Militair woordenboek
(1861-1862)–H.M.F. Landolt– AuteursrechtvrijU. | |
Uithongeren.Eene vesting of eenen versterkten post U. door insluiting of blokkade. Zie Blokkade, Vestingoorlog. | |
[pagina 250]
| |
behooren: de draagbare wapenen, de kleeding en de wapenrusting, de gereedschappen, die door de sappeurs der bataillons en de soldaten der genietroepen medegevoerd worden, de ransel, de patroontasch, de broodzak, de veldflesch, de kleinere kookgereedschappen, die door de manschappen zelve gedragen worden, naai- en poetstuig, enz. Tot de U. van eent troepenafdeeling behooren alle wapenen, die niet draagbaar zijn, zoo als de vuurmonden eener batterij, al de voorraad, die niet door de soldaten zelfs gedragen wordt, van welken aard hij ook zijn moge, munitie, levensmiddelen, kleedingstukken, geneesmiddelen, enz., alsmede de lastdieren of de voertuigen, die tot het vervoer daarvan dienen. Tot de U. van een geheel leger, van een legerkorps of van eene zamengestelde divisie behooren alle kolonnen, parken, enz. die niet bestendig aan kleinere troepenafdeelingen zijn toegevoegd, namelijk de groote proviand- en munitiereserven, de veldhospitalen, de pontontreinen, enz. 2o. Hoewel elke troep reeds in vredestijd een groot gedeelte zijner U. bezigt, zoo heeft hij toch ook een groot deel daarvan alleen te velde noodig, welk deel dus eerst bij eene mobilisatie vereischt wordt. Dit gedeelte der U. kan nu voorhanden zijn of het moet aangeschaft of vervaardigd worden. In het eerste geval moet het gedurende den tijd, dat het niet gebruikt wordt in magazijnen opgelegd worden. Indien men nagaat welk een aanzienlijk kapitaal op deze wijze langen tijd renteloos moet liggen, welk een aanzienlijk personeel en welke uitgestrekte gebouwen tot de bewaring daarvan vereischt worden en bedenkt, dat in weerwil van alle zorg toch veel van de minder duurzame voorwerpen, kleedingstukken, ledergoed, enz. onbruikbaar worden, hetzij door het lange liggen, hetzij door het doen van nieuwe uitvindingen, het veranderen van oude, het invoeren van nieuwe stelsels van bewapening, dan zou men tot het besluit komen, dat het wenschelijk is om in de magazijnen zoo min mogelijk voorwerpen op te leggen, die in vredestijd niet gebruikt worden en eerst bij eenen dreigenden oorlog daarvan zoo veel mogelijk aan te schaffen. Nu is het mogelijk sommige voorwerpen in groote hoeveelheid en in korten tijd daar te stellen, indien de materialen en de overige benoodigdheden daartoe voorhanden zijn, bijv. al degenen, die een voorname tak van de nijverheid des lands uitmaken. In landen met eene uitgebreide, grootsche industrie zal men dus van dit stelsel van krijgsuitrusting een veel uitgestrekter gebruik kunnen maken, dan in landen, waar de nijverheid op eenen lagen trap staat. Die voorwerpen echter, welke met geen tak der nijverheid in verband staan, kunnen volstrekt niet op deze wijze aangeschaft worden; daarvoor moet het stelsel der aanschaffing in vredestijd en der bewaring in magazijnen gebezigd worden. Dit is vooral het geval met buskruid en wapenen van allerlei aard. De bijzondere U. kan op verschillende wijzen aangeschaft worden, namelijk a. door den soldaat zelf, b. door den chef van het korps voor eigen rekening uit sommen, die hij daartoe van den staat krijgt, c. door den staat door middel van bijzondere ambtenaren en commissiën. Het eerste stelsel bestond in alle landen en bij alle volken, waar de gegoede vrije burger van regtswege soldaat was, bij de Grieken, de Romeinen, de Duitschers onder het