Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermdTasten.Die kwalijk ziet, zal te beter tasten.Ga naar voetnoot14 Hij liegt, dat men het voelen en tasten kan. (Zie liegen.) Tast en voel.Ga naar voetnoot15 | |
Tekortkomen.Daar niets overschiet, komt meesttijds tekort. (Zie overschieten.) Hij maakt wel, dat hij niet tekortkomt. (Zie maken.) | |
[pagina 67]
| |
Hij staat, of hij geen tien kan tellen. (Zie staan.) Tel, wat ik zeg.Ga naar voetnoot1 | |
Tepaskomen.Die wat weet, dien komt het tepas.Ga naar voetnoot3 Het kan weêr tepaskomen.Ga naar voetnoot4 | |
Teregtkomen.Gij kunt bij mij teregtkomen. Het komt wel teregt. [Op de woorden dochter en dubbeltje komt deze spreekwijze reeds als deel voor van de spreekwoorden: Het komt teregt, beter dan verzopen dubbeltjes: of men moet de dochter van den kastelein trouwen, en Alles komt teregt, behalve de potloodjes en verzopen dubbeltjes.] | |
Timmeren.Die achter den ander timmert, moet wel achter hem wonen.Ga naar voetnoot8 Hij timmert niet hoog.Ga naar voetnoot9 Nu wederom aan het metselen en timmeren. (Zie metselen.) | |
Tobben.Er is met hem vrij wat te hobben en te tobben. (Zie hobben.) Hij is erdoor getobd.Ga naar voetnoot10 Hij komter na veel hobben en tobben. (Zie hobben.) Men laat hem maar hobben en tobben. (Zie hobben.) Zij heeft al veel tobbens verdragen.Ga naar voetnoot11 Zij tobben en tornen.Ga naar voetnoot12 | |
Toebehooren.Het heeft al een ander toebehoord, en het zal al een ander toebehooren.Ga naar voetnoot13 | |
Toegaan.Dat gaat er schots en scheef naar toe.Ga naar voetnoot14 [Dat is: de zaken liggen verward door elkander. Schots is lomp, ruw, wild. Het denkbeeld, dat ‘Schotsch’ hier ‘hardnekkig vechten’ beteekent, en van de ‘Schotten’ is ontleend, wordt door Prof. bosscha, in zijne Neêrl. Heldendaden te Land, i. bl. 195, voorgestaan. Het is echter niet waarschijnlijk, dat de Schotten deel aan dit spreekwoord hebben. Zie de jager.] Het gaat er hol toe.Ga naar voetnoot15 Het gaat er scherp toe. Het gaat er schouw toe. Het gaat er slim genoeg toe.Ga naar voetnoot16 Het gaat er vreemd genoeg toe.Ga naar voetnoot17 Het gaat er warm toe. Zij weten niet, dat het er zoo regtvaardig toegaat.Ga naar voetnoot18 | |
Toekomen.Het komt hem niet regt naauw toe.Ga naar voetnoot19 Het moet vroeg toekomen, dat lang oud zal zijn.Ga naar voetnoot20 | |
Toetakelen.Hij heeft hem deerlijk toegetakeld.Ga naar voetnoot23 Hij is al wonderlijk toegetakeld.Ga naar voetnoot24 | |
Toetasten.Anderen zien toe, hij heeft toegetast.Ga naar voetnoot25 Die wat heeft, die taste toe; die niet heeft, die zie toe. (Zie hebben.) | |
Toezien.Anderen zien toe, hij heeft toegetast. (Zie toetasten.) Die sta, zie toe, dat hij niet valle. (Zie staan.) Die wat heeft, die taste toe; die niet heeft, die zie toe. (Zie hebben.) Ik win het toezien.Ga naar voetnoot26 Men kan niet alom toezien.Ga naar voetnoot27 | |
Tornen.Daar behoeft men niet aan te tornen. Daar valt wat aan te tornen.Ga naar voetnoot28 Hij is getornd.Ga naar voetnoot29 [Tuinman wil, dat men dit van een' Christen zegt, die tot het Mahomedaansche geloof is overgegaan, en zoekt het in de besnijdenis; ofschoon hij er bijvoegt, en dit zal wel de ware | |
[pagina 68]
| |
reden zijn, ‘dat het is van 't Latynsche tornare of Fransche tourner [d.i.] omdraayen, omwenden, omkeeren.’ In denzelfden zin, ofschoon juist niet bij den overgang van Christen tot Mahomedaan, zegt men: Hij heeft zijn rokje omgekeerd.] Na lang tornen, is het toch eindelijk gelukt. (Zie gelukken.) Zij moeten aan mij niet tornen.Ga naar voetnoot1 Zij tobben en tornen. (Zie tobben.) | |
Treffen.Aangebrand en niet gaar: hoe kan 't zoo treffen! (Zie aanbranden.) Nabij schieten helpt niet: treffen geldt. (Zie gelden.) | |
Trekken.Die gaarne blijft, is ligt te trekken. (Zie blijven.) Elk trekt van elk.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.)
