Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5392. 1641 september 28. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Wij zijn hier tusschen de goede ende quade tijdingen. De goede tijdingen zijn dat den twaelfden dezer Conis in Piedmont is overgegaen aen de Fransoisen, vresende een assaut, alzoo de wallen zeer beschoten ende ondermijnt waeren; dat den vijftiende Jonville, een stadt in 't graefschap van Bourgogne, is overgegeven aen den grave van Gransei,Ga naar voetnoot2 die nu in die quartieren 't bevel heeft over de trouppes van den coning, monsieur d'HallierGa naar voetnoot3 bewaerende Nancy, wiens huisvrouw hier is ontboden met eenige van het garnisoen van Nancy, zijnde allegader suspect van den hertogh CarelGa naar voetnoot4 te favoriseren, die nu van den coning verzoect particulier te mogen leven met twee compaegnie lijfguarde, 'twelck den coning misschien zal toestaen, zoo den hertogh Lamotte, daer veel aen gelegen is, wedergeeft. Voorts dat den achtiende Bapaume is overgegeven aen den coning, eer als men hadde gemeent, ende den gouverneur van dezelve stadt, genoemt Laurette,Ga naar voetnoot5 met die van het garnisoenen aengetast ende gevangen genomen bij Saint-Preuil,Ga naar voetnoot6 gouverneur van Atrecht, weinigh naedat het Fransche convoi dat volgens de capitulatie tot zeeckere plaetze met haer was gegaen, haer hadde gequiteert, 'twelck men meent geschiet te zijn met de wille van den voorss. Laurette, dewelcke niet garen zich onder de Spaignaerden zoude begeven, vrezende dat de zeer haestige compositie hem quaelijck afgenomen zoude connen werden, te meer omdat een gerucht loopt van een groote somme gelds, dien hij genoten zoude hebben van Vrancrijck. Ten zelven dage zijn de Spaignaerden opgebroocken van het belegh van Bassee, alzoo den marescal de la MilleraiGa naar voetnoot7 met groote trouppes derrewaert quam. Ende Lamboi,Ga naar voetnoot8 niet anders ziende uit te rechten, heeft zijn volck verdeelt ende een deel laeten gaen nae het belegh van Aire, een deel nae Rijssel. Hiertegens zijn de quade tijdingen dat Barcelone zeer wanckelmoedigh is, waeromme La Motte Hodincourt,Ga naar voetnoot9 die 's conings leger in Catelagne commandeert ende eenigh renfort van | |
den prins van Condé heeft ontfangen, datelijck eenige van de zijnen gezonden [heeft] nae dezelve stadt van Barcelone om de quade te bedwingen ende de zwacken te stercken, tot welcken einde oock den marescal de BreszéGa naar voetnoot10 derrewaert gaet als viceroy. Ende werdt gemeent dat noodigh is niet alleen des conings vloot, die te Marseille was wedergecomen, terstont gereedt te maecken om weder te gaen nae de custen van Catelagne, maer oock dat den marquys de BreszéGa naar voetnoot11 zal moeten Portugael verlaeten ende door de Straet van Gibraltar hem vougen met zijne schepen bij de gereede vloot, hoewel den tijdt des jaers, veel tempeesten onderworpen, niet heel bequaem daertoe en is. Maer de behoudenisse van Barcelone meriteert wel dat men wat veel avontuirt. Veele alhier hebben oock van de zaecken van Portugael de beste opinie niet, ziende de groote oneenicheit ende diverse desseings binnenslandsch aldaer. Hohentwiel vreest wederom een belegering. Ende te BadeGa naar voetnoot12 zijn de Switsers zeer oneenich door de Spaensche ende Fransche factiën. Van Constantinople verstaen wij dat den Persiaenschen gezant aldaerGa naar voetnoot13 met groote eer ende vrundschap werdt onthaelt ende zijnes meesters reputatie wel bewaert; dat den afgezonden van den keizerGa naar voetnoot14 terugge is gezonden zonder antwoord, alsoo den Grooten HeerGa naar voetnoot15 wil bezocht zijn met een solennele ambassade ende om zulcx te kennen te geven eene capicyGa naar voetnoot16 zendt nae Wenen; voorts dat de Tarters, die met den Grooten Heer zijn geallieert, eenige Moscoviten tot duizent hebben gevangen. Ick zende het arrest van het parlement van Parijs,Ga naar voetnoot17 waerbij verboden werdt te publiceren eene bulle van den paus, waerbij aen de geestelijcken van dit rijck werdt verboden eenig geld te contribueren tot het tegenwoordige oorlogh, hetwelcke het parlement verstaet te zijn tegen de wetten van het rijck. 28 Sept. 1641.
't Verschil ontstaen tusschen den paus ende den hertogh van ParmaGa naar voetnoot18 is uitgeborsten tot een oorlogh, zooverre dat alrede die van Parme in een rencontre merckelijcke schade hebben geleden, den grooten hertoghGa naar voetnoot19 houdende de partij van Parma ende den coning van Spaignië zijne hulpe aenbiedende aen den paus. De questie is geresen, omdat den hertogh van Parma in 't hertogdom van Castro, zijnde leen van de kerck, volck hadde ingebracht ende eenige forten gemaect buiten het consent van den paus. Den grave van HarcourtGa naar voetnoot20 gaet tot het ontzet van Moncalvo belegert bij den prince Thomas. De vloote van Spaegnië, die op de custe van Catelagne is geweest, is nu onder Majorca, 't Spaensche veldleger bij Taragone, het Fransche bij Valles hebbende garnisoen gelaeten binnen Constantine. Den graef van GuicheGa naar voetnoot21 is marescal de France gemaect ende alsoo den marescal de Millerai zieck is, zoo commandeert hij 's conincx leger, 'twelck men zegt te zijn tot vijfendedertichduizent man, waervan tweeduizent zijn gelegt binnen Bassee om die plaetse te bewaeren. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 28 Sept. 1641 uyt Paris. |
|