Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermdDansen.Gij danst niet, naar gij pijpt.Ga naar voetnoot13 Haar is haast genoeg gepijpt, die gaarne danst.Ga naar voetnoot14 Hij mogt pijpen of dansen, hij moest eraan.Ga naar voetnoot15 Hij zou een ander wel doen dansen, gelijk hij zelf schuifelen wil.Ga naar voetnoot16 Men zal hem wel anders leeren dansen.Ga naar voetnoot17 Na het schransen Gaat men dansen.Ga naar voetnoot18 Wil zij dansen, hij wil vêlen. Zij hansen en dansen.Ga naar voetnoot19 [Hansen is: den heer spelen, dus: veel geld verteren, en dansen: er zijn vermaak van nemen. Men zegt dit van hen, die het leven doordartelen, en zich verder om niets bekommeren.] Zoo hij pijpt, zoo moet men dansen.Ga naar voetnoot20 Zoo vóór gepijpt, zoo na gedanst.Ga naar voetnoot21 | |
Deelen.Elk wat, deelt het schoonst. [Dit spreekwoord vindt men reeds op de woorden deel en man aldus: Elk zijn deel Is niet te veel en Alle man wat, deelt het best.] Hij wordt dood gedeeld.Ga naar voetnoot22 [Hij wordt voor dood gehouden, en krijgt dus bij 't ronddeelen niets.] Kies of deel; die vooruit neemt, heeft reeds gekozen.Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) [Bilderdijk, in zijne Aant. op c. huygens' Koren-bloemen, vi. bl. 317, zegt, dat ‘Gy moet kiezen of deelen, meermalen verkeerdelijk gebruikt wordt, waar niets te deelen, maar alleen een deel te kiezen is, even als of ('t geen de onderscheidende copula-zelve tegenspreekt) kiezen en deelen eenerlei was. De grond dezer uitdrukking ligt in het oude Hollandsche Recht, volgens 't welke, by een scheiding van erfenis of andere gemeenschap tusschen twee personen, de een de verdeeling maakte, en de ander de keuze had; maar deelen en kiezen niet in de zelfde hand mocht zijn. Dit beteekent het kies of deel.’ Gruterus en meijer, als puttende uit dezelfde bron, hebben ook het bijvoegsel: die nemt voren heeft gekoren, en dat zal willen zeggen, dat het kies of deel in dat geval noodeloos wordt, of mogelijk ook, om het kies of deel nader aan te dringen.] | |
[pagina 16]
| |
Deinzen.Het is goed achterwaarts te deinzen, om beter te springen.Ga naar voetnoot1 (Zie de Bijlage.) | |
Dekken.Die u dekt, die ontdekt u. Hij is helder gedekt.Ga naar voetnoot2 Ik ben genoeg gedekt. Zij dekken hem heerlijk.Ga naar voetnoot3 | |
Dempen.Zij slempen En dempen.Ga naar voetnoot4 [Dat wil zeggen: zij gaan door hunne gasterijen en brasserijen te gronde. Zij slempen, dat is: zij smullen; zij dempen, dat is: zij verslinden.] | |
Denken.Als gij wat hoort, dat gij te voren niet hoordet, en wat ziet, dat gij te voren niet zaagt, dient gij te denken, wat gij te voren niet dacht.Ga naar voetnoot5 Als het u wel gaat, zoo denk om ons ook.Ga naar voetnoot6 [Dit spreekwoord is ontleendaan Gen. xl: 14.] Al zegt hij niet veel, hij denkt niet te minder.Ga naar voetnoot7 Beter veel te denken dan te spreken.Ga naar voetnoot8 Dat gaat zoo schielijk niet, als gij wel denkt. Denk bij alles, wat gij zegt; maar zeg niet alles, wat gij denkt.Ga naar voetnoot9 Denk niet, wat erin was.Ga naar voetnoot10 [Beoordeel de zaken en personen, naar 'tgeen ze thans zijn.] Denk vrij, dat hij niet weinig weet, Die weinig zegt en weinig eet.Ga naar