Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
(1990)–P.J. Harrebomée– Auteursrechtelijk beschermd[O]O.Dat is eene O met eene P (of: O, P op).Ga naar voetnoot18 Het is eene ronde O: die tapt, die moet borgen.Ga naar voetnoot19 | |
[pagina 132]
| |
Occasie.De geboorte van eene goede occasie wil eene vaardige hand van de vroedvrouw hebben. (Zie geboorte.) Die kwaad wil doen, dien ontbreekt geene occasie.Ga naar voetnoot1 | |
Ochtrup.Je gaat meê naar Ochtrup, pispotten bakken. [Men zegt dit in het oostelijke gedeelte van Gelderland tot de kinderen, die dwingen, om mede uit te gaan. Het ziet op het Pruissische stadje Ochtrup of Ochtorp, nabij onze grenzen gelegen, waar de in het spreekwoord genoemde voorwerpen in menigte vervaardigd worden.] | |
Oervede.Oervede doen.Ga naar voetnoot3 [‘Oervede doen,’ zegt smids, ‘plagt in onze taal te beteekenen, eenen Eed doen; want Oervede is een Eed, waar door de Ballingen of Bannelingen zich wel eer verbonden, dat zy zich aan 't vonnis, over hen geveld, zouden onderwerpen, en niet op de grenzen of verboden plaatsen zouden komen. En niet alleen, dat zy in ballingschap zouden gaan; maar ook, dat zy, nu verbannen geweest, en wederom hersteld zijnde, niemand, om deze verbanning, eenig ongelyk of schade zouden aandoen. Zelfs ook de geenen, die om eenige misdaad gevangen, en wederom uit de boeijen ontslagen waren; gelye ook de Krygsgevangenen, die weder vry gelaten wierden, verbonden zich op dezelfde wyze door eenen Eed.’ Dit gevoelen wordt bevestigd door hoeufft, in de jagers Taalk. Magazijn, i. bl. 163.] | |
Oester.Dat is naar de nieuwste mode, zei Geurt, en hij vereerde zijn wijf twee oesterschelpen, om er een paar oorlappen van te maken. (Zie geurt.) Dat zijn nieuwerwetsche mosselen, zei de mof, en hij zag een' emmer vol oesters. (Zie emmer.) Die oesters van de boomen plukken wil, moet naar de Indische rivierboomen gaan. (Zie boom.) Eene mossel meent eene oester, eene muis een groot vorst te wezen. (Zie mossel.) Het gelijkt ernaar als eene snottebel naar eene oester. (Zie bel.) Het zijn mosselen als oesters. (Zie mossel.) Hij gaapt als eene Zeeuwsche oester, die in de warmte komt. Hij is zoo bedaard als eene oester. Hoe gaapt dat ding zoo wijd, zei Flip, en hij zag eene open oester op strand liggen. (Zie ding.) Zijn dat nu die oesters, daar ge zoo lang van gesproken hebt? vroeg de boer aan zijn' landheer, en hij kreeg alikruiken te eten. (Zie alikruik.) | |
Oever.Groote schepen kunnen wat wagen; maar kleine moeten aan den oever blijven. Hij is aan den oever van 't verderf.Ga naar voetnoot4 | |
Offer.De winter was niet zoo koud, De paap was niet zoo oud, Dat hij om warmen dacht, Zoo lang men offer bragt.Ga naar voetnoot5 Gelijk de vinken Zitten, en kwinken In het veld, Zoo liggen de papen In de kerk, en gapen Naar 't offergeld. (Zie geld.) Hij gaat, al zou hij ten offer gaan.Ga naar voetnoot6 Hij wacht ernaar als de pastoor naar zijne offerpenningen.Ga naar voetnoot7 Hij zal wel ten offer komen. Ik wil gaan, en brengen Pilatus zijn offer.Ga naar voetnoot8 Vrouwtjes, die gaarne hier en daar een offer ontvangen, Moeten haren mans de blaauwe huik omhangen. (Zie huik.) | |
Offerande.Gehoorzaamheid is beter dan offerande. (Zie gehoorzaamheid.) Zoo de sant is, is zijne offerande.Ga naar voetnoot9 | |
Officie.Alle officiën zijn smerig behalve dat van kaarsenmaker: dat 's vettig. (Zie kaarsenmaker.) Alle officiën zijn smerig, zei de kosters vrouw, toen zij een eindje kaars uit de kerk kreeg. (Zie einde.) Bruiloften en officiën worden van den hemel toegeschikt. (Zie bruiloft.) Die het officie geeft, geeft de wijsheid niet mede.Ga naar voetnoot10 Geen officie zoo klein, of het is beter dan niets.Ga naar voetnoot11 [In denzelfden zin zegt men: Nooit ambtje zoo klein, of het is beter dan geen.] Ik heb een honorabel en profitabel officie, zei Wolfert, en hij bediende de schop- en bezemplaats als substituut. (Zie bezem.) | |
[pagina 133]
| |
Olderman.Eenmaal olderman, altijd olderman. [Dat wil zeggen: ik heb dat nu eenmaal verkregen, en behoud het dus mijn leven lang. Het is een Groningsch spreekwoord, gelijk staande met: Eens burgemeester, altijd burgemeester. Voor beide: olderman en burgemeester, geldt niet zoo zeer de betrekking als wel de titel, die eershalve bleef bestaan, ook na de aftreding.] | |
Olie.Als goede lieden kwaad worden, hebben ze den duivel in, zei Japikje Veelpraats, en hij voelde olie regenen; maar zij kwam uit Jan Goedbloeds rotting. (Zie duivel.) Als het vuurtje gestookt is, giet hij er olie in.Ga naar voetnoot1 Beter een hoer- dan een oliekoeken-huis; want er zal geen brand van komen, maar wel gebluscht worden. (Zie brand.) Dat is geen' oliekoek waard. (Zie koek.) Dat past als een stop op eene olieflesch. (Zie flesch.) Dat past erbij als een oliekoek in een treurspel. (Zie koek.) Dat recept komt wel à propos, zei snapachtige Gerrit, en hij kreeg een drachma rottingolie. (Zie drachma.) De deugd is als olie: men mag ze schudden, zooveel men wil, zij drijft altijd boven. (Zie deugd.) De goede Peterolie.Ga naar voetnoot2 [Volgens sartorius noemde men vroeger spottenderwijze die geneesmiddelen heilzaam, welke uit vele verschillende bestanddeelen waren zamengesteld, en in den vreemde bijeenverzameld. Zoo spraken onze voorouders dan ook spottenderwijze van de goede Peterolie, dat is: olie, uit eene steenrots (petra) gevloeid.] De laatste slagen geven de olie. De lamp kan zonder olie niet branden. (Zie lamp.) De olie is best in het begin, en de honig op het einde, maar in het midden dient de wijn. (Zie begin.) De oliemolen gaat als van ouds. (Zie molen.) De waarheid is als de olie: zij komt altijd boven.Ga naar voetnoot3 Die eene lamp noodig heeft (of: Die het licht van de lamp wil genieten), moet er olie indoen. (Zie lamp.) Die eenen harden kop wil verzachten, moet geoliede woorden gebruiken. (Zie kop.) Die man verkoopt een' mooijen oliekop. (Zie kop.) Die olie meet, krijgt smerige handen. (Zie hand.) Die olie uitmeet, wordt er vet van. Eene oliekruik kan niets dan olie bevatten. (Zie kruik.) Een goede naam is beter dan goede olie. (Zie naam.) Er is nog olie in de kan (of: het vat). (Zie kan.) Er is weinig (of: geene) olie in de lamp (ook wel: Het is eene lamp zonder olie). (Zie lamp.) Er moet olie wezen. [Men zegt dit, wanneer de noodige middelen, om eene zaak wel te doen slagen, ontbreken. Olie beteekent hier geld.] God giet de olie zijner barmhartigheid niet dan in gebroken vaten. (Zie barmhartigheid.) Het gaat, of 't gesmeerd is, zei Jaap; toen liet hij de oliekruik vallen. (Zie jakob.) Het is alleen profeten-werk: van een klein oliekruikje vele vaten te vullen. (Zie kruik.) Het is een oliekopje. (Zie kop.) Het is olie in het vuur.Ga naar voetnoot4 (Zie de Bijlage.) Het olie-kruis. (Zie kruis.) Hij heeft een oliekopje. (Zie kop.) Hij heeft meer olie in de lamp verbrand dan wijn gedronken. (Zie lamp.) Hij is geen oliezaad waard.Ga naar voetnoot5 Hij meet met de (of: Hij geeft) oliemaat. (Zie maat.) Hij riekt naar het geld, als een varken naar boomolie. (Zie boom.) Hij wil het vuur met olie blusschen.Ga naar voetnoot6 Iemand met muntolie wrijven. (Zie munt.) Iemand slaan, dat hij olie p....Ga naar voetnoot7 Ik ben van de wijs, zei Lijs, en zij riep krentedingetjes in plaats van oliekoeken. (Zie ding.) Mooi vet: hij is in de olie opgekookt. [Dit is het beeld van den nathals.] Non semper oleum, zei de drommel, en hij sch... in de lamp. (Zie drommel.) Olie met azijn gemengd maakt de beste saus. (Zie azijn.) Olie, wijn en een oud vriend is goede provisie.Ga naar voetnoot8 Zij razen als olie in de pan.Ga naar voetnoot9 | |
Olifant.Dat is de grootvader van de muizen, zei Egbert, en hij zag een' olifant. (Zie egbert.) Een kind zou merken, dat dit figuurlijker wijze gesproken is, en dat eene muis geen olifant, en een toren geen horen is. (Zie figuur.) Een olifant treedt onzacht.Ga naar voetnoot11 Een olifant verslindt geene muggen. (Zie mug.) Het is een regte olifant.Ga naar voetnoot12 [Naar zijne lompe leden heeft men den olifant tot het beeld der domheid gemaakt; van daar, dat men van een' domöor zegt: Het is een regte olifant.] Het zijn vrienden (of: maats) als olifanten. (Zie maat.) Hij danst als een olifant op de koord. (Zie koord.) Hij gaat van een' olifant zwanger, en brengt eene vlieg voort. Hij gelijkt hem als eene mug een' olifant. (Zie mug.) Hij kijkt, of hij een' olifant ziet vliegen. Hij maakt van eene vlieg (of: mug, ook wel: muis) een' olifant. (Zie mug.) Hij slacht den olifant: als men hem wat belooft, dan moet men hem wat geven. Hij zou een' olifant in een' pispot verdrinken. Hij zucht als een olifant. In eene luis (of: vloo) is meer wonder op te merken dan in een' olifant. (Zie luis.) | |
[pagina 134]
| |
Ommeland.Ik doe een Ommelands reisje, zei Floor, en hij liep de eene kroeg uit en de andere weêr in. (Zie floor.) | |
Omnes.Omnes al te gaar, Ik zoowel als een aâr.Ga naar voetnoot1 [Dat wil zeggen: allen te zamen, ik zoowel als een ander, niemand uitgesloten. Omnes beteekent allen.] | |
Omroeper.Hij verheft zijne stem als een bok, die wormen in zijn' aars heeft, zei Govert Wijsneus, en hij hoorde den Haagschen omroeper schreeuwen. (Zie aars.) | |
Omstandigheid.De omstandigheden veranderen de zaak. Men kan de omstandigheden niet veranderen.Ga naar voetnoot2 | |
Onbekend.Al verloren, wat men den onbekende doet.Ga naar voetnoot5 Al verloren, wat men door onbekenden doet.Ga naar voetnoot6 De onbekende is de blinde. (Zie blind.) Het is den onbekende kwaad deugd doen. (Zie deugd.) Onbekend maakt onbemind.Ga naar voetnoot7 (Zie de Bijlage.) Onbekend, onbenijd. | |
Onbetuigd.Hij heeft zich niet onbetuigd gelaten.Ga naar voetnoot11 [Dit spreekwoord is genomen uit Hand. xiv: 17.] | |
Ondankbaarheid.Doe een' guit wel, en gij wordt met ondank beloond; doe hem kwaad, en hij zal u het goede gunnen. (Zie goede.) Ondankbaarheid is onlijdelijk.Ga naar voetnoot12 Ondankbaarheid is 's werelds loon. (Zie loon.) Ondankbaarheid stinkt voor Sint Elizabeth.Ga naar voetnoot13 Op weldoen valt wel ondank in 't einde. (Zie einde.) | |
Ondergang.Hij bouwt zijn geluk op eens anders ondergang. (Zie geluk.) Zoete zang Baart ondergang.Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 135]
| |
Het is een groot onderscheid, koning zijn of niemendal. (Zie koning.) Lange mijlen leggen Tusschen doen en zeggen (of: Tusschen doen en zeggen is groot onderscheid, ook wel: Zeggen en doen is twee, en nog: Met zeggen en doen paait men er twee). (Zie mijl.) Men moet onderscheid maken tusschen straten en stegen. [Straten en stegen gelden hier voor groote en kleine belastingschuldigen; in den belastingaanslag moet men dat onderscheid inachtnemen.] Men weet geen onderscheid tusschen de regter- en linkerhand. (Zie hand.) Tusschen kakelen en kaauwen is groot onderscheid, zei de havik, en hij verscheurde de hennen. (Zie havik.) Tusschen kussen en geeselen is een groot onderscheid.Ga naar voetnoot1 | |
Onderspit.Daar niemand in eene gracht valt, zal hij haast in het onderspit geraken. (Zie gracht.) Hij geraakt (of: ligt) in (of: Hij delft) het onderspit.Ga naar voetnoot2 | |
Ondervinding.De ondervinding is de beste leermeesteresse. (Zie meesteresse.) De ondervinding is eene leerschool, waarin de lessen duur zijn. (Zie les.) De ondervinding leert alles (of: leert 't best).Ga naar voetnoot4 De ondervinding maakt bekwame menschen. (Zie mensch.) Laat de ondervinding spreken.Ga naar voetnoot5 Spreekwoorden zijn dochters der dagelijksche ondervinding. (Zie dag.) | |
Onderwind.Een klein onderwind, en dat voordachtig, Luttel woorden, en die waarachtig, Goede manieren in doen en laten, Doen menigeen komen tot hooge staten. (Zie manier.) Luttel onderwind brengt groote rust (of: maakt veel vrede).Ga naar voetnoot6 (Zie de Bijlage.) Veel onderwind, weinig rust.Ga naar voetnoot7 | |
Ondeugd.Vrome uitlanders zijn beter dan inlandsche ondeugden. (Zie land.)
