Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Eggen.Er is met hem eggen noch ploegen.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.) Men moet weten te ploegen en te eggen.Ga naar voetnoot3 | |
Eischen.Die wel dient, eischt met stilzwijgen. (Zie dienen.) Om gelijk te krijgen, eischt men dikwijls ongelijk.Ga naar voetnoot4 Schoon gevleid is half geëischt.Ga naar voetnoot5 Tot een stout eischen zet men een vrij ontzeggen tegen.Ga naar voetnoot6 | |
Erven.Derven Is geen erven. (Zie derven.) Die laatst leeft, zal alles erven.Ga naar voetnoot8 Je moet zeker nog van mij erven. [Men zegt dit, als men met den poot van een' stoel op den japon eener dame zit.] Men kent niemand regt, of men moet eerst met hem geërfd hebben. Sterven Is ons aller erven.Ga naar voetnoot9 | |
Eten.Al is men gebeten, Men is niet gegeten. (Zie bijten.) Als hij eet, spreekt hij van niemand kwaad. Brok niet meer, dan gij eten wilt. (Zie brokken.) Daar smaakt niets beter, dan wat men zelf eet. Denk vrij, dat hij niet weinig weet, Die weinig zegt en weinig eet. (Zie denken.) Die gaarne ziet werken, moet ook zoowel zien eten.Ga naar voetnoot10 Die het al eet, die schijt het al.Ga naar voetnoot11 Die langst eet, zal langst leven.Ga naar voetnoot12 Die niet werkt, zal niet eten.Ga naar voetnoot13 [Dit spreekwoord is genomen uit 2 Thess. iii: 10.] Die nooit at, hongerde nooit.Ga naar voetnoot14 Die nooit at, weet niet, wat eten vermag.Ga naar voetnoot15 Die te gader eten, moeten te gader spreken.Ga naar voetnoot16 Die veel wil weten, Moet luttel eten.Ga naar voetnoot17 Die wel kookt, die wel eet.Ga naar voetnoot18 Die zich niet zat eet, zal zich niet zat likken.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Die zich schaamt te eten, die schaamt zich te leven.Ga naar voetnoot20 Eet daar eens van!Ga naar voetnoot21 [Men bezigt deze spreekwijze van adellijke titels en eereposten, of van mooije voorwerpen, die alleen voor pronk en praal dienen. In dergelijken zin zegt men mede: Wat gaat men eraf eten?] Eet ik mede, ik zwijg.Ga naar voetnoot22 [Als ik in de voordeelen van 't geheim mag deelen, dan zal ik u niet verklappen.] Eet, wat gij vindt; denk, wat gij wilt. (Zie denken.) Elk ete, eer hij uitga.Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) Eten en drinken Doet klinken. (Zie drinken.) Eten En vergeten.Ga naar voetnoot24 Eten verbiedt eten.Ga naar voetnoot25 Gij hebt het erin gebrokt, en zult het ook zelf eten. (Zie brokken.) Hebben wij niet wel gegeten, Zoo hebben wij toch droog gezeten.Ga naar voetnoot26 Het weten Doet eten.Ga naar voetnoot27 [Die wat geleerd heeft, wint daarmede den kost.] Hij eet, om ervan te barsten. (Zie barsten.) Hij eet veel, die weinig eet.Ga naar voetnoot28 [Die matig leeft, onderhoudt zijn leven op de beste wijze.] Hij eet zich dood. [Daar hij alles door de keel jaagt, zal hij van armoede omkomen.] Hij heeft te eten noch te breken. (Zie breken.) Hij kan het eten noch kaauwen. Hij praat goed, maar eet beter. Hij vast genoeg, die kwalijk eet.Ga naar voetnoot29 Hij weet niet, wat daar te eten is.Ga naar voetnoot30 Hij zou eten, dat het sta! zegt. Ik wilde liever met haar eten dan kijven (of: vechten). Kleed u warm, eet sober, drink redelijk, en gij zult lang leven. (Zie drinken.) Klein van eten en groot van kakken. Men eet, om te leven, en men leeft niet, om te eten.Ga naar voetnoot31 Men moet eten, wat men lust, en lijden, wat men kan. | |
[pagina 23]
| |
Men moet zoo eten, dat men etende kan blijven.Ga naar voetnoot1 Naauw gezeten Is half kwalijk gegeten.Ga naar voetnoot2 Sla dengenen, dien gij te eten geeft.Ga naar voetnoot3 Slapen is zoo goed als eten. Tweemaal kwalijk gegeten, is half gevast.Ga naar voetnoot4 Veel drinken en eten Doet weinig weten. (Zie drinken.) Veel gapen Wil eten of slapen.Ga naar voetnoot5 Wat gaat men eraf eten?Ga naar voetnoot6 Wat ontbreekt hem, die wel slaapt en eet?Ga naar voetnoot7 Zien eten doet eten. Zij koken en brokken, gelijk zij het eten willen. (Zie brokken.) Zij wachten hem al etende.Ga naar voetnoot8 |
|