voetnoot11 Denk, wat men van u zal zeggen.Ga naar voetnoot12 Die denken kan, Is goed daaran. Die hetzelfde denken, zullen niet te gelijk sterven. Die kwaad denkt, die kwaad spreekt (of: doet). Die kwaad van anderen zeggen wil, behoort eerst op zich zelven te denken.Ga naar voetnoot13 Eerst den ken, dan doen. Eerst denken en dan spreken. Eet, wat gij vindt; denk, wat gij wilt.Ga naar voetnoot14 Elk denkt aan zich zelven.Ga naar voetnoot15 Gij kunt wel zooveel denken. Het is zoo goed gedaan als gedacht.Ga naar voetnoot16 Hij dacht hem vervaard te maken; maar 't scheen zoo. Hoed u voor het opklimmen, eer gij dacht.Ga naar voetnoot17 Ik denk er het mijne van.Ga naar voetnoot18 Spreken vóór denken is schieten zonder zien.Ga naar voetnoot19 Wie een ander dient, denke niet, dat men hem danken zal. (Zie danken.) Zij denken, dat er geen doorkomen aan is.Ga naar voetnoot20 Zooveel te meer zeg ik het, als ik het denk.Ga naar voetnoot21 Zwijgen en denken Kan niemand krenken.Ga naar voetnoot22 | |
Deren.Dat niet en weet, dat niet en deert. [Dit spreekwoord vindt men reeds op de woorden hart en leed aldus: Hetgeen men niet weet, kan het hart niet deren en Wat men niet weet, Doet ons geen leed.] Een luttel iets kan maar luttel deren.Ga naar voetnoot23 Hij zet hem in zijn deren.Ga naar voetnoot24 Ik zet hem in mijn deren.Ga naar voetnoot25 [Sartorius zegt, dat deze beide spreekwijzen de hoogst mogelijke verachting aantoonen.] Men voelt, dat deert, En niet, dat smeert. [De ongemakken des levens worden wel bejammerd; maar de geriefelijkheden niet geprezen.] Veel kraauwen zeert, Veel spreken deert. (Zie bezeeren.) Wat kan deren, Moest men weren. Wat schaadt, Dat baat; Wat deert, Dat leert. (Zie baten.) | |
Deugen.Al te haastig deugt niet.Ga naar voetnoot27 Dat niet deugt, dat werpt men weg.Ga naar voetnoot28 Deugt hij niet, men vindt er meer.Ga naar voetnoot29 Die een ander niet vertrouwt, deugt zelf niet. Die voor zich zelven niet deugt, deugt ook voor een ander niet.Ga naar voetnoot30 Het deugt niet, en is zijn straffen niet waardig.Ga naar voetnoot31 Hij zal beginnen te deugen.Ga naar voetnoot32 Niemand behoeft te deugen, als hij niet wil. Te veel spreken deugt niet.Ga naar voetnoot33 Van elkander mogen zij niet, en bij elkander deugen zij niet. [Men zegt dit van twee personen, die zeer verschillende geaardheid bezitten, en toch elkanders gezelschap zoeken.] Wat niet kost, dat deugt niet.Ga naar voetnoot34 Wien zal hij deugen, die zich zelven niet deugt!Ga naar voetnoot35 | |
Dienen.Die daar dient, die dient daar (of: Die dient, moet dienen).Ga naar voetnoot36 Die niet gediend heeft, kan niet gebieden.Ga naar voetnoot37 Dien, om weêr gediend te worden.Ga naar voetnoot38 Die wel dient, eischt met stilzwijgen.Ga naar voetnoot39 Die zich zelven dient, dient zich 't best (of: Wilt gij wel gedient zijn, dien u zelven).Ga naar voetnoot40 | |
[pagina 17]
| |
Het dient hem niet, en evenwel leent hij het niet gaarne aan een ander.Ga naar voetnoot1 Waartoe dient hij, die zich zelven niet dient?Ga naar voetnoot2 Wat men hem geeft, die getrouwelijk dient, is alles te weinig.Ga naar voetnoot3 Wat men hem geeft, die ontrouwelijk dient, is alles te veel.Ga naar voetnoot4 Wie een ander dient, denke niet, dat men hem danken zal. (Zie danken.) | |