Beter bloô in schande dan stout in ondeugd. (Zie blood.) Dat is eene brug gelegd voor allerlei ondeugd. (Zie brug.) De ondeugd moet eruit, zei de boer, en hij zag zijne koe k...... (Zie boer.) De ondeugd zit hem tot in het gebeente. (Zie gebeente.) Deugd wordt niet gekroond, Voor ze met ondeugd wordt beloond. (Zie deugd.) Eéne ondeugd te onderhouden, komt duurder te staan, dan twee kinderen te voeden. (Zie kind.) Hij is zoo vol ondeugd (of: leugens), als een ei vol zuivel. (Zie ei.) Hij ontziet zich niet, Wat tot ondeugd onder 't huiksken geschiedt. (Zie huik.) Nooit deugd ten ontijde, noch ondeugd in tijds. (Zie deugd.) Ondeugd loont haar' eigen' meester. (Zie meester.) Ondeugd wil in 't gemeen den naam van deugd hebben. (Zie deugd.) Tegen ondeugd is deugd medicijn. (Zie deugd.) Voor deugd ondeugd is te groot verdriet. (Zie deugd.) Weldaad Vergaat; Ondeugd Werd verheugd.Ga naar voetnoot8 | |
Ondieft.Niet te ondieft.Ga naar voetnoot9 Ondieft of niemendal. (Zie niemendal.) Ondieft stond niet lang.Ga naar voetnoot10 | |
Oneer.Den een bewijst men groote eer, en hij krijgt ze ten onregte; de ander heeft oneer, en hij kan het niet gebeteren. (Zie eer.) Die met oneer zijn besmet, Worden tot geen' staat gezet.Ga naar voetnoot12 Niet te gast gaan of te nooden, is het beste middel, om bevrijd te wezen voor oneer, schade, spijt en schande. (Zie gast.) | |
Onfeilbaarheid.In Frankrijk heeft de onfeilbaarheid zooveel te zeggen, zei Mazarin, als een jongen, die een half vat t'huis brengt. (Zie frankrijk.) | |
Ongeacht.Niemand zoo slecht of ongeacht, Of hij heeft wel een wijs woord bijgebragt.Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 136]
| |
(hunne bruiloft, of: hun been), zoo blijft men ongedeerd. (Zie beenderen.) | |
Ongelijkheid.Alle gelijk heeft nog zijne ongelijkheid. (Zie gelijkheid.) Geen blindeman zou er zooveel ongelijks gevonden hebben, daar eene mug hare beentjes aan zou kunnen hechten. (Zie beenen.) Gelijk en ongelijk at de kaas op. (Zie gelijkheid.) Ongelijk deelt zich zelf wel.Ga naar voetnoot2 Ongelijkheid wordt zelden effen.Ga naar voetnoot3 Wie wat ongelijks voorneemt, al te haast is het weder gescheiden.Ga naar voetnoot4 (Zie de Bijlage.) [Dit spreekwoord vindt zijnen grond in de moeijelijkheden, die aan ongelijke huwelijken, nog eer ze tot stand komen, verbonden zijn.] | |
Ongeluk.Alle ongelukken zijn rampen. Als ik mij voor het eene ongeluk gewacht heb, ben ik in een ander gevallen. Daar is maar geluk en ongeluk in de wereld. (Zie geluk.) Dat gaat naar Kuilenburg of naar Vianen, om er ongeluk te heelen. (Zie kuilenburg.) Dat hem alle ongeluk besta.Ga naar voetnoot5 Dat is de stapel van alle ongeluk.Ga naar voetnoot6 De deugd wast in het ongeluk. (Zie deugd.) Des eenen geluk is des anderen ongeluk. (Zie geluk.) Die een ongeluk heeft, mag naar het andere wel uitzien.Ga naar voetnoot7 Die maar een ongeluk zal hebben, kan den neus wel in zijn bed breken. (Zie bed.) Die maar een ongeluk zal hebben, kan ligt op den rug vallen, en breken den neus. (Zie neus.) Die 't eene ongeluk wil ontgaan, Ziet men in een ander slaan.Ga naar voetnoot8 Door des eenen ongeluk Komt een ander uit den druk. (Zie druk.) Dronke luî krijgen geen ongeluk. (Zie lieden.) Dwazen hebben veel ongeluk. (Zie dwaas.) Eene booze tong rigt dikwijls veel ongeluk (of: brengt dikwijls groote schade) aan.Ga naar voetnoot9 Een ongeluk heeft ligt een broêrtje of een zusje. (Zie broeder.) Een ongeluk komt zelden (of: nooit) alleen.Ga naar voetnoot10 Een ongeluk luistert naauw.Ga naar voetnoot11 Een ongeluk zit in een klein hoekje. (Zie hoek.) Er is geen ongeluk zoo groot, of er is ook nog een geluk bij. (Zie geluk.) Er zal een groot ongeluk uit broeijen. Geen trouwdag zonder ongelukken. (Zie dag.) Geluk en ongeluk, gelijk zijne geburen. (Zie buurman.) Het is een ongeluksvogel.Ga naar voetnoot12 Het lieflijk juk Baart ongeluk. (Zie juk.) Het ongeluk komt met voederen, en het gaat weg met oncen.Ga naar voetnoot13 Het ongeluk komt ons toe, gelijk de knuppels aan de honden. (Zie hond.) Het ongeluk schijnt verre, maar is dikwijls nabij.Ga naar voetnoot14 Het ongeluk wilde dat zoo.Ga naar voetnoot15 Het ongeluk wordt eens moede, ons te vervolgen. Het zou een groot ongeluk zijn, indien er twee stallen met zulk vee besmet werden.Ga naar voetnoot16 Hij heeft altijd een' rouw of een ongeluk.Ga naar voetnoot17 Hij is tot alle ongeluk opgewassen.Ga naar voetnoot18 Hij wil vrij zijn van kleinen druk, Maar valt in grooter ongeluk. (Zie druk.) In geluk voorzigtigheid, in ongeluk geduld. (Zie geduld.) In het ongeluk moet men niet versagen. Is er ongeluk of kwade maar, Dan heb ik den droes tot een Nieuwjaar. (Zie droes.) Men moet een ongeluk geen' bode zenden. (Zie bode.) Niemand kan zijn ongeluk ontkomen.Ga naar voetnoot19 Ongelukken zijn kwade kansen, al zou men zijn' duim maar in het bed breken met vlooijen knippen. (Zie bed.) Ongelukken zijn kwade kansen, zei Frederik, en hij zou op bed een' kabriool dansen, maar stiet zijn hoofd, en viel op den vloer. (Zie bed.) Raad vóór daad, zei de rademaker, en hij kapte bij ongeluk in zijn' vinger. (Zie daad.) Twaalf ambachten, dertien ongelukken. (Zie ambacht.) Wie kan tegen ongeluk!Ga naar voetnoot20 Zij heeft een ongelukje gehad. [Zij heeft een onecht kind ter wereld gebragt.] | |
Ongelukkig.De galg is voor de ongelukkigen. (Zie galg.) Hij is ongelukkig in het waarzeggen.Ga naar voetnoot21 Men is zelden zoo ongelukkig, als men zich verbeeldt. Niet ongelukkig vóór den tijd.Ga naar voetnoot22 Ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde. (Zie gelukkig.) | |
[pagina 137]
| |
Ongemak.De onkundige is oorzaak van zijn eigen ongemak.Ga naar voetnoot1 De oorlog baart groot ongemak.Ga naar voetnoot2 Er is ongemak in het hennenvoêr. (Zie hen.) Natuurlijke ongemakken kleven aan de menschheid. (Zie menschheid.) Ongemak baart rust.Ga naar voetnoot3 Wie zijnen vijand spaart, en zijnen vriend vertoornt, die komt in ongemak.Ga naar voetnoot4 | |
Ongeneugt.Rep van geene ongeneugte.Ga naar voetnoot6 Veel ongenugt Maakt veel gezucht. (Zie gezucht.) | |
Ongeval.Bij geval of ongeval. (Zie geval.) Builen en blaauwe plekken hoeden dikwijls voor ongeval. (Zie buil.) Die God mint boven al, Hem treft geen ongeval. (Zie god.) Die zijne merrie laat drinken bij alle beesten, Die zijne dochter laat gaan tot alle feesten, Heeft binnen 't jaar dit ongeval: Een hoer in huis, een guil op stal. (Zie beest.) Een ongewasschen mond heeft ongeval tot een doelwit. (Zie doel.) Gemeen ongeval maakt gemeenen rouw.Ga naar voetnoot7 Gemeen ongeval rust wel.Ga naar voetnoot8 (Zie de Bijlage.) Goede hoede verjaagt ongeval. (Zie hoede.) Het ongeval doet somtijds nut. (Zie nut.) Het ongeval leert voorzigtig zijn.Ga naar voetnoot9 Hetzij geluk of ongeval: Hij krijgt het wel, die 't hebben zal. (Zie geluk.) Is 't geluk of ongeval: Als 't God beschikt, gij krijgt het al. (Zie geluk.) Om vrij te zijn van ongeval, Zoo prijs den berg, en houd het dal. (Zie berg.) Veel ongeval Laat niemand mal. Voorzigtigheid in al Keert menig ongeval.Ga naar voetnoot10 | |
Ongewis.Al wat toekomend is, Is ongewis. Gewis gaat voor ongewis. (Zie gewis.) 't Is ongewis, Al wat hier is. | |
Ongewoonte.Ongewoonte breekt leên. (Zie lid.) Ongewoonte in 't rijden brengt (of: Nieuwe ruiters hebben ligt) smartende billen. (Zie bil.) Ongewoonte maakt blaren. (Zie blaar.) Ongewoonte maakt zachte zinnen.Ga naar voetnoot13 | |
Onheil.Die staâg voor onheil is beducht, 't Is zelden, dat hij het ontvlugt.Ga naar voetnoot17 Onheil zoekt heul. (Zie heul.) Wanneer het onheil is geschied, Dan helpt 't ontijdig klagen niet.Ga naar voetnoot18 | |
Onkruid.Aarde wil van aarde niet, 't Spek wil van den zwaarde niet (of: Onkruid uit den gaarde niet, ook wel: De kat wil uit den gaarde niet, En zij laat haar muizen niet). (Zie aarde.) Daar een boer op zijne spade leunt en gaapt, is het vreemd, dat het onkruid toeneemt? (Zie boer.) Daar is onkruid onder de tarwe.Ga naar voetnoot21 [Dit spreekwoord is ontleend aan de gelijkenis van het onkruid onder de tarwe, te vinden: Matth. xiii:24-30.] Een ieder wiedt zijn onkruid groen, - Ik heb genoeg met 't mijn te doen. Elk wiede zijn' hof, en ik den mijnen, Zoo zal het onkruid haast verdwijnen. (Zie hof.) Er groeit veel onkruid in vrouweschoenen. Het onkruid wast zonder zaaijen (of: van zelf, | |
[pagina 138]
| |
ook wel: weliger dan het gezaaide). (Zie gezaaid.) Onder het beste graan vindt men wel onkruid. (Zie graan.) Onkruid Spruit uit (of: Gaat niet uit, ook wel: vergaat niet, verderft noode, wast haast, alsmede: blijft altijd boven).Ga naar voetnoot1 Van het onkruid dient niet het loof alleen, maar ook de wortel uitgetogen. (Zie loof.) Viooltjes groeijen ook tusschen onkruid. Wied het onkruid uit, eer het wortel schiet. | |
Onkundig.De onkundige heeft eerst misdaan.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.) De onkundige is oorzaak van zijn eigen ongemak. (Zie ongemak.) | |
Onlust.Onlust maakt ouderdom.Ga naar voetnoot3 Onrust Maakt onlust.Ga naar voetnoot4 Volg den lust, en hij baart onlust. (Zie lust.) 's Werelds lust is onlust. (Zie lust.) | |
Onmagt.De schepen liggen in onmagt.Ga naar voetnoot5 Tweedragt Breekt kracht (of: Maakt onmagt). (Zie kracht.) | |
Onnoozel.Al wordt de onnoozele beschuldigd, Zijne onnoozelheid blijft boven, en wordt vermenigvuldigd.Ga naar voetnoot7 De onnoozele moet het altijd bekoopen.Ga naar voetnoot8 De onnoozelen (of: onschuldigen) moeten de ballen (of: het gelag) betalen. (Zie bal.) De onnoozelen spelen met de beurs - en de kloeken met het geld. (Zie beurs.) Hij is zoo onnoozel niet. | |
Onnoozelheid.Al wordt de onnoozele beschuldigd, Zijne onnoozelheid blijft boven, en wordt vermenigvuldigd. (Zie onnoozel.) De onnoozelheid brengt hare onschuld mede.Ga naar voetnoot9 De onnoozelheid moet zwichten, zei David, en hij zag eene muís door eene kat opeten. (Zie david.) Onnoozelheid is vrijmoedig. O vermoorde onnoozelheid! zei droevige Willem, en hij zag eene luis op een' kam geknipt. (Zie kam.) | |
Onnut.Die zich zelven is onnut, Hoe zou die andren zijn ten stut!Ga naar voetnoot10 Hij is onnut, die nergens toe dient. | |
Onraad.Er is onraad in de wacht (of: aan boord). (Zie boord.) Johan! ik geloof, dat er onraad op de kust is, riep het schoone moffinnetje tot haar' man; ik voelde daar zoo'n zachte hand. (Zie hand.) Onraad Neemt zak en zaad.Ga naar voetnoot11 Waar het regt te gronde gaat, Ontstaat niet dan onraad. (Zie grond.) Zonder vrienden kwaad; Veel vrienden onraad. (Zie kwaad.) | |
Onregt.Arme lieden moeten altijd onregt hebben. (Zie lieden.) Den een bewijst men groote eer, en hij krijgt ze ten onregte; de ander heeft oneer, en hij kan het niet gebeteren. (Zie eer.) De wetten beletten geweld en onregt. (Zie geweld.) Die het eerst begint te schelden, heeft het onregt aan zijne zijde.Ga naar voetnoot12 Een man heeft weinig eere, als hij eene vrouw slaat: is zij boos, zoo helpt het niet, en is zij vroom, zoo doet hij haar onregt. (Zie eer.) Eén penning met regt is beter dan duizend met onregt. Eens onregt, altijd onregt.Ga naar voetnoot13 Het hoogste regt is het hoogste onregt.Ga naar voetnoot14 Het is beter, onregt te lijden, dan onregt te doen.Ga naar voetnoot15 Het is onregt, dat de balk den splinter berispt. (Zie balk.) Onregt zal niet gedijen (of: beklijven).Ga naar voetnoot16 Onthoud geen' Kleinhans 't regt, als Groothans onregt doet. (Zie hans.) Schade, zorg (of: Onregt) en klage Wassen alle dage. (Zie dag.) Wat honderd jaar onregt is geweest, dat wordt nimmer regt. (Zie jaar.) Wat van daag onregt is, is morgen geen regt. (Zie dag.) | |
Onrust.Die gerust mag slapen, rust van onrust.Ga naar voetnoot18 Die onrust zaait, Moeite maait. (Zie moeite.) Een klein vogeltje in een klein nestje rustig leeft, Daar menige grootere vogel in zijn groot nest van onrust beeft. (Zie nest.) Geld baart onrust. (Zie geld.) Onrust Is u winst en lust. (Zie lust.) Onrust Maakt onlust. (Zie onlust.) Onrust woont in de wereld.Ga naar voetnoot19 Te veel omzien maakt onrust.Ga naar voetnoot20 | |
[pagina 139]
| |
Uit lust Volg onrust. (Zie lust.) Zwijgen en denken maakt geene onrust.Ga naar voetnoot1 | |
Ons.Beter een ons geluk dan een pond wijsheid. (Zie geluk.) Een ons geduld is meer dan een pond verstand. (Zie geduld.) Een ons van aangeërfd verstand gaat vijf pond van gewonnen kennis te boven. (Zie kennis.) Een pond zorg kan nog geen ons schuld betalen.Ga naar voetnoot2 Het kwaad komt met ponden, en het gaat weg met oncen. (Zie kwaad.) Het ongeluk komt met voederen, en het gaat weg met oncen. (Zie ongeluk.) | |
Onschuld.De onnoozelheid brengt hare onschuld mede. (Zie onnoozelheid.) Hij wascht zijne handen in onschuld. (Zie hand.) Onnutte vrees of ijdle waan Brengt nimmer ware onschuld aan.Ga naar voetnoot3 Zijne onschuld beschut hem gelijk een stalen muur (of: gelijk een ijzeren wand en bolwerk). (Zie bolwerk.) | |
Onschuldig.Beter een schuldige vrijgelaten, dan een onschuldige gestraft.Ga naar voetnoot4 De onnoozelen (of: onschuldigen) moeten de ballen (of: het gelag) betalen. (Zie bal.) De onschuldige heeft veel te lijden. De onschuldige moet de pap koelen, zei de otter, en hij verslond de visch.Ga naar voetnoot5 De onschuldigen moeten menigmaal met de schuldigen lijden. Die het weet, maar niet beletten kan, is onschuldig.Ga naar voetnoot6 Eenvuldig, Onschuldig. (Zie eenvoudig.) | |
Onsterfelijkheid.Dat bewijst niets voor de onsterfelijkheid der ziel. [Dat wil zeggen: de gronden, die gij voor de zaak hebt, mogen al geldig zijn, het bewijst toch niet alles. Wie zich met een' kwinkslag van eene zaak wil afmaken, bezigt dit spreekwoord. De in behandeling zijnde zaak was wel bewezen, althans partij kon zich niet meer verdedigen. Dit echter wil hij niet bekennen, en daarom spreekt hij over een onderwerp, dat niet in behandeling was. Zijn repliek is: al wat gij aangevoerd hebt, bewijst niets voor de onsterfelijkheid der ziel; ergo hebt ge 't pleit niet gewonnen.] | |
Onstuimigheid.Hij gelijkt de visch, die noch modderig noch zout wordt, door de onstuimigheid en door het zout der zee. (Zie modder.) | |
Ontijd.Beter in den tijd dan ten ontijde.Ga naar voetnoot8 (Zie de Bijlage.) Beter ten ontijde dan nimmermeer (of: Beter immer Dan nimmer). (Zie immer.) Hij komt altoos ten ontijde.Ga naar voetnoot9 Nooit deugd ten ontijde, noch ondeugd in tijds. (Zie deugd.) Tusschen Paschen en Pinksteren (of: Ten ontijde) vrijen de onzaligen.Ga naar voetnoot10 Zoo ontijdig als een varken.Ga naar voetnoot11 | |
Ontkoming.Dat is een Pella ter ontkoming.Ga naar voetnoot12 [Pella is een stadje in het Overjordaansche, werwaarts de Christenen, bij de verwoesting van Jeruzalem, aan de vervolging ontkwamen, en daar zij, uithoofde eener vrijwillige onderwerping aan de Romeinen, veilig waren.] | |
Ontrouw.Eenen ontrouwe en eenen dief vindt men eer dan den getrouwe, waarnaar men zoekt. (Zie dief.) Wie ontrouw is, die gelooft en betrouwt niemand.Ga naar voetnoot14
Ontrouw slaat haar' eigen' heer (ook wel: zich zelve). (Zie heer.) Ontrouw wordt gaarne met ontrouw betaald.Ga naar voetnoot15 Trouw heeft brood, Als ontrouw ligt in grooten nood. (Zie brood.) | |
Ontvanger.Harmen is de ontvanger der verteerde kosten. (Zie harmen.) Het is goed, eene ontvangers vrouw te zijn; maar kwaad, de weduwe.Ga naar voetnoot16 [Die wat ontvangt, kan ook wat uitgeven; maar houdt 't ontvangen op, dan moet het uitgeven wel achterwege blijven.]
