Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5042. 1641 februari 2. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Den brief daer uE. van schrijf[t],Ga naar voetnoot2 is ter hande gecomen, doch acht dagen nae den tijde. De saecke van de reine-mèreGa naar voetnoot3 is mijns oordeels seer quaed te rechten. De saecke van de eremytenGa naar voetnoot4 raect den hertogh van Vendosme. Den graef van Soissons is niet daervan suspect, maer wel van eenige remuementen te hebben willen aenrechten in Vrancrijck, waeronder die van de religie van Languedoc ende Cevennes mede haer rolle souden hebben gespeelt. Ick en meen niet dat van ouds in Brabant revisie is gegeven van sententiën, in 't possessoir gewesen.Ga naar voetnoot5 Ick gelove dat den keiserlijcke commissaris, syende de swaericheden die in Spaegnië | |
ontstaen, niet geraiden en vint te spreecken sulcx als was voorgenomen.Ga naar voetnoot6 Nae de wint is, keert men het seil. De saecken van den churfurst van Brandenborg staen seer verwart ende is soo diep ingewickelt met den keiser, dat sijne Doorl. quaelijck daervan sal sijn los te maecken. Uit het huwelijck dat hij sal doen,Ga naar voetnoot7 sal men de[e]l connen afnemen van sijne intentiën. Den churfurst palsgraefGa naar voetnoot8 dient nae Engellant niet te gaen dan bij den coning aldaer ontboden sijnde ofte immers advys hebbende dat het aengenaem sal sijn. Desselve conings harangue in het parlement bij uE. verhaelt,Ga naar voetnoot9 is bondigh ende ick en can hier niet verstaen dat apparentie is iet te veranderen in 't kerckelijck ofte wereltlijck, buiten 'tgunt geweest is ten tijde van de coninginne Elisabeth. Off den coning de legers sal connen doen vertrecken, twijffele ick. Boven hetgunt ick hier can verstaen, heb ick seer garen van de Engelsche saecken uit Hollant onderrechting om het eene met het ander confronterende, te beter te connen oordeelen. Sal daerom garen onderrecht werden wat is van die Schotsche officieren, van het scheiden ofte continueren van het parlement, wat geschiet is van den jesuyt,Ga naar voetnoot10 wat geschieden sal van milords den deputé ende den eertsbisschop,Ga naar voetnoot11 met de discoursen die daerop in Engellant ende in Hollant vallen. 't Immatriculeren van den guarde des seauxGa naar voetnoot12 is wat vremds, ende ick en meene niet dat, als sijnen coning hem abandonneerde, dat hem dat privilegie veel soude verschoonen. Van den oldermanGa naar voetnoot13 had ick hier wat verstaen, maer niet soo verre. Sijne Hoocheit ende den heer van BeverwaertGa naar voetnoot14 doen wel, dat sij contentement toonen, hoewel het onthael in het beginsel seer sober is geweest. Soo den coning van Engellant persisteert van in 't huwelickGa naar voetnoot15 niet te willen vorderen sonder oock (een) verbont te maecken met de Vereenigde Nederlanden, soo soude de saecke wel lang mog(en...), insonderheit alsoo Vrancrijck daerop groote bedenckingen sal hebben. Men singt in Catalogne in de misse pro rege nostro Ludovico. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 2 Feb. 1641 uyt Paris. |
|