verdrinkt men dikwijls in een glas. Een kwade stap, zonder meer, is genoeg, om eene glazen flesch te breken.Ga naar voetnoot10 Gebrek van geld vult de flesch niet.Ga naar voetnoot11 Het is eene goede flesch, die van zelf ligt.Ga naar voetnoot12 Het is een wrange hond, zei de boer, en hij dronk bij vergissing eene flesch wijnazijn voor rijnwijn leêg. (Zie azijn.) Hier een slokje, daar een fleschje, zoo raakt men zijn boêltje kwijt. (Zie boedel.) Hij is op de flesch.Ga naar voetnoot13 [Dat wil zeggen: hij is failliet, gaat verloren. Het wordt zelfs op het kaartspel toegepast, wanneer men al zijne fiches, en meer dan deze, kwijt is.] Hij zit zoo vast als eene gebroken kurk in den hals eener flesch. Ik heb geen' smaak in dien wijn, zei Flip, en de flesch was leêg.Ga naar voetnoot14 In de kleinste fleschjes is het fijnste vocht. Schenk de flesch maar uit, zei schele Govert, en ze was leêg.Ga naar voetnoot15 Volle flesschen en glazen Maken vloekers en dwazen. (Zie dwaas.) Wijn drinken, en met de flesschen betalen. Wij zullen dat fleschje toeschroeven. Zij loopen er altijd met de borrelflesch. (Zie borrel.) Zoo lang de flesch vol wijn is, is zij aangenaam.Ga naar voetnoot16 | |
Flip.Alles met maten, zei Flip de hondenslager, en hij mat de stokslagen met de el uit. (Zie el.) Dat is delicaat, zei Flip, en hij at kruisbeziën met eene mosterd-saus. (Zie bezie.) Dat is een onwankelbare zuil, zei Flip, en hij zag een' zwavelstok overeind staan.Ga naar voetnoot17 Dat is maar om kennis te maken, zei losse Flip, en hij lichtte zijne vrouw met eene houten lantaarn naar bed, daar de nachtegaal zeven jaren op gezongen had. (Zie bed.) Dat is point de canaille, zei Flip, en hij had eene gescheurde das om. (Zie canaille.) De woorden groeijen uit den nagel van den duim niet, zei stomme Flip, en hij kon niet spreken. (Zie duim.) Die vink ben ik kwijt, zei Flip, en daar sprong eene vloo van zijn' rok op zijns buurmans mantel. (Zie buurman.) Donnez-moi een' emmer, zei Flip, mijne paardjes moeten drinken (of: hebben zulk een' dorst). (Zie dorst.) | |
[pagina 193]
| |
Eén woord zooveel als duizend, zei stomme Flip, en hij kon niet spreken.Ga naar voetnoot1 Ei mij! hoe steekt me de milt, zei domme Flip, en hij voelde naar zijn gat.Ga naar voetnoot2 Einde goed, al goed, zei Flip, en ik zei 't meê; Hoe goed is dan een worst, zei Piet, die heeft er twee. (Zie einde.) Het is een witte Flip. Het is met rapen goed reizen, zei Flip, want zij zijn vroeg voor de poort.Ga naar voetnoot3 Het lag er al, zei Flip, en hij stiet den pot in 't roeren om.Ga naar voetnoot4 Het spoedt wel, maar het valt wat ongemakkelijk, zei Flip, en hij rolde van de trappen.Ga naar voetnoot5 Hij slacht pater Flip, en volgt den grooten hoop.Ga naar voetnoot6 [Dat wil zeggen: hij heeft geene gronden voor zijne godsdienst, maar handelt alleen uit gewoonte. Zoo deed ook pater flip, die met den grooten hoop eene processie volgde, zonder te weten, waar ze heen ging, of waartoe ze strekken moest.] Hoe gaapt dat ding zoo wijd, zei Flip, en hij zag eene open oester op strand