Diepen.Het kan daar niet diepen of droogen.Ga naar voetnoot5 [Winschooten zegt, dat dit ‘eigendlijk beteekend: of er soo veel meer of minder Modder of Sand leit, daar is weinig aangeleegen, oneigendlijk: die saak is van weinig belang.’ Men bezigt dit spreekwoord van zaken, die noch voordeel noch nadeel kunnen aanbrengen, en waarmede men dus noch voorwaarts kan komen, noch achteruit geraken.] Het zal wel droogen of diepen. | |
Dijen.Dat moet veel dijen, zal het goed dijen. Men kan er alles niet aan koopen: het moet er wat aan dijen.Ga naar voetnoot6 | |
Dingen.Daar een ander op dingt, dat behoort men niet te koopen.Ga naar voetnoot7 Die borgen wil, zal niet lang dingen. (Zie borgen.) Naauw te dingen, en wel te betalen, dat is niemand verboden (dat kan wel, of: dat schikt wel, ook: dat is goed). (Zie betalen.) Wat zal men dingen, als men toch niet wil koopen!Ga naar voetnoot8 | |
Dobbelen.Die winnen (spelen, dobbelen, troeven, wedden, of: minnen) wil, moet bijzetten. (Zie bijzetten.) | |
Doen.Aan beter gedaan dan gelaten: zooveel.Ga naar voetnoot9 [Bij het opmaken der rekening worden de verschillende posten geboekt. Daarom trekt men in 't verrekeningsboek van 't verloopen leven den post uit: Aan beter gedaan dan gelaten: zooveel; waarmede men te kennen geeft, dat men ook verantwoording verschuldigd is, van 'tgeen men niet heeft verrigt, als men ertoe in staat was, zoowel als van 'tgeen men wel heeft gedaan.] Aan veel belast, wordt 't minst gedaan; Want de een laat 't op den ander staan. (Zie belasten.) Al doende leert men.Ga naar voetnoot10 Als het op is, is het koken gedaan.Ga naar voetnoot11 [Die geen geld heeft, is vrij van 't bereiden der spijze. Ziet het op den inslag van nieuwen voorraad, dan zegt men: Als het op is, is het koopen gedaan.] Als het op is, is het koopen gedaan. Als het te doen is, heeft hij daar niemand gezien.Ga naar voetnoot12 Als je liegt, moet je het goed doen. [Al spottend voegt men dit den aartsleugenaar toe; omdat deze zijne grove leugens nog voor waarheid wil doen doorgaan.] Als iemand moet: Zie, wat hij doet.Ga naar voetnoot13 Als men maar moet, kan men veel doen. Altijd heeft het een ander gedaan.Ga naar voetnoot14 Beter gek gesproken dan gek gedaan. Betrouw u niet aan dengenen, dien gij kwaad gedaan hebt. (Zie betrouwen.) Daar is wat te doen. [Men zegt dit, wanneer een kind de wereld staat in te treden.] Daar is weinig voor te doen, maar veel voor te laten. Daar valt niets aan te doen, dan hard voor te bidden. (Zie bidden.) Daar zal niets gedaan worden, voor dat ik er ben.Ga naar voetnoot15 Dan zult gij met mij te doen krijgen.Ga naar voetnoot16 Dat gedaan is, moet gedaan blijven.Ga naar voetnoot17 Dat geschied is, kan men niet te niet doen.Ga naar voetnoot18 Dat zal zeer doen. [Die zaak is pijnlijk.] Deden wij, dat wij zouden, Wij hadden, dat wij wouën.Ga naar voetnoot19 Die den eenen hoort spreken, heeft nog maar half gedaan.Ga naar voetnoot20 Die doet, wat hij wil, doet niet, wat hij moet.Ga naar voetnoot21 Die er niet te doen heeft, komt er niet.Ga naar voetnoot22 Die goed doet, Dien goed ontmoet.Ga naar voetnoot23 Die het