Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5161. 1641 april 27. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Wij verstaen uit Italië dat den vicomte de TuraineGa naar voetnoot2 Ivrée heeft belegert; dat Motte HodincourtGa naar voetnoot3 in Catelagne sich stelt tusschen den marquis de Las Veles ende Nocera.Ga naar voetnoot4 Een verraedt van Perronne is hier ontdeckt ende men soect de complicen. Een edelman van den hertogh van VendosmeGa naar voetnoot5 is gevangen ende gebracht in de Bastille. Twee edictenGa naar voetnoot6 sijn hier uitgegaen. Bij het eene werdt geordonneert dat van alle sententie gewesen in 't lant van Artois sal geappelleert werden aen het parlement van Parijs. Bij het andere werdt herstelt het voor desen geïnterdiceerde parlement van Rouaen met bijvouging van nieuwe presidenten ende raedsheeren ende met last om te dienen bij ses maenden. Ossenville ende ErlachGa naar voetnoot7 sijn beide te Brisac. Haere oneenicheit sal den keiser, die alrede de meester is bovenaen den Rijn, niet schadelijck sijn. Die van 't Fransche leger die geweest sijn bij den marescal Bannier, hooren wij dat weder nae Franckenlant sijn getrocken. De Portugaelsche ambassadeursGa naar voetnoot8 maecken haer gereedt om nae haer vaderlant weder te keeren met den marquys de Bressé,Ga naar voetnoot9 die derrewaert gaet als ambassadeur extraordinaris ende als generael van de scheepsarmade. Deselve ambassadeurs sijn van Vrancrijck wel gecontenteert, hebbende alleen een van beide 't ongeluck gehadt van sijnen zoonGa naar voetnoot10 hier te hebben verloren. De preparaten ter oorloge doen haer hier wel op. Alleen ziet de saecke wat zuir van de zijde van Sedan. Den graef van Soissons heeft aen mevrouw sijn moederGa naar voetnoot11 geschreven dat hij niet en begeert dat sij meer voor hem sollicitere. Evenwel is zij dese dage geweest ten huise van den cardinael, maer heeft geen accesGa naar voetnoot12 gehadt. Denselve heer cardinael geeft breedt uit dat denselve heer grave met den hertoch Bouillon - die men seit bij den keiser marescal van het Rijck te sijn gemaect - ende De Guise een verbont met SpaegniëGa naar voetnoot13 hebben geteickent ende sevenhondertduisent gulden van Bruissel ontfangen tot de lichtingh. Men voegt daerbij dat den hertogh van Bouillon geholpen heeft tot een aenslag bij Beck,Ga naar voetnoot14 gouverneur van Lutsenburg, beleidt tegen Donchéry, alle 'twelcke dient om bij den adel ende gemeente van Vrancrijck die heeren haetelijck te maecken als soeckende te vorderen de affairen van Spaegnië, die hier seer haetelijck sijn, zijnde andersins die heeren niet quaelijck gewilt in Vrancrijck, insonderheit den grave van Soissons, ende den naem die de gemelte haerselve geven van geünieert te sijn tot de vrede van de christenheit niet onaengenaem bij de gemeente. Den marescal de Chastil- | |
lonGa naar voetnoot15 heeft last om den hertogh van Bouillon ende sijne hulpers vijantlijck aen te tasten ende werdt eene declaratie van den coning gereedt gemaect om deselve te verclaeren vijanden van 't rijck. Monsieur de Sourdy,Ga naar voetnoot16 die bij den con(in)g was gezonden om te spreecken met den heer grave van Soissons, verstaende dat eenige hostiliteit was begonnen, heeft sich onderwege gehouden. Van mijnheer den prins van Orangië werdt verscheidelijck gediscoureert, te weten wat sijne Hoocheit doen sal, indien des conincx wapenen in plaetse van het Spaensche Nederlant aen te tasten gekeert werden nae Sedan, alsoo men hier gelooft dat sijn Hoocheit seer estimeert den grave van Soissons ende oock van Bouillon niet garen soude sien te gronde gaen. Conde eenigh expediënt gevonden werden om desen doorn uit de wege te nemen, het waere goed voor de gemeene zaecke ende ick meene monsieur de StradeGa naar voetnoot17 comt eenige opening doen aengaende de voorseide princen. Mijnheer den cardinael verseeckert ydereen dat dit stuck sal afloopen tot groote eere ende reputatie van den coning. De laetste indaging van den hertogh van Vendosme is gedaen ende sal daerop volgen sijne condemnatie bij défaut ende confiscatie van goederen. 27 April 1641.
UE. brief van den 14 April uit ZeelantGa naar voetnoot18 heb ick ontfangen. Off 't exempel van Portugael bij anderen sal werden gevolcht, sal seer hangen aen het succes, 'twelck vooralsnoch bedenckelijck ende te meer sal sijn, soo de Compaegniën van Oost- ende West-Indië met haere interesten over het publicq prevaleren. Den keiserlijcken commissarisGa naar voetnoot19 sal den staet wel doortasten ende vernemen off bij den prins van Orangië, provinciën ofte steden genegentheit is tot trefves. Den coning van Engelant is ongeluckigh, connende sijn affectie niet bedwingen ende geen macht hebbende om deselve te doen volgen. 't Is verre gecomen, als een coning sijne goede dienaers, die meest beschuldight werden vanwegen het ijveren over sijn authoriteit, niet en can salveren dan door de interventie van den jongen prins van Orangië.Ga naar voetnoot20 De reden in den brief gestelt van de survivantie van 't gouvernement van VrieslantGa naar voetnoot21 is seer belaechelijck. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder (de) Groot uyt Paris, den 27 April 1641. |
|