liggen. (Zie ding.) Je slacht manke Neel, zei Flip, die veranderde negen maal op een' dag. (Zie dag.) Ik heb geen' smaak in dien wijn, zei Flip, en de flesch was leêg. (Zie flesch.) Ik zal ze wel raken, zei blinde Flip, en hij ging uit schieten.Ga naar voetnoot7 Koken moet kosten, zei Flipje, en hij had eene roggelever te vuur.Ga naar voetnoot8 Wat dunk je van dien tabak? vroeg goelijke Lijs aan Flip, en zij had hem eens laten stoppen.Ga naar voetnoot9 Weg gaan we, zei Flip, en hij reed naar de galg.Ga naar voetnoot10 Zij heeft het zoo druk, zei Flip, als de pan te Vastenavond.Ga naar voetnoot11 | |
Floor.Ik doe een Ommelands reisje, zei Floor, en hij liep de eene kroeg uit en de andere weêr in.Ga naar voetnoot12 Nu zal ik eens smullen, zei Floor, en hij liet een pintje scharrebier halen. (Zie bier.) | |
Fluit.Dat klinkt als een scheet in een' vilten hoed, zei de boer, en hij speelde op eene gebarsten fluit. (Zie boer.) De vooglaar, op bedriegen uit, Den vogel lokt met zoete fluit.Ga naar voetnoot13 [Bij de belegering van Leiden door de Spanjaarden, in 1574, wilde men de inwoners overhalen, om de aangeboden goedertierenheid van den Spaanschen bevelhebber te gebruiken, liever dan zich met vrouw en kinderen in een wis verderf te storten. Jan van der does, toen krijgsoverste binnen Leiden, gaf alleen ten antwoord het gezegde van cato, door hooft vertaald, gelijk 't hier staat uitgedrukt, en sedert tot een spreekwoord is geworden, om er arglistige vleijers mede te beschamen.] Fluiten zijn holle pijpen.Ga naar voetnoot14 Het gaat als een fluitje. Hij heeft fluitemakers beenen. (Zie beenen.) Hij is van het hout, daar men de fluiten van maakt.Ga naar voetnoot15 [Met iemand te fluiten, geeft men hem een' wenk, dat men hem gaarne bij zich had; daarom toont dit spreekwoord den persoon aan, die zijn geheele doen en laten aan anderen ten beste geeft.] Met het trommeltje gewonnen en met het fluitje verteerd.Ga naar voetnoot16 Wat fluit en vedel vergaderen, wordt door de trommel weêr versmeerd.Ga naar voetnoot17 Wie heeft het ooit op de viool (of: fluit) hooren spelen!Ga naar voetnoot18 [Bekende deuntjes speelt men op de viool, ook wel op de fluit; daarom gebruikt men dit spreekwoord, om aan te wijzen, dat eene zaak zeer ongewoon is.] Zij passen op malkander als Harmen op zijne fluit. | |
Fluweel.De koe heeft eene fluweelen huif op.Ga naar voetnoot19 De pijen broek vindt zelden een kussen voor haren aars, - de fluweelen vindt het overal geschud en gereed. (Zie aars.) 't Fluweelen kleed Kent straf noch leed. Fluweel en zijde is zeldzaam kruid: Het bluscht het vuur der keuken uit.Ga naar voetnoot20 Hij heeft eene fluweelen tong.Ga naar voetnoot21 Hij paait hem met fluweelen woorden.Ga naar voetnoot22 Liever eene verstandige in haar bloote hemd, dan een doetje in een' fluweelen tabbaard. (Zie doetje.) Men glijdt op fluweelen kussens zoo maar het hemelrijk niet binnen. Men kan van een varkensoor geene fluweelen beurs maken. (Zie beurs.) Op eenen buik van fluweel volgt een kleed van pij. (Zie buik.) | |