zegt, die moet het doen.Ga naar voetnoot24 Die kwaad denkt, die kwaad spreekt (of: doet). (Zie denken.) Die niet doet, feilt niet, en die niet feilt, verbetert zich niet.Ga naar voetnoot25 Die u schreijen doet, doet u goed. Die voor een auder niet van sparen weet, zal het vervolgens voor zich zelven ook niet doen.Ga naar voetnoot26 (Zie de Bijlage.) Die wel doet, die zal wel hebben. [Dit spreekwoord vindt men reeds op het woord blind aldus: Die wel doet, die zal wel vinden, Zoo sprak de kreuple tot den blinde.] Doe het al weenende, en gij zult het al lagchende verkrijgen.Ga naar voetnoot27 Doe mij goed, ik doe u kwaad.Ga naar voetnoot28 [Aan iemand goed te doen, en daarvoor kwaad te ontvangen, is de gewone loop der wereldsche zaken.] Doet het geen goed, het doet geen kwaad. Doe, wat gij moet, daar kome van, Wat dat er ook van komen kan. Doe, zoo als ge zegt, dan liegt ge niet. | |
[pagina 18]
| |
Eéns betrapt, negen- (of: tien-) maal gedaan. (Zie betrappen.) Eerst denken, dan doen. (Zie denken.) Eer 't meer doet.Ga naar voetnoot1 Elk doet wat.Ga naar voetnoot2 Elk heeft genoeg te doen met zich zelven (of: het zijne).Ga naar voetnoot3 Elk moet doen, hetgeen hem opgelegd is. Gelijk men anderen doet, wordt men weêr gedaan.Ga naar voetnoot4 Graag gedaan is half gedaan. Het bogchelt mij niet (of: Wat kan 't mij bogchelen); ik doe het toch. (Zie bogchelen.) Het doet zoo zeer niet, als 't wel diep ingaat.Ga naar voetnoot5 Het eene moet men doen, en het andere niet nalaten.Ga naar voetnoot6 [Dit spreekwoord is ontleend aan Matth. xxiii: 23 en Luk. xi: 42.] Het heugt mij wel, dat men 't plagt te doen.Ga naar voetnoot7 (Zie de Bijlage.) Het is al goed, Wat hij doet, Dien men bemint; Het is al kwaad, Dien men haat, Wat hij begint. (Zie beginnen.) Het is al om niet, dat ik het doe.Ga naar voetnoot8 Het is eerder (of: gemakkelijker) gezegd dan gedaan.Ga naar voetnoot9 Het is erom te doen. Het is goed te lijden, dat geen zeer doet.Ga naar voetnoot10 Het is hem om het hebben te doen. Het is kwaad te doen, niet goed te weigeren.Ga naar voetnoot11 Het is kwaad te weigeren, wat men gaarne doet.Ga naar voetnoot12 Het is kwalijk gedaan, dat men dien draagt, die zelf (of: alleen) kan gaan.Ga naar voetnoot13 (Zie de Bijlage.) Het is ligt gezegd; maar doen is iets anders. Het is maar zitten, en niet doen.Ga naar voetnoot14 Het is met hard loopen niet te doen.Ga naar voetnoot15 Het is met zeggen niet te doen.Ga naar voetnoot16 Het is te vergeefs gepreekt voor hem, die geen goed wil doen. Het is tot het doen toe gekomen.Ga naar voetnoot17 Het is zeer wel gezegd; maar zoek iemand, die het doet.Ga naar voetnoot18 Het is zoo goed gedaan als gedacht. (Zie denken.) Het was zoo haast niet gezegd, of het was nog spoediger gedaan.Ga naar voetnoot19 Het wil van elk een niet gedaan zijn.Ga naar voetnoot20 Hij doet af en aan.Ga naar voetnoot21 [Men past deze spreekwijze toe op den persoon, die in zijne redeneringen telkens op het vorige terugkomt, en daardoor in gedurige herhalingen vervalt. ‘Het is,’ zegt v. eijk, ‘ontleend van een schip, 't welk, alvorens de haven in te zeilen, om de gelegenheid, nu eens nadert, dan weder terugwijkt.’] Hij doet genoeg, die gaat en