regt van den heerban, waarbij de soldaat zelfs voor eenen bepaalden tijd in zijn eigen onderhoud moest voorzien, in de leenlegers, in den tijd der landsknechten. Bij langdurige oorlogen, werd dit stelsel evenwel steeds gewijzigd. Zoo werd het bij de Romeinen spoedig gebruikelijk om den soldaten tegen eene geringe inhouding der soldij kleeding en wapenen te bezorgen; de leenmannen eischten spoedig bijdragen voor hunne uitrusting; de landsknechten en hunne opvolgers werden niet zelden regiments-gewijze uit den gemaakten buit of geheven belastingen gekleed. Bij de meeste legers wordt dit stelsel slechts ten opzigte van de aanschaffing van sommige kleinigheden, | |
[pagina 251]
| |
meer of minder uitgebreid toegepast. Het geschiedt op de grootste schaal in Zwitserland, waar de soldaat zijne U. gestadig te huis bij zich heeft en waar het van belang is, dat deze zijn eigendom is, opdat hij ze zorgvuldig zoude onderhouden. Bij andere legers waar de U. der soldaten, die niet in werkelijke dienst zijn, in de magazijnen bewaard wordt, vervalt deze reden. Het tweede stelsel der aanschaffing is dat van de 18de eeuw, toen na de oprigting der staande legers de officieren staatsbeambten werden en een vast tractement kregen, dat echter zeer ontoereikend was, terwijl men tevens niet zoo gemakkelijk vergeten kon, dat de kapiteins oorspronkelijk de wervers hunner kompagniën waren. Terwijl men hun nu de huishouding der kompagniën overliet, gaf men hen gelegenheid bij hun vast tractement daarop nog iets te verdienen. Het derde stelsel heerscht tegenwoordig bijna overal. Het is gemakkelijk in te zien, dat een staat, waar de soldaat voor zijne eigene uitrusting zorgt, toch nog magazijnen moet aanleggen, waarin hij voorraad oplegt voor het geval van eenen oorlog, waarin dat stelsel niet uitvoerbaar is; verder moeten er maatregelen genomen worden, dat de U. gelijkvormig is en de meest doortastende maatregel daarvoor is, dat de staat de voorwerpen aanschaft en ze tegen eenen matigen prijs aan de te kleeden soldaten afstaat. Hierbij is vooral de gelijkmatigheid der wapens en vooral der vuurwapens van het grootste gewigt, opdat men aanzienlijke hoeveelheden gelijkvormige munitie zou kunnen daarstellen. De staat moet dus altijd hunne aanschaffing en zoo mogelijk hunne vervaardiging op zich nemen. | |
Uitspringende wapenplaats.De wapenplaatsen aan de uitspringende hoeken van den bedekten weg, door afronding der contrescarp gevormd. Zie Bedekte weg. | |
Uitval.1o. Iedere offensieve handeling door den verdediger buiten het front zijner stelling tegen den aanvaller gerigt; de uitvallen zijn een der krachtigste middelen tot verdediging der vestingen (zie Vestingoorlog). 2o. In de schermkunst den regtervoet digt langs den grond vooruitbrengen, het linkerbeen strekken en den regterarm uitstrekken om de tegenpartij een' stoot toe te brengen. | |
Uitvalstrappen.Trappen uit fascinen vervaardigd, die op enkele plaatsen der parallellen, over eene pelotonsbreedte van den bodem der gracht tot aan de kruin der borstwering loopen om met een front van de voormelde breedte spoedig uit de parallel te kunnen rukken ten einde tot den storm op afzonderlijke werken over te gaan of vijandelijke uitvallen te gemoet te rukken. | |