Fobert.Hartjelief, wat wordt ge vet, zei Lijsje tegen haar' man Fobert, je krijgt beenen als zwavelstokken. (Zie beenen.) | |
Focië.Het is eene Focische wanhoop. [De Thessaliërs en Fociërs waren steeds met elkander in oorlog. De eersten wonnen het doorgaans in moed en kracht, de laatsten in list. Toen eens de 300 Fociërs, afgezonden, om de bewegingen der Thessaliërs te bespieden, in handen der Thessaliërs waren gevallen, en deze | |
[pagina 194]
| |
met eene groote krijgsmagt op hen afkwamen, werden zij tot wanhoop gebragt. Zij gaven hunne vrouwen, kinderen en bezittingen aan de bewaking van 30 hunner wakkerste mannen over, met bevel: vrouwen en kinderen te dooden en al het andere te verbranden - wanneer de slag verloren werd. Daar, na die wanhopige beschikking, alles afhing van hunnen moed, streden zij zoo onversaagd, dat zij eene volkomene overwinning behaalden.] | |
Fok.Dat staat er zoo regt tegenover, als de fokkemast tegen den grooten mast doen mag. De fok heeft somtijds voor den middag gevat. De fok op den steven.Ga naar voetnoot1 De stormfok bijzetten.Ga naar voetnoot2 Fok is blind.Ga naar voetnoot3 Haal aan fok en schoot.Ga naar voetnoot4 Hij heeft de fok opgezet.Ga naar voetnoot5 Hij moet de fok uithouden.Ga naar voetnoot6 Hij port zoo heftig, als ware er eene fok in te nemen geweest. Hij schoot over de fok. [Dat wil zeggen: het is met hem gedaan. Zóó wordt een doode over boord gezet.] Hij velt de fok.Ga naar voetnoot7 Hij zal den fokkehals wel halen. [Daar men dit scheepswerk den baar laat verrigten, duidt men met dit spreekwoord iemand aan, wien men niets gewigtigs kan toevertrouwen.] Hij zet fok en lul bij.Ga naar voetnoot8 Men moet het zeil naar den wind zetten, zei de man, en hij zette zijne fok op den neus. Strijk de fok.Ga naar voetnoot9 Voor de fok loopen.Ga naar voetnoot10 | |
Folpert.Hoe kan het beest het zoo net mikken, zei Folpert, en een ekster sch... hem op zijn' neus. (Zie beest.) | |
Fondament.Het heeft geen fondament.Ga naar voetnoot12 Op de fondamenten steunt het gansche gebouw.Ga naar voetnoot13 | |
Fontein.Geld is de levensfontein. Het is eene goede fontein, die altijd klaar water geeft. Het vloeit als eene fontein uit een' bezemstok. (Zie bezem.) Men schept geen klaar water uit eene vuile fontein.Ga naar voetnoot14 Uit kleine fonteinen drinkt men gemakkelijkst.Ga naar voetnoot15 Waar is de fontein, die altijd vloeit? Wie geen' dorst heeft, wat doet hij bij de fontein? (Zie dorst.) Zoo de fontein is, zoo zijn ook de wateren, die daaruit vloeijen. | |
Fooi.Hij heeft de fooi beet.Ga naar voetnoot16 Iemand de laatste fooi geven. Iemand eene Rotterdamsche fooi geven.Ga naar voetnoot17 [Die eene Rotterdamsche fooi krijgt, wordt ongenadig toegetakeld, en komt er op zijn minst met een paar blaauwe oogen af. De Rotterdammers hebben meermalen blijk gegeven, dat zij in 't stuk van oorlog hand en wapen weten te gebruiken, en het niet gemakkelijk gewonnen geven. De geschiedenis toont dit vooral aan ten tijde van de Hoeksche en Kabelijaauwsche partijschappen. Mogelijk is daarvan sedert het spreekwoord ontstaan.]