wederkeert.Ga naar voetnoot22 Hij doet veel, maar luttel beschut hij. (Zie beschutten.) Hij doet zich eens regt te goed. Hij heeft aanstonds gedaan.Ga naar voetnoot23 Hij heeft niet gedaan, die eerst begint. (Zie beginnen.) Hij is doen. [Men zegt dit te Groningen van een' dronkaard.] Hij is er doen en laten. [Deze spreekwijze vindt men reeds als spreekwoord op het woord pieter aldus: Hij is doen en laten bij Peter.] Hij is in goeden doene.Ga naar voetnoot24 Hij kan het ermeê doen. [Dat wil zeggen: hij heeft genoeg gedronken, om zijne bewustheid te verliezen.] Hij kan het goed doen. [Die het goed doen kan, heeft ruime middelen van bestaan, zoowel als hij, die in goeden doene is.] Hij weet het wel; maar hij doet het niet.Ga naar voetnoot25 Hij zal daar niet veel zeer aan doen. Hij zal ze dood doen! Hoog opgenomen is niet al gedaan.Ga naar voetnoot26 Ieder weet, wat hij te doen heeft.Ga naar voetnoot27 Ik doe niemand kwaad. [Men zegt dit, als men achter de hand in het omberspel eene ligte vraag heeft.] Kan het erbij, doe het erbij. [Men zegt dit al gekkende, wanneer iemand zeer ongelijksoortige zaken tot een geheel brengt.] Laten is goed, als men het niet doen kan.Ga naar voetnoot28 Men doet haast (of: Het is haast gedaan), wat lang berouwt. (Zie berouwen.) Men kan daar noch af noch aan doen.Ga naar voetnoot29 [Die zaak is voor geene verbetering vatbaar; maar zal wel altijd slecht blijven.] Men moet alles ter dege doen. Men moet daar wat toe doen.Ga naar voetnoot30 Men moet jokken zonder zeer doen.Ga naar voetnoot31 Men moet niet al doen, wat men mag (of: kan).Ga naar voetnoot32 (Zie de Bijlage.) Niets doen leert kwaad doen.Ga naar voetnoot33 Noode gedaan is ook gedaan.Ga naar voetnoot34 (Zie de Bijlage.) Om één meer of min, noch gedaan, noch gelaten.Ga naar voetnoot35 Om goed te doen, is 't nooit te laat.Ga naar voetnoot36 Regt uit te gaan, Is best gedaan. Veel doens doet doen laten.Ga naar voetnoot37 Vóór gedaan en na berouwd, is menigeen kwalijk bekomen. (Zie bekomen.) Vóór gedaan is na geleerd.Ga naar voetnoot38 | |
[pagina 19]
| |
Voor wel gedaan, kwalijk beloond. (Zie beloonen.) Was het met zeggen te doen!Ga naar voetnoot1 Wat gij alleen kunt doen, roep daar geen ander bij. [Dit spreekwoord vindt men reeds op het woord hulp aldus: Wat gij alleen kunt doen, roep daar geene hulp van anderen bij.] Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, Doe dat dan ook een ander niet.Ga naar voetnoot2 [Dit spreekwoord komt in bevestigenden zin voor in Matth. vii: 12 en Luk. vi: 31, gelijk het zóó mede in eenige verzamelingen van spreekwoorden is opgenomen.] Wat heerlijks bestaan, Is veel gedaan. (Zie bestaan.) Wat helpt het, of hij het al weet, als hij het toch niet doet!Ga naar voetnoot3 Wat helpt veel weigeren, als het gedaan moet zijn?Ga naar voetnoot4 Wat kan ik eraan (of: ertegen) doen!Ga naar voetnoot5 Wat maar eens gebeurt, doe dat. Wat men uit best wil doet, is wel gedaan.Ga naar voetnoot6 Wat men zelf doet, Wat men zelf boet. (Zie boeten.) Wel bestaan, Half gedaan. (Zie bestaan.) Wel gedaan is veel gedaan.Ga naar voetnoot7 Wel hier, wel dáár: Doe het hier, indien 't is waar.Ga naar voetnoot8 Wie zich zelven geen goed doet, hoe zoude