Hij geeft al vrij wat weg, als hij bij den ontvanger is. [Ontvanger is euphemistisch de uitdrukking voor de plaats der onreinheden.] | |
[pagina 140]
| |
Onvrij.Al te vrij is fij (of: wordt onvrij). (Zie fij.) Geven is vrij, nemen is onvrij.Ga naar voetnoot6 Liever dood dan onvrij. (Zie doode.) | |
Onweder.Daar broeit een onweêr. Daar is onweêr in zee.Ga naar voetnoot8 Die wind zaait, zal onweêr maaijen. Een geruste slaap vreest geen onweêr.Ga naar voetnoot9 Er is onweêr aan de lucht. (Zie lucht.) Hem hangt een onweder boven het hoofd. (Zie hoofd.) Het is een on weêrsvogel.Ga naar voetnoot10 Het onweder drijft af (of: is over).Ga naar voetnoot11 Het onweêr is niet van de lucht. (Zie lucht.) Hij heeft altijd onweêr in het hoofd. (Zie hoofd.) Hij heeft dat onweêr wel aan zien komen. Hij loopt ertegen in als een bul tegen eene onweêrsbui. (Zie bui.) Hij ziet veel onweêr te voren, om niet in zee te gaan. [Dat is, gelijk men met een ander spreekwoord zegt: Hij zoekt veel (of: duizend) uit- (bij-, of: om-) wegen, om er vrij van te komen.] Hoe komt ons dit onweder aan?Ga naar voetnoot12 Meeuwen aan land, Onweêr aan strand (of: Storm voor de hand). (Zie hand.) Men eet daar storm- en onweêr-kost. (Zie kost.) Men moet zich tegen storm en onweêr van rok en regenkleed voorzien. (Zie kleed.) Men weet niet, waar het onweêr zal losbarsten. Na groote stilte, groot onweder.Ga naar voetnoot13 Na het onweder volgt schoon weder.Ga naar voetnoot14 Tijds genoeg, te schuilen, als het onweêr komt.Ga naar voetnoot15 | |
Onwetendheid.De onwetendheid is een zacht oorkussen. (Zie kussen.) Geen kwaad, dat verder is verspreid, Dan ziekten en onwetendheid. (Zie kwaad.) Onbekendheid maakt onwetendheid. (Zie onbekendheid.) Onwetendheid baart stoutmoedigheid.Ga naar voetnoot16 Onwetendheid en laatdunkendheid gaan te zamen. (Zie laatdunkendheid.) Onwetendheid is doof.Ga naar voetnoot17 Onwetendheid is geene zonde.Ga naar voetnoot18 Onwetendheid maakt schuld.Ga naar voetnoot19 | |
Onwijs.De onwijze geeft altemet wijzen raad.Ga naar voetnoot20 De tijd leert staâg wijzen en onwijzen.Ga naar voetnoot21 Hij is onwijs, die zich zelven niet deugt.Ga naar voetnoot22 Hij is wel onwijs, die van eenen zot wijsheid vergt.Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.) | |
Onzalig.Daar worden geene onzaligen met wijn begoten.Ga naar voetnoot24 Lang arm. lang onzalig. (Zie arme.) Tusschen Paschen en Pinksteren (of: Ten ontijde) vrijen de onzaligen. (Zie ontijd.) | |
Onzeker.Het is een zot, die het zekere voor het onzekere laat varen.Ga naar voetnoot25 Timmer niet op het onzeker.Ga naar voetnoot26 | |
Ooft.Het is hard ooft, dat de tijd niet meukt.Ga naar voetnoot29 Rijp ooft, Haast geroofd.Ga naar voetnoot30 (Zie de Bijlage.) | |
Oog.Al komt de wolf tot den priester, en zet men hem voor het boek, om psalmen te lezen, toch houdt hij een oog naar het bosch gekeerd. (Zie boek.) | |
[pagina 141]
| |
Als de mensch zijne oogen sluit, Is voor hem de wereld uit. (Zie mensch.) Als men de haven in het oog krijgt, loopt men binnen. (Zie haven.) Alsof gij het voor uwe oogen zaagt.Ga naar voetnoot1 Al te ligt heeft men een kwaad oog.Ga naar voetnoot2 Al te scherp gezien, maakt kwade oogen. Beter is de schaamte in de oogen, dan eene vlek in het hart. (Zie hart.) Bind de kat voor de knie, dan hebt gij vier oogen. (Zie kat.) Breng de kraai op, en zij zal u (of: uw kind) de oogen uitpikken. (Zie kind.) Daar het harte, daar de oogen. (Zie hart.) Daar is geen oog op te houden.Ga naar voetnoot3 Daar is niet zooveel gebleven, als hem in zijne oogen steekt.Ga naar voetnoot4 Daar zal liefde zijn, zoo lang er oogen en schoonheid in de wereld zullen zijn. (Zie liefde.) Daar zich de tong vermaakt, moet het oog geen' honger lijden. (Zie honger.) Dat dient hem (of: Het sluit, ook wel: Hij is zoo welkom) als eene vuist in het oog.Ga naar voetnoot5 Dat is een man, die uit zijne oogen ziet. (Zie man.) Dat is maar voor het oog. Dat is vlak in 't oog, zei Maaitje van Overschie. (Zie maaitje van overschie.) Dat profijt steek ik wel in mijn oog.Ga naar voetnoot6 Dat springt in 't oog. Dat steekt zijne oogen uit.Ga naar voetnoot7 Dat zal mij gemakkelijk vallen, zei Koen: als ik sterf heb ik er maar één te sluiten; hij meende zijn oog, want hij had er maar één. (Zie koenraad.) Dat zal u in het oog druipen.Ga naar voetnoot8 [Dat wil zeggen: die zaak zalu pijnlijk zijn. Door het indruipen van eenig scherp vocht, wordt het oog gevoelig aangedaan. Men bezigt deze spreekwijze, wanneer eene verkeerde daad hare onaangename gevolgen te gemoet doet zien.] De beste mest op den akker is des meesters oog en voet. (Zie akker.) De bosschen hebben ooren, en de velden oogen. (Zie bosch.) De deugd (vriendschap, of: vriendelijkheid) ziet hem ten oogen uit, gelijk den beul de barmhartigheid. (Zie barmhartigheid.) De dokter kan ons met de oogen niet genezen. (Zie dokter.) De dood ziet hem uit de oogen. (Zie dood.) De duivel ziet hem de oogen uit. (Zie duivel.) De dwaasheid heeft arends vleugelen, maar uils oogen. (Zie arend.) De eene kraai (of: raaf) pikt de andere geeneoogen uit. (Zie kraai.) De gaauwigheid ziet hem de oogen uit. (Zie gaauwigheid.) De goederen dezer wereld zijn gelijk aan sneeuwvlokken, die de oogen verblinden, en weldra versmelten. (Zie goed.) De honger ziet hem ten oogen uit. (Zie honger.) De liefde klapt uit hare oogen, en dringt door den handschoen heen. (Zie handschoen.) De luiheid ziet hem uit de oogen. (Zie luiheid.) De min Komt door de oogen in. (Zie min.) Den arme ziet men met halve oogen, den rijke met heele oogen aan. (Zie arme.) Den dood onder de oogen zien. (Zie dood.) De nijd ziet hem de oogen uit. (Zie nijd.) De oogen moeten vol zijn vóór den aars (of: den buik). (Zie aars.) De oogen uitkijken.Ga naar voetnoot9 De oogen van den zieke kunnen geen licht verdragen. (Zie licht.) De oogen zien verder (ook wel: zijn altijd grooter) dan de buik (of: de maag). (Zie buik.) De oogen zijn de vensters van het hart. (Zie hart.) De schillen vielen hem van de oogen af. [Dit spreekwoord is ontleend aan Hand. ix:18.] De schoonheid der vrijster ligt in 's vrijers oog.Ga naar voetnoot10 De wolf heeft altijd het oog op het schaap.Ga naar voetnoot11 De wreedheid ziet hem de oogen uit.Ga naar voetnoot12 [De oogen zijn de tolken der ziel, de vensters van het hart, en is het dus niet te verwonderen, dat eene zaak, 'tzij kwaad of goed, iemand ten oogen uitziet. Daarom zegt men, in schertsenden zin, dat de deugd, vriendschap en vriendelijkheid, - als natuurlijke gesteldheid, dat de dood, gaauwigheid en honger, - en als kwade eigenschap, dat de duivel, luiheid, nijd en wreedheid iemand de oogen uitzien, gelijk door verschillende spreekwoorden van deze rubriek wordt aangetoond.] Die blind wordt, komt het eerst in de oogen. (Zie blind.) Die boven zijn hoofd kapt, dien vallen de spaanders in de oogen. (Zie hoofd.) Die dat gelooft, heeft een kalf in het lijf (of: oog). (Zie kalf.) Die goed bidt, heeft geene oogen, zei heeroom. (Zie heeroom.) Die in het vuur blaast, dien vliegen de vonken in de oogen.Ga naar voetnoot13 Die maar één oog heeft, wrijft het dikwijls (bewaakt het naauw, of: trakteert het zacht).Ga naar voetnoot14 (Zie de Bijlage.) Die niet oogluiken kan, en zien door de vingers, dient niet te heerschen over stad of kinders. (Zie kind.) Die 't betuigen der oogen acht, Die timmert op ijs van éénen nacht. (Zie ijs.) Die verkoopt, behoeft maar één oog; maar die koopt, dien zijn twee niet genoeg (of: die heeft er wel honderd noodig).Ga naar voetnoot15 Die wat hebben wil, die moet erom uitzien, zei Geurt, en hij kreeg een' dikken neus en twee blaauwe oogen. (Zie geurt.) Die zijne handen niet bedwingen wil, die bedwinge zijne oogen. (Zie hand.) | |
[pagina 142]
| |
Die zijne oogen voor zich heeft, struikelt niet.Ga naar voetnoot1 Dikwijls heeft men een oog op den hond om des meesters wille. (Zie hond.) Een ander het kaf uit de oogen willen doen. (Zie kaf.) Een ander oog, maar dezelfde pers. Eene deugdzame vrouw heeft ooren noch oogen.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.) Eene keukenmeid moet het eene oog naar de pan, en het andere naar de kat hebben. (Zie kat.) Eene mug steekt wel een' leeuw in 't oog. (Zie leeuw.) Een kalf met één oog kan dat gemakkelijk zien. (Zie kalf.) Een kwaad oog moet men niet raken.Ga naar voetnoot3 Een kwaad oog op iemand hebben. Eén ooggetuige is geloofwaardiger dan tien oorgetuigen. Een timmermans oog liegt niet. Een valken-oog, een leeuwen-hart en eene jufferhand is den medicijnmeester noodig. (Zie hand.) Een vriend, die vriend is om 't profijt, Een zwaluw, die in de oogen sch... [Bij dit spreekwoord van den schijnvriend ziet men op het geval met tobias.] Een wijs man heeft steeds den dood voor oogen. (Zie dood.) Een zeer oog kan het licht niet verdragen. (Zie licht.) Een zeer oog moet met den elleboog verbonden worden. (Zie elleboog.) Eer, geloof en oog lijden geene scherts. (Zie eer.) Er begint zand in de oogen te vallen. [De slaap overvalt hem.] Ga uit mijne oogen.Ga naar voetnoot4 Geef hem een' wetsteen, dat hij de oogen droogt.Ga naar voetnoot5 (Zie de Bijlage.) [Men zegt dit van iemand, die zijne geveinsde tranen niet kwijt kan raken.] Geen beter loog Dan 't vrouwen-oog. (Zie loog.) Gelijke schotels maken geen leep oog.Ga naar voetnoot6 Gij schuilt, maar in allemans oog. (Zie man.) Hare oogen glimmen als eene kool. (Zie kolen.) Heeren (of: Schouten) hebben veel ooren en oogen. (Zie heer.) Heeren-oogen maken schoone paarden. (Zie heer.) Hetgeen het oog niet ziet, bekoort (of: begeert, ook wel: bekommert, bezwaart, deert, of: smart) het hart niet. (Zie hart.) Het geschiedt zelden, dat men zonder twist en oproer de kraaijen de oogen uitsteekt. (Zie kraai.) Het goud, dat schoon in 't oog is, Velt alles, zelfs wat hoog is. (Zie goud.) Het heeft geen oog.Ga naar voetnoot7 Het is al prijs, wat schepen de oogen aanschouwen. Het is ieder niet gegeven, ajuin met drooge oogen te schillen. (Zie ajuin.) Het is jonker Jan in het oog. (Zie jan.) Het is verzwonden voor 's menschen oogen. (Zie mensch.) Het is zout in het zeere oog.Ga naar voetnoot8 Het oog in het venster, en de aars op het kakhuis. (Zie aars.) Het oog is leidsman van de min, En brengt vooreerst de lusten in. (Zie leidsman.) Het oog is 's harten tuig. (Zie hart.) Het oog is vies van 't licht: 't Wil wisslen, of het zwicht. (Zie licht.) Het oog Omhoog.Ga naar voetnoot9 Het oog op niemands brief (of: boek), noch de hand in iemands kast (of: beurs). (Zie beurs.) Het oog van den meester is de beste haver voor de paarden. (Zie haver.) Het oog van den meester maakt het paard (of: de kudde) vet, En dat van het vrouwtje de kamers net. (Zie kamer.) Het oog van den meester wint meer dan zijne beide handen. (Zie hand.) Het oog vangt en laat omvatten.Ga naar voetnoot10 Het oog wijst, Wat 't hart prijst. (Zie hart.) Het oog wil ook wat hebben, zei de man, en toen sloeg hij zijne vrouw een blaauw gezigt. (Zie aangezigt.) Het oog wil zijn deel niet. (Zie deel.) Het speelt mij in 't oog, dat ik mijn wil zal zien.Ga naar voetnoot11 Het steekt hem in de oogen. Het voorhoofd en de oogen zijn de tolken van het hart (of: Uit het voorhoofd en de oogen kent men het hart). (Zie hart.) Het vuur springt hem uit de oogen. Het wordt hem groen en geel voor de oogen. Hetzij voor mannen of voor vrouwen: Beter naar 't oor dan 't oog te trouwen. (Zie man.) Hij begoochelt hem de oogen.Ga naar voetnoot12 Hij draait hem een rad voor de oogen.Ga naar voetnoot13 Hij durft den hoed niet uit zijne oogen zetten. (Zie hoed.) Hij durft hem goed onder de oogen zien.Ga naar voetnoot14 Hij geeft hem een oogje. [Hij lonkt hem toe, en geeft alzoo een teeken van geheime verstandhouding.] Hij geeft zijne oogen den kost. (Zie kost.) Hij gunt hem het licht in de oogen niet. (Zie licht.) Hij heeft Argus-oogen. (Zie argus.) Hij heeft balken onder zijne oogen. (Zie balk.) Hij heeft daar een scheel oog op.Ga naar voetnoot15 Hij heeft den buik eer vol dan de oogen. (Zie buik.) Hij heeft den wind vlak in 't oog.Ga naar voetnoot16 [Al, wat hij onderneemt, loopt hem tegen.] Hij heeft de oogen zoo diep in het hoofd, dat hij niet ziet, wat omtrent hem is. (Zie hoofd.) Hij heeft eene vlek op het oog. [Het begint den drinkebroêr te schemeren.] Hij heeft een schoolmeesters oog. (Zie meester.) Hij heeft geene oogen genoeg. Hij heeft goed uit zijne oogen gezien. Hij heeft hem in 't oog. Hij heeft het met leede oogen aangezien. Hij heeft katoogen. (Zie kat.) Hij heeft kippeoogen. (Zie kip.) Hij heeft menigen mol de oogen geopend, en menigen hond gestild. (Zie hond.) | |