Hij doet het op de bonne fooi.Ga naar voetnoot18 | |
Fop.Dat sluit, zei Fop, en hij stolpte eene waschtobbe op zijn hoofd.Ga naar voetnoot19 Die kabeljaauw smaakt wel, zei gekke Fop, en hij at Engelschen bokking. (Zie bokking.) Het is altemaal wind, zei Fop, en hij blies in het zeil.Ga naar voetnoot20 Het maakt eene goede purgatie, zei Fop, en hij at spek met pruimen.Ga naar voetnoot21 't Is schrale Fop: Het geld is op. Wat is dit een vruchtbaar land, zei blinde Fop, en hij stond midden op de Mookerheide.Ga naar voetnoot22 | |
Fortuin.Als de fortuin aan uwe deur klopt, verzuim niet, open te doen. (Zie deur.) Als de fortuin komt, zoo komt zij niet alleen.Ga naar voetnoot24 Als de fortuin zich presenteert, Neem haar dan waar, eer zij zich keert.Ga naar voetnoot25 Als fortuin is bij den man, Is 't hetzelfde, wat hij kan.Ga naar voetnoot26 De fortuin dient hem.Ga naar voetnoot27 De fortuin draait sneller dan een weêrhaan.Ga naar voetnoot28 De fortuin heeft hem den nek toegekeerd. | |
[pagina 195]
| |
De fortuin lacht hem toe. De fortuin loopt daar op krukken.Ga naar voetnoot1 De fortuin loopt zijn gat uit. Dien de fortuin een' klap geeft, die krijgt van iedereen den schop.Ga naar voetnoot2 Die op de fortuin wacht, is van zijn middagmaal niet zeker. Een jong karel moet zijne fortuin zoeken.Ga naar voetnoot3 Een kloek hart is meester van de fortuin. Een man van groot fortuin Pastop geen' staak of tuin. Elk is een smid van zijne eigene fortuin.Ga naar voetnoot4 Fortuin verandert als de maan.Ga naar voetnoot5 Het fortuinrad is haast omgekeerd.Ga naar voetnoot6 Het is een soldaat van fortuin. Hij gaat op zijne fortuin uit. Hij heeft eene gevoelige neep in zijne fortuin gekregen. Hij meent, dat hij de fortuin bij het haar heeft, en het is maar bij de bloote billen. (Zie bil.) Hij schopt zijne fortuin met den voet. Hij zal het rad van fortuin vernagelen. Men moet de fortuin grijpen, eer ze den aars toekeert. (Zie aars.) Ofschoon de fortuin op u lacht, Trekt zij zich ook dikmaals uit uwe magt.Ga naar voetnoot7 Ook de kwaden Komt de fortuin verzaden.Ga naar voetnoot8 Waar de deugd het werk belegt, daar is de fortuin gedienstig. (Zie deugd.) Waar gij dit het minst verwacht, Glipt fortuin uit uwe magt.Ga naar voetnoot9 | |
Fout.Als het kleed gemaakt is, dan ziet men de fouten (of: Men ziet de fouten allerbest aan 't einde). (Zie einde.) Berispt gij iemand van een fout, Zie, dat ge eerst zelf u daarvan houdt.Ga naar voetnoot10 De fouten van de grooten zijn nimmer klein. Die met kleine fouten begint, leert haast groote. Fouten zijn (of: Dwalen is) menschelijk.Ga naar voetnoot11 Groote lieden, groote fouten. Het moet wel een goed meester zijn, die nimmer fouten maakt.Ga naar voetnoot12 | |
Fraai.Als een vrouw iets fraais komt zien|, Komt zij zelf haar schoonheid biên.Ga naar voetnoot13 Dat is al te fraai. Dat is eene gedwongen fraaijigheid. Hoe oubolliger, hoe fraaijer.Ga naar voetnoot14 Onkostelijk fraai is nooit leelijk.Ga naar voetnoot15 | |
Frankrijk.Dat is een Fransche eed. (Zie eed.) Eet nu soepe, zei gekke Jorden, en hij gooide een' Franschen kok een hammebeen toe. (Zie beenderen.) Het is geen wonder, dat hij hoven kan: hij is in Frankrijk geweest.Ga naar voetnoot17 Hij is zoo bont als een Fransche marquis, die in den Haag wil vrijen.Ga naar voetnoot18 Hij kent Fransch, als eene koe Spaansch. Hij leeft als God in Frankrijk.Ga naar voetnoot19 [Toen de Franschen, in 1793, hunne ongodsdienstigheid zoo ver dreven, dat de Christelijke godsdienst werd afgezworen, dacht men niet meer aan God, maar stelde de dienst der Rede in. Het vieren van den zondag werd afgeschaft, en men telde de jaren sedert naar het bestaan der republiek, en niet meer