Lexicon van de jeugdliteratuur
(1982-2014)–Jan van Coillie, Wilma van der Pennen, Jos Staal, Herman Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||
Genredoor Herman VerschurenVan het begrip genre zijn veel definities - een geschiedenis en overzicht daarvan gaan dit lemma te buiten. Het benoemen van genres komt voort uit de behoefte literatuur nader in te delen in te beoefenen of beoefende vormen. Bovendien houden of hielden de beoefenaars van literatuur zich aan geldende voorschriften voor een bepaald ‘genre’, zoals de ballade, het rederijkersgedicht, het blijspel of, heden ten dage, de ‘roman’. Nog altijd erkent men de klassieke driedeling in proza, lyriek en drama, in diverse varianten en met diverse onderverdelingen, bijvoorbeeld die van proza in romans, korte verhalen en essays. Criterium voor deze indelingen is nog steeds de vorm (van de tekst) en gedeeltelijk ook de wijze van presentatie (drama). Bij verdere verfijning in de classificatie - want het benoemen van genres is een classificatie - gaan naast de vorm (sonnetten, brievenromans) ook onderwerpen (liefde, heldendom), periode (geschiedenis, toekomst, oorlogen), bepaalde tradities (dageraadsliederen, hekeldichten, schotschriften) en publiek (volksroman) een rol spelen. Dat de grenzen nauwelijks of niet objectief te bepalen zijn, verklaart de veelheid aan opvattingen en indelingen en maakt de geldigheid van iedere indeling zeer betrekkelijk. Men vindt jeugdliteratuur wel als genre gedefinieerd (zie bijvoorbeeld Lexicon, 1986), en wel als genre waarbij het bedoelde publiek criterium is, zoals je ook arbeidersliteratuur of volksroman vindt beschreven. Een praktisch voorbeeld van zo'n indeling is die in boekhandelscategorieën zoals de (Nederlandse) Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels die hanteert. Men vindt daar onder meer de categorieën ‘fictie voor kinderen’, ‘non-fictie voor kinderen’ en ‘prentenboeken’; bij deze laatste categorie is de vorm criterium. In publikaties over jeugdliteratuur vindt men vaak argumenten tegen het hanteren van jeugdliteratuur als genre (zie bijvoorbeeld De Vries, 1992, die deze argumenten overigens verwerpt) - hoewel alleen al het verschijnsel van een afzonderlijke vakliteratuur over kinderboeken het genre lijkt te bevestigen. Deze argumenten behelzen als regel dat veel genres zowel in boeken voor volwassenen als boeken voor | ||||||
[pagina 2]
| ||||||
kinderen zijn terug te vinden, zodat jeugdliteratuur geen afzonderlijk genre genoemd zou kunnen worden. In feite komt de redenering er op neer dat bedoeld publiek geen goed criterium is voor het onderscheiden van genres, een stellingname die even willekeurig is als andere genre-definities, en wel te verklaren is met de behoefte om jeugdliteratuur te doen delen in de status die men literatuur voor volwassenen toekent. | ||||||
Genres binnen de jeugdliteratuur- De traditionele driedeling proza, poëzie en drama is ook binnen de jeugdliteratuur te herkennen, al wordt drama (jeugdtheater) veelal gezien als een (sub)genre náást de jeugdliteratuur. Poëzie voor kinderen is er veel minder dan verhalen en non-fictie voor kinderen. Maar het is er, en mag zich in een continue en de laatste jaren zelfs stijgende belangstelling verheugen. Daarbij treedt ook het verschijnsel poëzie door kinderen op, aangewakkerd door poezieprojecten en poëziewedstrijden in het onderwijs. Opmerkelijk, maar logisch (gezien het publiek als criterium) is dat men ook non-fictie tot de jeugdliteratuur rekent. Non-fictie voor kinderen is een (sub)genre dat zich desgewenst per thema laat onderverdelen, maar het gaat wat ver dat ook nog onder genristiek te doen vallen. Verder kan men uiteraard ook schoolboeken tot dit (sub)genre rekenen; dat gebeurt echter zelden, schoolboeken (leermiddelen) worden veelal als afzonderlijk genre gezien, meer uit gewoonte (de distributiekanalen verschillen) dan uit andere overwegingen. Een vermeldenswaard verschijnsel of (sub) genre zijn de boeken van het type ‘Oom Jan leert zijn neefje schaken’ (een boekje van Max Euwe). Fictie, maar met de overduidelijke bedoeling dat de lezer er iets van opsteekt. Het verhaal dient als raamwerk voor de overdracht van kennis. In de verhalen (romans) voor kinderen maakt men allerlei soorten verdere onderscheidingen. Zo onderscheidt men (sub)genres met de inhoud als criterium: oorlogsverhalen, indianenverhalen, cowboyverhalen, dierenverhalen. Of men onderscheidt meisjesboeken van jongensboeken, overigens ook met als criterium de inhoud, die men dan bestemd veronderstelt voor het ene of het andere geslacht. Ook is de term ‘serieboeken’ gangbaar, staande voor reeksen boeken die steeds over dezelfde hoofdpersonen gaan, die steeds zeer vergelijkbare avonturen meemaken: de Kameleon-reeks van H. de Roos, de Bob Evers-serie van Willy van der Heide, de Joop ter Heul-serie van Cissy van Marxveldt, de Annejet-boeken van Miep Diekmann, de Vijf-boeken van Enid Blyton, enzovoort. Een opmerkelijk criterium is de veronderstelde reactie van de lezer; in bibliotheken heeft | ||||||
