Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermdRaden.Als het wel gaat, is het goed raden. (Zie gaan.) Die men gezeggen kan, mag men raden. (Zie gezeggen.) Die men raden mag, mag men helpen. (Zie helpen.) Die niet te raden is, is niet te helpen. (Zie helpen.) Die zich te haast laat raden, laat zich ook haast verraden. Gij zult het niet weêr eerst raden.Ga naar voetnoot12 | |
Raken.Die weldoet, dien raakt het niet, wie 't ziet.Ga naar voetnoot13 Door het vele roeren raakt men iemand.Ga naar voetnoot14 [Wiens hart in gedurige beweging gebragt wordt, die wordt wel eens tot medelijden bewogen. Men zegt het van iemand, die zich eindelijk laat verbidden.] Het is luk raak (of: Luk wel, raak wel). (Zie gelukken.) Het moet er maar op los, raak of mis. (Zie missen.) Pas op, om wat te raken. (Zie oppassen.) Wij raken malkander niet.Ga naar voetnoot15 Zij spelen: raak wel, zoo hebt gij wel. (Zie hebben.) | |
Reeden.Hij reedt daar mede aan.Ga naar voetnoot17 [Dat is: hij bemoeit zich met die zaak. Reeden is gereed maken, dat van schepen bepaaldelijk door uitrusten, van linnen door vervaardigen wordt uitgedrukt. Op beide kan de spreekwijze betrekking hebben.] | |
Regenen.Als het wel gedonderd heeft, zoo moet het wel regenen. (Zie donderen.) Het heeft lang gedroogd, het moest eens regenen. (Zie droogen.) Het regent zoo hard niet, als het dondert. (Zie donderen.) Het waait er wel, maar het regent er niet.Ga naar voetnoot18 Regent het dáár, het zal hier haast druppelen. (Zie druppelen.) Zoo lang waait het, tot het regent.Ga naar voetnoot19 | |
Regeren.Die niet kan simuleren, Kan niet regeren.Ga naar voetnoot20 Die wil regeren, Moet simuleren.Ga naar voetnoot21 [Dat wil voor dit spreekwoord zeggen: die anderen goed wil besturen, moet zich terugtrekken, of hij verliest zijn ontzag; en voor het vorige: die niet kan veinzen, kan ook niet heerschen. Dit schijnt aan velen het toppunt van staatswijsheid te zijn. Simuleren, hoewel meerdere beteekenissen hebbende, kan hier alleen in den zin van veinzen genomen worden.] Wie regeren wil, die moet hooren en niet hooren, zien en niet zien. (Zie hooren.) | |
Regten.Die niet te betalen is, regt fatsoenlijk. (Zie betalen.) Die wel verstaat, regt wel.Ga naar voetnoot22 | |
[pagina 57]
| |
Kwaad spreken regt niet.Ga naar voetnoot1 Met een regten en plegten. (Zie plegten.) Regt genadig, zoo kunt gij het lang uithouden.Ga naar voetnoot2 | |
Rennen.Zoo gewonnen, Zoo geronnen.Ga naar voetnoot3 [Dit spreekwoord beteekent, dat eene verkregen winst even zoo spoedig weder verloren gaat, als ze ontstond. Voor geronnen zegt men thans gerend. In de eerste uitgaaf zijner Gedichten schreef tollens nog geronnen. In den Verjaardag begon hij aldus: Nimmer moêgeronnen Tijd. In gelijken zin zegt men: Zoo gewonnen, zoo verloren, of: Zoo gewonnen, zoo verteerd, alsmede: Zoo gewonnen, Zoo verslonnen.] | |
Rijden.gij zult voorop rijden, dan valt gij er achter niet af. (Zie afvallen.) Ik wil hem dood rijden.Ga naar voetnoot5 Rijd voort, maar zie om! (Zie omzien.) Vroeg zadelen, laat rijden.Ga naar voetnoot6 Wel ingespannen is half gereden. (Zie inspannen.)
Hij rijdt eruit. [Hij is bankeroet.] Hij zal eraan rijden.Ga naar voetnoot7 [Dat wil zeggen: het zal op zijn' kop aankomen. Men bezigt het vooral van koopgoederen, waaraan groote verliezen geleden worden. Deze beide spreekwijzen, aan de scheepvaart ontleend, zijn genomen van een schip, dat in storm voor anker ligt.] | |
Roeijen.Die weleer heeft leeren roeijen, Laat dien zich met varen moeijen. (Zie bemoeijen.) Hij roeit eraan (of: -onder).Ga naar voetnoot11 Zij roeijen gelijk.Ga naar voetnoot12 Zij zijn uit roeijen geweest.Ga naar voetnoot13 | |
Roepen.Dien men noodt, roept men; dien men haalt, wil men. (Zie halen.) Die ongenood (of: ongeroepen) komt, moet onbedankt weg gaan. (Zie bedanken.) Ga, daar men u zendt; kom, als men u roept. (Zie gaan.) Gij komt, of gij geroepen waart. (Zie komen.) Men moet geen hei roepen, voor men overgevaren is. (Zie overvaren.) Roep geen hei, al eer gij over zijt. [Dit spreekwoord vindt men reeds op de woorden berg en brug aldus: Roep geen hei, voor gij over de brug (of: op den berg) zijt.] Roep het niet zoo luid.Ga naar voetnoot14 Wat gij alleen kunt doen, roep daar geen ander bij. (Zie doen.) | |
Roeren.Als men niemand roert, zal men ongeroerd blijven. (Zie blijven.) Dat roert u niet.Ga naar voetnoot15 Door het vele roeren raakt men iemand. (Zie raken.) Hij durft het naauwelijks roeren.Ga naar voetnoot16 Hij kan zich goed roeren. [Dat wil zeggen: hij zit er warmpjes in.] Niemand roert het, wat een ander hindert. (Zie hinderen.) Wat heeft hij het weêr geroerd! | |
Roesten.Beter te slijten dan te roesten.Ga naar voetnoot17 Dat rust, roest. [Deze spreekwijze vindt men reeds op het woord roest aldus: Rust maakt roest.] | |
Rokkenen.Dat hij gerokkend heeft, dat moet hij zelf spinnen.Ga naar voetnoot18 De een rokkent, wat de ander spint.Ga naar voetnoot19 Het is gerokkend; ware het gesponnen.Ga naar voetnoot20 Werd er niet gerokkend, daar zou niet gesponnen worden.Ga naar voetnoot21 | |
Rooijen.Hij kan het wel rooijen. [Hij is nog al bemiddeld.] Wel rooijen doet wel spoeden.Ga naar voetnoot24 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 58]
| |
Ruiken.Die niet stinkt, ruikt best.Ga naar voetnoot1 Hij durft er niet aan ruiken.Ga naar voetnoot2 Hij gaf hem genoeg te ruiken. (Zie geven.) Hij zal er niet aan ruiken. Hij zal het ruiken.Ga naar voetnoot3 Hij zoude hem niet eens laten ruiken, dat hij geveest had.Ga naar voetnoot4 Wie kan dat ruiken? Zij kunnen malkander ruiken.Ga naar voetnoot5 [De eene schelm kent den anderen.] Zij zoude hem niet laten ruiken, waar zij gepist heeft. (Zie pissen.) | |
Rusten.Dat rust, roest. (Zie roesten.) Die een ander jaagt, zit (of: staat) zelf niet stil (rust zelf niet, ook wel: wordt zelf gejaagd, of: moet zelf hard loopen). (Zie jagen.) Hij kan rusten noch duren. (Zie duren.) Weet of rust.Ga naar voetnoot6 |
|