naar de geboorte van christus. Hunne 12 maanden hadden elk 30 dagen (de overschietende 5 dagen werden aan het einde des jaars afzonderlijk gerekend), elke maand bevatte 3 decades, dat is 10 in plaats van 7 dagen voor de week. Daarom wordt dit spreekwoord op den ligtzinnige toegepast.] Hij legt er de Fransche zweep overheen (of: Hij slaat den Franschen slag).Ga naar voetnoot20 [Vroeger (1731) had dit spreekwoord eene beteekenis ten goede, gelijk men bij j. van effen, in den Hollandschen Spectator, Dl. I, bl. 56 en 80, van den Franschen slag leest, door den een' ‘zelfs uitgevonden,’ en dien een ander ‘niet eens weet ter degen te slaan.’ Later, toen de Nederlanders, in hunnen 20 jarigen omgang met de hen onderdrukkende Franschen, dit volk als wuft en ligtzinnig leerden kennen, dat bij eene meer bezadigde geaardheid wel des te sterker in het oog valt, kreeg dit spreekwoord eene beteekenis ten kwade, en past men het thans bij een oppervlakkig oordeel toe.] Hij liegt als een Fransch bulletin. (Zie bulletin.) Hij maakt een Fransch saluut.Ga naar voetnoot21 [Hij betaalt met complimenten.] Hij maakt er geene Fransche furie van.Ga naar voetnoot22 [Wat de Fransche furie is, kan ons het gebeurde binnen Antwerpen, in 1583, leeren, waar de aanslag van den hertog van anjou evenwel zoo slecht uitviel, dat er van de Franschen 1500 en van de burgers slechts 83 sneuvelden.] In Frankrijk heeft de onfeilbaarheid zooveel te zeggen, zei Mazarin, als een jongen, die een half van t' huis brengt.Ga naar voetnoot23 Is dat het punt van eer? vroeg een Fransch generaal in de bataille van Senef, en hij stierf op een' mesthoop. (Zie bataille.) Men bakt hier zoo goed brood als in Frankrijk. (Zie brood.) Naar alle Fransche gedachten. [Als de Franschen 't denken, is er weinig kans, dat 't zal gebeuren.] Wie kent mijn gat in Frankrijk (of: te Keulen)! Wij zullen je dat Fransch praten wel afleeren. Zijne ziel is al naar Frankrijk. | |
[pagina 196]
| |
Zijn gat staat naar Frankrijk. | |
Frans.Dat is de meening niet, zei malle Fransje. Dat is leep, zei malle Frans, ze maken de schuitjes, en ze varen erin.Ga naar voetnoot1 Dat moet Jupiter met zijn' bliksemschicht scheiden, zei jonker Frans. (Zie bliksem.) Het is een leven van vrolijke Fransje.Ga naar voetnoot2 Uilen bij uilen, zei stikziende Fransje, en hij zette eene musch bij een' kanarievogel.Ga naar voetnoot3 Voort hoornbeest, zei Frans, en hij schopte eene slak weg. (Zie beest.) | |
Frans Baltensz.Al had hij ook een verstand als Frans Baltensz.Ga naar voetnoot4 [Frans baltensz, boekverkooper te Dordrecht, gaf in 1648 een werkje uit, dat letterlijk onzin bevatte, en wel onmogelijk anders dan onzin bevatten kon. In 1635 was baltensz reeds. om de uitgave van zijn zoogenoemd Gulden Kleinoodt, als ‘seer swack ende kranck van herssenen’ door den kerkeraad verklaard. Maar onverbeterlijk en eigenwijs, schreef hij voort, en bragt een nog zinneloozer geschrift voort in zijne Samaritane ofte Spiegel der Godtvreesentheyt en eerbaarheyt, enz. (de titel zelfs toont reeds gekrenkte hersenen), dat om deszelfs ergerlijkheid en aanstootelijkheid voor de uitgave ongeschikt werd verklaard. Baltensz evenwel zou zijne hersenvrucht de wereld inzenden, in spijt van alle bedenkingen. Daarom knipt hij zijn geheele handschrift aan snippers, schudt die in eene mand dooreen, en lapt ze daarna, zoo als ze hem in de hand vallen, weder aan elkander. En het is dit onzinnig zamenstel, hetwelk zooveel gerucht maakte, dat baltensz daardoor tot een spreekwoord werd, om er zulke verstanden door aan te wijzen, die als de ossen den bijbel bestuderen. of bij wie de borrelflesch lustig is rondgegaan.] | |