die een ander goed doen?Ga naar voetnoot9 [Er is niets goeds te verwachten van den man, die zijne eigene zaken veronachtzaamt. Daarom vraagt men op gelijke wijze: Waartoe dient hij, die zich zelven niet dient? of bezigt men den twijfelenden uitroep: Wien zal hij deugen, die zich zelven niet deugt!] Wij doen het ons zelven.Ga naar voetnoot10 Wij hebben 't altijd gedaan.Ga naar voetnoot11 Wij zullen het maar voor ongedaan houden. [Dat is: vergiffenis schenken.] Zeggen is goed; maar doen is beter.Ga naar voetnoot12 [Men past dit spreekwoord toe op menschen, die wel zeggen, dat ze dit of dat zullen doen; maar waarvan niets komt. Altijd is het bij hen tot het doen toe gekomen. Daarom zegt een ander spreekwoord: Het is met zeggen niet te doen.] Zelf doen, zelf hebben.Ga naar voetnoot13 (Zie de Bijlage.) Zelf gedaan is wel gedaan.Ga naar voetnoot14 Zelf gedaan, niemand te wijten.Ga naar voetnoot15 Zie, wat gij doet, en niet, wat een ander doet.Ga naar voetnoot16 Zij deden, gelijk hun geleerd was (of: gelijk zij geleerd waren).Ga naar voetnoot17 Zij doen niet dan lossen en laden.Ga naar voetnoot18 [Dit van vrachtschepen afgeleide spreekwoord wordt op de vrouwen, ten aanzien van haar kroost, gelijk ook op onmatige eters toegepast. In het laatste geval zegt men mede: Laden en lossen: Dat doen de ossen.] Zijn best gedaan is genoeg gezorgd.Ga naar voetnoot19 Zoo gezegd, zoo gedaan.Ga naar voetnoot20 Zoo gij doet, Zoo ge outmoet.Ga naar voetnoot21 (Zie de Bijlage.) | |
Dolen.Die veel vraagt, doolt veel.Ga naar voetnoot23 Die wel verbeidt, doolt niet geheel.Ga naar voetnoot24 Het wordt donker, waar hij doolt.Ga naar voetnoot25 [Men zegt dit van een' geestig' man.] Hij doolt (of: dwaalt) niet geheel, die ten halve keert.Ga naar voetnoot26 (Zie de Bijlage.) Hoe meerder men twijfelt, hoe dieper men doolt.Ga naar voetnoot27 | |
Dompelen.Zij hebben hem al onder gedompeld.Ga naar voetnoot28 [Spreek je van dien man? zij hebben hem al onder gedompeld, dat is: zij hebben hem al begraven; hij bestaat niet meer. Het spreekwoord is aan de scheepsgebruiken bij 't begraven ontleend.] | |
Donderen.Als het wel gedonderd heeft, zoo moet het wel regenen.Ga naar voetnoot29 Het regent zoo hard niet, als het dondert.Ga naar voetnoot30 [Men zegt dit van snoevers.] | |
Doodverwen.Hij wordt ermede gedood verwd. [Dat wil zeggen: hij wordt algemeen aangewezen als de persoon, die eene of andere betrekking zal verkrijgen. Indien de schilder zijn ontworpen portret met eene grijze loodachtige kleur afzet, dan zet hij het in de doodverw (grondverw voor een schilderstuk).] | |
Doorgaan.Het zal met één stoken doorgaan.Ga naar voetnoot32 Hijlaat veel ongemerkt doorgaan.Ga naar voetnoot33 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 20]
| |
Doorschrijven.Ik had u al doorgeschreven.Ga naar voetnoot2 [Men zegt dit van iemand, dien men zedelijk verloren acht; ofschoon het mede wordt toegepast op den gast, die lang op zich liet wachten. Het spreekwoord is afgeleid van de rekeningen, waardoor men de pen haalt, omdat men op geene betaling meer kan hopen.] | |