[pagina 3]
| ||||||
men het over ‘huilboeken’ en ‘lachboeken’, naar aanleiding van dito vragen van kinderen. Enkele (sub)genres worden hieronder nader belicht. | ||||||
PoëzieVoor zover men Hieronymus van Alphen als begin van de Nederlandstalige jeugdliteratuur wil bestempelen, begint deze met poezie. Het is juister de slaap- en andere liedjes voor jonge kinderen ook tot de jeugdliteratuur te rekenen. Dan bestaat van zeer oude tijden tot op heden voor bijna iedereen de eerste kennismaking met literatuur uit poëzie. Maar al spoedig wordt de poëzie verdrongen door het proza van verhalen, romans en non-fictie. Tot op heden neemt poëzie in omvang een bescheiden plaatsje in de jeugdliteratuur in, echter met Annie M.G. Schmidt, Han Hoekstra, Miep Diekmann en vele andere bekende auteurs. Zie → Kinderpoëzie. | ||||||
TheaterDat jeugdtheater meer als genre naast dan in de jeugdliteratuur wordt gezien, ligt aan de geheel verschillende circuits waarin deze genres worden beoefend. In het algemeen bestaat trouwens in het dagelijks spraakgebruik de neiging om literatuur (is dan: gedrukte tekst) en theater naast elkaar te plaatsen, in tegenstelling tot de klassieke driedeling. Er zijn echter talrijke dwarsverbindingen, al was het maar dat zeer veel theaterstukken voor kinderen gebaseerd zijn op kinderboeken. Zie → Jeugdtheater. | ||||||
Non-fictieIn Nederlandse en Vlaamse bibliotheekkringen hanteert men hiervoor de term ‘informatieve lectuur’. De Engelse term luidt ‘non-fiction’. In het Duits spreekt men over ‘Sachbücher’. De Franse term luidt ‘documentaire boeken’. Die is mijns inziens het meest doeltreffend wegens de overeenkomst met journalistiek termgebruik in diverse media. Lange tijd was het documentaire boek het stiefkind in de jeugdliteratuur, met vermaarde uitzonderingen als het werk van Leonard de Vries. Na 1980 kwam een kentering en heden ten dage is er een ruime keuze, waarbij de verdeling over onderwerpen echter wat onevenwichtig genoemd mag worden: zie → Informatieve reeksen. | ||||||
StripsStrips worden in de Noordeuropese en Angelsaksische landen meestal beschouwd als een afzonderlijk genre naast de jeugdliteratuur, in de Zuideuropese landen evenwel als een (sub)genre binnen de jeugdliteratuur. Zoals voor jeugdtheater geldt ook voor → Strips dat dit genre een heel eigen circuit van producenten en consumenten kent, en zelfs een eigen distributiecircuit. Er zijn weinig dwarsverbanden, al worden auteurs als Raymond Briggs, Jean Dulieu en Hans G. Kresse en een tekenaar als | ||||||
[pagina 4]
| ||||||
The Tjong Khing vaak in beide genres ingedeeld. Voor de oorsprong van strips wordt vaak verwezen naar de → Kinderprenten. | ||||||
MeisjesboekenEen term die heden ten dage minder wordt gebruikt dan in de eerste helft van deze eeuw, maar niettemin nog regelmatig gehoord wordt. Recensenten mijden de term, maar argeloze klanten willen boekhandelaars en bibliothecarissen er nog wel mee bestoken. Het bestaan wordt gerechtvaardigd door onderzoek: nog altijd zijn er boeken die vrijwel uitsluitend door meisjes worden gelezen. Het oermodel werd geleverd door Top Naeff (Schoolidyllen) en zeer populair en maatgevend werd ook de Joop ter Heul-serie van Cissy van Marxveldt. Het is een verhaal waarin de hoofdrol wordt gespeeld door een meisje, en waarin de intrige wordt bepaald door verhoudingen tussen personages. Niet zelden is ook liefde in het spel. Na de jaren zestig betitelt men eigenlijk alleen de wat clichématige verhalen in bijvoorbeeld de bekende serie Witte Raven of in het werk van Leni Saris als meisjesboeken. Dat sluit niet aan op waargenomen leesgedrag. Zo worden bijvoorbeeld ‘paardenboeken’ (verhalen waarin pony's en paarden een belangrijke rol vervullen, een subgenre dat hier niet verder belicht wordt) hoofdzakelijk door meisjes gelezen, zonder dat men ze daarom meisjesboeken noemt. Zie ook → Meisjesboeken. | ||||||