Franschman.Bij den Nederlander vindt men één mes, bij den Schot twee, en bij den Franschman geen.Ga naar voetnoot5 (Zie de Bijlage.) Geen nieuws, dan dat de Franschen in Parijs zijn. Heb den Franschman tot uw' vriend, maar niet tot uw' nabuur. (Zie buurman.) Het helpt zooveel, alsof men een' Franschman (of: eene doode hoer) in de hel schopt. Hij doet als de Franschen: als hij niets medeneemt, denkt hij, dat hij wat vergeten heeft. [Dat wil zeggen, hij tracht op eene beleefde wijze eens anders bezittingen in te palmen. Het spreekwoord is ontleend van de ontzettende afzetterijen, waarmede wij, in 1795, van de Franschen de zoogenoemde vrijheid moesten koopen, en den roof, dien napoleon i, tijdens onze inlijving in Frankrijk, aan onze kostbare boekerijen en kunstverzamelingen pleegde.] Hij kan niet zien van al de Franschen. [Men vindt hier het beeld van den dronken soldaat, van wiens onwisse schoten men reden geeft.] Hij liep als de Franschen bij Waterloo. [Toen, na de verschrikkelijke slagting van den dag, de Engelschen en Nederlanders de Franschen met de gevelde bajonet, en de Pruissen hen in den rug en de flank aanvielen, den 18 Junij 1815, des avonds omstreeks half 10 ure, voegde napoleon i in vertwijfeling zijnen maarschalk bertrand toe: ‘nu is het tijd, om ons te redden,’ en de vlugt was algemeen.] Je bent maar een spek, zei de Franschman. [Hij meende: een zwijn, en daarom wordt dit spreekwoord bij soortgelijke vergissingen toegepast.] Loop naar de Franschen. Maak, dat het geld opkomt, eer de Franschen terug komen. Och, snikt het bedrogen meisje, nu zal ik mijn eigen kind niet kunnen verstaan; want het is bij een' Franschman. Pour moi keen warme bier, zei de Franschman. (Zie bier.) Terwijl hij het bloed van een' Franschman vergoot, ging hem de eene kleur af, en de andere sloeg hem aan. (Zie bloed.) Wat is het frisch, als men zich zoo verschoont, zei de Franschman, en hij keerde zijn hemd om, dat hij zes weken had aangehad. Zij scheuren nu en dan een Franschman de muts af; maar zoo nabij kunnen wij die buitenlanders niet onder de schaar krijgen. (Zie buitenlander.) Zoo menig een Franschman.Ga naar voetnoot6 [Dat wil zeggen: de goede verwachting, die men van hem had opgevat, is bedrogen uitgekomen, hij blijkt te handelen als zoo menig een Franschman doet: ongestadig en trouweloos.] Zoo schieten de Franschen. | |
Frederik Hendrik.Hij zal er zich met Frederik Hendrik een nachtje op beslapen. [Dat wil zeggen: hij is voorzigtig, en komt eerst na rijp beraad tot besluit. Het spreekwoord heeft zijn ontstaan te danken aan een gezegde, door frederik hendrik dikwijls geuit, aleer hij een besluit nam: alvorens te teekenen, zal ik er mij eerst eens op beslapen.] Hij zal zich maar met Frederik Hendrik behelpen. [Dat is: hij verschuilt zich onder eens anders mantel. Het spreekwoord ontstond ten tijde van den actie-handel van 1720, en werd toegepast op hen, die zich in die windnegotie te veel verdiept hadden. Het zinspeelt op een plakkaat, in 1610 door de Algemeene Staten uitgevaardigd, en later meermalen met nog sterker uitdrukkingen herhaald, een plakkaat, gerigt tegen de gelukzoekers in de actiën op de O.I. Compagnie. En daar frederik hendrik teregt geacht werd, veel deel gehad te | |
[pagina 197]
| |
hebben in het nemen van het eerste staatsbesluit, werd het plakkaat naar zijnen naam genoemd. Zie de noot over de spotprent: ‘De verrezen frederik hendrik, ouderwetsch Patroon der verkeerde barmhartigheid,’ in Het leven van blommesteyn, door a. loosjes pz., Dl. ii, bl. 100.] | |
Fret.Het gaat als een fret.Ga naar voetnoot3 Hij heeft een' slag weg van een fret, dat altijd lekt en nat geeft. | |