[pagina 143]
| |
Hij heeft nog geen oog geloken (of: kan geen oog luiken).Ga naar voetnoot1 Hij heeft oogen in het hoofd. (Zie hoofd.) Hij heeft ook oogen in zijn' nek. (Zie nek.) Hij heeft schelvisch-oogen.Ga naar voetnoot2 Hij heeft Schiedam beet (of: in 't oog). [Wanneer iemand, door den drank bevangen, zich naauwelijks op de beenen weet te houden, zegt men: Hij heeft Schiedam beet (of: in 't oog), en wanneer hij erbij neêrvalt: Schiedam heeft hem beet (of: in 't oog).] Hij heeft voorntjes oogen. [Dat zijn kleine oogen, met roode kringen erom heen.] Hij heeft zijne oogen op zak. [Dat is: hij ziet niet, wat om hem heen gebeurt, en laat zich van alle kanten en door iedereen bedotten.] Hij houdt er een wakend oog over.Ga naar voetnoot3 Hij is hem een doorn in het oog. (Zie doorn.) Hij is met beide oogen stekeblind. (Zie blind.) Hij is met een blaauw oog tevreden.Ga naar voetnoot4 Hij is niet blind, maar zonder oogen. (Zie blind.) Hij is te lui, dat hij uit zijne oogen ziet. (Zie luiaard.) Hij kan zijne eigene oogen niet gelooven. Hij kijkt door eens anders oogen. Hij kijkt uit zijne laatste oogen. Hij klaagt het zijnen oogen.Ga naar voetnoot5 Hij knipt een oogje. Hij komt er met een blaauw oog af. Hij komt u schoon voor oogen, maar meent het niet.Ga naar voetnoot6 Hij kreeg er een schalk (of: kwaad) oog op.Ga naar voetnoot7 Hij krijgt den rook van den vijand in de oogen. Hij laat het oogluikende toe.Ga naar voetnoot8 Hij laat zijne oogen weiden.Ga naar voetnoot9 Hij lacht, dat zijne oogen ervan overloopen. Hij loopt in het oog (of: den kijker). (Zie kijker.) Hij maakt hem blind met ziende oogen.Ga naar voetnoot10 Hij meent zich te zegenen, en hij steekt zijne vingers in de oogen.Ga naar voetnoot11 Hij moest beter uit zijne oogen gezien hebben.Ga naar voetnoot12 Hij raakt het paard juist in 't oog.Ga naar voetnoot13 Hij schreit zijne oogen uit.Ga naar voetnoot14 Hij sluit zijne oogen voor de waarheid. Hij spot met hem in zijne oogen.Ga naar voetnoot15 Hij staroogt al, eer hij de maan ziet. (Zie maan.) Hij steekt hem de oogen uit.Ga naar voetnoot16 [Dat is: hij maakt hem blind; hij weet te bewerken, dat een ander zich houdt, alsof hij de zaak niet zag. Dit geschiedt door omkooping. Ook in den zin van schitteren en boven anderen uitblinken, wordt het spreekwoord gebruikt.] Hij steekt in de spotterij tot de oogen toe, en nog wil hij met een ander spotten.Ga naar voetnoot17 Hij strooit (of: werpt) hem zand in de oogen.Ga naar voetnoot18 Hij valt erop aan, of hij het met zijne oogen wil verslinden. Hij waagt er een blaauw oog aan.Ga naar voetnoot19 [Dat wil zeggen: er is gevaar bij zijne onderneming; maar hij schroomt dat niet. Zie de beteekenis van blaauw bij de spreekwoorden over dat onderwerp.] Hij wilde hem wel met de oogen dooden. Hij wordt als bloed onder de oogen. (Zie bloed.) Hij wordt leverkleurig onder de oogen. (Zie kleur.) Hij wordt vuurrood onder de oogen (of: Hij wordt zoo rood als een vuur).Ga naar voetnoot20 Hij wordt zoo bleek onder de oogen als asch. (Zie asch.) Hij zal het u op uwe oogen zetten.Ga naar voetnoot21 [Hij dringt sterk op de beslissing eener zaak aan.] Hij zeide niet eens: blaauw is uw oog.Ga naar voetnoot22 [Men zegt dit van een' onverschillig' mensch. Een blaauw geslagen oog is voor elk zigtbaar. Wie zoo iets niet opmerkt, ziet al zeer weinig.] Hij zet groote oogen op. Hij ziet alle ding met kwade oogen aan. (Zie ding.) Hij ziet als eene rat uit zijne oogen.Ga naar voetnoot23 Hij ziet den dood onder de oogen. (Zie dood.) Hij ziet door een paardenoog. [Hij ziet de voorwerpen vergroot.] Hij ziet eene vezel in eens andermans oogen. (Zie man.) Hij ziet met arendsoogen rond (of: om). (Zie arend.) Hij ziet met het oog, wat het hart gelooft. (Zie hart.) Hij ziet uit zijne oogen als een Maartsche kater. (Zie kater.) Hij ziet uit zijne oogen als een schichtig paard. Hij zit nog op mijn oog. Hij zoekt met het oog, daar hij mede eet. Hij zoekt met het wit van het oog. [Hij ziet het voorwerp voorbij, en vindt het dus niet.] Hij zou klagen (of: Hij heeft nimmer genoeg), al had hij beide oogen in de hand. (Zie hand.) Hij zou u het wit uit de oogen stelen.Ga naar voetnoot24 Hij zuipt zoo, dat hij zijne oogen verkeert.Ga naar voetnoot25 Hoop het of geloof het niet, Als 't uw eigen oog niet ziet. Huishouders moeten meer dan twee oogen hebben. (Zie huishouder.) Iemand de oogen openen. Iemand iets voor oogen houden (of: stellen).Ga naar voetnoot26 Iemand in het oog houden.Ga naar voetnoot27 Iemand met bedroefde oogen aanzien.Ga naar voetnoot28 Iemand met geene goede oogen aanzien.Ga naar voetnoot29 | |
[pagina 144]
| |
Iemand naar de oogen zien.Ga naar voetnoot1 Iets op het oog hebben. Ik heb eene galg in het oog, zei het wijf, en zij zag er haar' man aanhangen. (Zie galg.) Ik heb het met mijne eigene (of: voor mijne) oogen gezien.Ga naar voetnoot2 Ik heb volop gehad, zei de jongen tegen zijn' vaâr, en hij kwam met twee blaauwe oogen en een' dikken neus t'huis. (Zie huis.) Ik wilde den man gaarne voor mijne oogen zien. (Zie man.) Ik zou daar niet wederkeeren, om een oog te halen, ware het, dat ik het daar gelaten had.Ga naar voetnoot3 Indien zon en maan twee oogen aan den hemel waren, de hemel zoude scheel zien. (Zie hemel.) In eens anders oog ziet hij een kaf, Maar in zijn eigen oog ziet hij geen' staf. (Zie kaf.) In het eigen oog blinkt alles liefelijk.Ga naar voetnoot4 In het huwelijk moet men van weêrszijden één oog toedoen. (Zie huwelijk.) Jongens, doe je oogen toe. (Zie jongen.) Kijk eens in mijn linkeroogje. [Men zegt dit, het linkeroog knippende, tot iemand, om hem te kennen te geven, dat men wel bevroedt, dat hij erop uit is, om ons te verschalken, maar dat hem dit niet zal gelukken.] Laat ons moedig handelen, oogen en ooren toedoen, en niet versagen.Ga naar voetnoot5 Lichte dag, lichte oogen. (Zie dag.) Ligt je hoed, dan ziet men onder je oogen, wat je voor wezen hebt. (Zie hoed.) Look en rook, uijen en bruijen, waken en braken Zijn zes zaken, die kwade oogen maken. (Zie look.) Men kan dat met een half oog wel zien.Ga naar voetnoot6 Men kan de oogen niet in den zak steken. Men kan het met geene drooge oogen aanzien. Men kan ook lagchen, dat men traanoogt.Ga naar voetnoot7 Men moet een oog in het zeil houden.Ga naar voetnoot8 Men moet geene schele oogen (of: geen scheel kind) maken. (Zie kind.) Men moet uit eigen oogen zien.Ga naar voetnoot9 Men ziet den splinter in eens anders oog, maar niet den balk in ons eigen. (Zie balk.) Men ziet het met twee oogen wel, waarvan het eene blind is, en het andere niet zien kan. Men zoude er wel een oog aan gewaagd hebben. [Met kijken nl. naar een schoon voorwerp, - als zou men daardoor in gevaar zijn, een oog te verliezen.] Men zoude hem den buik wel verzadigen, konde men hem maar de oogen vullen. (Zie buik.) Met gemak, zei Roorda, en hij kreeg eene vuist in 't oog. (Zie gemak.) Mijne oogen zijn geene kousen. (Zie kous.) Mijn oog kan wel missen, zei de schipper, en hij zag eene boot voor eene buis aan. (Zie boot.) Minnaars oogen zijn geen mannen oogen. (Zie man.) Mond toe, oogen open. (Zie mond.) Mundus vult decipi, zei de kwakzalver op het theater, En hij verkocht den luî krotensop voor oogwater. (Zie kroot.) Neem de oogen in de hand, en zie door de gaten. (Zie gaten.) Niemand weet, wat hem aan het oog hangt.Ga naar voetnoot10 Niet is goed in een zeer oog.Ga naar voetnoot11 Niet is goed voor de oogen, maar kwaad voor de tanden.Ga naar voetnoot12 (Zie de Bijlage.) Onder geburen valt een leep oog. (Zie buurman.) Onder vier oogen.Ga naar voetnoot13 Ongelijke schotels (of: deelen) maken schele oogen (of: broeders). (Zie broeder.) Op één oog na was de koe blind. (Zie koe.) Pas op, dat je geene zeere oogen krijgt. [Men bezigt dit spreekwoord, als iemand naar iets ziet, dat tot het irotische behoort.] Poesje is 't oog uit.Ga naar voetnoot14 (Zie de Bijlage.) [Dat wil zeggen: die man is geweldig boos. Het spreekwoord is genomen van eene kat, die het oog door een' hond is uitgebeten, of door eene andere kat is uitgekrabd. De toestand, waarin zich deze dan bevindt, grenst aan razernij. Strekken de handelingen van iemand daarheen, om een ander zeer boos te maken, dan zegt men: Zoo raakt poesje het oog uit.] Schiedam heeft hem beet (of: in 't oog). Schoon voor de oogen en vuil achter den rug zijn afkeerlijke gebreken. (Zie gebrek.) Schoon vóór het oog, maar valsch achter den rug.Ga naar voetnoot15 (Zie de Bijlage.) Twee oogen hebben van eenen valk, of niet eens een valk.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Twee oogen zien meer dan één (ook wel: Vier oogen zien meer dan twee).Ga naar voetnoot17 Twee oogen zijn niet genoeg, om eene vrouw te kiezen.Ga naar voetnoot18 Uit het oog, uit het hart. (Zie hart.) Verwonnen oog, begonnen min. (Zie min.) Vlak in mijn oog, zei Lekkerbeetje. (Zie lekkerbeetje.) Voor een lief meisje zou men den droes zelfs onder de oogen zien. (Zie droes.) Vóór het oog en achter den rug is hij dezelfde man. (Zie man.) Vreemde oogen dwingen best (of: maken menschen). (Zie mensch.) Vrijsters mogen nimmer met geloof, oog of eer spelen. (Zie eer.) Vrouwen-handen hebben oogen: ze gelooven 't niet, of ze moeten 't zien. (Zie hand.) Vrouwen-rouw wordt klein geacht, Als 't eene oog weent en 't andre lacht.Ga naar voetnoot19 (Zie de Bijlage.) Vuistlook eten, dat de oogen overloopen. (Zie look.) | |
[pagina 145]
| |
Waar liefde, waar oog. (Zie liefde.) Waarom heeft hij zijne oogen niet opengedaan?Ga naar voetnoot1 Wat gedurig in het oog komt, vermaakt ons niet meer (of: dat is al gering). Wat het oog ziet, Bedriegt het hart niet. (Zie hart.) Wat in de oogen blinkt, bekoort. Wat ziet die rat fel uit hare oogen, zei stikziende Gijs, en hij zag een' mol kruipen. (Zie gijs.) Wat zijne oogen zien, maken zijne handen. (Zie hand.) Wees niet wijs in uwe eigene oogen.Ga naar voetnoot2 Werp eerst den balk uit uw eigen oog. (Zie balk.) Wie kan het keeren, zei Lourens, en hij kreeg een' bal in zijn oog. (Zie bal.) Wie kan oog en tong verzaden!Ga naar voetnoot3 Wien het leed doet, dien gaat een oog uit. (Zie leed.) Wie veinst, die is een loer; Oogluiken is heerenvoêr. (Zie heer.) Wie zijn het, die de schoonste oogen hebben: zijn het niet, die de liefde bezegeld heeft! (Zie liefde.) Wie zou zulk een' Goliath onder de oogen durven zien! (Zie goliath.) Wij moeten den vaak verre van onze oogen keeren.Ga naar voetnoot4 Wijs bij de luî (of: Mooi voor het oog), maar gek om een hoekje. (Zie gek.) Wil men alle dingen met goede oogen aanzien, dan moet men staag door de vingeren kijken. (Zie ding.) Zeere oogen maken er meer.Ga naar voetnoot5 Zie nu goed uit uwe oogen.Ga naar voetnoot6 Ziet gij zelf niet uit uwe oogen, uwe dingen beteekenen niets. (Zie ding.) Zij heeft oogen als oordjes pottekens.Ga naar voetnoot7 Zijne oogen met straatsteenen droogen.Ga naar voetnoot8 (Zie de Bijlage.) Zijne oogen uitkijken. Zijne oogen verklaren. Zijne oogen wasschen met laauw water.Ga naar voetnoot9 Zij werpen elkander oogjes toe. Zoo lang als mijne oogen open staan, en ik ademtogt in 't lijf heb. (Zie adem.) Zoo raakt poesje het oog uit. Zoo 't wijf met de oogen gluurt, en met haar gangen draait, Is 't wonder, zoo ze niet met andrer garen naait. (Zie gang.) Zoo ver men met oogen zien kan.
De wereld is vol haken en oogen. (Zie haak.) Het is door het oog van des snijders schaar getrokken; daar trekt wel meer door.Ga naar voetnoot10 Het is door het oog van eene naald gekropen. (Zie naald.) Om dat lapje geen dief, zei meester Eéndarm, en hij haalde eene broek door het oog van de schaar. (Zie broek.)