Doorstaan.Hij wil het laten doorstaan.Ga naar voetnoot4 [Men zegt dit van den onverschrokken of ook wel van den stij hoofdigen man, die niet wil zwichten, maar zich tegen alle moeijelijkheden aankant, even gelijk de moedige, maar niet altijd even voorzigtige zeeman, die zijn zeil in top voert, hoe 't ook moge waaijen. ‘Door laeten staen,’ zegt witsen, beteekent: ‘zonder zeil te minderen, voort zeilen, by harde wint, ofte oock, in plaets van iemandt te wachten, voort zeilen.’] | |
Draaijen.Beter te draaijen dan te tuimelen.Ga naar voetnoot7 Grof gesponnen en fijn (of: slap) gedraaid, is onsterk.Ga naar voetnoot8 Het beviel mij daar niet; daarom draaide ik er mij spoedig weder uit. (Zie bevallen.) Hij draait zoo lang, als ik sla. Hoe hij zich draait of wendt, hij moet er toch aan gelooven. Met draaijen valt men neder.Ga naar voetnoot9 | |
Dragen.Dat hij haat, dat draagt hij.Ga naar voetnoot10 Die niet draagt, dien ontvalt niet.Ga naar voetnoot11 Het is kwalijk gedaan, dat men dien draagt, die zelf (of: alleen) kan gaan. (Zie doen.) Het is zoo hoog gekomen, dat het zich zelf niet langer dragen kan.Ga naar voetnoot12 Hij draagt dubbel, die onwillig draagt. Hij laadt meer, dan hij dragen kan. Hij mag het zoo wat dragende houden.Ga naar voetnoot13 Kwalijk verkregen, draagt niet ver.Ga naar voetnoot14 (Zie de Bijlage.) Wij moeten goed en kwaad te zamen dragen.Ga naar voetnoot15 Zoo iemand zich zwaar laadt, hij moet ook zwaar dragen. [Die zich onnoodige bezwaren in het hoofd haalt, moet den ballast zelf torschen.] | |
Draven.Die doet loopen, moet zelf draven.Ga naar voetnoot16 Die niet stappen kan, moet wel draven.Ga naar voetnoot17 (Zie de Bijlage.) Hij zal hem wel eens anders doen draven.Ga naar voetnoot18 | |
Dreigen.Die dreigt en niet slaat, die vreest.Ga naar voetnoot19 Die dreigt, slaat niet.Ga naar voetnoot20 Het dreigt, dat vallen zal. [Er gaan kenteekenen vooraf, wanneer iemand eer en goeden naam, aanzien en invloed verliest.] Menigeen dreigt, die zelf vreest.Ga naar voetnoot21 | |
Drijven.Dat hij drijft, dat drijft hij.Ga naar voetnoot22 Hij is gepikt en gedreven.Ga naar voetnoot23 Iemand laten vlotten en drijven.Ga naar voetnoot24 (Zie de Bijlage.) Ik zal 't er hem nog eenmaal weder in drijven.Ga naar voetnoot25 Kwalijk verkregen, omverre gedreven; kwalijk vergaârd, onlangs verjaard.Ga naar voetnoot26 | |
Drinken.Die meê wil drinken, Moet ook meê klinken.Ga naar voetnoot27 Die minst drinkt, geldt meest.Ga naar voetnoot28 Eens gedronken en eens gepist, en dan gekeken, hoe laat het is.Ga naar voetnoot29 Eerst drinken en dan praten. Eten en drinken Doet klinken.Ga naar voetnoot30 Het is beter, dat het drinkt, Dan dat het stinkt. [Beter te sterk gezouten dan te gering.] Het is nat: ik drink het, voor dat het is.Ga naar voetnoot31 (Zie de Bijlage.) Het kan niet missen: Die veel drinkt, moet ook veel pissen.Ga naar voetnoot32 Kleed u warm, eet sober, drink redelijk, en gij zult lang leven.Ga naar voetnoot33 Men moet niemand toespreken, terwijl hij drinkt.Ga naar voetnoot34 Veel drinken en eten Doet weinig weten.Ga naar voetnoot35 Waar men goed op drinkt, dat valt gewoonlijk goed uit. Zoet gedronken, zuur betaald. (Zie betalen.) | |
[pagina 21]
| |
Zoo kwalijk varen zij, die 't tappen, als die 't drinken.Ga naar voetnoot1 | |