Die noode trekt, betaalt wel. (Zie betalen.) | |
Treuren.Daarom niet getreurd. [Op de woorden bil (ii. bl. lxvii) en broek (i. bl. xiii) komt deze spreekwijze reeds als deel voor van de spreekwoorden: Daarom niet getreurd, al is het hemd gescheurd; als de billen maar heel zijn, en Daarom niet getreurd, Al is de broek gescheurd.] Die ligt versleurt, Ook ligtlijk treurt.Ga naar voetnoot3 Hij zingt uit een treuren.Ga naar voetnoot4 [In dit spreekwoord is treuren niet droefheid betoonen, maar uit volle borst zingen, en alzoo vrolijk zijn, in plaats van droefgeestig wezen. Men zegt veelal uit den treuren, zoo als men 't mede bij al onze schrijvers aantreft, die zelfs somtijds van uiten treuren gewagen; maar als dit zou willen zeggen: zonder treuren, gelijk weiland, op het woord, verzekert, diende zulks nader aangewezen te worden.] | |
Troeven.Die winnen (spelen, dobbelen, troeven, wedden, of: minnen) wil, moet bijzetten. (Zie bijzetten.) Hij wist hem goed te troeven.Ga naar voetnoot5 [Dat is: hij heeft hem op eene krachtige wijze tot zwijgen gebragt, hetzij door het bijbrengen van onomstootelijke bewijzen, hetzij door overbluffen, dat dikwijls met ruwe woorden, ja niet zelden zelfs met scheldwoorden gepaard gaat, hetzij eindelijk door het toedienen van slagen. In elk geval zal het wel aan het kaartspel ontleend zijn.] | |
Trouwen.Beter kwalijk getrouwd dan wel gebezigd. (Zie bezigen.) Beter te trouwen dan te branden. (Zie branden.) Goed getrouwd is half bedorven; Slecht getrouwd is heel verkorven. (Zie bederven.) Haast getrouwd, Lang berouwd. (Zie berouwen.) Het trouwen komt op als kakken. (Zie kakken.) Mag men niet trouwen, dan moet men hokken. (Zie hokken.) Men is er niet aan getrouwd. Trouwen Is houën. (Zie houden.) Vroeg getrouwd, Vroeg berouwd. (Zie berouwen.) Wat er verboden wordt, kakken en trouwen blijft altijd geoorloofd. (Zie blijven.) Wilt gij hebben, dat men van u spreekt? trouw of sterf. (Zie hebben.) | |
Tuigen.Hij kan dat wel (of: kwalijk) tuigen.Ga naar voetnoot6 Hij tuigt vroeg, en hij vaart laat.Ga naar voetnoot7 Hoog (of: Laag) getuigd zijn.Ga naar voetnoot8 | |
Turven.Hij heeft al wel geturfd.Ga naar voetnoot9 [Dat wil zeggen: hij heeft zooveel overgegaard, dat hij onbezorgd leven kan. Hij heeft zijnen winter-voorraad van turf op den zolder of in de schuur.] Hij turft erop. [Hij deelt klappen uit.] | |
Twijfelen.Die niet weet, twijfelt niet.Ga naar voetnoot10 Hoe meerder men twijfelt, hoe dieper men doolt. (Zie dolen.) |
|