Daar is geen oog vet op.Ga naar voetnoot11
Het is tegen twaalf (of: honderd) oogen gedobbeld.Ga naar voetnoot12 Hier ook elf oogen.Ga naar voetnoot13 Hij gooit met twee dobbelsteenen dertien oogen. (Zie dobbelsteen.) Hij heeft honderd oogen.Ga naar voetnoot14 Hij werpt (of: smijt) hooge oogen. Zeven oogen, kramers kans. (Zie kans.) | |
Oogenblik.Een oogenblik dwalen, geeft een bitter leven. (Zie leven.) Een oogenblik staans verlet veel-gewonnen.Ga naar voetnoot15 Hij ligt hem alle oogenblikken op de leden. (Zie lid.) In één' oogenblik kan er zooveel scheuren, dat men 't in een jaar niet weder zal kunnen lappen. (Zie jaar.) | |
Oogmerk.Kan hij met de leeuwenhuid zijn oogmerk niet bereiken, dan doet hij het vossen vel aun. (Zie huid.) Men ziet aan het werk ieders oogmerk. | |
Oogst.Als de oogst niet goed is, zaai toch (of: zaai weder).Ga naar voetnoot16 De eerste regen van den oogst verjaagt den most. (Zie most.) De nalezing moet niet beter zijn dan de oogst. (Zie nalezing.) De zon in den oogst bedriegt de meisjes in den hof. (Zie hof.) Die zijnen oogst laat voorbijgaan, betreurt zijne dwaasheid. (Zie dwaasheid.) Een landman, die maar alleen tarwe zaait, ziet zijnen oogst dikwijls mislukken. (Zie landbouwer.) Eens wijzen mans oogst duurt het gansche jaar. (Zie jaar.) Het is nu zijn oogst (of: Hij is in zijn' oogst).Ga naar voetnoot17 Hij heeft zijnen oogst wel opgedaan.Ga naar voetnoot18 Hij slaat zijne zeissen in eens andermans koren (of: oogst). (Zie koren.) Ik heb een' rijken oogst in de schuur, zei de vrijer; maar hij wist niet, waar ze stond. In den haveroogst zijn de hoenders doof. (Zie haver.) In den oogst is het goed oogsten.Ga naar voetnoot19 In den oogst werkt jong en oud. (Zie jong.) Korte takken, lange wijnoogst.Ga naar voetnoot20 (Zie de Bijlage.) Men moet van geene rozen droomen, Als de oogst is gekomen. Ongezaaid koren maakt een' ongewissen oogst. (Zie koren.) Spade oogst duurt lang. Valt de eerste sneeuw op een' nat geregenden grond, zoo kan de oogst gering zijn; valt zij op een' bevroren bodem, zoo kan de oogst goed worden. (Zie bodem.) Van eenen natten oogst kwam nooit dure tijd.Ga naar voetnoot21 Vergader graan in uwe schuren: De oogst zal toch niet eeuwig duren. (Zie graan.) Wie in den oogst slaapt, die leeft ter schande.Ga naar voetnoot22 | |
[pagina 146]
| |
Wie in den oogst slaapt, die slaapt op zijne kosten. (Zie kosten.) Zoo 't regent op Medardus-dag, mag men voor een' weeken oogst vreezen. (Zie dag.) Zulke oogst is kranke troost.Ga naar voetnoot1 | |
Ooi.Aan het lammeren ziet men, wat ooijen vol geweest zijn.Ga naar voetnoot2 [Dat wil zeggen: het zal later wel uitkomen, wat er van de zaak is. wanneer men zal ontwaren, dat men met valsche beloften is om den tuin gelcid. Als eerst de ooijen zullen gelammerd hebben, kan men hare vrucht beoordeelen.] Daar zal eene ooi lammen.Ga naar voetnoot3 [Het zijn daar groote beloften, die niet verwezentlijkt zullen worden. Wat ervan komt, is toch nog maar een schaap.] Een jong ooi en een oude ram Geeft binnen 't jaar een lam. (Zie jaar.) 't Gebeurt wel, dat een kale ram Omtrent een ruige ooije kwam.Ga naar voetnoot4 Gehoornde ooijevaârs met vier pooten klimmen zoo hoog niet. (Zie horen.) Het is wel eene slechte kudde, daar de ooi de bel draagt. (Zie bel.) | |
Ooijevaar.Als hij een paar roode kousen aan de beenen en eene pijp lak in den mond had, geleek hij juist een' ooijevaar. (Zie beenen.) Daar kikkers zijn, zijn ook ooijevaars. (Zie kikvorsch.) Daar komt de ooijevaar. [Dat wil zeggen: het is een sloköp; hij neemt alles meê. ‘De ooievaar,’ zegt bilderdijk, in zijne Aant. op hooft, iii. bl. 156, ‘werd toen op de vischmarkt gehouden, om het grom en afval te eten; gelijk sedert eenige jaren op nieuw ingevoerd is.’] Dat is een schoon pagadetje, zei de Engelschman, en hij zag een' ooijevaar in het veld loopen. (Zie engelschman.) Dat zijn geene praatjes van den ooijevaar. Eéne zwaluw (of: Eén ooijevaar) maakt geen' zomer.Ga naar voetnoot5 (Zie de Bijlage.) Eén ooijevaar geeft meer dan zeven pimpeltjes. Ga in den naam des kievits, dan besch.... de ooijevaars u niet. (Zie kievit.) Gelukkig, als de ooijevaar u toevliegt. (Zie gelukkig.) Het is een ooijevaarsstorm.Ga naar voetnoot6 [Men zegt dit van een' sterken wind in het voor- en najaar, omdat de ooijevaars in zulk weder hunne togten ondernemen.] Hie tutior, zei de ooijevaar, en hij zat op de kerk. (Zie kerk.) Hij eet als een ooijevaar.Ga naar voetnoot7 Hij heeft een' hals als een ooijevaar. (Zie hals.) Hij heeft ooijevaars beenen. (Zie beenen.) Hij is als de ooijevaar, die den troep niet volgen kon, en alleen achterbleef. Hij is erop gebeten als een ooijevaar op een' kikvorsch. (Zie kikvorsch.) Hij leeft hier in godsvrucht, even alsof de ooijevaars het geheele jaar door op het dak zaten. (Zie dak.) Hij staat daar als een verkouden ooijevaar aan den waterkant. (Zie kant.) In dezelfde weide zoekt de os gras, de windhond een' haas, en de ooijevaar een' kikvorsch. (Zie gras.) Men ziet geene kraaijen met ooijevaars vliegen. (Zie kraai.) Op Sint Pieters banden Trekken de ooijevaars naar der landen. (Zie band.) Vrede best, zei de kikker tegen den ooijevaar. (Zie kikvorsch.) Waar de ooijevaars nestelen, sterven geene kraamvrouwen. (Zie kraamvrouw.) Waar de ooijevaars weggaan, komt er ruzie in de kerk. (Zie kerk.) | |
Ool.Gij zijt te Ool nog niet over.Ga naar voetnoot8 [Dat is: gij zult in uw voornemen, om ons te schaden, niet slagen. De ons toegebragte hulp is sterker dan de middelen, die gij in uwe hand hebt. Het spreekwoord is het gezegde, dat de veerschipper den Spaanschen ruiters toeriep, die prins willem van oranje in zijne vlugt naar Duitschland nazetteden. De prins werd in de veerpont gelukkig te Ool, aan de overzijde van de Maas, gebragt, waarop de schipper de pont deed zinken, om alle vervolging dáár voor den oogenblik onmogelijk te maken.] | |
Oom.Daar lag oom Kool. (Zie koolen.) Dat is eene omgekeerde klok, zei Michiel oom, en hij zag een' stamper in den vijzel staan. (Zie klok.) Dat is een streek van oom Kool. (Zie koolen.) Eerst oom en dan ooms kinderen. (Zie kind.) Het is bij Jan oom. (Zie jan.) Het mogt hem niet beter gaan, al ware onze Heer zijn oom. (Zie heer.) Het zijn breede dingen, zei Jan oom, en hij zag drie schollen in een' schotel liggen. (Zie ding.) Hij heeft geen bed, om bij Jan oom te verzetten. (Zie bed.) Hij heeft Klaas oom bij het slipje. (Zie klaas.) Hij is een lastige oom. [Die man is niet gemakkelijk te voldoen.] Hij mag met de ooms meêgaan. Hij wil met de ooms meêdoen. Hij zit daar als oom Kool. (Zie koolen.) Je kunt wel denken, dat de koning je oom is. (Zie koning.) Ik heb wel een voorstel, maar geene propositie, zei Jan oom. (Zie jan.) Lieve Huibert-oom! moest gij op uwen ouden dag nog sterven! (Zie dag.) Mijn oom mag gaarne zijne ingebrande pijp met een zwavelstokje weêr op de regte wijze brengen, zei Jochem. (Zie jochem.) Oude moeijen Doen 't goed groeijen; Maar oude | |
[pagina 147]
| |
oomen Zijn maar droomen. (Zie droom.) Steek op zeven kaarsen: mijn lieve oom is gekomen. (Zie kaars.) Toevallig mijn oom.Ga naar voetnoot1 (Zie de Bijlage.) Zij steekt haren buik uit, zei Jan, als de mosterdpot van mijn' oom Klaas. (Zie buik.) | |
Oor.Al had een ezel ook drie ooren, Zoo kon hij nogtans niet veel hooren. (Zie ezel.) Alles was oor. Als er van ons gesproken wordt, tuiten ons de ooren (of: Het regteroor tuit).Ga naar voetnoot2 Als hij lacht, dan is het kermis achter zijne ooren. (Zie kermis.) Arrige aures Pamphile, zei de boer tegen zijn paard; Want de ooren stonden hem even eens gelijk de staart. (Zie boer.) Daar leent hij zijn oor wel aan.Ga naar voetnoot3 Dat is een schielijke overtogt, zei de vos, en ze trokken hem het vel over de ooren.Ga naar voetnoot4 Dat is naar de nieuwste mode, zei Geurt, en hij vereerde zijn wijf twee oesterschelpen, om er een paar oorlappen van te maken. (Zie geurt.) De bosschen hebben ooren, en de velden oogen. (Zie bosch.) De drank is goed, zei Goosen de tapijtwever, en hij lag tot over zijne ooren in het slijk. (Zie drank.) De eene ezel heet den anderen langoor. (Zie ezel.) De eene hond bijt den anderen in het oor. (Zie hond.) De muren hebben ooren. (Zie muur.) De onwetendheid is een zacht oorkussen. (Zie kussen.) De ooren jeuken hem. [Hij is onrustig van begeerte naar nieuws.] De ooren staan hem te vast.Ga naar voetnoot5 De vaak is het oorkussen van de vermoeidheid. (Zie kussen.) De vink, die op het oorkussen zingt, vermag veel. (Zie kussen.) De volle buidel vindt gehoor, De lêge klinkt niet in het oor. (Zie buidel.) Die een ezel geboren is, behoudt zijne ooren. (Zie ezel.) Die een man van één oor is, zijn oordeel hangt aan een' dunnen draad. (Zie draad.) Die eens een ezel wordt, gaat altijd met lange ooren. (Zie ezel.) Die mooi wil wezen, moet pijn lijden, zei de meid, en zij spelde hare muts aan de ooren vast. (Zie meid.) Die ooren leent, krijgt tongen weêrom.Ga naar voetnoot6 Die ooren zouden beter aan een' gek passen. (Zie gek.) Die 't hoofd ligt steekt in alle gaten, Kan er ook ligt zijne ooren laten. (Zie gaten.) Dikoorige lieden hooren wel. (Zie lieden.) Een bediende moet met ezelsooren luisteren. (Zie bediende.) Een edelman zonder schulden is als een ezel zonder ooren. (Zie edelman.) Eene deugdzame vrouw heeft ooren noch oogen. (Zie oog.) Een' ezel kent men aan zijne ooren. (Zie ezel.) Een hongerige (of: ledige) buik heeft geene ooren (of: luistert niet, ook wel: Er helpt geene reden voor een' hongerigen buik). (Zie buik.) Een luiaard (of: Ledigheid) is des duivels oorkussen. (Zie duivel.) Eén ooggetuige is geloofwaardiger dan tien oorgetuigen. (Zie getuige.) Een prins moet twee gelijke ooren hebben.Ga naar voetnoot7 Een twistziek mensch krijgt altijd op zijne ooren. (Zie mensch.) Een twistzoekende hond loopt meest met gescheurde ooren (of: Bitse honden krijgen hakkelige ooren). (Zie hond.) Eer het paard zijn oor lekt.Ga naar voetnoot8 Ezels schouderen, varkens muil, koopmans ooren. (Zie ezel.) Gij hebt dunne ooren.Ga naar voetnoot9 Gij zult lang met mij moeten spotten, eer gij mij een oor afspot.Ga naar voetnoot10 Hebben u de ooren niet getuit?Ga naar voetnoot11 Heb geene ooren, Om 't kwaad te hooren. (Zie kwaad.) Heeren (of: Schouten) hebben veel ooren en oogen. (Zie heer.) Het is een ongelijke twist: zoenen en ooren afsnijden, zei het meisje. (Zie meisje.) Het is een ongerust hoofd, dat nijdige ooren draagt. (Zie hoofd.) Het is het varken aan de ooren getrokken.Ga naar voetnoot12 [Daar het varken altijd den tegenovergestelden weg gaat, als waar men 't hebben wil, zoo bezigt men dit spreekwoord, wanneer men iemand, door hem tegen te spreken, gelegenheid geeft tot averegtsche handelingen.] Het is ooren- en pootjes-dag. (Zie dag.) Het is wijn van één oor.Ga naar voetnoot13 Het kalf is op een oor na gevild. (Zie kalf.) Het klinkt niet in zijne ooren. Het varken is op een oor na gewasschen. Hetzij voor mannen of voor vrouwen: Beter naar 't oor dan 't oog te trouwen. (Zie man.) Hij bijt (of: blaast) het hem in het oor.Ga naar voetnoot14 Hij haalt (of: trekt) hem de huid (of: het vel) over de ooren. (Zie huid.) Hij heeft den duivel een oorafgeleend. (Zie duivel.) Hij heeft den wolf bij de ooren, en weet niet, hoe hij hem zal vasthouden of loslaten.Ga naar voetnoot15 Hij heeft dikke ooren.Ga naar voetnoot16 [Dat wil zeggen: hij is traag van bevatting. Is iemand integendeel terstond gereed in de toepassing eener zaak, dan zegt men tot hem: Gij hebt dunne ooren.] Hij heeft Dirk aan het oor geslagen. (Zie dirk.) | |
[pagina 148]
| |
Hij heeft eene luis (of: vloo) in het oor. (Zie luis.) Hij heeft eene sneê in zijn oor.Ga naar voetnoot1 [Die geteekend is met eene sneê in zijn oor, zoowel als hij, die dat teeken door den neus of het gezigt kreeg, is in den slag geweest. Zijn vijand zat in 't glas, en heeft hem overwonnen: van daar zijne kwetsuren.] Hij heeft er geene ooren naar.Ga naar voetnoot2 Hij heeft ezelsooren als Midas. (Zie ezel.) Hij heeft hem de ooren gewasschen.Ga naar voetnoot3 Hij heeft het achter zijne ooren geschreven. Hij heeft katoen in de ooren. (Zie katoen.) Hij heeft mij de ooren betooverd. Hij heeft spek gegeten; daarom zit hem het zwoord achter (of: in) de ooren.Ga naar voetnoot4 (Zie de Bijlage.) Hij heeft tandpijn achter de ooren. Hij heeft ze achter de ooren.Ga naar voetnoot5 Hij is doof aan dat oor (of: Hij speelt den doove). (Zie doof.) Hij is er beter afgekomen dan Trijn van Hamburg: die verloor er beide ooren bij. [In de Navorscher, vi. bl. 94, zegt de Heer a.j. van der aa omtrent dit spreekwoord: ‘trijn peters, eene zeer beruchte diefegge, geboren te Maassluis, gaf zich uit, van Bruinsbetel, bij Hamburg, geboortig te zijn, en was daarom meer bekend onder den naam van trijn van hamburg. In het laatste vonnis, te haren laste, leest men: dat zij één en twintig malen in hechtenis was geweest, acht malen, uithoofde van zwangerschap, van pijnlijke ligchaamsstraf verschoond, doch met eenen strop om den hals aan de galg ten toon gesteld, onderscheidene malen bovendien gegeeseld, vijf malen gebrandmerkt, en den 14 October 1612 beide hare ooren afgesneden. Waarna zij eindelijk op den 30 December 1617 haar zoo misdadig leven te Amsterdam aan de galg eindigde, terwijl haar doode ligchaam weder aan de Volewijk aan de galg werd opgehangen. Men zie voorts over haar: j. koning, Lijfstraffel. Regtsoefening te Amsterdam, bl. 31 en 117-129.’ In hetzelfde tijdschrift, vii. bl. 107, spreekt jacobus van eene andere ‘catarina peters (vermeld in Mr. e.d. rink, Beschr. van Tiel, Bijvoegsels, bl. 70), die den 15den. November 1656 te Tiel werd geapprehendeerd, waarop zij verclaart, van Hamburg van daam te zijn, en naijster van haar handwerk, 9 weken alhier in het land geweest te zijn, ende, doen zij 20 jaren oud was, met een getrouwt man doorgegaan te zijn, tot Lubeck in apprehensie genomen te zijn, ende aldaar gegeselt, gebrandmerkt ende een oor afgesneden te wesen, tot Hamborgh ook een brandmerk gecregen te hebben, van gelijke te Dantzich, omdat van gestolene goed mede genoten hadde; ook nu verleden saturdach tot Gorcum gegeselt en gebrandmerkt, omdat sij aldaer een hoet met een hembd gestolen hadde; bekent bij jenneke splenters omtrent 6 à 7 pont gaarns gestolen te hebben. Zij werd daarop te Tiel met drie roeden gegeeseld, en voor haer leven lanck uijt de stadt Tyel ende Sandtwijck gebannen.’] Hij is ervan gehard, alsof hij met een' vaatdoek om de ooren was geslagen. (Zie gehard.) Hij is gelukkig, die twee ooren heeft, welke openen en sluiten kunnen. (Zie gelukkig.) Hij is heel achter zijne ooren.Ga naar voetnoot6 Hij is hoorende doof (of: doof aan het oor, daar hij niet hooren wil). (Zie doof.) Hij is met een' natten zak in de ooren gesmeten. Hij is nog nat (of: nog niet droog) achter de ooren.Ga naar voetnoot7 Hij kan wel mooi fluiten; maar hij heeft ze dik achter de ooren. Hij kan zijne ooren schudden, dat ze klappen.Ga naar voetnoot8 [Tuinman denkt in dit spreekwoord aan ‘langgeoorde honden, die de bytende vliegen of iets diergelyks afschudden en afslingeren;’ maar weet niet, ‘hoe dat toepasselyk is.’ v. Eijk spreekt van ‘trek- of lastdieren, bijzonder paarden en ezels.’ ‘Men ziet,’ zoo zegt hij verder, ‘al zeer dikwijls, dat zij, zoodra zij uit het gareel of draagzetel zijn, frisch de ooren schudden, die dan, naarmate zij lang zijn, klappen.’ Ook mulder denkt aan ‘de lastdieren, die, wanneer zij uitgespannen zijn, den kop schudden.’ Het spreekwoord wordt toegepast op menschen, die niets ten hunnen laste hebben, en zich daarom aan de kwaadsprekers niet storen. Zij behoeven ook aan de babbelzucht geen oor te leenen; maar kunnen zich op hunne handelingen beroepen, en allen laster afschudden. Dit kan dus wel van de dieren, welke dan ook, overgenomen zijn. Het klappen der ooren, zou ik meenen, dat er ter versterking wordt bijgevoegd, om de bewustheid der onschuld des te sterker te doen uitkomen. Bilderdijk zegt, dat men hier eene ‘spottende vervalsching van de echte spreekwijze heeft, dus verdraaid, om gelach te verwekken,’ en roept verwonderd uit: ‘Wat ooren toch zouden dit zijn!’ Maar moet men dan alles eigentlijk opvatten? ‘Het ware zeggen is,’ zoo gaat bilderdijk voort: ‘Ik kan of ik mag de ooren schudden, dat niet anders is dan het hoofd schudden, en dus, neen zeggen, wat zy (ook) klappen. Quicquid dicant homines.’ Het komt mij echter voor, dat dit spreekwoord zich, zonder dat men aan vervalsching te denken hebbe, vrij natuurlijk laat verklaren.] Hij kijkt, of hem eene luis in het oor gebeten had. (Zie luis.) Hij krabt zich achter de ooren. Hij laat de ooren hangen.Ga naar voetnoot9 Hij laat het zijnen dooven ooren maar aanhooren.Ga naar voetnoot10 Hij leent hem een gewillig oor. Hij legt er zijne ooren op te weeken.Ga naar voetnoot11 [Dat is: hij luistert met aandacht. Hij spitst zijne ooren als een haas, heeft alzoo dezelfde beteekenis.] Hij ligt op één oor.Ga naar voetnoot12 | |