Uitvindingen.De uitvindingen op het gebied van velerlei wetenschappen hebben altijd haren invloed op het krijgswezen en de oorlogvoering uitgeoefend. Deze invloed heeft zich echter nooit eensklaps laten gelden, noch eene volkomen omwenteling daargesteld, noch heeft zij zich juist op eene zoo overwegende wijze gekenmerkt, als men bij de eerste oppervlakkige beschouwing zoude denken. Het is een geheel verkeerd denkbeeld, dat eenige uitvinding op het gebied der techniek de geheele wijze van oorlogvoering kan veranderen en toch ontmoet men dit denkbeeld zeer dikwijls. De oorlogvoering wordt in hare ligchamelijke krachtvertooning door het gebruik der wapens en bewegingsmiddelen, dus ook door de zamenstelling dier wapens en bewegingsmiddelen in zeker tijdperk bepaald. Maar de wapens hebben hun eigenaardig karakter, dat sedert de geschiedenis bestaat, niet veranderd is; alleen bestaat er verschil in de uitgestrektheid van hunnen werkkring en in de verhouding, waarin blanke wapens en schietwapens tot elkander zijn opgetreden. Op dat karak- | |
[pagina 252]
| |
ter nu, niet, op nevenzaken is het wezen der oorlogvoering gegrond. Wat van het karakter der wapens gezegd is, is eveneens van toepassing op de bewegingsmiddelen; ook deze hebben hun karakter niet of weinig veranderd; alleen de graad van snelheid is anders geworden en deze nog zeer betrekkelijk (zie Spoorwegen). De groote maatschappelijke veranderingen hebben ontegenzeggelijk eenen veel grooteren invloed op de oorlogvoering uitgeoefend dan technische uitvindingen, die echter wel is waar dikwijls daarmede gepaard gingen; men zoude dit zelfs voor die uitvinding, welke naar het algemeen oordeel, den grootsten invloed op den oorlog gehad heeft, namelijk die van het buskruid, zonder groote moeite volkomen kunnen bewijzen. Zoo er nieuwe uitvindingen bekend worden, dan worden maar al te dikwijls alleen de vermeende voordeelen geteld, terwijl men daarentegen niet op de nadeelen let, die dan eerst later ingezien worden; ook let men daarbij ook te weinig op welke schaal en onder welke omstandigheden eene uitvinding de voordeelen, welke zij werkelijk bezit kan opleveren. Voor den oorlog in het bijzonder komt daarbij allereerst de vraag voor of de invoering eener nieuwe uitvinding in een leger, het niet met kunstmiddelen overlaadt, die, hetzij doordien zij den legertros vermeerderen of uit andere oorzaken de beweeglijkheid des legers of hunne neiging tot beweeglijkheid beperken en in hoever het raadzaam is, de neiging en de geschiktheid tot snelle bewegingen, gedeeltelijk aan andere werkingen op te offeren. Eene naauwkeurige studie van de geschiedenis der uitvindingen op militair gebied, van den aard en de grootte van haren invloed, zal den krijgsman verhinderen in elke uitvinding, die voor eene nieuwe, nog nooit bekend geweest zijnde wordt uitgegeven, deze daarin te erkennen en zich van de wijze en grootte van haren invloed een overdreven of verkeerd denkbeeld te vormen. In dit opzigt is de militaire letterkunde echter nog zeer arm; de meeste geschiedenissen van het krijgswezen brengen er het hunne aan toe, de denkbeelden daarover verward in plaats van duidelijk te maken, omdat zij door de pogingen om tijdperken daar te stellen en deze naar hunne eigenaardigheden scherp af te teekenen, dikwijls aan zekere uitvindingen, in een of ander tijdperk voorkomende, eene waarde en eenen invloed toekennen, welke zij nooit gehad hebben. | |
Unie. (Orde der)Hollandsche ridderorde in Februarij 1807 door Lodewijk Napoleon, eerste koning van Holland gesticht en uit drie klassen, grootkruisen, kommandeurs en ridders bestaande. Zij werd na de inlijving van ons land in het Fransche keizerrijk in October 1811 vervallen verklaard en vervangen door de keizerlijke orde der Reunie (zie aldaar). | |
|