JongensboekenDeze term is aanmerkelijk meer uit het spraakgebruik verdwenen dan ‘meisjesboeken’, vermoedelijk omdat veel ‘jongensboeken’ ook door meisjes worden gelezen. De term kwam begin deze eeuw in zwang en oermodellen vormen bijvoorbeeld Zeven jongens op een oude schuit van A.C. de Vletter, de Katjans-serie van J.B. Schuil of de Peter Fleming-serie van P.J. Zonruiter. Het zijn verhalen waarin de hoofdrol wordt gespeeld door een jongen, vaker nog een groep vrienden, en soms ook één of meer mannen, en waarin de intrige wordt bepaald door avontuurlijke gebeurtenissen. Men herkent het patroon in nog steeds gelezen series als de Bob Evers-serie van Willy van der Heide, de Biggles-serie van W.E. Johns en andere door recensenten weinig gewaardeerde verhalen. | ||||||
Historische jeugdliteratuurDe term is gangbaar, kan echter misverstanden wekken. Het gaat niet om in het verleden geschreven kinderboeken, maar om verhalen die in het verleden spelen. Het genre loopt uiteen van verhalen die ten doel hebben een bepaalde periode te belichten (zoals bijvoorbeeld het werk van Pieter Louwerse begin deze eeuw en Mijn vader was een dwerg van Bob Tadema-Sporry) tot verhalen | ||||||
[pagina 5]
| ||||||
waarin de intrige telt en het decor toevallig in het verleden geplaatst lijkt (zoals in de meeste boeken van Alet Schouten, maar bijvoorbeeld ook de serie over Eric de Noorman van Hans G. Kresse). Het decor kan trekken van een fantasiewereld aannemen, zoals bijvoorbeeld in De brief voor de koning en andere verhalen van Tonke Dragt. Zulke verhalen zijn dan eigenlijk geen → Historische verhalen, maar → Fantasieverhalen. Andere bekende naoorlogse Nederlandstalige auteurs van historische jeugdliteratuur zijn onder meer Johan Ballegeer, Thea Beckman, Miep Diekmann, Johan Fabricius (o.a. het klassieke De scheepsjongens van Bontekoe, dat al van voor de oorlog dateert), An Rutgers van der Loeff (De kinderkaravaan), Els Pelgrom (De eikelvreters), Ton van Reen en Tony Vos Dahmen von Buchholz. Bekende anderstalige auteurs van wie werk in het Nederlands vertaald is, zijn Rosemary Sutcliff en Leon Garfield. | ||||||
OorlogsboekenIn feite horen oorlogsboeken tot het genre historische jeugdliteratuur, maar het wordt vaker afzonderlijk als genre vermeld door het relatief grote aantal werken, waarvan het grootste deel zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog, in Nederland of (veel minder vaak) Vlaanderen. Opmerkelijk is het grote aantal → protestants-christelijke jeugdboeken binnen dit genre, waarbij onmiddellijk de namen Piet Prins en Anne de Vries genoemd moeten worden en in de zijlijn (de christelijke moraal speelt in zijn werk niet zo'n essentiële rol) K. Norel. In deze verhalen is een duidelijke scheiding tussen goed (het Verzet) en kwaad (de Duitsers) aan te wijzen, en de intrige wordt sterker bepaald door avontuurlijke gebeurtenissen dan door karakterverschillen en morele dilemma's. Een voorbeeld van een moreel dilemma als bepalend voor de intrige levert Oorlog zonder vrienden van Evert Hartman, dat de zoon van een NSB'er als hoofdpersoon heeft. Een klassiek oorlogsboek is Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank, dat men uiteraard ook kan rekenen tot het in de jeugdliteratuur weinig vertegenwoordigde genre van het dagboek. | ||||||
IndianenboekenEen ijzersterk genre, dat de indianen lijkt te kunnen overleven. Klassieke voorbeelden zijn de verhalen over Old Shatterhand en Winnetou van Karl May en de Arendsoog-serie van J. en P. Nowee. Het zijn verhalen die spelen tegen het decor van een geromantiseerd indianenbestaan, waarbij de intrige vooral bepaald wordt door avonturen. De laatste drie decennia verschenen ook verhalen die volgens vrijwel alle beoordelaars een reëler beeld geven van het werkelijke indianenleven, zoals de stripserie (!) Buddy Longway van Derib, het werk van Craig Strete, Hidden Doe van Hadley | ||||||
[pagina 6]
| ||||||
Irwin, Jenny van Kristiana Gergory en werk van Käthe Recheis.
Tot zover een greep uit de genres, die makkelijk aangevuld zou kunnen worden met bijvoorbeeld termen als realistische verhalen (zie → Realisme), paardenboeken, → Dierenverhalen, detectives (‘speurdersverhalen’ was de oude bibliotheekterm) en schoolverhalen, waarbij het onderwerp of het decor in combinatie met veelvuldig voorkomen en gemeenschappelijke kenmerken de term levert, en bijvoorbeeld tiener- of jongerenboeken of juist peuterboekjes, waarbij de leeftijd van het veronderstelde publiek bepalend is. | ||||||
Bibliografie
35 Lexicon jeugdliteratuur |
|