[pagina 149]
| |
Hij luistert (of: hoort toe) met beide ooren.Ga naar voetnoot1 Hij melkt de ooren, Van die hem hooren.Ga naar voetnoot2 Hij scherpt zijne ooren. Hij slaat builen met oorkussens. (Zie buil.) Hij slaat zijn paard met den haverzak om de ooren. (Zie haver.) Hij snijdt op als eene kat met één oor. (Zie kat.) Hij spint u katoen uit de ooren. (Zie katoen.) Hij spitst zijne ooren als een haas. (Zie haas.) Hij steekt de ooren op (of: naar omhoog).Ga naar voetnoot3 Hij trekt zijne ooren in.Ga naar voetnoot4 Hij vergeet als een ezel achter zijne ooren. (Zie ezel.) Hij vindt een toegenegen oor.Ga naar voetnoot5 Hij vond aandachtige ooren. Hij vouwt daar zijn oor in. Hij vrijt Trui met één oor.Ga naar voetnoot6 [Dat wil zeggen: 't is een drinkebroêr. Hij bemint de wijnkan, en heeft daarop zijne zinnen gezet.] Hij weet er geene ooren aan te naaijen. Hij weet, wat de koning der koningin in het oor heeft geluisterd. (Zie koning.) Hij wil hem een paar ooren aannaaijen. Hij zal mij de ooren nog van het hoofd eten. (Zie hoofd.) Hij zet zijne ooren wijd open.Ga naar voetnoot7 Hij zit tot de ooren in het vet.Ga naar voetnoot8 Hij zit tot over de ooren in de schulden.Ga naar voetnoot9 Hij zit tot over de ooren in het geld. (Zie geld.) Hij zit tot over de ooren in het werk. Hij zou iemand wel ooren aan zijn hoofd klappen. (Zie hoofd.) Hij zou zich laten kortooren.Ga naar voetnoot10 [Hij is zoo zeker van de zaak, dat hij er de ooren onder zou durven verpanden.] Hij zou zijne ooren nog vergeten (of: t'huis laten), indien ze niet vast zaten. (Zie huis.) Hoe zal hem dat in de ooren klinken!Ga naar voetnoot11 Iemand aan de ooren lellen.Ga naar voetnoot12 Iemand alles aan het oor hangen. Iemand bij de ooren (ook wel: den kop, of: de keel) krijgen. (Zie keel.) Iemand bij het oor leiden. Iemand de ooren warm maken. Iemand het hoofd (of: den neus) tusschen twee ooren zetten. (Zie hoofd.) Iemand het oor verscheuren. [Iemand door wanklanken onaangenaam aandoen.] Iemand iets in het oor luisteren. Iemand lansooren zetten (of: maken). (Zie lans.) Iemand met de ooren aanzien. [Men zegt dit, wanneer er geene goede gezindheid bestaat.] Iemands ooren kittelen. Iemands oor hebben. [In zijne gunst staan.] Iemand wat om de ooren geven. Iets in het oor knoopen.Ga naar voetnoot13 Je weet wel, Lijsje! dat als oud smeer in de vlam staat, het licht in de pijp brandt, zei de oude, en hij wilde het oorijzertje bij de meid verzetten. (Zie ijzer.) Ik ga naar de oude wet, zei Meeuwes de Kwaker, en hij had kort haar en lange ooren. (Zie haar.) Ik geloof, dat gij eelt voor de ooren hebt. (Zie eelt.) Ik geloof, dat u de ooren gevoerd zijn.Ga naar voetnoot14 [De gevoerde ooren zijn door eelt of zwoord zoo hard geworden, dat ze voor geene raadgevingen meer genaakbaar zijn. Men geeft hier dus hetzelfde te kennen als door de spreekwoorden: Hij heeft spek gegeten; daarom zit hem het zwoord achter (of: in) de ooren, en Ik geloof, dat gij eelt voor de ooren hebt. Men wijst er op de dooven, die niet hooren willen.] Ik heb het met mijne ooren gehoord.Ga naar voetnoot15 Ik kan er geene enden of ooren aan vinden. (Zie einde.) Ik laat mij geene ooren aannaaijen: ik heb er zelf twee, die goed zijn.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Ik moet u de ooren eens schrapen.Ga naar voetnoot17 [Dat is: ik zal u noodzaken, om wat beter toe te hooren, en daarom het eelt of zwoord u van de ooren schrapen, opdat alle hindernis zij weggenomen.] Ik moet u eens in het oor knijpen.Ga naar voetnoot18 Ik wind dat kluwen achter de ooren. (Zie kluwen.) Ik zal het hem zoo zeggen, dat hem de beide ooren zullen tuiten.Ga naar voetnoot19 In eens anders ooren is te snijden als in eenen vilten hoed. (Zie hoed.) Kittelende ooren hebben gaarne vreemde kwakken. (Zie kwak.) Kleine muizen hebben groote ooren. (Zie muis.) Kleine potjes (of: keteltjes) hebben ooren; Kunnen ze niet veel zien, ze kunnen toch veel hooren. (Zie ketel.) Kwaad op kwaad en eenen steen voor het oorkussen. (Zie kussen.) Laat ons moedig handelen, oogen en ooren toedoen, en niet versagen. (Zie oog.) Lange ooren, korte tongen.Ga naar voetnoot20 [Men moet toeluisteren met uitgestrekte ooren, en alleen mededeeling doen, van 'tgeen elk een weten mag.] Meester, scheer zacht, zei dronken Goris, en daar was een varken, dat hem achter het oor likte. (Zie goris.) Men kan van een varkensoor geene fluweelen beurs maken. (Zie beurs.) Men vindt menigen ezel zonder lange ooren. (Zie ezel.) Men weet niet, of men hem bij de ooren of bij den staart heeft. Mijne ooren zijn geen paar, indien een zwijn een stom dier is. (Zie dier.) | |
[pagina 150]
| |
Mijn oor hangt ernaar. Onbesneden van ooren en harte, gelijk Judas. (Zie hart.) Practica est multiplex! zei de duivel, en hij sneed een' boer de ooren af, en gebruikte het vel tot achterlappen voor zijne schoenen. (Zie boer.) Snij mij den neus af, en blaas mij dan in de ooren. (Zie neus.) Taaije ooren van 't konijn Toonen, dat het oud moet zijn. (Zie konijn.) Tel den regter geld, Zoo is zijn oor ontsteld. (Zie geld.) Trouw naar het oor, en niet naar het oog. (Zie oog.) Tuit, tuit: 't Een oor in en 't ander uit.Ga naar voetnoot1 Voor den slag van de tong is het schild van de ooren goed.Ga naar voetnoot2 Voor doove ooren prêken. Voor klinkende munt heeft ieder open ooren. (Zie munt.) Voor zotte (of: vuile) woorden doove ooren.Ga naar voetnoot3 Vrouwen-ooren hebben gaarne smeekenden galm van strijkende monden. (Zie galm.) Was er geen regt, wij aten elkander de ooren van het hoofd. (Zie hoofd.) Wie prêken wil hooren, Die sla een kwaad wijf aan de ooren; Hij geve haar vrij een' goeden slag, Zoo hoort hij prêken al den dag. (Zie dag.) Woorden zijn goed voedsel voor de ooren, maar de buik heeft er niet aan. (Zie buik.) Ze zitten ermeê als twee honden, die den wolf elk bij een oor hebben gepakt. (Zie hond.) Zij hangen elk een' stuurman aan het oor. Zijne ooren worden met laauw water gevuld. Zijne ooren zijn rood (of: warm) geworden.Ga naar voetnoot4 Zijn gek hoofd staat tusschen twee lange ooren. (Zie hoofd.)
Als de zak vol is, zoo regt hij zijne ooren.Ga naar voetnoot5 (Zie de Bijlage.) Dat is door het oor van eene turfmand ingefluisterd. (Zie mand.) Dat is een pot met twee ooren. [Men zegt dit van een' heer, die met twee dames gearmd gaat.] Dat is een pot zonder ooren. [Dat wil zeggen: er is geen houvast aan die zaak. Men zegt dit, als iets niet behoorlijk verklaard of opgehelderd wordt.] Een pot heeft twee ooren. [Eene zaak kan van twee kanten worden aangepakt.] Grijp het potje bij de ooren.Ga naar voetnoot6 Het is keurige muziek door het oor van eene turfmand. (Zie mand.) Hij maakt potten met ooren. Hij vat den pot bij (of: aan) het verkeerde oor. Hij weet het oortje van het pannetje niet te vatten. | |
Oordeel.Daar kan geen oordeel boven oordeel gaan.Ga naar voetnoot7 Dat is een opregt oordeel.Ga naar voetnoot8 Denk op het oordeel, Daar niemand zal hebben voordeel.Ga naar voetnoot9 (Zie de Bijlage.) [In het laatste oordeel zal niemand den andere worden voorgetrokken.] Die een man van één oor is, zijn oordeel hangt aan een' dunnen draad. (Zie draad.) Een verkeerd oordeel geldt niet voor regt.Ga naar voetnoot10 (Zie de Bijlage.) Een zot is terstond met zijn oordeel klaar. Het is een leven als een oordeel. (Zie leven.) Vele zaken der wereld zijn gemeenlijk, zoo de oordeelen besluiten.Ga naar voetnoot11 Wat niemand kan, Daar geev' ook niemand oordeel van.Ga naar voetnoot12 (Zie de Bijlage.) Zijn oordeel is door den bolworm ontsteld. | |
Oordje.Dat is leelijk (of: bitter) goed: - geef mij nog voor een oordje (of: vier duitjes). (Zie duit.) Die geboren is onder eene duit-planeet, zal nimmer meester van een oordje worden. (Zie duit.) Eenen duit gezocht en een oordje verloren. (Zie duit.) Een ruiter zonder paard, Een krijgsman zonder zwaard, Een vrijer zonder baard - Zijn geen zeven oordjes waard. (Zie baard.) Het is geen oordje waard. Het is het zoo goed waard, als een ei een oordje. (Zie ei.) Hij is oordje-dood. (Zie doode.) Hij kijkt, of hij zijn zondags (of: laatste) oordje versnoept had.Ga naar voetnoot13 Hij komt ook nog een' duit in het zakje leggen, om er een oordje weêr uit te halen. (Zie duit.) Hij ligt daar voor een oordje t'huis. (Zie huis.) Hij waagt er zijn laatste oordje aan.Ga naar voetnoot14 Hij zou er zijn zondags oordje voor uitgeven. Hij zou zijne oordjes wel driemaal omkeeren.Ga naar voetnoot15 Ik zal het maar laten bij die twaalf min een oordje. Klappen zijn geen oordjes.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) Laat uw stuiver vier oordjes zijn. Men zou hem zijn laatste oordje (of: zijn' geldbuidel) te bewaren geven. (Zie buidel.) Verkoop eens eene koe, zonder een half oord in 't gelag te geven! (Zie gelag.) Zij heeft oogen als oordjes pottekens. (Zie oog.) | |
Oorinbaar.Het is een regte oorinbaar.Ga naar voetnoot17 [Winschooten teekent hierbij aan: ‘Oorinbaar beteekend op sijn Oostindies, het geen wij een groentje noemen, dat is soo een, die gants onbedreeven is.’] | |
Oorlof.De penningen hebben altijd de muts in de hand, om oorlof te nemen. (Zie hand.) Eens oorlof gegeven is een bevel tot tweemaal wederom komen. (Zie bevel.) Heb oorlof stroozak: ik heb een bed verkregen. (Zie bed.) Men absolveert wel, waartoe men geen oorlof heeft.Ga naar voetnoot18 (Zie de Bijlage.) | |
[pagina 151]
| |
Met oorlof neem ik dat naar mij toe (of: neem ik wel al uw goed). (Zie goed.) | |
Oorlog.Dat beduidt oorlog of brand. (Zie brand.) Dat gelijkt wel het jong van zijne moêr, zei de mof, en hij zag een' hoeker achter een oorlogschip liggen. (Zie hoeker.) Dat is een oorlog, dien wijfen kind beschreijen zullen. (Zie kind.) Dat is een staande oorlog, die niet te verzoenen is.Ga naar voetnoot1 Dat zijn de vruchten van den oorlog.Ga naar voetnoot2 Dat zijn kloeke boonstaken, zei Julfus, en hij zag de masten van een oorlogschip. (Zie boon.) De beste oorlog, die men voert, Is als men zijne lusten snoert. (Zie lust.) De eerlijkste oorlog wordt tegen den wellust gevoerd.Ga naar voetnoot3 De oorlog baart groot ongemak. (Zie ongemak.) De oorlog is een scherpe geesel. (Zie geesel.) De oorlog voedt den oorlog. De penningen maken den oorlog.Ga naar voetnoot4 De treffelijkste exploiten van den oorlog geschieden, met den vijand te voorkomen. (Zie exploit.) De uitkomst van den oorlog hangt aan den Heer. (Zie heer.) Die den vrede wil, moet zich ten oorlog toerusten. Drie dingen moet men niet aan- of afraden, zei de wijsgeer: naar het beloofde land te trekken, een huwelijk aan te gaan, en oorlog te beginnen. (Zie ding.) Een oorlog is spoediger begonnen dan geëindigd. Het is er oorlog. Het is zijne schuld niet, dat de oorlog zoo lang duurt. Het moet wel eene groote spinnekop geweest zijn, die dat web gesponnen heeft, zei de mof, en hij examineerde het touwwerk op een oorlogschip. (Zie mof.) Ik vaar voor stuurman ten oorlog, zei bootsman Jan, en hij voer voor korporaal op een Krooswijker schuitje. (Zie bootsman.) In den oorlog is wel aangerend half gevochten. In den oorlog mist men maar eens.Ga naar voetnoot5 In den oorlog, zoo als in den oorlog. Is dat een oorlog, dan geve God, dat hij lang duurt. (Zie god.) Niemendal op een oorlogschip. (Zie niemendal.) Om dien oorlog zal wijf noch kind schrejen. (Zie kind.) Onder den helm dagvaardt men den oorlog. (Zie helm.) Op krijgs- en oorlogszaken Is nimmer staat te maken. (Zie krijg.) Tot dien oorlog behoeft men geene scheiders.Ga naar voetnoot6 Van doodelijke oorlogen maakt men wel vrede.Ga naar voetnoot7 't Volk, dat tot oorlog is genegen, Is met zich zelf in rust verlegen. Vrede gedijt, Oorlog verslijt. Wijsheid en voorzigtigheid is beter dan alle instrumenten van oorlog. (Zie instrument.) | |
Oorzaak.De dood moet eene oorzaak hebben. (Zie dood.) De mensch is oorzaak van zijn kwaad. (Zie kwaad.) De onkundige is oorzaak van zijn eigen ongemak. (Zie ongemak.) De tong is oorzaak van veel kwaad. (Zie kwaad.) De wolf vindt ligt eene oorzaak, waarom hij het lam eet. (Zie lam.) Die het goede ziet, en het kwade neemt, is zelf oorzaak zijner schade. (Zie goede.) Die luister is oorzaak van groote pijn. (Zie luister.) Een oude hond bast niet zonder oorzaak. (Zie hond.) Geene uitwerking zonder oorzaak. Gelijke oorzaken, gelijke gevolgen. (Zie gevolg.) Het varken, al te wel gevoed, Geeft oorzaak, dat men 't slagten moet. Hij is er de oorzaak van.Ga naar voetnoot8 Ledigheid is de oorzaak van veel zonden. (Zie ledigheid.) Niets is zonder oorzaak.Ga naar voetnoot9 Pais is oorzaak van alle vreugde.Ga naar voetnoot10 | |
Oosten.De oostenwind, Een koningskind. (Zie kind.) Hij weet nog niet, waar Oost is.Ga naar voetnoot11 Kal ik van het Oosten, hij kalt van het Westen.Ga naar voetnoot12 Oost heeft geen' nood: Hij waait zich dood. (Zie nood.) Oost, West: t' Hnis best. (Zie huis.) Tranen van vrouwen, 't hinken van honden en de oostenwind duren geene drie dagen. (Zie dag.) Zij wist wel, waar Oost diende te liggen. Zoek vreugd, staat, rijkdom, Oost en West, Uw ziele weldoen is u 't best.Ga naar voetnoot13 | |
Oosterhout.Eerst eten, zeggen die van Oosterhout. [‘Aanleiding tot dit spreekwoord,’ zoo leest men in het Navorschers Bijblad, 1855, bl. xxii, ‘moet de volgende gebeurtenis gegeven hebben. Te Oosterhout zoude iemand geregt worden; maar dewijl men minder vlug dan gewoonlijk daarmede te werk ging, was het etensuur geslagen, waarom men besloot, de teregtstelling tot na den middag op te schorten. Toen men echter tot de uitvoering van het vonnis wilde overgaan, was de schuldige verdwenen, en werd te vergeefs gezocht. Van daar wordt dit spreekwoord toegepast op iemand, die, meenende nog iets eerder te kunnen verrigten, voor eene andere zaak te laat komt.’] Hij is naar Oosterhout. [Men bezigt dit te Breda voor een middagslaapje nemen. De ware oorzaak van dit spreekwoord is mij onbekend. Dat het zou zamenhangen met de anekdote, bij het vorige spreekwoord vermeld, is te gezocht: het bedrijf, dáár vermeld, was wel wat slaperig; maar het betrof toch eigentlijk het eten. Mogelijk ligt de grond van het spreekwoord in de mindere levendigheid, die in de stad Oosterhout gevonden wordt, sedert de straatweg van Breda naar den Moerdijk voltooid is; waarbij men dan niet uit het oog moet verliezen, dat het te Breda als | |
[pagina 152]
| |
spreekwoord geldt. Het waarschijnlijkst echter is, dat men alleen aan eene naburige plaats te denken hebbe, waarheen men den uiltjes-knapper of -vanger laat reizen; althans men zegt, in denzelfden zin, te Zutphen: Hij gaat naar Gorssel, te Vollenhoven: Hij is naar Meppel geweest, en te Gorinchem: Hij gaat naar Heusden.] | |
Oost-Indië.Dat is eene Oost-Indische reis. Dat smaakt Oostersch. [Men zegt dit van visch of vleesch, met een' ransigen smaak. Zie snellaert, in het Belg. Museum, 1844, bl. 188.] Die aan het stuur zit, moet geen onbevaren man zijn, die nooit buiten Duins geweest is: hij moet ter dege weten, waar Oost en West ligt. (Zie duins.) Het is als Oost-Indisch geld: het komt niet aan den derden man. (Zie geld.) Hij gaat naar Oost-Indië, om eene kous te maken. (Zie kous.) Hij heeft een' goeden aap uit Oost-Indië medegenomen. (Zie aap.) Hij is karsvers uit Oost-Indië gekomen. Hij is Oost-Indisch doof. (Zie doof.) Hij ziet op geen' aap, als hij uit Oost-Indië komt. (Zie aap.) Naar de Oost is de wereld nog niet uit. Oost-Indië is in ééne reize niet bezeild. Oost-Indië zal zijn voorland zijn. (Zie land.) Rijk Oost-Indië: een schip met eene witte vlag. Uit het Oosten en Westen worden al zijne schappraaijen gevuld.Ga naar voetnoot1 Wel zuster, gij zijt oud geworden, zei Kees de Oost-Indië-vaarder, en hij had haar in geene zeventig jaren gezien. (Zie jaar.) | |
