Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermd[I/J]Jagen.Die een ander jaagt, leeft zelden gerust.Ga naar voetnoot21 Die een ander jaagt, zit (of: staat) zelf niet stil (rust zelf niet, ook wel: wordt zelf gejaagd, of: moet zelf hard loopen).Ga naar voetnoot22 Die loopt, is ligtelijk te jagen (of: wordt gejaagd).Ga naar voetnoot23 Die niet jaagt, vangt niet. Die vaak een ander jaagt, Wordt zelf het eerst geplaagd. Die zich zelven jaagt, moet altijd vlugten.Ga naar voetnoot24 Hij jaagt hem door, En loopt zelf voor.Ga naar voetnoot25 Hij weet wel, wat hij jaagt. Hoort, ziet, zwijgt en verdraagt, Zoo weet niemand, wat u jaagt. (Zie hooren.) Is ze vraag-vrij, Ze is ook jaag-vrij. [Men zegt dit van een meisje, wier eerbaarheid niet zeer hoog staat aangeschreven.] Niemand jaagt ons.Ga naar voetnoot26 Wat moet hij hier jagen? | |
Jeuken.Daar het jeukt, moet gekrabd worden.Ga naar voetnoot27 Dat u niet jeukt, kraauwt niet. Gij kittelt hem, waar het hem jeukt.Ga naar voetnoot28 Hij kraauwt zich zoo, dat het hem jeukt.Ga naar voetnoot29 Ik weet wel, waar het hem jeukt. Menigeen kraauwt zich, daar het niet jeukt.Ga naar voetnoot30 Wie niet jeukt, moet zich krabben. | |
[pagina 34]
| |
Ingaan.Ga tot u zelven in.Ga naar voetnoot2 Hetdoetzoo zeer niet, als 't wel diepingaat. (Zie doen.) Het gaat hem niet zeer wel in.Ga naar voetnoot3 | |
Inkomen.Het komt hem al slapende in.Ga naar voetnoot5 Hij komt driedubbel in.Ga naar voetnoot6 Ligt ingekomen, Ligt weggenomen. | |
Inrekenen.Hij is ingerekend. [Dat wil zeggen: hij is dronken, dat is: door geestrijk vocht bedwelmd, - ook wel: men heeft hem beet, dat is: onder kwinkslagen tot zwijgen gebragt, - of: hij is alles kwijt, dat is: men heeft hem van zijne fortuin beroofd, - nog: men heeft hem vastgezet, dat is: hij is van zijne vrijheid beroofd, - en eindelijk: hij wordt niet meer onder de levenden geteld, dat is: hij is of zedelijk of natuurlijk dood en begraven.] | |
Insmijten.Smijt mij er in, ik kruip er wel uit.Ga naar voetnoot13 [Het zomergraan, sprekende ingevoerd, zegt: Smijt mij er in, ik kruip er wel uit, het wintergraan daarentegen: Smijt mij er op, ik kruip er wel in. ‘Zoo redeneren de looze en slimme Drentsche boeren,’ zegt de verzamelaar der Spreekwijzen en opmerkingen betrekkelijk den Landbouwer en zijn bedrijf; ‘waarmede zij te kennen geven,’ aldus gaat hij voort, ‘dat men het gezaaide winter graan niet te veel, doch het zomergraan des te meer moet eggen.’ Als reden dezer handelwijze geeft v. hall op: omdat, ‘wegens de meerdere droogte van grond en lucht in het voorjaar, zomergraan in den regel meer met aarde bedekt moet worden dan wintergraan.’] | |
Inspannen.Hij is goed ingespannen.Ga naar voetnoot14 Wel ingespannen is half gereden.Ga naar voetnoot15 | |
Insteken.Daar steekt niet in.Ga naar voetnoot17 Men moet er wat insteken, zal men er wat uithalen.Ga naar voetnoot18 Steekt er wat in, laat het er uitkomen. | |
Inwachten.Die uitgeeft, moet weêr inwachten.Ga naar voetnoot20 Uitleenen doet inwachten.Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 35]
| |
[Hij weet zich volstrekt niet meer te verdedigen.] | |
Jokken.Jokken is onzoet.Ga naar voetnoot1 Men moet jokken zonder zeer doen. (Zie doen.) Van verre is het goed jokken. Wie jokt, Die lokt.Ga naar voetnoot2 |
|