Droogen.Daar het druipt, zal het niet droogen. [Waar de bron van 't goede vloeit, brengt zij 't goede voort.] Hang op en laat droogen.Ga naar voetnoot2 Het heeft lang gedroogd, het moest eens regenen.Ga naar voetnoot3 Het kan daar niet diepen of droogen. (Zie diepen.) Het zal wel droogen of diepen. (Zie diepen.) Hij hangt zich te droogen.Ga naar voetnoot4 | |
Droomen.Al, wat men droomen mag.Ga naar voetnoot5 Hij kan het wel droomen.Ga naar voetnoot6 (Zie de Bijlage.) Hij zal er nog van droomen. [Deze spreekwijze vindt men reeds als spreekwoord op het woord nacht aldus: Hij zal er 's nachts nog van droomen.] Ik wilde niet, dat ik dat droomde.Ga naar voetnoot7 Ik wil het mij niet eeuwig laten droomen.Ga naar voetnoot8 (Zie de Bijlage.) | |
Druipen.Daar het druipt, zal het niet droogen. (Zie droogen.) Hij druipt, waar hij gaat. Hij is gedropen.Ga naar voetnoot9 [Bij de jager leest men omtrent deze spreekwijze het volgende: ‘In het Maandschrift voor Christenen, i. 412, zegt de heer riehm: “Zou hiermede (t.w. met het doorvloeijen, Hebr. ii: 1) ook ons druipen, in de beteekenis van in eenig onderzoek niet bestaan, overeenkomen? In het Hoogduitsch bezigt men, in dezen zin, durchfallen.” Ik zou echter in bedenking geven, of het woord niet zoo veel zegt als druipstaarten, van de dieren ontleend, die met een' druipstaart wegloopen. Deszelfs beteekenis ligt dan in de verlegenheid van den weggezondene.’] | |
Drukken.Het is zoo duidelijk, of het gedrukt is. Hij liegt, of het gedrukt is.Ga naar voetnoot10 [Sancho-pança merkt op: ‘als deze uitdrukking voor de eerste mael ingevoerd is geweest, bestonden er zeker nog geene dagbladeren.’] Men moet zetten, vóór men drukt. | |
Duiken.Duiken en genoegen.Ga naar voetnoot13 [Men moet zijne zaken afdoen, zonder daarbij veel beweging te maken.] Duik, wijk, laat overgaan. [Op het woord bui komt dit spreekwoord reeds als deel van een ander aldus voor: Daar komt eene bui: duik, laat overgaan.] Hij kan duiken noch zwemmen.Ga naar voetnoot14 Wilt gij niet geschoten worden, duik neder.Ga naar voetnoot15 (Zie de Bijlage.) | |
Dunken.Dunkt het u goed, het dunkt mij niet kwaad.Ga naar voetnoot16 Elk dunkt het zijne 't best.Ga naar voetnoot17 Het dunkt hem, dat niemand iets weet, dan hij alleen.Ga naar voetnoot18 Hij laat hem dunken, dat hij 't al vermoorden zal.Ga naar voetnoot19 | |
Duren.Al zoetjes woelen, zoo kan het duren.Ga naar voetnoot20 Dat zal niet duren, maar u spoedig ontslippen.Ga naar voetnoot21 Hetgeen te lang duurt, verveelt. Hij kan rusten noch duren. Wat eeuwig duren moet, Dat is alleen maar waarlijk goed. Wat lang duurt, wordt goed.Ga naar voetnoot22 Wat veel kost, duurt lang. | |
Dwalen.Beter ten halve gekeerd, dan geheel gedwaald.Ga naar voetnoot24 [Men zegt in gelijken zin: Hij doolt (of: dwaalt) niet geheel, die ten halve keert, en drukt erdoor uit, dat een slecht mensch nog wel op het pad der deugd kan terugkeeren.] Hij doolt (of: dwaalt) niet geheel, die ten halve keert. (Zie dolen.) Wie dwaalt, maar haastig wederkeert, Die heeft daar beter door geleerd.Ga naar voetnoot25 | |
Dwingen.Het schijnt, dat hij 't al dwingen zal.Ga naar voetnoot26 Hij laat zich wel leiden, maar niet dwingen.Ga naar voetnoot27 Men kan het niet dwingen. |
|