Ootje.Hij is (of: Men neemt hem) in het ootje.Ga naar voetnoot2 [Het is den jongens om de knikkers te doen, die in het ootje geplaatst zijn. Even als de knikkers, wordt iemand in een gezelschap door de overigen, die zich met hem vermaken willen, tot het doel gesteld, waarop zij mikken.] | |
Ootmoed.Berouw en ootmoed is gramschaps boete. (Zie berouw.) Ootmoed gaat vóór wijsheid.Ga naar voetnoot3 Ootmoed leidt tot den hemel, maar hoovaardij brengt in de hel. (Zie hel.) | |
Opbeuring.De menschen komen met woorden van opbeuring, maar met harten zonder deelneming. (Zie deelneming.) | |
Opening.Heeft men een open gevonden, de duivel vindt er straks eene spie toe. (Zie duivel.) Hij ziet zijn open.Ga naar voetnoot4 Iemand eene opening toonen (of: geven).Ga naar voetnoot5 Ik zie (of: vind) eene opening.Ga naar voetnoot6 Men kan niet altijd een open vinden.Ga naar voetnoot7 | |
Opperhoofd.Die in vrede wil leven, late zijne vrouw het opperhoofd.Ga naar voetnoot9 Het is kwaad, zijn opperhoofd te slaan.Ga naar voetnoot10 Hij vergadert tegen zijn opperhoofd (of: tegen zijn' meester). (Zie meester.) | |
Opschrift.De pot heeft dikwijls wat anders in, dan 't opschrift meldt.Ga naar voetnoot12 Het opschrift van dien pot is goed.Ga naar voetnoot13 [Dit zegt men van iemand, die een blij gelaat vertoont.] Vergulde opschriften, stinkende waren.Ga naar voetnoot14 | |
Opspraak.Die voor de wereld spreekt of schrijft, blijft niet zonder opspraak.Ga naar voetnoot15 Komt de hond in opspraak, dan is hij dol. (Zie hond.) | |
Opterekker.Het is een optrekker.Ga naar voetnoot16 [Men zegt dit van iemand, die zijn hart ophaalt aan de wereldsche zaken.] | |
Opvoeding.Dat is dolle Trijn, die hare opvoeding bij de varkens gekregen heeft. Een mensch zonder opvoeding is een boom zonder vruchten. (Zie boom.) | |
[pagina 153]
| |
Hij gaf hem een' opzetter, dat hij Noordoost lag. (Zie noordoosten.) Iemand een opzetje geven.Ga naar voetnoot1 [Dat is: iemand vleijen. De spreekwijze is genomen van het opzetten of opstrijken der knevels met pomade.] Let op deze punten, zei knorrige Piet, en hij stak zijnen elleboog uit, om er eenen kakelenden boer een opzetje mede te geven. (Zie boer.) | |
Oranje.Hij is aangedaan voor het huis van Oranje. (Zie huis.) Hij kijkt van verre, gelijk de prins van Oranje.Ga naar voetnoot2 [Dit Kortrijksch spreekwoord ziet op willem van oranje, die in Duitschland de vervolgingen van alva was ontweken.] Neem hem op je rug, en roep er Oranje meê. [Men heeft hier, even als bij het spreekwoord: Hij is aangedaan voor het huis van Oranje, gewis aan een' Patriotschen oorsprong te denken.] Oranje boven! Oranje in 't hart, zei de boer, en hij stak eene gele peen op zijn' hoed. (Zie boer.)
Den rouwmantel afleggen, en de oranjevlag uitsteken. (Zie mantel.) Oranje-zeegroen, gelijk den kok zijn baard. (Zie baard.)
Goede magen hebben geen oranje-sop of zure sausen van doen. (Zie maag.) Zij passen bij malkander als een stront bij eene oranjeschil.Ga naar voetnoot3 | |
Ora-pro-nobis.Het ora-pro-nobis deugt niet.Ga naar voetnoot4 [Daar ora pro nobis beteekent bid voor ons, geeft men door deze spreekwijze te kennen, dat elk verpligt is voor zijne eigene zaken te zorgen.] | |
Orde.Dat is aan de orde van den dag. (Zie dag.) De echtestaat is de grootste orde, daar zoo menige bedroefde zuster in is. (Zie echtestaat.) Ga in de orde der Barrevoeters, dan hebt gij geene kousen noodig. (Zie barrevoeter.) Het was in dien tijd, dat de visschers aan de orde van den dag waren, en de slagers met de handen over elkander zaten. (Zie dag.) Hij behoort tot de orde der Barrevoeters. (Zie barrevoeter.) Men moet de orde bij hem halen. Niemand wil gaarne eene ridderorde op den rug hebben. Was houthouwen eene orde, men zou zooveel monniken niet vinden. (Zie hout.)
Alles in orde en niets op zijne plaats. Het spel is in orde. Men moet een huis kiezen, dat in orde is, en eene vrouw, die men naar zijne hand kan zetten. (Zie hand.) Orde in de hut. (Zie hut.) Orde is het halve voeder.Ga naar voetnoot5 Voer uwe orders uit, en doe kwalijk. Wanneer de rooster in orde is, dan zal de duivel niet op het kerkhof komen. (Zie duivel.) Zijn staand en loopend want in orde brengen.Ga naar voetnoot6 | |
Oremus.Al evenwel oremus, zei de pater.Ga naar voetnoot8 [Bij tuinman en de jager vindt men de kluchtvertelling medegedeeld, die aanleiding tot het spreekwoord gaf. Deze vertelling komt hierop neder: Pater en koster wedden met elkander, wie de meeste vrouwen in gunst had. De pater zou bij het intreden van elke zijner matressen in de kerk oremus zeggen, en de koster voor de zijnen het schelletje laten klinken, terwijl beiden tevens met schreefjes aanteekeningen zouden maken. Nadat zij daarmede eenigen tijd waren voortgegaan, en de kosters vrouw intreedt, roept de pater al weder oremus. Als de koster hem daarop herinnert, dat het zijne vrouw is, zegt hij: al evenwel oremus. Daarom gebruikt men dit spreekwoord, als men zijne partij niet vreest, en zijne meerderheid, bij tegenspraak, triomfantelijk uitroept.] Het is daar altijd oremus. [Dat wil zeggen: men is er voortdurend in twist. Oremus beteekent: laat ons bidden. Waar altijd zonden bedreven worden, daar is een aanhoudend gebed noodig.] Oremus, zei de bagijn, en zij vatte den pater bij zijn' neus. (Zie bagijn.) | |
Orgel.Als je boert, dan denken de varkens, dat je op het orgel speelt.Ga naar voetnoot9 Dat hoort de zog liever dan op het orgel spelen.Ga naar voetnoot10 Het aangezigt onder het orgel. (Zie aangezigt.) Het is een orgel, dat juist die wijzen geeft, welke men erop speelt. Het is een orgelist als zijne kous eene orgelpijp. (Zie kous.) Het orgel spelen vóór de mis. (Zie mis.) Hij blaast (of: treedt) daar het orgel. Hij heeft een' strot gelijk eene orgelpijp.Ga naar voetnoot11 | |
Orgelist.Het is een orgelist als zijne kous eene orgelpijp. (Zie kous.) Ik kan mij niet begrijpen, dat de orgelist weder beginnen kon, zei de oude vrouw, wij waren aan het laatste vers. | |
[pagina 154]
| |
en fel zeemonster, dat zelf de walvisschen beoorlogt en ombrengt, zo dat die alleen door vluchten weten te antkomen. Dat kan zomtyds de zee beroeren, en doen zieden. Hier na heet men een boosaardigen en gramstoorigen norskop een ork.’ Deze ork zal wel in eene menagerie te huis behooren, waar ook meerminnen en vliegende draken te zien zijn. Ork of urk, ook nork of nurk genoemd, voor knorrepot, komt bij de schrijvers der 17e. eeuw dikwijls voor.] | |
Orvietan.Wat dunk je van dien orvietan? vroeg dokter Flakbal, en hij vertoonde zijn' patiënt een papiertje met stront. (Zie dokter.) | |
Os.Als de os wild is, koppelt men hem. Als het lukt (of: wel wil), kalft de os.Ga naar voetnoot2 (Zie de Bijlage.) Bij de hoornen vangt (vat, of: bindt) men den os, - bij het woord den man. (Zie horen.) Dat is een klouwer van een' os. (Zie klouwer.) Dat is een os van een spel. [Een zoo sterk spel nl., dat het bijna niet te verliezen is.] Dat is kaf aan den os. (Zie kaf.) Dat zal zich wel schikken, zei de boer, en hij zat met zijn ossenkarretje in de hei. (Zie boer.) De bonte os heeft hem niet getreden.Ga naar voetnoot3 De een kalt van het varken, en de ander van den os.Ga naar voetnoot4 De os heeft eene goede vangst.Ga naar voetnoot5 De os is al in de kuip. (Zie kuip.) De os is vet (of: Het is een vette os). De oude os maakt regte voren.Ga naar voetnoot6 Die een' os koopt, behoeft geene koe te melken. (Zie koe.) Een edelman wast voor den krijg op, als een os voor de bijl. (Zie bijl.) Een landman spreekt het liefst van zijne ossen, een zeeman van zijne stormen. (Zie landbouwer.) Een os en een ezel dienen niet aan éénen ploeg. (Zie ezel.) Een vrouwenhaar trekt meer dan zeven paarden (of: dan honderd paar ossen). (Zie haar.) Er komen meer (of: zooveel) kalfsvellen dan (als) ossenhuiden ter markt. (Zie huid.) Gij zult den akker niet bewerken met een' os en een' ezel te zamen. (Zie akker.) Gij zult den dorschenden os niet muilbanden (of: den muil niet toebinden). (Zie muil.) Het doet den os toch altijd nog goed, als hij naast het koetje op den stal staat. (Zie koe.) Het gaat met hem als met de ossen van Susan. Het is, alsof er een os (of: aap) in den bijbel las. (Zie aap.) Het is den bok (of: os) gemolken. (Zie bok.) Het is een ongezouten os. Het is zotternij, den ploeg te spannen vóór de ossen.Ga naar voetnoot7 Het schort hem, daar men de ossen bolt.Ga naar voetnoot8 Het zijn gezeelde ossen. Hij bulkt als een os.Ga naar voetnoot9 Hij doet als de vleeschhouwers, die de ossen troetelen, als zij ze willen slagten. Hij gelijkt beter naar een' braven Deenschen os dan naar een' fatsoenlijk' mensch. (Zie denemarken.) Hij heeft den os aan het gras gebonden. (Zie gras.) Hij heeft hem geraakt op de plaats, daar men de ossen bolt.Ga naar voetnoot10 Hij heeft het grootste gelijk van de ossenmarkt; als hij er alleen op is, neemt hij de koeijenpooten tot getuigen. (Zie gelijkheid.) Hij heeft zelf een' os geslagt: hij behoeft uwe pensen niet.Ga naar voetnoot11 Hij is een Dordtenaar: hij heeft van den os gegeten. (Zie dordtenaar.) Hij is zoo dom als een os (schaap, of: varken).Ga naar voetnoot12 Hij kraauwt den os, waar hij hem bollen wil.Ga naar voetnoot13 Hij loopt als een os voor de bijl. (Zie bijl.) Hij loopt met ossenkniën. (Zie knie.) Hij slaapt als een os.Ga naar voetnoot14 Hij slacht den hond, die op het hooi lag: hij mogt het zelf niet, en wilde niet toelaten, dat de os het at. (Zie hond.) Hij spant de ossen achter den ploeg. Hij spreekt zoo verstandig als een bulhond, die een' os naar de keel vliegt. (Zie hond.) Hij springt van den os op den ezel. (Zie ezel.) Hij weet er zooveel van als een os van de muziek. (Zie muziek.) Hij wringt hem bij den staart, gelijk men de ossen doet. Hij zal dat kunnen omstooten, gelijk een Friesche os den toren van den heiligen Rombout met de hoornen zou kunnen doen. (Zie friesland.) Hij ziet eerder eene mug in de lucht, dan een' os op de aarde. (Zie aarde.) Hij ziet gelijk een os, die den slager ontloopen is.Ga naar voetnoot15 Ja, wel zeker, 't is te snood, Als de os den slager doodt.Ga naar voetnoot16 (Zie de Bijlage.) In dezelfde weide zoekt de os gras, de windhond een' haas, en de ooijevaar een' kikvorsch. (Zie gras.) Men brengt wel ligt een paard (of: een' os) te water; maar dwing het (hem) eens, om te zuipen!Ga naar voetnoot17 Men kan van een' os niet meer snijden dan een goed stuk vleesch. Met koeijen en ossen. (Zie koe.) Natuur trekt meer dan zeven paarden (of: ossen). (Zie natuur.) Neem een Brabandsch schaap, een' Gelderschen os, een Vlaamsch kapoen en eene Friesche koe. (Zie braband.) Noem je dat een propertje: het is een gat, of het er met eene ossenbijl in gehakt is. (Zie bijl.) Of al de os van 't ploegen zucht: Een ander krijgt de zoete vrucht.Ga naar voetnoot18 | |
[pagina 155]
| |
Wat weet de os van de noordstar! (Zie noordstar.) Zie wel toe: het is geen ossen-koop. (Zie koop.) Zij heeft den slag op den os te wachten. [Men zegt dit van eene hoog zwangere vrouw.] Zij komt op het ossenboek (of: gaat in de ossenweide). (Zie boek.) Zij loopen met ossen, en handelen in kalveren. (Zie kalf.) | |
Otter.Daar is een otter in het bolwerk. (Zie bolwerk.) De onschuldige moet de pap koelen, zei de otter, en hij verslond de visch. (Zie onschuldig.) Het is een regte otter. Hij heeft een' otter gevangen. Hij kan sch.... als een otter.Ga naar voetnoot1 Hij kijkt zoo scheel als een otter.Ga naar voetnoot2 Hij loopt als een otter met een' valhoed. (Zie hoed.) Hij werkt (of: zweet) als een otter.Ga naar voetnoot3 Hij zal den otter villen. Men zoekt op die wijze den otter te strikken.Ga naar voetnoot4 | |
Oud.Al is hij oud, daar smelt nog boter in zijn' mond. (Zie boter.) Als die oude geslagt wordt, zal er wel smeer uitkomen.Ga naar voetnoot6 Als hij oud is, wil hij zich beteren.Ga naar voetnoot7 Angst en vreeze doen den oude loopen. (Zie angst.) Beloven en houden Past jongen en ouden. (Zie jong.) Blijft den (of: der) jongen iets, Den (Der) ouden blijft niets. (Zie jong.) Blind, arm en oud is een Joden-vloek. (Zie arme.) Dat de jonge wist, en de oude kon: zij raakten aan den kost. (Zie jong.) Dat ik van de oude afhaal, is winst, zei de schipper, en hij spande zijne moeder voor de lijn. (Zie lijn.) Dat oud is, knort graag; - dat jong is, speelt graag. (Zie jong.) Dat zijn twee ouën, Die elkander klouwen.Ga naar voetnoot8 [Zij zijn aan elkander gewaagd.] De goede, vrome ouden Zal men zien te houden.Ga naar voetnoot9 De jongen kunnen, maar de ouden moeten sterven. (Zie jong.) De jongen verjagen de ouden. (Zie jong.) De jongen zal men leeren, De ouden eeren, De wijzen vragen, De zotten verdragen. (Zie jong.) De jongsten moeten voorgaan, als de oudsten ten grave gedragen worden. (Zie graf.) De naaste in den graad, De oudste op de straat, Mannen vóór vrouwen: Zullen 't leen behouën (of: Het naaste lijf, De man vóór 't wijf, De oudste op de straat: Komt het leen te baat). (Zie baat.) De nieuwen verbeteren de ouden niet. (Zie nieuw.) Der ouden raad, Der jongen daad, Der mannen moed Is altijd goed. (Zie daad.) Die jong ledig is, kan oud niet doen. (Zie jong.) Die jong spaart, lijdt oud geen gebrek. (Zie gebrek.) Die lang leeft, zal oud worden, en die oud wordt, veel hooren, zei vader Tiktak.Ga naar voetnoot10 Die oude dijt in zotheid.Ga naar voetnoot11 Die oud is, of ziek, of moê, Dien komt alleen het rusten toe. (Zie moede.) Een kind kan eer wat verdragen dan een oude. (Zie kind.) Er zijn weinig jongen, die het den ouden verbeteren zullen, zei de paap, en men vroeg hem, of hij van den nieuwen of ouden rijnschen wijn wilde drinken. (Zie jong.) Geef geen' raad aan de ouden, en zoek geene vlooijen in zwarte pelzen.Ga naar voetnoot12 Grooten heeren, vreemden en den ouden Pleegt men eene leugen voor goed te houden. (Zie heer.) Het is een oud-maak-nieuw. (Zie nieuw.) Het is kwaad, oud en arm te zijn. (Zie arme.) Het leen is voor den oudste; Het geld is voor den stoutste. (Zie geld.) Het vergramt den oude, dat men hem bij den baard trekt. (Zie baard.) Hij gedenkt drie jaar langer, dan hij oud is. (Zie jaar.) Hij is grijs, eer hij oud is. (Zie grijs.) Hij is oud van dagen; de kinderschoenen staan weêr voor hem klaar. (Zie dag.) Hij moet vroeg oud worden, die lang oud wil zijn.Ga naar voetnoot13 Hij weet niet regt, hoe oud hij is.Ga naar voetnoot14 Hoe ouder, hoe kariger. (Zie karig.) Hoe ouder, hoe zotter.Ga naar voetnoot15 Hoe ouder wij worden (of: Hoe langer wij leven), hoe wijzer wij handelen (of: hoe meer wij leeren).Ga naar voetnoot16 Je weet wel, Lijsje! dat als oud smeer in de vlam staat, het licht in de pijp brandt, zei de oude, en hij wilde het oorijzertje bij de meid verzetten. (Zie ijzer.) Ik ben niet oud, maar mij heugt al veel.Ga naar voetnoot17 In den oogst werkt jong en oud. (Zie jong.) Jong de moeders op den schoot trappen, en oud op het harte. (Zie hart.) Jong eene hoer, oud eene profetes. (Zie hoer.) Jong een heer, oud een boef. (Zie boef.) Jong gewend, oud gedaan. (Zie jong.) Jong met oud Dient niet getrouwd. (Zie jong.) Jong veel waken en oud veel slapen, doet zorgen maken. (Zie jong.) Krijgt gij de ouden, zoo hebt gij de jongen gewis. (Zie jong.) Men is nooit te oud, om te leeren (of: Zoo lang men leeft, leert men).Ga naar voetnoot18 (Zie de Bijlage.) Men mag de ouden ontloopen, maar niet ontraden.Ga naar voetnoot19 Met jongen ten krijg, met ouden ten raad. (Zie jong.) | |
[pagina 156]
| |
Niemand weet, wat komen zal: wie zag morgen? (of: Niemand zoo oud, die morgen zag). (Zie morgen.) Op blijde dagen malsche teugen, Kan 't hart van jong en oud verheugen. (Zie dag.) Slecht oud, slecht jong; slecht gewonden, slecht gesponnen. (Zie jong.) Spot met uw' ouder niet.Ga naar voetnoot1 Van één' dag er twee maken, zoo wordt men ligt oud. (Zie dag.) Volhouden Past jongen en ouden. (Zie jong.) Wie lang soep eet, wordt oud.Ga naar voetnoot2 Wilt gij lang leven, wees in tijds oud.Ga naar voetnoot3 Wilt gij niet oud worden, laat u jong hangen. (Zie jong.) Zoo de ouden pijpen, zingen de jongen. (Zie jong.) Zoo de ouden zongen, Piepen de jongen. (Zie jong.) Zorg niet, zoo wordt gij niet grijs (of: oud). (Zie grijs.)