Freule.Hebt gij mijne behendigheid gezien? vroeg de freule, van het paard vallende met de billen bloot; ja, antwoordde de lakkei, ik zie ze nog. (Zie behendigheid.) Het is freule habe nichts. | |
Fries.Als de Hollanders van Kenau pogchen, dan pogchen de Friezen van Bauck. (Zie bauck.) Keizer Karel noemde de Friezen heeren.Ga naar voetnoot4 [Dit spreekwoord doelt op den titel van heeren, vrije lieden, door karel den grooten den Friezen tot belooning hunner dapperheid geschonken. Zie verder scheltema.] Men kan den Fries gelooven, want hij heeft zijne haren met de vingeren aangeraakt. [Wanneer de Friezen, in vroegeren tijd, eenen eed deden, trokken zij de hoofdharen aan de linkerzijde iets naar voren, en legden de vingeren der regterhand daarop.] | |
Friesland.Daar zit een Friesche kop op. [Hij is niet gemakkelijk van zijn gevoelen af te brengen, en houdt eene eens geuite meening halsstarrig vol. Het spreekwoord vindt zijnen grond in de fiere geaardheid der Friezen.] Die koek drijft, zei malle Gijs, en hij zag een' Frieschen turf in het water liggen.Ga naar voetnoot5 Een Friesche schotel is een goede beet. (Zie beet.) Friesche trouw en Hollandsche dukaten: daarmede kan men ver komen. (Zie dukaat.) Hij is zoo dom als een Friesche boer. (Zie boer.) Hij zal dat kunnen omstooten, gelijk een Friesche os den toren van den heiligen Rombout met de hoornen zou kunnen doen. Neem een Brabandsch schaap, een' Gelderschen os, een Vlaamsch kapoen en eene Friesche koe. (Zie braband.) Wat duurt er eeuwig, zei de metselaar; toen had hij, om de goedkoopte, een' oven van Friesche turf gemetseld. | |
Frikkedillen.Het is geen tijd, om naar de frikkedillen te tasten, als ze een ander tusschen de tanden heeft.Ga naar voetnoot6 Ik heb nooit smakelijker kost gegeten, zei de bestemoêr van Jan Tamboer, en zij bikte frikkedillen en een endje worst van zeven duim. (Zie bestemoeder.) | |
Fruit.Die geene fruit heeft, wat doet hij met de pan?Ga naar voetnoot7 Een rotte appel in de mande Maakt al de gave fruit te schande. (Zie appel.) Ons dienen geen geplukte peren, Want 't is geen fruit, die wij begeeren.Ga naar voetnoot8 | |
Fuik.Dat zeilt over fuiken en stokken.Ga naar voetnoot9 Hij is in den knip (het net, of: de fuik) gekomen.Ga naar voetnoot10 Hij ligt eens anders fuiken. Hij past de fuiken op de stroomen. Hij praat zich in de fuik.Ga naar voetnoot11 Hij zet fuiken uit.Ga naar voetnoot12 Hij zoekt in eens anders fuiken te visschen. Mij dat vischje, zei Lena, en zij haalde een' paling uit de fuik van Joris.Ga naar voetnoot13 Van uit het ruime sop wringen de palingen zich in de naauwe fuiken. Visch, daar je vermoedt en niet vermoedt, zei de gek, en hij zette eene fuik op een kerkhof, en ving er een' paap in.Ga naar voetnoot14 | |
Furie.Het gelijkt wel naar de furie van Haultepenne. [Dit Bredaasch spreekwoord wordt gebezigd bij een' buitengewonen oploop. In 1581 viel Breda, door verraad, den Spanjaarden in handen, ofschoon men de stad, voet voor voet, verdedigde. Op de schoone beloften van haultepenne, den Spaanschen veldheer, gaf men zich eindelijk over. De Spanjaarden, hunne geaardheid getrouw, plunderden en moordden de stad, en ontzagen kunne, ouderdom noch stand, waarom deze gruwelijke handelwijze teregt door de Bredaenaars eene furie wordt genoemd, niettegenstaande de geschiedenis eene andere Spaansche furie, van 1576, in Antwerpen, heeft aan te wijzen, toen zelfs eene jeugdige maagd, in den bruidsnacht, na duizend martelingen, naakt en vermoord op straat werd geworpen.] Hij maakt er geene Fransche furie van. (Zie frankrijk.) | |
Fust.Hij laat het fust zorgen: zijn bed is zijn eigen. (Zie bed.) Laat het fust maar wentelen. Men kan den wijn niet naar het fust beoordeelen. Men kan geen' wijn opdoen zonder fust. | |
[pagina 198]
| |
|