Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermdUitdragen.Die veel indraagt, draagt ook veel uit: (Zie indragen.) Hij zal daar wel uitgedragen worden. [Men zegt dit van een' oud' man, die het huis niet meer zal verlaten, maar er blijven, tot men hem naar het kerkhof brengt.] | |
[pagina 69]
| |
Uitgaan.Die zelden uitgaat, wascht of brandt zich. (Zie branden.) Elk ete, eer hij uitga. (Zie eten.) Hij weet niets, die er niet op uitgaat.Ga naar voetnoot2 Men gaat dikwijls uit, dat men niet vangt.Ga naar voetnoot3 Veel uitgaan is achteruitgaan. (Zie achteruitgaan.) | |
Uithalen.Hoog (of: Laag) uithalen.Ga naar voetnoot4 Men moet er wat insteken, zal men er wat uithalen. (Zie insteken.) | |
Uitkleeden.Men moet zich niet geheel uitkleeden voor een ander.Ga naar voetnoot7 [Dat is: men moet, om een ander te helpen, zich niet geheel en al van zijne eigene bezittingen ontdoen. Zoo zegt men, om aan te duiden, dat men al zijne goederen niet aan zijne kinderen moet afstaan vóór zijn sterven: Men moet zich niet uitkleeden, voor men naar bed gaat (of: eer men zich te slapen legt).] Zij hebben hem geheel (of: naakt) uitgekleed. | |
Uitkomen.Hij is bescheten uitgekomen. (Zie beschijten.) Hij komt bekaaid uit.Ga naar voetnoot8 Hij komt er onbewimpeld voor uit. (Zie bewimpelen.) Hij komt er ridderlijk (of: ruiterlijk, ook wel: rondement) voor uit.Ga naar voetnoot9 Steekt er wat in, laat het er uitkomen. (Zie insteken.) | |
Uitkorrelen.Het zal u nog uitgekorreld worden.Ga naar voetnoot10 (Zie de Bijlage.) [Door een ander te bevrijden, brengt gij u zelven in leed.] | |
Uitkruipen.Hij is er stilletjes uitgekropen. [Men zegt dit van den doode.] Smijt mij er in, ik kruip er wel uit. (Zie insmijten.) | |
Uitleggen.Gij zijt niet heel uitgelegd.Ga naar voetnoot11 [Dat is: gij hebt nog meer te zeggen. De spreekwijze is aan het eijerleggen der hennen ontleend, en wordt dus alleen in een' goeden zin gebezigd.] Hoed u voor het eerste uitleggen. (Zie hoeden.) | |
Uitmaken.Hij is uitgemaakt.Ga naar voetnoot15 Hij maakt hem leelijk uit (of: Hij maakt hem uit voor al, wat leelijk is).Ga naar voetnoot16 | |
Uitschudden.Hij heeft hem naakt uitgeschud. Hij schudt het al te zamen teneenenmale teffens uit.Ga naar voetnoot21 Hij schudt in eens niet alles uit.Ga naar voetnoot22 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 70]
| |
Uitsloven.Gij hebt u braaf uitgesloofd.Ga naar voetnoot1 [Gij hebt u veel moeite gegeven voor niemendal.] | |
Uitspuwen.Dat men eens uitspuwt, moet men niet weder inslokken. (Zie inslokken.) Hij gaf hem niet, dat hij uitspuwt. (Zie geven.) Hij vreet zoo, dat hij het weder moet uitspuwen.Ga naar voetnoot2 | |
Uitzien.Die wat hebben wil, moet er om uitzien. (Zie hebben.) Het ziet er bar uit.Ga naar voetnoot5 Het ziet er donker voor hem uit. Het ziet er verdacht uit. Hij ziet er geplukt uit. (Zie plukken.) Hij ziet er kapitaal uit. Hij ziet er mottig uit.Ga naar voetnoot6 Hij ziet er pierstekig uit.Ga naar voetnoot7 Hij ziet er vrij snugger uit. | |
Uitzuipen.Hij is uitgezopen.Ga naar voetnoot8 [Deze spreekwijze heeft met den dronkaard niet te maken. Volgens tuinman ‘zegt men dit van ymand, die door andere gepluimt en berooit gemaakt is, zo als geschied door woeker, enz.’ Uitgezopen voor leêggedronken, dat is: van vocht (hier levenssap) beroofd, geeft eene natuurlijke verklaring; waarom ik tuinmans ‘vermoeden, dat uitgezopen verbastert is van uitgezogen: gelyk men dus een mergbeentje uitzuigt,’ niet kan deelen.] |
|