Het oude wordt altijd geprezen.Ga naar voetnoot4 Hij beschouwt al 't oude zalig. Ik laat het bij het oude. Voor oud en nieuw betalen. (Zie nieuw.) Wat nieuws doet het oude vergeten. (Zie nieuw.) | |
Ouderdom.Aan den taaijen muil van het varken kent men zijnen ouderdom. (Zie muil.) Als de memorie vermindert door ouderdom, dan begint men weêr te kinderen. (Zie kind.) De jongheid wil niet, de ouderdom kan niet. (Zie jongheid.) De ouderdom grijst wel, maar wijst daarom nog niet. [Men wordt, met de jaren, wel grijzer, maar daarom altijd nog niet wijzer.] De ouderdom heeft zijn hoofd gebogen. (Zie hoofd.) De ouderdom is eene schennis.Ga naar voetnoot5 De ouderdom kan wel beter varen dan de jongheid. (Zie jongheid.) De ouderdom komt met gebreken. (Zie gebrek.) De ouderdom zal men eeren, al zou men ze ook met stokken slaan.Ga naar voetnoot6 Die in zijne jongheid wel leeft, vindt een' vrolijken ouderdom. (Zie jongheid.) Dien de ouderdom mishaagt, die moet zich maar jong laten opknoopen. (Zie jong.) Een luije of een dartle jeugd, Een ouderdom, die niet en deugt. (Zie jeugd.) Geen ding betert door ouderdom. (Zie ding.) Het is van ouderdom, dat de vogel niet meer zingt (of: zijnen zang laat).Ga naar voetnoot7 't Is door drinken noch door eten, Maar door ouderdom versleten.Ga naar voetnoot8 Kam en sporen van den haan Doen zijn' ouderdom verstaan. (Zie haan.) Laat hem maar tot mijnen ouderdom komen: het zal hem wel vergaan.Ga naar voetnoot9 Onlust maakt ouderdom. (Zie onlust.) Ouderdom, hoe zijt gij zoo veracht, daar elk u toch begeert?Ga naar voetnoot10 Ouderdom is ziekte genoeg.Ga naar voetnoot11 Ouderdom schaadt voor dwaasheid niet. (Zie dwaasheid.) Van ouderdom wo rdt niemand ijdel. (Zie ijdel.) Wat nieuws verfraait (of: verkwikt) het harte, en verjongt den ouderdom. (Zie hart.) | |
Ouders.De grootouders vergaren, de ouders verteren, en de klein kinderen verhongeren. (Zie grootouders.) Den kost van de kinders moeten de ouders bezuren, Maar het besteden hangt aan de geburen. (Zie buurman.) De ouders eten met de kinderen. (Zie kind.) Der kinderen eer is de kroon der ouderen. (Zie eer.) Die zich niet betert door zijner ouders roeden, die komt gemeenlijk aan de galg. (Zie galg.) Kindren, waart gij groot, Ouders, waart gij dood. (Zie kind.) Salomo zegt: als de ouders de roede sparen, dat hunne kinderen dan voor den duivel varen. (Zie duivel.) Van ouder tot ouder.Ga naar voetnoot12 (Zie de Bijlage.) Van wijze ouders komen wel zotte kinderen voort. (Zie kind.) Waar onze ouders het mede gedaan hebben, daar kunnen wij het ook mede doen. Waart gij mijn ouder niet.Ga naar voetnoot13 [Dit is een gezegde van iemand, die zich uit eerbied of vrees inhoudt.] Weelderige kinderen, treurige ouders. (Zie kind.) Wie op zijn ouders raad niet past, Die stelt zijn gangen naar den bast. (Zie bast.) Wie zijne ouders niet wil volgen, die moet den beul volgen, al doet hij het niet gaarne. (Zie beul.) | |
Oudheid.De oudheid wordt geprezen. De zotheid is het eenige ding, dat de jongheid vertraagt en de oudheid verjaagt. (Zie ding.) | |
Oven.Aanzien doet gedenken, sprak de man, en hij zette een' geschilderden oven op het venster. (Zie man.) Als de oven heet is, de mond heeft er gevoel van. (Zie gevoel.) Dat is eene bakkers proef, zei Govert, en hij dweilde den oven met eene oude pruik. (Zie bakker.) Dat is een onwinbaar kasteel, zei de boer, en hij stond voor een' kalkoven. (Zie boer.) Dat is met één vuur in den oven.Ga naar voetnoot14 De oven verwijt den schoorsteen, dat hij zwart is. De paal is door den overn gestoken.Ga naar voetnoot15 [De oven is onbruikbaar, als de paal erdoor gestoken is; daarom bezigt men dit spreekwoord van een' bakker, die zich zelven bedorven heeft. Even zoo zegt men van een' waard, wiens zaken slecht staan: De zeng is met den tap gaan loopen, en van een' soortgelijken schipper: De schipper heeft de kooi lek gevaren.] | |
[pagina 157]
| |
Die aan den eenen oven niet mag, ga tot den anderen.Ga naar voetnoot1 Die altijd met den laatsten oven bakken, het is zelden, dat zij goed brood t'huis krijgen. (Zie brood.) Die een hoofd van boter heeft, moet geen bakker worden (moet bij geen' oven komen, of: moet uit de branderij blijven). (Zie bakker.) Die zijn brood (of: zijne pasteijen) in den oven heeft, geef dien van uwen koek. (Zie brood.) Door het kwalijk in den oven schieten, wordt het brood scheef. (Zie brood.) Een oven, te heet gestookt, helpt de heele bakkerij in brand. (Zie bakkerij.) Heet brood, eer het in den oven is. (Zie brood.) Het brood is er al weêr in den oven geschoten. (Zie brood.) Het gaapt als een oven.Ga naar voetnoot2 [Bij tuinman leest men: ‘dat wil zeggen, de zaak blijkt openbaar.’ Ik hoorde het menigmaal van eene tastbare leugen bezigen.] Het gaat met één bakken door, als de oven aan 't heeten is. Het is met den laatsten oven gebakken. [Men bezigt dit van hem, die met alles den tijd heeft, en daarom ook altijd overal te laat komt. Neemt men de gevolgen mede in het spreekwoord op, dan zegt men: Die altijd met den laatsten oven bakken, het is zelden, dat zij goed brood t'huis krijgen.] Het is te vergeefs, tegen den oven te gapen (of: Hij moet wijd (of: lang) gapen, die den oven overgapen zal).Ga naar voetnoot3 (Zie de Bijlage.) Het is voor u, dat de oven geheet wordt.Ga naar voetnoot4 Het is zwarter dan de kagcheloven (of: schoorsteen). (Zie kagchel.) Het zal met ééne branding in den oven gaan. (Zie branding.) Hij begaat crimen laesae majestatis, die sneeuw achter den oven droogt, en het aan de lieden voor blom verkoopt. (Zie blom.) Hij had zich ook gaarne gewarmd; maar hij kon niet bij den oven komen.Ga naar voetnoot5 Hij heeft den oven doorgestoken.Ga naar voetnoot6 [Gelijk het spreekwoord: De paal is door den oven gestoken, meer bepaaldelijk op den bakker ziet, zoo duidt men hier meer algemeen een ieders verwarde zaken aan.] Hij is achter den oven opgevoed.Ga naar voetnoot7 [Dat is: hij weet van niets. Zijne moeder heeft hem als eene broeikastplant behandeld.] Hij is in een' heeten oven gebakken. Hij slacht den bakker, die het brood in den oven steekt, en er zelf buiten blijft. (Zie bakker.) Hij staat tegen een' oven te gapen. Hij steekt brood in een' kouden oven. (Zie brood.) Hij steekt een overspelig broodje in zijns buurmans huwelijks-oventje. (Zie brood.) Hij wil sneeuw in den oven bakken. Hij zet een' mond op als een oven. (Zie mond.) Hij ziet er uit, of hij den oven geblazen had. Hoe kan dat stinken: het komt versch uit den oven! Men kan niet te zamen ter oven en ter molen zijn. (Zie molen.) Niemand zoekt een ander in den oven, of hij is er zelf in geweest.Ga naar voetnoot8 (Zie de Bijlage.) Om wel te bakken, moet men den tijd waarnemen, dat de oven wat beslagen is.Ga naar voetnoot9 Op eenen heeten oven kan geen gras wassen. (Zie gras.) Oude lieden zullen hunne sterkte zoeken in de kannen, in weeke bedden en achter den oven. (Zie bed.) Tot een' kleinen oven heeft men weinig vuur noodig.Ga naar voetnoot10 Wat duurt er eeuwig, zei de metselaar; toen had hij, om de goedkoopte, een' oven van Friesche turf gemetseld. (Zie friesland.) Wat helpt een droog bundeltje brem in eenen heeten oven? (Zie brem.) Wat verwijt de vuurschop den pook, als ze beiden in den oven moeten!Ga naar voetnoot11 Weinig hout is genoeg voor een' kleinen oven. (Zie hout.) Wie in der haast den oven stookt, bakt gehorende brooden. (Zie brood.) Zij is op den oven gezet.Ga naar voetnoot12 [De oudere zuster nl. door de jongere. Men zegt dit, wanneer de jongere zuster in het huwelijk treedt, en de oudere ongehuwd achterlaat.] Zij rooken als kalkovens. (Zie kal.) | |
Overbeke.Al at je als Overbeke.Ga naar voetnoot14 [Aarnoud van overbeke, een Haagsch dichter en regtsgeleerde uit de 17e, eeuw, staat, gulziger gedachtenis, als een vraat van de eerste soort aangeschreven, en daarom worden de broeders uit dat gilde naar hem genoemd. Zie verder de jager.] | |
Overdaad.De deuren der herbergen sluiten spaarzaamheid uit, en laten overdaad binnen. (Zie deur.) De overdaad Doet geen kwaad. In overdaad valt geene garantie. (Zie garantie.) Overdaad Verdoet zak en zaad. Schaamte mijdt overdaad.Ga naar voetnoot15 Weelde zoekt overdaad, maar vindt eindelijk gebrek. (Zie gebrek.) | |
Overhaasting.Alle overhaasting is kwaad.Ga naar voetnoot17 Hij doet alles met overhaasting.Ga naar voetnoot18 | |
[pagina 158]
| |
Overhand.Hij is de sterkste, die de overhand heeft.Ga naar voetnoot1 Neemt gewoonte de overhand, Zoo gaat ze door 't gansche land. (Zie gewoonte.) | |
Overlast.Daar de vrouw gierig is, En de man bierig is, En de dochter oppast, Lijdt de meid overlast. (Zie dochter.) Overlast doet klagen.Ga naar voetnoot3 | |
Overleg.Alle ding met overleg (of: reden). (Zie ding.) Beloof met overleg, en vervul meer, dan gij beloofd hebt.Ga naar voetnoot4 Goed overleg is het halve werk (of: Is dat niet wel verzonnen), zei de broddelaar, en hij zette den lap naast het gat. (Zie broddelaar.) | |
Overloop.Hij slaapt op den overloop.Ga naar voetnoot6 Hij slaat met den staart tegen den overloop aan. | |
Overste.Begrepen, heer overste! Die eens den degen getrokken hebben tegen hunnen overheer, moeten de scheede wegwerpen. (Zie degen.) Die tegen zijn' overheer wil steken, is een zot.Ga naar voetnoot9 Misgeschoten, heer overste! | |
Overtogt.Dat is een schielijke overtogt, zei de vos, en ze trokken hem het vel over de ooren. (Zie oor.) | |
Overvloed.De overvloed baart walging.Ga naar voetnoot13 De overvloed Bederft 't gemoed. (Zie gemoed.) Genoeg is meer dan overvloed. (Zie genoeg.) Hebt gij maar geld en goed, Gij krijgt het al in overvloed. (Zie geld.) Het is de horen des overloeds. (Zie horen.) Overvloed hindert.Ga naar voetnoot14 Uit den overvloed des harten spreekt de mond. (Zie hart.) Voor dat ge uw geld kwijt zijt, vindt ge vrienden in overvloed. (Zie geld.) Wie werd gevoed Van overvloed? | |
|