Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2434. 1636 januari 10. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, Ick meen, dat een van uE. bryeven geïntercipieert is - 'twelck nyet vremd en waer - ofte onderwege is, want dye ick vandage van uE. ontfang, is eene alleen van den VIII DecemberGa naar voetnoot5, daer ick van mijn broederGa naar voetnoot6 schrijven heb van den XXIIenGa naar voetnoot7. Wij zijn in verlangen om DiderickGa naar voetnoot8 te zyen ende 't gunt hij mede sal brengen. Mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot9 blijft dese winter te Straelsond. Van mijn soonGa naar voetnoot10 heb ick advys, dat hij nae Lubeck ende soo voort nae Straelsond was gegaen. Van den landgraeffGa naar voetnoot11 heeft men hyer goede opinie. Dat uE. seyt, soo de Franchoysen wat eer soo breedt hadden gesproocken, dat de saecken in Duytschlant waeren te rechten geweest, dat is vooral waer in 't regard van den churfurst van BrandenburghGa naar voetnoot12, gelijck monsieur de St. ChaumontGa naar voetnoot13 nu erkent. Deselve is te Hamburgh, alwaer de heer cantsler den heer GrubbeGa naar voetnoot14 aen hem heeft gesonden, om te verstaen 't gunt hij nae de mondelinge conferentie heeft te openen. Mijnheer den cancelier heeft aen denselve monsieur de Chaumont geseyt, dat het hem wonder gaf, dat men van alle de opening van de vrede, plaets, tijd, personen, met mij nyet en hadde gesproocken. De cardinaelGa naar voetnoot15, soo ick hem dese dagen sprack, seyde met meerder confidentie | |
met mij te willen gaen, naedat hij mij geseyt hadde, dat de Fransche ambassadeurs, dye daer zijnGa naar voetnoot1, adviseren, dat mijne bryeven de saecke van Vrancrijck discureren als verloren ende staende op particuliere handeling. Ick seyde dye leugenen van PauwGa naar voetnoot2 ende ArsensGa naar voetnoot3 te comen, verhaelende oock van de gaazette van BruysselGa naar voetnoot4, daer Sijn Eminentie de particulariteyt al van wegh hadde. Maer als ick mij daerop verantwoorde ende toonde geen interesse mij aen te trecken dan van de croon van Sweden in den staet van de Vereenigde Provinciën nyet anders te wenschen, dan desselfs conservatie, om mijne vrunden wille, daerbij deducerende, dat wel te zyen was, wat affectie dye van Bruyssel mij droegen, dye door sulcx uytgeven mij sochten overal suspect te maecken, toonde uit woorden ende aensicht groot contentement seggende, dat hij mij sulcx geseyt hadde, tot een ... ale van zijn openharticheyt. Ick en versweegh nyet, dat ick oordeelde, al dit gewoel uyt ManliusGa naar voetnoot5 ende SpartacusGa naar voetnoot6 te comen; dat ick, soo men mij occasie gaf om dyenst te doen, liever met wercken, als met woorden sulcke calumniën wilde resfuteren. Daerbij vielen veel discoursen tot eere van mijnheer den cantzlier ende van den prins van OrangieGa naar voetnoot7 van 't gepasseerde tegen SaxenGa naar voetnoot8, van de situatie van Pomeren, van de apparente approbatie van het bestant in de Waersousche vergadering. Hij seyde oock, dat de tijdt in alle saecken, vooral in het oorlogh, veel leerde ende dat men eenige fauten, dye voor desen gecommitteert waeren, hyer naemaels soude beteren, ende leyde mij zeer verre uyt met groote demonstratie van vrundschap ende vertrouwen, alle 't welcke ick dyenstigh heb gevonden uE. te verwittigen. Mentz houden wij voor verloren. De cardinael de la ValetteGa naar voetnoot9 gaet om Colmaer ende Hagenouw te ontsetten. Van Hanou zijn verscheyde geruchten. Vyerduysent van de thyenduysent keyserschen zijn door de bergen van de catholycke Switsers nae Italiën gepasseert. De keyserGa naar voetnoot10 eyscht overal veel geld van de steden ende quelt de lutherschen zeer onvoorzichtelijck, soo mij dunckt, in Silesiën. Men spreeckt van een rijcxdagh ofte churfurstendagh tot Worms. Eenige galeyen zijn tot hulp gecomen den Spaignaerden, dye de twee eylanden in de Middellandsche ZeeGa naar voetnoot11 bewaeren. Straesburgh wil men seggen, dat uyt de handeling met den keyser is gescheyden, daer ick nochtans aen twijffel. Men seyt vijf duysent uyt den Poolsche dyenst haer aen den keyser hebbende gegeven, bij den Meyn zijn gearriveert ende dat BonninhausenGa naar voetnoot12 met GranaGa naar voetnoot13 gaet om de Sweden uyt Westfalen te lichten. Hyer loopt oock een onseeckere gerucht van de evasie van den maereschal HoornGa naar voetnoot14. God geve het waere mochte zijn. | |
Den marquys Doorlach BadeGa naar voetnoot1 licht hyer acht regimenten met 's conincxGa naar voetnoot2 gelt. EusebiusGa naar voetnoot3 seyt, dat tot StesichorusGa naar voetnoot4 geen apparentie en is ende dat CimonGa naar voetnoot5 verbonden is selff nae zijn sang nyet te hooren. Den man van VenetiGa naar voetnoot6 seyt, dat TulipaGa naar voetnoot7 wil, dat alles daer al zij als ten tijde van Justinus'Ga naar voetnoot8 ongeluck. Dat waer beter voor de LelyeGa naar voetnoot9 dan voor de LatouwGa naar voetnoot10. Ick bidde uE., dat bij CaesarGa naar voetnoot11 doch een eynde magh becomen werden. Ende dat ick mijne papieren, nyet alleen dye d'heer van DuvenvoordeGa naar voetnoot12 heeft wechgehaelt, maer oock dye tot mijnheer BasiusGa naar voetnoot13 geweest zijn, magh weder crijgen, als reden is. Den X Januarij XVI C XXXVI. Onse gebyedenisse aen alle de vrunden.
't Paralement laestmael aen den coning hebbende gesonden tot St. Germain, vraegde den coning: où est ce BignonGa naar voetnoot14? Ende, alsoo hij verstont, dat hij was geoccupeert in de Tournelle, seyde: hij heeft wel gedaen nyet te comen, soude anders quaelijck ontfangen zijn geweest. Ick hoop, hem nyet quaeds sal overcommen om sijn vrij spreecken tegen de venaliteyt van de officiën, 't welck de nuntius van de pausGa naar voetnoot15 hoorende seyde: Me pareche questo è advocato, non del stema del popolo, maer uyt de Chambre d'Enquestes, dye aldermeest haer geuytert heeft, zijn gevangen wechgevoert L'AisnéGa naar voetnoot16 ende FoucauGa naar voetnoot17 naer Angers, den president BarrillonGa naar voetnoot18 nae Saumur, SévérinGa naar voetnoot19 nae Clermont in Auvergne, AubonneGa naar voetnoot20, anders geseyt Le Febvre, nae Brest. UE. gelieve doch wel op zijn brieven te letten, alsoo ick geen brieff van uE. heb ontfangen nae dye van den 24 Nov.Ga naar voetnoot21 als dese van den 8 Dec.Ga naar voetnoot22. Verneemt ende laet weten al wat Manlius doet. | |
Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raet in den Hoogen Raet in Hollant in Den Hage. Port. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den X Ianu. 1636. |
|